• No results found

Sustainable protein consumption in a carnivorous food culture

3 Prijsbeleid en duurzaam eetgedrag

3.5 Administratieve haalbaarheid van prijsbeleid

Politieke bewindvoerders en bestuurders verwijzen regelmatig naar administra- tieve en handelspolitieke problemen die de invoering van prijsmaatregelen be- moeilijken. Zo kan men overwegen regulerende heffingen op eindproducten te introduceren die als voordeel hebben dat opbrengsten in beginsel direct worden teruggesluisd naar de markt en waarbij het informatiegenererende vermogen van de markt zo veel mogelijk wordt benut (Bunte, 2004: 21-22). De uitvoering kan evenwel een praktisch probleem zijn: het is redelijk eenvoudig om prijssub- sidies met grote retailers te regelen, maar veel lastiger om ervoor te zorgen dat de prijssubsidie ook ten goede komt aan kleine zelfstandigen die het product aanbieden. Bewandelt men het beleidspad van subsidies via de verwerkende in- dustrie en de retail, dan bieden deze meer mogelijkheden voor maatwerk, maar kunnen op Brusselse concurrentiebedingen stuiten omdat dergelijke subsidies bij andere ketenpartijen dan de consument terecht kunnen komen. Bij kortingen

76

op de consumentenprijs via de detailhandel zal men op moeten letten dat deze korting ook daadwerkelijk bij de consument terechtkomt (Bunte, 2004: 6, 28). 3.5.1 Juridische obstakels op EU-niveau

Prijsbeleid dient in overeenstemming te zijn met EU-beleid, waarbij het van be- lang is dat elk idee van willekeur wordt vermeden. Dit laatste werd vanuit beleid opgevoerd als het probleem bij het doorvoeren van een btw-differentiatie op basis van milieucriteria. De vraag van het parlement was of biologische produc- ten, vanwege een betere milieuprestatie, niet in een lager tarief zouden kunnen vallen dan voedselproducten die meer milieubelastend zijn. De huidige btw- richtlijnen op EU-niveau, zo werd naar voren gebracht, staan een dergelijke diffe- rentiatie op nationaal niveau echter niet toe omdat het criterium van milieu een zekere willekeur oproept (Brief van de staatssecretaris van Financiën, 0200109, niet-dossierstuk 2001-2002, 12 maart 2002).

Ook bij het verzoek om een consumentenheffing op vlees te introduceren (vleestax), werd gewezen op juridische obstakels. Op grond van Europese wet- geving, zo werd door de minister van LNV in een brief aan de Kamer gesteld, is het niet toegestaan een belasting te heffen op buitenlandse producten:

'indien de opbrengst van die belasting besteed wordt op een manier die de buitenlandse producent discrimineert ten opzichte van de binnen- landse.' (Kamer II, 2003-2004, 29200 XIV, nr. 8: 3)

De regel is dat men als EU-lidstaat geen fiscale opbrengsten van producten uit andere lidstaten op nationaal niveau mag besteden (een Franse consumen- tenheffing stuitte daarom op grote bezwaren binnen de EU en werd om die re- den ook in zijn oorspronkelijke vorm door de Europese Commissie afgekeurd). De enige legale wijze van een consumentenheffing is daarom een heffing waar- van alle buitenlandse producten zijn vrijgesteld. Maar dit zou nadelige gevolgen met zich meebrengen voor de concurrentiepositie van de Nederlandse vee- en vleessector. Kortom, de gewenste consumentenheffing staat dan op gespannen voet met nationale economische belangen.

77 3.5.2 Praktische uitvoerbaarheid

In hoeverre de bovenstaande juridische belemmeringen werkelijk een obstakel vormen, is vatbaar voor discussie. In 2003 bracht de Stichting Natuur en Milieu een rapport uit waarin weliswaar werd erkend dat er wetstechnische belemme- ringen bestaan voor prijsbeleid, maar waarin anderzijds voorbeelden worden gegeven van heffingen en subsidies die juridisch wel mogelijk zijn om duurzaam voedsel te bevorderen (Remmers, 2003). Ook volgens Milieudefensie, verklaard voorstander van een heffing op vlees, bieden de regels van de EU en WTO vaak meer ruimte dan door bewindsvoerders wordt gesuggereerd. Maar ook wan- neer er geen wettelijke obstakels zouden zijn, blijft de vraag of prijsmaatregelen zijn te vertalen in uitvoerbaar beleid. Nemen we het voorbeeld van een btw- differentiatie voor vleesproducten, dan doet zich het praktische probleem voor dat vlees in velerlei verschijningsvormen wordt verwerkt en verkocht. Dikwijls is het na verwerking in samengestelde producten zelfs niet of nauwelijks meer als vlees te herkennen. Waar leg je bij heffingen op vlees de grens zonder dat sprake lijkt te zijn van willekeur? Hoe ga je om met producten waar een beetje vlees in zit: krijgen die ook het hoge tarief? Zo niet, hoeveel lager moet het tarief hier dan zijn en moet er dan voor elk product worden gedifferentieerd? Het zijn ook deze praktische problemen die de huidige milieuminister Jacqueline Cramer als repliek aanvoert op de suggestie van de Kamer om de consumptie van vlees af te remmen door het introduceren van accijnzen of hogere btw-tarieven (Kamer II, 2003-2004, 29200 XIV, nr. 8).

Ook voor een prijsmaatregel gebaseerd op vouchers die consumenten recht op korting geven bij de aankoop van een bepaald product, is de vraag of dit praktisch uitvoerbaar is, en of onbedoelde effecten hier geen roet in het eten gooien. Wanneer men consumenten bijvoorbeeld een chipknip geeft waarmee tot een bepaalde limiet biologische producten met korting kunnen worden aan- gekocht, omzeilt men het probleem van de Brusselse mededingingseisen. Mo- gelijke praktische complicaties zijn echter dat consumenten hun chipknips gaan verhandelen of dat supermarkten biologische producten hoger gaan beprijzen. Bovendien kan het verstrekken van vouchers omvangrijke administratieve lasten met zich meebrengen (Bunte, 2004: 32). Ook een dergelijke prijsmaatregel, die juridisch goed door de beugel lijkt te kunnen, roept dus vragen op over de uit- voerbaarheid en de effecten daarvan - zeker wanneer het doel van dergelijke maatregelen is het koopgedrag van consumenten te veranderen. Meer recent is in een economische haalbaarheidsstudie naar diervriendelijke consumptie inge- gaan op vouchersystemen en andersoortige prijsmaatregelen (Hamdan en Kar-

78

renbeld, 2010). Daaruit kwam maar voren dat er veel onzekerheden en kennis- lacunes zijn die een goede beoordeling hiervan in de weg staan. De inschattin- gen die in dit rapport worden gemaakt over de effectiviteit en betaalbaarheid van dergelijke maatregelen, blijken bovendien te berusten op rationalistische aannames over consumenten die op zijn zachtst gezegd discutabel zijn.