• No results found

Niet alle culturen zijn gelijkwaardig

In document God houdt niet van vrijzinnigheid (pagina 194-198)

NRCHandelsblad, 16-10-2001

Bij de opening van de Mevlana-moskee in Rotterdam verklaarde burge-meester Opstelten dat de media ten onrechte een verband leggen tussen aanslagen en islam: ‘Alsof moskeeën broedplaatsen zijn van verkeerde ideologieën. Dat is natuurlijk niet juist. Het getuigt van lafhartigheid dat terroristen religie misbruiken om hun woede te koelen op onschuldige burgers.’ Ongetwijfeld, maar waarvan zijn moskeeën dan wel broed-plaatsen? Het is een beetje naïef te denken dat in moskeeën (en trou-wens ook kerken) alleen wordt gebroed op ideeën als naastenliefde, broederschap en verzoening tussen de volkeren. Religie, niet alleen de islam maar ook het christendom, is heel vaak een bron geweest van

vrouwonvriendelijke ideeën, van racisme, van gelatenheid en andere zaken die niet allemaal als schone idealen en deugden zijn te beschou-wen. Noch de bijbel, noch de koran bevat een vroege versie van de Uni-versele Verklaring van de Rechten van de Mens.

Natuurlijk, hedendaagse gelovigen en ook vele deskundigen (theolo-gen en arabisten) doen hun best democratie, rechtsstaat, mensenrech-ten en allerlei andere emancipatoire idealen in de tekst van deze heilige geschriften te lezen, maar daarvoor zijn zeer ingewikkelde hermeneuti-sche kunstgrepen nodig. De meest gevolgde richtlijn voor modernisti-sche uitleg is de volgende. Staat er in de bijbel: ‘Heb uw naaste lief’, dan is dat letterlijk zo bedoeld. Staat er: ‘Verbrand de heks’, of: ‘Sla uw vrouw’, dan moeten we dat óf in de geest van de tijd zien, óf symbolisch verstaan.

De vrijzinnige omgang met de bijbel is dus het voortdurend meten met twee maten en de constructie van zowel het ‘moderne christen-dom’ als de ‘moderne islam’ levert een enorme hypocrisie op: wat pret-tig klinkt voor de hedendaagse oren mag blijven staan, wat onpretpret-tig klinkt wordt herschreven. Fundamentalisten hebben volledig gelijk wanneer zij deze omgang met de heilige geschriften afwijzen en dood-leuk stellen: ‘Ik kan de heilige geschriften ook niet veranderen.’ Dat zei bijvoorbeeld El Moumni toen hij homoseksualiteit als in strijd met de islam afwees.

Toch werpt Opsteltens betoog in één opzicht natuurlijk wel een be-langrijke vraag op: hoe moeten we in de multiculturele samenleving omgaan met zo veel verschillende culturen, religies en levensbeschou-wingen? Elke samenleving is gebaseerd op een zekere mate van consensus over uitgangspunten. Komt die consensus te ontvallen, dan is de sociale cohesie zoek. Het antwoord van de burgemeesters en ook dat van opperburgemeester Wim Kok op deze vraag is eigenlijk: vermijd conflicten, ga discussies uit de weg. Nu is dat niet zo eenvoudig, want in de hedendaagse cultuur is men eraan gewend geraakt alles te kritiseren. We leven in een cultuur met een verpletterende openheid en nagenoeg onbegrensde mogelijkheden tot debatteren en discussiëren. Elke avond is een keur van praatprogramma’s te bekijken, elke week rollen opinie-bladen van de pers, op het internet valt een grote hoeveelheid discus-siesites te bezoeken, en het is dus uitermate moeilijk op dit punt de geest in de fles te krijgen. Toch wordt daar wel aan gedacht door de burgerva-ders en zij doen dat met een beroep op een ogenschijnlijk mooi ideaal. Voor godsdiensten en culturen, zo zeggen zij, dient men respect te

hebben. Alle culturen en godsdiensten zijn in wezen gelijkwaardig. Be-schouwingen over de waarde van culturen en de waarde van godsdien-sten verklaart men taboe. Beschouwingen over de islam worden afge-daan als stemmingmakerij of zelfs als ophitserij. Zo deze al gepast zijn, dan zeker niet nu. Daarmee komen we aan de kern van het verwijt dat Opstelten aan ‘de media’ maakt, zonder daarbij overigens te willen aan-geven welk medium hij in gedachten heeft of om welke uiting het hem precies gaat. Het is dan ook volledig begrijpelijk dat Ron Abram, voor-zitter van de Nederlandse Vereniging van Journalisten, zegt niet veel te kunnen met de uitspraken van Opstelten.

Het is zeer de vraag of deze ‘alle culturen zijn gelijkwaardig stelling’ op redelijke gronden verdedigd kan worden. Het is de stelling van het cultuurrelativisme, dat stelt dat alle culturen gelijkwaardig zijn. Men kan niet vanuit de ene cultuur de andere beoordelen. Onze burgemees-ters en de intellectuele elite die sinds de jaren zestig de toon aangeeft in het openbaar bestuur, zijn geheel in de ban van dit cultuurrelativisme. Het klinkt ook zo mooi: tolerantie, ruimdenkendheid, afkeer van etno-centrisme en kolonialisme. Hebben we geen leergeld betaald met wes-ters superioriteitsbewustzijn?

Toch is de stelling dat alle culturen gelijkwaardig zijn bij nadere over-denking onzin, zoals het onzinnig is te stellen dat alle religies gelijk-waardig zijn. Er zijn zeer kwaadaardige culturen. Er zijn culturen waar-in de vrouw wordt onderdrukt. Culturen waar draconische straffen staan op lichte vergrijpen. Culturen waarin de vrouw wordt verbrand wan-neer de echtgenoot overlijdt. Culturen waarin een vrouw wordt geste-nigd als zij verkracht is. Enzovoorts.

Het is ook volledig onjuist, zoals de cultureel-antropologen dachten, dat tolerantie noodzakelijk samenhangt met cultuurrelativisme. Inte-gendeel. Tolerantie betekent ‘verdraagzaamheid’. Het is de houding van iemand die zelf wel degelijk eigen waarden heeft, zelf ook denkt dat zijn eigen waarden superieur zijn aan die van anderen, maar die de anderen toch in de mogelijkheid stelt hun visie te ventileren. Tolerantie is op-schorting van eigen oordeel, niet de abdicatie van eigen oordeel.

De denkfout waarvoor de cultuurrelativisten bezwijken, is dat zij op grond van het inzicht dat mensen gelijkwaardig zijn stellen dat ook alle producten van die mensen gelijkwaardig moeten zijn: hun cultuur. Dat is een gevaarlijke, zij het verleidelijke denkfout. Het is dus ook niet juist dat men voor alle culturen gelijk respect zou moeten hebben. Respect dient men alleen te hebben voor mensen.

va-riant’. Men stelt dan: ‘Je hebt gelijk, culturen zijn niet gelijkwaardig. Maar elke bestaande cultuur is een mengsel van goed en kwaad. Je kunt niet één cultuur eruit lichten – je eigen cultuur bijvoorbeeld – en die su-perieur achten aan alle andere.’ Dat lijkt een aantrekkelijk standpunt. In de Arabische cultuur komt weliswaar steniging voor, maar de westerse cultuur heeft haar holocaust. De hindoeïstische cultuur kent weduwe-verbranding, maar de eskimo’s laten hun ouden van dagen in de sneeuw achter. Er is geen koe zo bont of er zit wel een vlekje aan. Dat is juist, en toch kan dat ons niet ontslaan van generaliserende oordelen over hele culturen. We maken die ook. Wie zegt: ‘De nazi-cultuur mag je niet ver-oordelen op één misstap, maar moet je ook bever-oordelen op de voortref-felijke autobanen’, roept terecht irritatie op. Niemand heeft bezwaar te-gen het oordeel ‘De cultuur van het Derde Rijk was misdadig’.

Precies datzelfde kan men ook zeggen van andere culturen. Het staat een feminist vrij en het is ook redelijk te stellen dat de islamitische cul-tuur niet vriendelijk is voor vrouwen. Het geeft geen pas dat een vrome burgervader dan komt vertellen dat we niet mogen generaliseren over een godsdienst, omdat hij een islamitische man kent wiens vrouw geen sluier draagt of dat we moeten onderscheiden tussen Turkse en Marok-kaanse islam.

Het is ook zeer de vraag of de apaiserende houding die ons door de burgemeesters wordt aanbevolen op de lange termijn een gezonde basis is voor een vitale democratische rechtsstaat. De beschavingsgeschiede-nis is een geschiedebeschavingsgeschiede-nis die doortrokken is van discussie. In beginsel moet daarbij zo min mogelijk worden ontzien. Natuurlijk is het zeer kwet-send geweest voor godsdienstige gevoelens dat Galilei niet de aarde, maar de zon tot middelpunt van het universum verklaarde. Natuurlijk was het een enorme slag voor het op de bijbel, in het bijzonder op Ge-nesis, gebaseerde wereldbeeld toen het scheppingsverhaal ten prooi viel aan de evolutieleer van Darwin. En natuurlijk is het levensgevaarlijk voor de aantrekkingskracht van een op heilige geschriften gestoelde mo-raal wanneer de hedendaagse ethiek deze eens op houdbaarheid onder-zoekt. Maar het is nu juist de essentie van de voortgang der beschaving dat zoiets mogelijk is.

Er is dan ook niets op tegen om, zoals de Italiaanse premier Berlusco-ni gedaan heeft, culturen met elkaar te vergelijken en een voorkeur voor de ene of andere cultuur uit te spreken. ‘We moeten ons bewust zijn van de superioriteit van onze beschaving, een systeem dat berust op welzijn, respect voor mensenrechten en respect voor religieuze rechten – iets

wat je niet hebt in islamitische landen – en politieke rechten, een sys-teem dat als zijn waarden begrip voor diversiteit en tolerantie kent.’ Ber-lusconi zei ook dat het westen trots moet blijven op zijn tradities van vrij-heid, democratie en tolerantie. Dit zijn waarden waar we trots op moeten zijn, hoeveel kritiek op de huidige ontwikkelingen er ook is van de kant van de antiglobaliseringsgroepen.’

Dit zijn eigenlijk heel gewone opmerkingen. Het is bijzonder onzin-nig daarover zo veel amok te maken, zoals premier Verhofstadt gedaan heeft, net als onze eigen premier. Ook Prodi, voorzitter van de Europe-se Commissie, nam afstand van Berlusconi. Hij pleitte voor een ‘hu-maan Europa, open voor alle tradities en alle godsdiensten’. Wat Prodi in zijn quasi-ruimdenkendheid uit het oog verliest, is dat hij een kolos-sale tegenspraak presenteert. Wanneer je een humaan Europa wilt, dan vooronderstelt dat maatstaven van beschaving. En dat betekent, uit de aard der zaak, waakzaamheid jegens nefaste (verderfelijke) godsdien-sten en tradities. Wie dat uit het oog verliest, heeft wel heel weinig ge-leerd van de recente geschiedenis.

Marcel van Dam vond bovenstaand stuk ‘gevaarlijke onzin’ (de

Volks-krant, 11 oktober 2001). Mijn gewaarde collega Arend Soeteman was ook

niet gecharmeerd: ‘Cliteur hitst willens en wetens op tegen andersdenken-den.’ (Trouw, 9 oktober 2001). Beetje theatraal, vind ik.

In document God houdt niet van vrijzinnigheid (pagina 194-198)