• No results found

In België wordt voor iedere geïnterneerde geesteszieke crimineel een interneringsdossier opgesteld. Deze woordkeuze is niet helemaal passend: er zijn meerdere interneringsdossiers in omloop, allen verbonden aan het archief van een andere gerechtelijke instelling of een ander onderdeel van het interneringsproces.112 Dit wijst ofwel op een overmatig gebruik van de term ‘interneringsdossier’ ofwel op een vermenigvuldiging van ieder interneringsdossier dat opgesteld wordt tijdens het interneringsproces. Hoe dan ook blijkt uit het meermalig voorkomen van de term dat er meerdere, inhoudelijk verschillende interneringsdossiers in omloop zijn per geïnterneerde. Naast het veelvuldig voorkomende interneringsdossier worden ook andere dossiers opgesteld omtrent het interneren en het behandelen van geesteszieke criminelen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het elektronische medische dossier dat voor iedere gevangene en geïnterneerde in het Belgische rechtssysteem wordt opgesteld.113

2.2.1 Het interneringsdossier

Dat het toch het interneringsdossier moet zijn die vergelijkbaar is met het Nederlandse verpleegdedossier, is gebleken uit het Voorbereidend studiedossier van de archiefselectielijst

2008 van Paul Drossens. De daarin opgenomen beschrijving, van wat een interneringsdossier

is, komt namelijk grotendeels overeen met het verpleegdedossier: de uitvoerende kant van de internering van een individu wordt in dit dossier geregistreerd.114 Uit hetzelfde voorbereidend

studiedossier blijkt dat het interneringsdossier veel meer bevat dan alleen dat, ook de

documenten uit de beslissingsfase worden hierin ondergebracht. Deze fase komt grofweg overeen met wat er in het Nederlandse strafdossier geregistreerd zou worden; het Belgische interneringsdossier is daardoor een combinatie van de twee. Dit is overigens niet verwonderlijk:

112 Federale Overheidsdienst: Justitie, Selectielijst voor de archieven van de rechterlijke macht, (1 augustus 2017),

12, 27, 28, 54, 71 en 72.

Zo is er een onderdeel ‘interneringsdossiers’ terug te vinden bij de Kamer van Inbeschuldigingstelling (HB037), het Hof van Beroep (HB051), bij het onderdeel strafuitvoering (PG045 en PK078) en bij het onderdeel rechtsplegingsdossiers (COR008 en COR012).

113 Marleen Cardon, Toepassing van de patiëntenrechtenwet op gedetineerde en geïnterneerde personen,

Masterproef Universiteit Gent (2013), 82 – 83.

114 Paul Drossens, “Archief van de commissie tot bescherming van de maatschappij; voorbereidend studiedossier

van de archiefselectielijst 2008,” Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de provinciën, Archiefbeheersplannen

39 België kent geen gecombineerde straffen waardoor het apart opstellen van een strafdossier geen aantoonbaar nut heeft. De internering houdt immers in geen geval een straf in; het is altijd alleen een maatregel.115 Een ander aspect van de interneringsdossiers dat in het voorbereidend

studiedossier naar voren komt, is dat het interneringsdossier ondergebracht is bij verschillende

diensten en organisaties.116 Dat blijkt ook uit de Wet betreffende de internering uit 2014.117 In deze wet wordt de dossiervorming besproken binnen de context van de internering- het interneringsdossier. De route die dit dossier volgens de wettekst moet afleggen, brengt het dossier langs verschillende instanties en personen waarin telkens weer een nieuw onderdeel aan het dossier toegevoegd (kan) worden. Toch lijkt het dossier wettelijk gezien als één dossier te worden erkend.118 Het interneringsdossier komt onder andere langs het openbaar ministerie, de onderzoeks- of vonnisgerechten, het CBM (of dienst opvolger het KBM), de dienst strafuitvoering van het parket, het Hof van Cassatie en de justitiehuizen.119 Al deze diensten voegen dus niet alleen onderdelen toe aan het dossier alvorens het overgebracht wordt naar de volgende instantie, maar uit de selectielijsten blijkt ook dat zij een eigen versie van het dossier aan hun eigen archieven toe te voegen.

2.2.2 Inhoudelijke vereisten

Iedere betrokken instantie kan toevoegingen doen aan het interneringsdossier. Enkele van de mogelijke aanvullingen van het dossier zijn vastgelegd in de Wet betreffende de internering:

- Het vonnis of arrest tot internering; - Uiteenzetting feiten; - Uittreksel strafregister; - Verslagen deskundigenonderzoek; - Slachtofferfiches / slachtofferverklaringen; 120 115 Zie paragraaf 1.2. 116 Drossens, 27.

117 Wet betreffende de internering (2014): www.ejustice.just.fgov.be (geraadpleegd op 27 april 2019). 118 Wet betreffende de internering, (2014): www.ejustice.just.fgov.be (geraadpleegd op 27 april 2019).

119 Drossens, 26 – 27 en Artikel 29, lid 3 en Artikel 79, lid 2, Wet betreffende de internering, (2014):

www.ejustice.just.fgov.be (geraadpleegd op 27 april 2019).

120 Artikel 23, lid 3, Wet betreffende de internering, (2014): www.ejustice.just.fgov.be (geraadpleegd op 27 april

40 - Verslag van de psychosociale dienst van de gevangenis;

- Advies van de directeur of de hoofdgeneesheer van de inrichting;121

- Een recent multidisciplinair psychosociaal-psychiatrisch verslag.122

Het moet hieruit duidelijk zijn geworden dat wat wettelijke inhoud betreft, het interneringsdossier meer overeenkomt met het Nederlandse strafdossier en maar enkele overeenkomsten vertoond met het verpleegdedossier. Toch blijkt uit het Voorbereidend studiedossier van Paul Drossens dat de dossiers uit de archieven van verschillende partijen inhoudelijk veel verschillen. Zo schrijft hij expliciet over de CBM interneringsdossiers dat “de grote detailrijkdom van de dossiers […] gevormd in het kader van toepassing van een specifieke, complexe en soms ook gecontesteerde wetgeving.”123 Daarnaast stelt hij dat op het

niveau van justitiehuizen, welke verantwoordelijk zijn voor het voorkomen van recidive via nazorg, dat hun interneringsdossiers gegevens bevatten “inzake de opvolging en begeleiding van de geïnterneerden” waaronder verslagen van maatschappelijke onderzoeken en psychiatrische verslagen vallen. Deze interneringsdossiers worden echter niet bewaard, omdat de dossiers van het CBM wel al worden bewaard, zo schrijft Paul Drossens.124 Hieruit blijkt dat deze interneringsdossiers meer informatie bevatten dan alleen datgeen wat in de Wet betreffende de internering verplicht is gesteld, aangezien deze als inhoudelijk equivalent wordt

Deze onderdelen worden door het openbaar ministerie samengevoegd tot één dossier, waardoor zij aan het begin liggen van het interneringsdossier. Deze onderdelen hebben de meeste overeenkomsten met het Nederlandse strafdossier.

121 Artikel 23, lid 3, Wet betreffende de internering, (2014): www.ejustice.just.fgov.be (geraadpleegd op 27 april

2019).

Hier begint de transitie te ontstaan richting de psychiatrische kant van de internering, en tevens de kant van de uitvoering van de maatregel. Het advies van de directeur of de hoofdgeneesheer van de inrichting betreft namelijk de uitvoering van de interneringsmaatregel.

122 Artikel 48, lid 1, Wet betreffende de internering, (2014): www.ejustice.just.fgov.be (geraadpleegd op 27 april

2019).

Deze aanvulling wordt gedaan door de KBM en betreft het moment dat de geesteszieke crimineel geïnterneerd is. Naast deze specifieke aanvulling worden ook recente versies van eerdergenoemde onderdelen van het dossier als aanvulling vereist. Dit is vooral een belangrijke realisering wat betreft het advies van de directeur / de hoofdgeneesheer van de instelling aangezien deze de daadwerkelijke uitvoer van de maatregel betreft en deze daardoor de meeste overeenkomsten heeft met het Nederlandse behandelplan.

123 Drossens, 26. 124 Drossens, 27.

41 gezien als de afwijkende interneringsdossiers van justitiehuizen. Dit zou een goede verklaring kunnen zijn voor de verschillende bewaarstrategieën en het meermaals voorkomen van ‘interneringsdossiers’ in de selectielijst uit 2017.125 De dossiers blijken inhoudelijk immers

meer te verschillen dan de wet zelf doet blijken, wat verschillende bewaarstrategieën verantwoord. Uit de beschrijving van Paul Drossens blijkt dat met name de CBM interneringsdossiers daardoor niet alleen de duidelijke overeenkomsten vertonen met het strafdossier, maar ook dat deze zeker elementen bevatten die de interneringsdossier op het Nederlandse verpleegdedossier laten lijken. Daardoor komt er voldoende informatie in deze interneringsdossiers voor betreffende de uitvoering van de maatregel om ze te kunnen erkennen als de Belgische Tbs-dossiers.