• No results found

Dataverzameling, -verwerking en –analyse

In document ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME (pagina 69-72)

5.4 Respondenten

De M.O.A leraren muziek en de KO3-studenten van de kleuteropleidingen van de pedagogische instituten vormen de theoretische populatie. Vanwege de toegankelijkheid en de factor tijd is de theoretische populatie afgebakend tot een operationele populatie, de pedagogische instituten te Paramaribo. Hieruit is een doelgerichte steekproef getrokken om de twee M.O.A leraren muziek – respectievelijk van het ACI en MPI – toe te wijzen. De leerresultaten voor het vakonderdeel “Maat & Ritme” (analyseonderzoek) zijn wel de bepalende factor geweest voor de doelgerichte steekproef. Aangezien het in dit onderzoek een quasi-experiment betreft, zijn de KO3-studenten (bestaande klassen) van genoemde instellingen aselect toegewezen aan de experimentele en de controlegroep (Thijs & Van den Akker, 2009). Hierbij wordt verondersteld dat de experimentele en controlegroep in principe van hetzelfde niveau zijn.

5.5 Dataverzameling, -verwerking en –analyse

5.5.1 Dataverzameling

Voor de dataverzameling worden verschillende instrumenten ingezet om kwantitatieve en kwalitatieve data te genereren waarmee de onderzoeksvragen en deelvragen beantwoord kunnen worden. De instrumenten die voor de kwalitatieve dataverzameling in aanmerking komen zijn learner report, focusgroep, logboek en interview.

Het learner report (zie Bijlage V) wordt na elke les afgenomen bij zowel de leraar als de studenten. In het learner report reflecteert de leraar op de leermomenten van het onderzoek (ontwerpproces, pretest, lessenserie, posttest), waardoor inzicht wordt verkregen in welke mate het onderzoek heeft bijgedragen aan de eigen professionele ontwikkeling. Met het learner report van de studenten, met sleutelvragen voor de reflectie, worden de individuele leerervaringen in kaart gebracht. De studenten geven aan wat zij hebben geleerd, waardoor de leereffecten (inzicht in leerdoelen en leerproces; verbeterde leerresultaten en ervaring met zelfstandig werken) gemeten kunnen worden wat belangrijk is voor de implementatie van de lessenserie. De genoemde nadelen van het learner report (§ 5.3) kunnen mogelijk in de focusgroep gecompenseerd worden.

De focusgroep is het groepsgesprek dat met een klein aantal studenten uit de experimentele groep na elke les wordt gevoerd (zie bijlage VI). Het voordeel hiervan is, dat in een kort tijdsbestek data wordt verkregen die mogelijk niet in het learner report is meegenomen. Groepsleden kunnen zich verbaal gemakkelijker uiten over hun leerervaringen.

60 Hierbij wordt wel gelet op de dominante rol die een student tijdens het gesprek kan innemen (Baarda, 2009).

Het logboek wordt door de onderzoeker gebruikt om de observatie te rapporteren: het klassenklimaat, de interactie tussen studenten onderling, de interactie tussen leraar en studenten, de organisatie van de les, de tijdsplanning en de gehanteerde werkvorm, de studentenactiviteiten (actief/passief). Relevante informatie die betrekking heeft op het gehele proces van de interventie wordt ook in het logboek vastgelegd. Dit zijn ondermeer de observaties tijdens elke les (zelfstandigheid, authenticiteit, samenwerking, scaffolding, spontane reflecties). Doordat de leraren zelf ook een logboek bijhouden (ontwerpproces, pretest, lessenserie, posttest), mag worden verondersteld dat zij bewust worden van de eigen opvattingen over hun functioneren, hun motivatie voor het beroep (lerarenopleider in het vak muziek) en de eigen ontwikkelbehoefte(n) in een nieuwe context (ontwerponderzoek), waarbij de effecten op het leergedrag van de studenten hun ook niet ontgaat.

Het interview dat van de leraar wordt afgenomen is complementair aan het eigen learner report en logboek. Het interview wordt als instrument gebruikt om meer informatie te verkrijgen over de mate van professionalisering. Dit zijn de veronderstelde nieuwe opvattingen van de leraren in hun rollen (als “educatief ontwerper”, “rolmodel”, “facilitator”, “assessor”) die zich tijdens het aanbieden lessen hebben ontwikkeld. Vanwege de programmering van de lessen op de pedagogische instituten, moest worden volstaan met korte feedbackgesprekken. Daarom is besloten de leraren kort na de posttest te interviewen. De kwantitatieve data van de pretest en posttest van de experimentele groep en controlegroep wordt verkregen uit de “Maat & Ritme Toets”; een nulmeting voor de vaststelling van de beginsituatie en een nameting voor de vaststelling van de opgetreden verandering(en) in de leerresultaten. De resultaten op de werkbladen worden voor het bepalen van de congruentie tussen de leerdoelen in van de lessenserie en wat de studenten, naar eigen zeggen, hebben geleerd, vergeleken met de learner reports. De resultaten hiervan worden ook gebruikt voor de onderbouwing van de conclusies.

5.5.2 Dataverwerking en data-analyse

De wijze van dataverwerking wordt bepaald door instrumenten waarmee de kwalitatieve en kwantitatieve data is verzameld.

De kwalitatieve data wordt gevormd door tekstbestanden – uitspraken van de respondenten die de empirische evidentie vormen – die we terug vinden in learner reports, focusgroepen, logboeken en transcripties van de interviews. Bij de analyse hiervan gaat het

61 om het systematisch interpreteren van teksten in het licht van de onderzoeksvragen en deelvragen. Deze teksten worden in betekenisvolle fragmenten opgedeeld waarbij elk fragment een code (label) krijgt op kenmerk, dimensie en lading. Hierbij wordt een combinatie van thematisch en open coderen gebruikt. Bij thematisch coderen worden vooraf vastgestelde labels gebruikt, dit is de deductieve methode (Baarda et al., 2009). De kernthema‟s van de learner reports en focusgroepen van de studenten zijn leerdoelen,

leerproces, leerresultaten, zelfstandig werken en de rubric. De kernthema‟s van de learner

reports, interviews en logboeken van de leraren hebben betrekking op de invulling van de vier rollen: “educatief ontwerper”, “rol model”, “facilitator” en “assessor”. Ter verduidelijking een voorbeeld. Een student schrijft het volgend. “Normaal moet je dingen uit

het hoofd leren, maar hier moet je toepassen wat je geleerd hebt.” Deze zin wordt omgezet in

één label: onthouden en toepassen (Kernthema: leerdoelen). De aangepaste “Taxonomie van Bloom” door Hanna (2007) dient hier als uitgangspunt voor het vaststellen van de kernthema‟s (zie Bijlage VII). In bijlage VIII zijn de verschillende kernthema‟s en de labels in tabellen overzichtelijk weergegeven.

Bij de verwerking wordt de kwalitatieve data per lesdag/per experimentele groep met elkaar vergeleken. Hierbij wordt nagegaan wat de leerervaringen van de studenten zijn en of er verandering is opgetreden in hun overtuigingen (beliefs) met betrekking tot de lessen “Maat & Ritme”. Op dezelfde wijze wordt nagegaan welke veranderingen zijn opgetreden in de opvattingen van de leraren over hun rollen. Het geheel aan kwalitatieve informatie wordt na analyse met de thick description toegankelijk gemaakt, door deze zo gedetailleerd en “levensecht” mogelijk te presenteren (Ponterotto, 2006).

De kwantitatieve data wordt gevormd uit de resultaten van de pretest en posttest en wordt met behulp T-toest in MS Excel 2010 berekend en volgens de APA-richtlijnen gerapporteerd (Hoofdstuk 6). De werkbladen van de pretest en posttest worden per student beoordeeld met de “Maat & Ritme Rubric”. Een voorbehoud hierbij is dat alleen de werkbladen van studenten die tenminste twee lessen hebben bijgewoond en aan beide testen hebben deelgenomen, worden gebruikt voor de data-analyse. De werkbladen van de experimentele groepen worden na elke les opgehaald en met de “Maat & Ritme Rubric” beoordeeld. De resultaten hiervan worden in een grafiek weergegeven (§ 6.2.1).

Op basis van de analyseresultaten (Hoofdstuk 6), vaststelling of de interventie (met ontwerp) de gewenste verbetering teweeg heeft gebracht, worden concrete antwoorden geformuleerd op de onderzoeksvraag die leiden tot conclusies (Hoofdstuk 7). De analyseresultaten worden aan de leraren (respondenten) voorgelegd om enerzijds de

62 betrokkenheid bij het onderzoek te behouden en anderzijds als memberchecking, controle door de leraren (respondenten) zelf (Baarda et al., 2009).

In document ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME (pagina 69-72)