• No results found

De beroepsopleiding en de bemiddelingsdiensten

In document 75 jaar RVA (pagina 38-44)

Op die manier is de arbeidsbemiddeling niets an-ders dan een officiële dienst waarvan de werkge-vers op hun zoektocht naar arbeidskrachten en de werknemers die op zoek zijn naar werk, kosteloos gebruik maken. De doelstelling is eenvoudig: vraag en aanbod zo snel mogelijk samenbrengen. Met als zichtbaar resultaat het wegnemen van een deel van de werkloosheid en het verhogen van de nati-onale productiemogelijkheden.

Iedere werknemer, ongeacht zijn leeftijd, geslacht of nationaliteit, kan zich als werkzoekende laten inschrijven bij één van de plaatsingsbureaus van het land. Daarenboven kunnen ook de werkgevers zich tot alle plaatsingsdiensten wenden om de werkaanvragen te consulteren. Bovendien voorziet art. 30 van het organiek besluit van de NDAW dat, om gevolg te geven aan de niet-voldane werkaan-biedingen, dagelijks tot compensatie moet worden overgegaan tussen naburige plaatsingsbureaus en één keer per week tussen alle bureaus van het land.

De programma’s van de bemiddelingsdiensten ver-eisen een zo volledig mogelijke kennis van de situ-atie op de arbeidsmarkt in iedere regio, per be-drijfstak. De NDAW hecht dus veel belang aan de invoering van een informatiesysteem dat statisti-sche gegevens en meer kwalitatieve inlichtingen samenvoegt. Zeer precies en volledig geïnformeerd zijn over de vacante werkaanbiedingen maakt het mogelijk om een regelende en steeds efficiëntere invloed uit te oefenen op het spel van vraag en aanbod. Door een nauwkeurige selectie bij het matchen van vraag en aanbod verzekert men een maximum aan garanties voor de werkgever en de werknemer.

De functies van de bemiddelingsdiensten beant-woorden eveneens aan een sociale bezorgdheid:

de zoektocht naar een nieuwe baan vergemakkelij-ken voor de werkloze, door verplaatsingen en on-nuttige sollicitaties te vermijden. De verplichte inschrijving als werkzoekende voor de uitkerings-gerechtigde werklozen draagt overigens bij tot de bescherming van het stelsel van de sociale zeker-heid tegen onrechtmatige uitkeringen.

Vanaf het einde van de XIXde eeuw trachten ver-schillende initiatieven Werkbeurzen te openen.

Ook komen verschillende organisaties voor ar-beidsbemiddeling tegen betaling tot ontwikkeling.

Na de oorlog van 14-18 moeten de provinciale Comités een werkbeurs oprichten in elke gemeente.

En in de jaren ’30 pleiten velen voor een nauwe coördinatie tussen arbeidsbemiddeling en werk-loosheidsverzekering.

De Diensten voor arbeidsbemiddeling en werkloos-heid worden opgericht bij het KB van 27 juli 1934 en vallen onder de bevoegdheid van enerzijds het Nationaal Crisisfonds en anderzijds het Ministerie van Arbeid en Sociale Voorzorg.

In België bestaat de oorspronkelijke functie van de tewerkstellingsdiensten van de verschillende in-stellingen die de RVA zijn voorafgegaan uit ar-beidsbemiddeling en dus uit het invullen van de vacant verklaarde betrekkingen. België respecteert dus de voorschriften van de overeenkomst van San Francisco die aan de ondertekenende staten de ver-plichting oplegt om een kosteloze openbare dienst op te richten voor de werkgelegenheid die de wer-ving en plaatsing van werknemers organiseert.

In het organiek besluit van de NDAW uit 1935 zijn de opdrachten duidelijk: alle maatregelen nemen voor de organisatie en de bevordering van de plaatsing en de herscholing van onvrijwillige werk-lozen door middel van een openbare bemidde-lings- en aanwervingsdienst. Van bij het begin is de hoofddoelstelling van de instelling dus de we-dertewerkstelling, indien nodig via herscholing;

daarna komt de betaling van de uitkeringen. De idee dat de belangrijkste prestatie van de sociale zekerheid inzake werkloosheid erin bestaat de werkloze werk te verschaffen, wordt herhaald in het Verslag over de Sociale zekerheid van H. Fuss en W. Leen uit 1951.

38

Historiek Historiek

39 38

Historiek Historiek

39

Parallel met de bemiddelingsactiviteiten hebben de opeenvolgende instellingen van werkloosheids-verzekering zich gebogen over het probleem van de herscholing of liever beroepsopleiding.

Het KB van 25 mei 1936, waarbij in het kader van de nieuwe NDAW de openbare arbeidsbemiddeling wordt georganiseerd, legt de eerste regels vast waarbij overheden een tegemoetkoming kunnen toekennen aan werklozen die een inspanning wil-len doen om zich te herschowil-len en hun wederte-werkstelling te vergemakkelijken door een stage te volgen. Bij KB van 16 januari 1939 wordt beslist dat aan de werklozen de verplichting kon worden opgelegd om een herscholing te volgen. Het orga-niek besluit van 26 mei 1945 benadrukt het belang dat moet worden gehecht aan de herscholing door haar te definiëren als één van de drie voornaamste opdrachten van de Rijksdienst.

Het doel van de beroepsopleiding is de werkzoe-kenden en de werknemers een beroepskwalificatie te laten verwerven. Een versneld systeem van om-scholing en herom-scholing is essentieel voor de

tech-nische ontwikkeling in de industrie. Het moet vooral om flexibiliteit gaan, om in staat te zijn om zo snel mogelijk te reageren op de voortdurende veranderingen in de opleidingsbehoeften. De RVA heeft dat aspect perfect begrepen en het paritair beheer van de instelling heeft daar zeker veel toe bijgedragen.

Terwijl de beroepsopleiding zich aanvankelijk vooral toelegt op beroepen uit de bouwnijverheid, wordt de herscholing vanaf 1952 veelzijdiger en wordt ze uitgebreid tot een reeks nieuwe beroepen uit de metaalbewerkende nijverheid, de confectie en het hotelbedrijf. Tussen 1945 en 1961 hebben ongeveer 30 000 werklozen een of andere vorm van herscholing beëindigd.

40

Vervolgens nemen de behoeftes inzake herscho-ling en omschoherscho-ling voor de werknemers van bedrij-ven toe en dus beperkt het voordeel van een oplei-ding zich niet langer tot werklozen. De KB’s van 24 maart 1961 betreffende enerzijds de versnelde be-roepsopleiding voor volwassenen en anderzijds de tegemoetkomingen in de uitgaven inherent aan de beroepsopleiding en de wederinstallatie van het door werkgevers aangeworven personeel met het oog op de oprichting, uitbreiding of overschake-ling van de ondernemingen schiepen voor de RVA uitgebreidere mogelijkheden voor de reorganisatie van zijn activiteiten ter zake. Er komt dan ook een regelmatig aanpassingsproces van de structuur op gang, van de personeelsformatie, van het defini-eren van de programma’s, van de aangeleerde technieken. Het geheel van de ontwikkeling en de uitvoering van de beroepsopleiding evolueert.

In de jaren ’60 wordt de rol van de tewerkstellings-diensten van de RVA geleidelijk uitgebreid door een actieve medewerking aan de regularisatie van de arbeidsmarkt.

Het is echter vooral sinds 1975, om het hoofd te bieden aan de economische stagnatie, aan de com-plexiteit van de economische en sociale verande-ringen en aan de afname van de werkgelegenheid, dat de kwalitatieve deelname van de tewerkstel-lingsdiensten aan de verbetering van de arbeids-markt, talrijke en gediversifieerde tussenkomsten heeft vereist, die naast elkaar bestaan en elkaar wederzijds versterken, en die zich tot specifieke categorieën van werklozen richten. Het gaat er im-mers om uiterst beweeglijke varianten van de ar-beidsmarkt gelijktijdig om te buigen: oplopend tekort aan werkgelegenheid, toename zonder voor-gaande van de jongerenwerkloosheid.

De volledige oriëntatie van het heraanpassings-proces wordt bepaald in functie van de volgende vragen: welke middelen ontwikkelen om niet-ge-kwalificeerde werknemers op korte termijn een vol-doende basiskennis te geven waarmee ze aan het werk kunnen? Welke middelen ontwikkelen om semi-gekwalificeerde en gekwalificeerde werkne-mers een betere professionele kennis te bezorgen waarmee ze vooruit kunnen in hun loopbaan?

Om een dynamisch en flexibel beleid te voeren worden verschillende aangepaste opleidingsmid-delen gekozen:

centra opgericht en beheerd door de Rijksdienst zelf;

centra opgericht met de medewerking van de ondernemingen;

individuele opleidingen in een onderneming of in een technische onderwijsinrichting;

opleiding in het Nationaal Centrum voor Pedago-gische Opleiding en Studies;

erkende centra.

De classificatie van de beroepen, het belangrijkste hulpmiddel voor de arbeidsbemiddeling, rangschikt de beroepen volgens de daaraan verbonden activi-teiten en hun fysieke en intellectuele vereisten zo-dat ze in families kunnen worden gegroepeerd om de professionele mobiliteit van arbeidskrachten te bevorderen. Een nomenclatuur en een monografie analyseren de verschillende beroepen, definiëren ze, kennen hen een codenummer toe, preciseren de aard van het beroep en de activiteiten die er-mee verbonden zijn, de gebruikelijke arbeidsom-standigheden alsook, bijvoorbeeld, de bijzondere vereisten in termen van vakmanschap.

Tot slot wordt er, om de bemiddelingsdiensten te helpen in hun beoordeling van de mogelijkheden tot herscholing van de werknemers, een psycho-technisch centrum opgericht. Vanaf 1957 worden er studies gewijd aan de organisatie en de werking van een medisch-psychotechnisch centrum. In april 1958, na gunstig advies van het beheersco-mité, bekrachtigt een KB officieel het bestaan van een medisch-psychotechnisch centrum dat in de buurt van het gewestelijk bureau van Brussel is ge-vestigd.

40

Historiek Historiek

41 40

Historiek Historiek

41

42

Historiek Historiek

43 42

Historiek Historiek

43

De psychologische diensten van de RVA stellen een diagnose over de intellectuele en psychomotori-sche vaardigheden, de beroepsinteresses en -aspi-raties, de motivatie, het karakter, het gedrag en de persoonlijkheid. Hierdoor kan de werkzoekende zijn keuze beter concretiseren en kan de werkgever de werknemer kiezen die het meest geschikt is. De opdracht van openbare dienst van de psychologi-sche centra en hun sociale doelstellingen passen dus in de algemene politiek van de RVA ten dienste van werkgevers en werkzoekenden.

Als voorbode van de toekomstige herstructurering voert het KB van 6 oktober 1978 dat op 1 januari 1979 in werking is getreden een “functionele” en administratieve splitsing in tussen de activiteiten van de Rijksdienst met betrekking tot tewerkstel-ling (de Subregionale Tewerksteltewerkstel-lingsdiensten/STD’s) en de activiteiten met betrekking tot de vergoe-ding van de werklozen (de gewestelijke werkloos-heidsbureaus/GWB’s).

Begin jaren ’80 vindt er een belangrijke staatsher-vorming plaats die het institutionele landschap van het land grondig hertekent. De daaruitvolgen-de administratieve hervormingen leidaaruitvolgen-den tot een splitsing van de opdrachten die tot dan toe aan de RVA waren toevertrouwd (bijzondere wet van 08.08.1980 en wet van 28.12.1984 tot afschaffing of herstructurering van sommige instellingen van openbaar nut). De arbeidsbemiddeling wordt over-gedragen naar de gewesten, de beroepsopleiding naar de gemeenschappen – naar nieuw opgerichte instellingen – terwijl werkloosheid een nationale bevoegdheid blijft exclusief voor de RVA.

42

Historiek Historiek

43 42

Historiek Historiek

43

Bronnen

50 jaar Sociale zekerheid … En daarna?

Bruylant, 1995.

Alles wat je altijd al wilde weten over de sociale zekerheid, juli 2009

Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid.

Sociale zekerheid getekend

Josse Van Steenberge en Nicole van Goethem Uitg. La Charte, 1996.

De Nationale Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Werkloosheid bestaat 25 jaar 1935-1960 Ministerie van Arbeid.

50 jaar RVA … 1935-1985.

RVA, Jaarverslagen 1934-1963.

De wet betreffende de sluiting van de ondernemingen

R. Deputter, K. Florizoone, C. Fréhis.

Uitg. Kluwer.

RVA - Structuur en historiek

Directie Statistieken-Studies-Informatie, 1984.

Les quatre organismes successivement en charge du chômage, du placement et de la formation professionnelle (vertaling: De vier instellingen die achtereenvolgens belast waren met de werk-loosheid, de arbeidsbemiddeling en de beroeps-opleiding).

Michèle Dubois, 2de licentie politieke en admi-nistratieve wetenschappen, ULB 1990-1991.

• De nieuwe instellingen zijn:

de VDAB, die instaat voor de arbeidsbemidde-ling en beroepsopleiding van werkzoekenden in het Vlaams Gewest;

de FOREM, die instaat voor de arbeidsbemidde-ling van werkzoekenden in het Waals Gewest en voor de beroepsopleiding in de Franstalige en Duitstalige Gemeenschap;

de BGDA/ORBEM, die enkel instaat voor op-drachten inzake arbeidsbemiddeling van werk-zoekenden in het Brussels Gewest;

de ADG die instaat voor de organisatie van de arbeidsbemiddeling van Duitstalige werkzoe-kenden in het Waals Gewest, alsook de beroeps-opleiding in de Duitstalige Gemeenschap, zal later een deel van de bevoegdheden van de FOREM overnemen voor de Duitstalige Gemeen-schap.

Op nationaal niveau behoudt de RVA zijn bevoegd-heden inzake beheer van de werkloosheidsverzeke-ring in ruime zin. Voornamelijk het toepassen van de werkloosheidsreglementering: toekennen van het recht, berekenen van de uitkering, controleren van de werkloosheid, verificatie van de uitgaven…

Maar ook brugpensioenen, onderbrekingsuitkerin-gen of de tegemoetkominonderbrekingsuitkerin-gen van het Fonds voor Sluiting van Ondernemingen, …

Op 1 maart 1989 is de definitieve herstructurering een feit.

44

Historiek Historiek

45 44

Historiek Historiek

45

Ministers van Arbeid

A. Delattre Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg 1935 – 1939

A. Wauters Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg 1939

A. Delfosse Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg 1939

A. Balthazar Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg 1939 – 1940

G. Joassart Onderstaatssecretaris voor Hulp aan Vluchtelingen,

Arbeid en Sociale Voorzorg 1942 – 1943

J. Bondas Onderstaatssecretaris voor Hulp aan Vluchtelingen,

Arbeid en Sociale Voorzorg 1943 – 1944

A. Van Acker Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg

Minister van Volksgezondheid (vanaf 12 december 1944) 1944 – 1945

L.-E. Troclet Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg 1945 – 1946

A. Van Acker Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg,

belast met de Coördinatie van het Economisch Beleid 1946

L.-E. Troclet Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg 1946 – 1949

O. Behogne Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg 1949 – 1950

G. Van Den Daele Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg 1950 – 1954

L.-E. Troclet Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg 1954 – 1958

L. Servais Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg 1958

O. Behogne Minister van Arbeid 1958 – 1960

Y. Urbain Minister van Tewerkstelling en Arbeid 1960 – 1961

L. Servais Minister van Tewerkstelling en Arbeid 1961 – 1968

L. Major Minister van Tewerkstelling en Arbeid 1968 – 1972

E. Glinne Minister van Tewerkstelling en Arbeid 1973 – 1974

A. Califice Minister van Tewerkstelling en Arbeid en van Waalse Aangelegenheden

Minister van Ruimtelijke Ordening en Huisvesting 1974 – 1977

G. Spitaels Minister van Tewerkstelling en Arbeid 1977 – 1979

R. De Wulf Minister van Tewerkstelling en Arbeid 1979 – 1981

M. Hansenne Minister van Tewerkstelling en Arbeid 1981 – 1988

L. Van Den Brande Minister van Tewerkstelling en Arbeid 1988 – 1992

M. Smet Minister van Tewerkstelling en Arbeid

belast met gelijke kansen voor mannen en vrouwen 1992 – 1999 L. Onkelinx Vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid 1999 – 2003

F. Vandenbroucke Minister van Werk en Pensioenen 2003 – 2004

F. Van Den Bossche Minister van Werk 2004 – 2005

P. Vanvelthoven Minister van Werk en Informatisering van de Staat 2005 – 2007

J. Piette Minister van Werk 2007 – 2008

J. Milquet Vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen 2008 – ...

In document 75 jaar RVA (pagina 38-44)