• No results found

STRAFPROCESRECHT UNIFICATIE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "STRAFPROCESRECHT UNIFICATIE"

Copied!
396
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

U N I F I C A T I E

V A N H E T

STRAFPROCESRECHT

IN

NEDERLANDSCH-INDIË.

ONTWERPEN MET TOELICHTING EN OFFICIËELE BESCHEIDEN.

BATAVIA LANDSDRUKKERIJ 1919.

(2)

BIBLIOTHEEK KITLV

0083 9363

(3)
(4)

*p

(5)

U N I F I C A T I E

V A N H E T

STRAFPROCESRECHT

IN

NEDERLANDSCH-INDIR

ONTWERPEN MET TOELICHTING EN OFFICIËLE BESCHEIDEN.

J

-

BATAVIA LANDSDRUKKERIJ 1919.

(6)
(7)

I N H O U D .

1. Ontwerp-Koninklijk Besluit, t o t wijziging van het reglement op de rechtelijke organisatie, het regle- ment op de strafvordering, het Inlandsen reglement, het landgerechtreglement en enkele Koninklijke

besluiten van geringeren omvang 1 2. Toelichting op het Ontwerp-Koninklijk Besluit • 93

3. Brief van den Directeur van J u s t i t i e a a n de Indische Regeering van 25 April 1917 No. 8112, tot aanbie-

ding van een voorloopïg Ontwerp-Koninklijk Besluit 0) met toelichting 291 4. Advies van den B a a d van Nederlandsch-Indië van 29 J u n i 1917 No. X X I I 293

5. Indische brief van 13 J u l i 1917 Xo. 538/3 313 6. Brief van den Directeur van J u s t i t i e a a n de Indische Regeering van 4 September 1917 Xo. 17196 314

7. Advies van den R a a d van Nederlandsch-Indië van 19 October 1917 No. X X I I I 330 8. Brief van den Directeur van J u s t i t i e a a n de Indische Regeering van 24 October 1917 No. 21156 . . 333

9. Indische brief van 3 November 1917 No. 871/28, met daarbij behoorende opgave van wijzigingen door

den Raad van Nederlandsch-Indië in het Eindontwerp-Koninklijk besluit aangebracht 336 10. Advies van den R a a d van Nederlandsch-Indië van 20 December 1917 No. X I V 341

11. Indische brief van 29 December 1917 No. 995»/45 343

12. Een viertal ontwerpen strekkende om de Indische wetgeving in overeenstemming te brengen met het geünificeerde strafproces, «n behoorende bij den onder 13 vermelden brief van den Directeur

van J u s t i t i e 346 13. Brief van den Directeur van J u s t i t i e a a n de Indische Regeering van 12 J a n u a r i 1918 No. 657 360

14. Brief van den Directeur van J u s t i t i e a a n den Hoofdinspecteur, Chef van het Boschwezen, van 26 Sep-

tember 1918 No. 18769 375 15. Brief van den Hoofdinspecteur, Chef van het Boschwezen, van 10 J a n u a r i 1918 No. 182/H.I 377

16. Brief van den Directeur van J u s t i t i e a a n de Indische Regeering van 30 J a n u a r i 1918 No. 2017 379

17. Advies van den R a a d van Nederlandsch-Indië van 8 Maart 1918 No. X X X V 381

18. Indische brief van 20 M a a r t 1918 No. 195/49 383

V E R B E T E R I N G .

H e t op bladzijde 265 t e r I i n k e r z ij d e voorkomende behoort te worden ingevoegd a a n het slot van de toelichting op artikel 327 van het Ontwerp K. B.

(') "Waar de tekst van dit oorspronkelijke ontwerp in het definitieve ontwerp niet behouden is, is eerstbedoelde lezing ter linkerzijde, onder de letters O. O., afgedrukt.

(8)
(9)

s i r a ^ s*}-,* - | j j ^ H H M H

ONTWERP KONINKLIJK BESLUIT.

OORSPRONKELIJK ONTWERP (l). D E F I N I T I E F ONTWERP.

(Gewoon hoofd).

Hebben goedgevonden en v e r s t a a n : Artikel I.

O De tusschen [ ] geplaatste woorden in den tekst van het definitieve ontwerp luidden in het oorspronkelijke ontwerp zoo- als ter linkerzijde aangegeven. Staat er niets ter linkerzijde clan, komen die woorden in den oorspronkelijken tekst niet voor.

H e t reglement op de rechterlijke organisatie en het beleid der J u s t i t i e in Nederlandsch-lndië ondergaat de navolgende wijzigingen en aanvullingen:

1°. H e t eerste lid van artikel 1 wordt gelezen:

„De rechterlijke macht in Nederlandsch-lndië wordt, onverminderd de rechtsmacht aan den militairen rechter toegekend, uitgeoefend door:

de districtsgerechten;

de regentschapsgerechten;

de politiegerechten;

de landgerechten;

de raden van justitie en het hooggerechtshof."

2°. Het tweede lid van artikel 3 wordt gelezen:

„De uitvoering van de aldus gedane uitspraken kan, indien zij niet vrijwillig geschiedt, niet anders p l a a t s hebben dan langs den gewonen weg van rechten, en na executoirverklaring, op J a v a en Madoera door het land- gerecht, en buiten Java en Madoera door het hoogste Inlandsche rechterlijke college."

3°. De aanhef van artikel 7 wordt gelezen:

„Wanneer in de bezittingen buiten J a v a en Madoera Inlanders of met hen gelijkgestelde personen in burger- lijke of strafzaken in eersten aanleg als verweerders of beklaagden betrokken zijn."

4". Artikel 12 wordt gelezen:

„De bepalingen van het voorgaande artikel zijn mede niet van toepassing ox> de leden der Inlandsche recht- banken en op de Inlandsche rechterlijke ambtenaren in de bezittingen buiten J a v a en Madoera, doch daarop zal bij het doen van aanbevelingen en benoemingen zooveel mogelijk worden gelet."

5°. De aanhef van artikel 13 wordt gelezen:

„Met uitzondering van de Inlandsche rechterlijke amb- tenaren in de bezittingen buiten Java, en Madoera zullen de rechterlijke ambtenaren, bij dit reglement genoemd, alvorens in bediening te treden, den volgenden eed of belofte afleggen."

6°. In artikel 16, eerste lid, vervallen de woorden

„van landrecliter".

7°. Tusschen de artikelen Ifi en 17 wordt een nieuw artikel 16a ingelascht, luidende:

„ W a a r in dit reglement van rechtskundige ambtenaren gesproken wordt, zijn daaronder behalve de gegradueer-

1

(10)

O. O. 2 D. O.

den ook begrepen de Inlandsehe rechterlijke ambtenaren, die in het bezit zijn van het diploma van het met gunstig gevolg afgelegd eindexamen aan de opleidingsschool voor Inlandsehe rechtskundigen.

Bij hunne werkzaamstelling als ambtenaar ter beschik- king van den president van een rechterlijk college, van een landrechter of politierechter of van een ambtenaar van het openbaar ministerie, worden de Inlandsehe rechts- kundigen op een ranglijst geplaatst, op welke lijst de beide laatste leden van artikel 15 toepasselijk zijn.

De rangschikking geschiedt naar de dagteekening van het besluit, waarbij zij voor het eerst ter beschikking- worden gesteld; bij gelijkheid van dagteekening der besluiten naar het nummer der besluiten en, ingeval van werkzaamstelling bij één besluit, naar de volgorde der werkzaamstelling in dat besluit.

De benoeming tot een der voor hen opengestelde amb- ten geschiedt, behoudens de voorwaarde van geschiktheid voor het ambt en kennis der landstaal van liet ambts-

ressort, naar de ranglijst."

8°. Artikel 17 ondergaat de volgende wijzigingen:

o. In het tweede lid worden de woorden: „of van landrechter" vervangen door: „van landrechter, onder- landrechter of van politierechter".

achtste ^ ^te* [zevende] lid wordt gelezen:

„Ten aanzien van eene openvallende plaats in liet open- baar ministerie en, op dè bezittingen buiten Java en Madoera, in het openbaar ministerie bij de Europeesche rechterlijke colleges zendt de procureur-generaal tot hare vervulling eene met redenen omkleedea anbeveling aan den Gouverneur-Generaal."

negende c- H e t [achtste] lid wordt gelezen:

„Wanneer de plaats van griffier van het hooggerechts- hof of van een raad van justitie openvalt, zendt de president van het betrokken college tot hare vervulling een met redenen omkleede aanbeveling aan den Gouver- neur-Generaal.''

9°. De aanhef van artikel 18 wordt gelezen:

„De gegradueerde rechterlijke ambtenaren met uit- zondering van den president, den vice-president en de raadsheeren van het hooggerechtshof van Nederlandsch- Indië, en de in artikel 16a bedoelde Inlandsehe rechter- lijke ambtenaren worden eervol uit hun ambt ontslagen."

10°. De aanhef van artikel 20 wordt gelezen:

„De rechterlijke ambtenaren bedoeld in het [„De rechterlijke ambtenaren bedoeld in het eerste lid eerste lid v a n artikel 1 8 " . van artikel 10 kunnen op voorstel of na raadpleging van het hooggerechtshof, dat den betrokken ambtenaar voor- af in de gelegenheid stelt om zijn verdediging schriftelijk voor te dragen, slechts uit hun ambt worden ontzet:

Wanneer zij wegens misdrijf of wegens overtreding- van de bepalingen betreffende 's Lands middelen en pachten t o t hechtenis of tot eene zwaardere straf zijn veroordeeld."]

11°. De aanhef van artikel 20» wordt gelezen:

„Wanneer tegen een der in het eerste lid van artikel 18 bedoelde rechterlijke ambtenaren".

12°. De aanhef van artikel 20& wordt gelezen:

,,T)e niet gegradueerde rechterlijke ambtenaren en de Inlandsehe rechterlijke ambtenaren niet behoorende tot

(11)

• • : : : • • « '

3 D. O.

die bedoeld in artikel 16a [kunnen wegens veroordeeling ter zake van misdrijf of van overtreding van de bepa- lingen betreffende 's Lands middelen en pachten t o t hechtenis of tot eene zwaardere s t r a f ' . ]

13°. Artikel 20c ondergaat de volgende wijzigingen:

a. De eerste volzin van het eerste lid wordt gelezen:

„De presidenten van het hooggerechtshof en van de raden van justitie zijn bevoegd om aan de vice-presiden- ten, leden, griffiers en substituut-griffiers van die col- leges, die de waardigheid van hun ambt verwaarloozen of zich schuldig maken aan achteloosheid in de waarne- ming van het ambt of aan overtreding der verbodsbepa- lingen van de artikelen 9, 21, 37 of 41, na hen te hebben gehoord, de noodige schriftelijke waarschuwing te geven."

7). H e t tweede lid wordt gelezen:

„Gelijke bevoegdheid t o t schriftelijke waarschuwing heeft de procureur-generaal ten aanzien van de ambte- naren [van het openbaar ministerie] op Java en Ma- doera, van de Europeesche ambtenaren van het openbaar ministerie [in de bezittingen buiten J a v a en Madoera], en de president van het hooggerechtshof ten aanzien van de presidenten der raden van justitie, van de land- rechters, van de rechtskundige residentie-rechters, van de rechtskundige voorzitters der Inlandsche rechtbanken

en van de politierechters."

14°. Artikel 21 ondergaat de volgende wijzigingen:

a. H e t eerste lid wordt gelezen:

„De rechterlijke ambtenaren [op J a v a en Madoera] be- halve de politierechters, [de griffiers van- en de ambte- naren van het openbaar ministerie bij de politiegerech- ten] en, in de bezittingen buiten Java en Madoera de Europeesche rechterlijke ambtenaren, hebben hun vast en voortdurend verblijf binnen vijf paal van de plaats, waar het gebouw voor de terechtzittingen bestemd gelegen is, en voor zoover zij aan meer dan een college of gerecht verbonden zijn, ter plaatse door den Gouverneur-Generaal a a n te wijzen, binnen denzelfden afstand van het ge- bouw."

b. In het derde lid wordt in stede van:

„De landrechters en hunne fiscaal-griffiers" gelezen:

„De politierechters, de griffiers van- en de ambtenaren van het openbaar ministerie bij de politiegerechten."

15°. H e t eerste lid en de eerste zes zinsneden van het tweede lid van artikel 22 worden gelezen:

„Ieder rechterlijk ambtenaar kan, ook zonder d a a r t o e bekomen verlof, zich van zijn vast en voortdurend ver- blijf of, voor zooveel betreft den politierechter, den grif- fier van- en den ambtenaar van het openbaar ministerie bij het politiegerecht buiten zijn ressort verwijderen, mits, en d a t zelfs in den tijd der vacantiën, niet langer d a n drie dagen.

Verloven van ten hoogste drie maanden, met inbegrip van verlengingen kunnen op J a v a en Madoera worden verleend:

aan de presidenten der raden van justitie, aan de landrechters en aan de politierechters door den president van het hooggerechtshof;

aan de vicè-presidenten, onder-landrechters, leden, grif- fiers en substituut-griffiers der verschillende rechterlijke

(12)

o. o.

4 D. O.

en van de ambtenaren van het openbaar minis- terie bij de politiegerechten

, of de hun toegevoegde ambtenaren en, bij

dezen

van het hooggerechtshof van Justitie of

den landrechter en den

colleges en gerechten, door de [betrokken] presidenten, landrechters en politierechters;

aan de ambtenaren van het openbaar ministerie door den procureur-generaal".

16°. In het tweede lid van artikel 39 vervalt het woord: „Europeesche".

17°. In den tweeden volzin van het eerste lid van artikel 45 wordt in stede van: „voor zooveel de Euro- peesche rechterlijke collégien betreft" gelezen:

„met uitzondering van die der Inlandsche rechtbanken en gerechten".

18°. De eerste volzin van artikel 51 wordt gelezen:

„De presidenten der verschillende rechterlijke colleges, de landrechters en politierechters zijn in het bijzonder belast met het houden van een nauwkeurig toezicht op de handelingen der griffiers en substituut-griffiers."

19°. H e t vierde lid van artikel 52 wordt gelezen:

„De presidenten van het hooggerechtshof en van de raden van justitie kunnen aan de vice-presidenten be- paalde gedeelten hunner werkzaamheden opdragen en, wanneer het belang van den dienst zulks vordert, hun gelasten als lid zitting t e nemen."

20°. Artikel 53 wordt gelezen:

„Ter bepaling van den ouderdom als lid van het hoog- gerechtshof, van den raad van justitie of van één hunner kamers, wordt de vroegere diensttijd in denzelfden of een hoogeren rang medegeteld bij dien sedert de jongste benoeming verstreken."

21°. Artikel 54 ondergaat de volgende wijzigingen:

a. De aanhef wordt gelezen:

„ H e t openbaar ministerie wordt uitgeoefend."

&. H e t artikel wordt aangevuld met twee nummers, luidende :

„3°. bij de landgerechten, door de daarbij bescheiden officieren van justitie, of, namens hen, door de hun toegevoegde substituut-officieren ;

4°. bij de politierechten, door de ambtenaren van het openbaar ministerie bij die gerechten of, namens hen, door de hun toegevoegde ambtenaren."

22°. In het tweede lid van artikel 56 worden achter het woord „collégien" ingevoegd de woorden: „en ge- rechten".

23°. H e t eerste lid van artikel 61 wordt gelezen:

„In geval van afwezigheid, belet of ontsteutenis van den procureur-generaal, van de officieren van j u s t i t i e bij de raden van justitie of bij de landgerechten / , wordt de dienst waargenomen door hunne s u b s t i t u t e n [ . D e ambtenaren van het openbaar ministerie bij de politie- gerechten worden in zoodanige gevallen vervangen door de hun toegevoegde ambtenaren. Bij] afwezigheid, belet of ontstentenis van [de t e r vervanging aangewezen amb-

tenaren wordt de dienst waargenomen bij het hoogge- rechtshof] door een der raadsheeren [bij de raden van justitie door] een der leden van den r a a d [en bij de landgerechten en de politiegerechten door] een ambte- naar daartoe onderscheidenlijk door de presidenten dier colleges, [den betrokken landrechter of] politierechter te benoemen."

(13)

O. O. 5 D. O.

i

24°. Tusschen de artikelen 61 en 62 wordt een nieuw artikel 61a ingelascht, luidende:

„De ambtenaren van het openbaar ministerie in arti- kel 54 genoemd zijn verplicht om nauwkeurige registers te houden van alle door hen behandeld wordende zaken, geene uitgezonderd, met duidelijke vermelding van der- zelver aard, van de daarin betrokkene personen, van het- geen daarin is geschied of verricht, en wanneer, door wien, en op welke wijze dezelve zijn afgedaan.

De ambtenaren in voormeld artikel sub 2° en 3° ge- noemd zijn bovendien gehouden nauwkeurige registers te houden van al de in de gevangenissen der raden van justitie en landgerechten in verzekerde bewaring gestelde personen, met vermelding om welke oorzaak en op wiens last de gevangenzetting heeft plaats gehad.

V a n deze registers [Laatstgenoemde ambtenaren] moeten elke drie maan- den, of binnen zooveel korteren tijd als de procureur- volledige afschriften aan laatstgemelden wor- generaal dienstig zal oordeelen, [aan dezen volledige den ingezonden. afschriften der door hen aangehouden registers inzenden.]

25°. Artikel 62 ondergaat de navolgende wijzigingen:

». In het eerste lid vervallen de woorden „en gereg- ten".

b. In het tweede lid vervallen de woorden: „bij de europeesche rechtbanken".

26°. Artikel 63 wordt gelezen:

„De griffiers en bij hunne afwezigheid, belet of ont- stentenis, de substituut-griffiers, en in het algemeen de beambten, wettelijk met de waarneming der function van griffier belast, moeten de terechtzittingen en vergade- ringen bijwonen van de rechterlijke colleges en gerech- ten, waarbij zij zijn aangesteld en in de Nederlandsche taal nauwkeurig aanteekening houden van hetgeen in die terechtzittingen en vergaderingen wordt verhandeld.

Zij zijn verplicht om de leden die met bijzondere com- missiën zijn belast, in derzelver werkzaamheden bij te staan, en zich overigens in alles te gedragen naar de instructiën welke zij krachtens de voorschriften van ar- tikel 51 van de presidenten, landrechters of politierech- ters ontvangen."

27°. Artikel 64 ondergaat de volgende wijzigingen en aanvullingen:

ff. In het eerste lid vervallen de woorden: „met uit- zondering van de landgerechten";

b. H e t tweede lid wordt gelezen:

„Vóór de aanvaarding zijner bediening legt de benoem- de in handen van den voorzitter of rechter den in arti- kel 13 omschreven eed of belofte af. In de bezittingen buiten J a v a en Madoera legt de benoemde, zoo hij een Inlander is, op dezelfde wijze den eed af in het rechts- reglement van het betrokken gewest aan Inlandsche rechterlijke ambtenaren voorgeschreven."

c. In het derde lid wordt in stede van „door de resi- dentiegerechten en de inlandsche rechtbanken" gelezen:

„door de landgerechten, de politiegerechten, de residentie- gerechten en de Inlandsche rechtbanken."

28°. Artikel 65 ondergaat de navolgende wijzigingen en aanvullingen:

a, De aanhef van het eerste lid wordt gelezen:

2

(14)

IM^B^HM

V, D. O.

„De griffiers van alle met burgerlijke rechtspraak be- laste colleges en gerechten";

ö. H e t tweede lid wordt gelezen:

„Bij de met strafrechtspraak belaste colleges en ge- rechten wordt een gelijk register van strafzaken ge- houden."

29°. H e t eerste lid van artikel 71 wordt gelezen:

„De leges en belooningen door de griffiers en substi- tuut-griffiers van het hooggerechtshof, de raden van justitie, de landgerechten, de politiegerechten, de M a n - sche rechtbanken en de residentiegerechten, krachtens wettelijke bepalingen t e ontvangen; komen ten bate van 's Lands kas."

30°. H e t opschrift van Hoofdstuk I I wordt gelezen:

„Van het rechtswezen op Java en Madoera".

31°. Aan het slot van artikel 82 wordt in stede van

„voorts door den panghoeloe of den persoon, die dezen vervangt en door den djaksa of diens door den resident aangewezen vervanger" gelezen: „en voorts door den panghoeloe of den persoon die dezen vervangt."

32°. Artikel 83 ondergaat de volgende wijzigingen:

a. De aanhef wordt gelezen:

„De regentschapsgerechten oordeelen in eersten aanleg en behoudens hooger beroep aan het landgerecht".

h. H e t tweede nummer wordt gelezen:

„2°. behoudens het bepaalde bij artikel 85 over door eigenlijk gezegde Inlanders gepleegde overtredingen op welke gesteld is [hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste tien gulden,]

voorzoover die feiten niet behooren t o t de bevoegd- heid van het districtsgerecht."

33°. • De tweede Afdeeling van het Tweede Hoofdstuk

„van de landraden" wordt vervangen door:

„ T W E E D E A F D E E L I N G . V a n d e p o l i t i e g e r e c h t e n .

A r t i k e l 8 9 . In elk gewest op J a v a en Madoera zal minstens één politiegerecht gevestigd zijn.

Bij ordonnantie wordt bepaald waar politiegerechten zijn gevestigd en welk rechtsgebied zij hebben.

De Gouverneur-Generaal bepaalt op welke plaatsen binnen het rechtsgebied zij zitting moeten houden.

De politierechter is bevoegd om, wanneer naar zijn oordeel het belang van den dienst dit vordert, ook buiten de door den Gouverneur-Generaal aangewezen plaatsen, doch binnen zijn rechtsgebied, zitting te houden.

A r t i k e l 9 0 . Behalve op Zondag houden de politie- rechters voor zooveel dit noodig en mogelijk is, dagelijks zitting.

A r t i k e l 9 1 . H e t politiegerecht bestaat uit een rechts- kundig ambtenaar als politierechter, een rechtskundig ambtenaar van het openbaar ministerie en een griffier.

W a a r de plaatselijke omstandigheden daartoe nopen, kan de functie van politierechter aan een niet rechts- kundig ambtenaar worden opgedragen.

O. O.

eene geldboete niet te bovengaande de som

van ƒ 25.— of hechtenis van ten hoogste zes

dagen.

(15)

O. O. 7 D. O.

alle strafbare feiten, daaronder begrepen die bij artikel 88 aan de kennisneming van de districts- en regentschapsgerechten zijn onttrokken, waar- op geen zwaardere straffen zijn gesteld dan gevangenis of hechtenis van drie maanden of geldboete van f 500.— en welke niet ter kennis- neming aan andere rechters zijn opgedragen.

De Gouverneur-Generaal is bevoegd om bij liet politie- gerecht, wanneer de werkzaamheden dit vereischen, tij- delijk een buitengewonen rechtskundigen politierechter aan te stellen, wiens t a a k alsdan door hem wordt aan- gewezen.

A r t i k e l 9 2 . Bij elk politiegerecht worden door of namens den Gouverneur-Generaal buiten bezwaar van den Lande een of meer plaatsvervangende politierechters benoemd.

Behoudens bevoegdheid van den Gouverneur-Generaal om bij afwezigheid, belet of ontstentenis van den politie- rechter de tijdelijke waarneming van diens function op te dragen aan een speciaal daartoe aan te wijzen rechts- kundig ambtenaar, worden in bedoelde gevallen die function vervuld door den plaatsvervangenden politie- rechter of een hunner naar de volgorde van benoeming, behoudens dat een rechtskundige den voorrang heeft boven een niet rechtskundigen plaatsvervanger.

Een opdracht als bedoeld in het vorige lid zal als regel behooren te geschieden bij een eenigszins lang- durige verhindering van den politierechter, onder wiens plaatsvervangers geen rechtskundige is.

A r t i l t e l 9 3 . Tot het wettiglijk houden van het poli- tiegerecht wordt vereischt de tegenwoordigheid van den politierechter, den ambtenaar van het openbaar ministe- rie en den griffier.

Van al hetgeen ter terechtzitting wordt verhandeld houdt laatstgenoemde aanteekening in een daartoe be- stemd register.

A r t i k e l 9 4 . De politierechters nemen in eersten aanleg en tevens in het hoogste ressort kennis van:

[a. alle overtredingen, daaronder begrepen die welke bij artikel 83 aan de kennisneming aan de districts- en regentschapsgerechten zijn onttrokken, waarop geene zwaardere straf is gesteld dan hechtenis van ten hoog- ste drie maanden of geldboete van ten hoogste vijf- honderd gulden, met of zonder verbeurdverklaring van bepaalde voorwerpen, en welke niet ter kennisneming aan andere rechters zijn opgedragen,

1). de in de artikelen 352, eerste lid, 364, 373, 379, 384, 407, eerste lid, en 482 van het Wetboek van strafrecht vermelde misdrijven.]

A r t i k e l 9 5 . H e t hooggerechtshof is bevoegd zich t e allen tijd het bij artikel 93 bedoeld register te doen overleggen."

34°. De Hoofdstukken I I À en I I B worden vervangen door:

„DERDE AFDEELING.

V a n d e l a n d g e r e c h t e n .

A r t i k e l 9 0 . Ter hoofdplaats van elke door een resi- dent of assistent-resident bestuurde afdeeling en voorts op zoodanige andere plaatsen als de Gouverneur-Generaal daartoe aanwijst, is een landgerecht gevestigd.

(16)

•iH^H

O. o. D. O.

H e t rechtsgebied der landgerechten wordt bepaald door de grenzen der afdeelingen waarin zij gevestigd zijn.

Wanneer in dezelfde afdeeling twee of meer landgerech- ten gevestigd zijn, wordt hun rechtsgebied vastgesteld door den Gouverneur-Generaal.

van misdrijf op welke de doodstraf of die van levenslange gevangenis is gesteld.

o—o

Met afwijking van het eerste lid wordt het landgerecht te Bawean gehouden door den Assis- tent-resident aldaar, doch voor de berechting der zaken als bedoeld in het derde lid en van alle burgerlijke zaken door een door den Gouverneur- Generaal aan te wijzen, in de nabijheid gevestigden landrechter, die zich daartoe derwaarts begeeft zoo dikwijls de dienst zulks vordert.

A r t i k e l 9 7 . De landrechter is bevoegd om, wanneer daarvoor dringende redenen bestaan, het landgerecht zitting te doen nemen buiten de plaats waar dit geves- tigd is.

Hij is daartoe mede bevoegd voor alle zaken waarin de ligging der woonplaatsen van • de meeste der op t e roepen getuigen zulks wenschelijk maakt.

A r t i k e l 9 8 . De landgerechten houden wekelijks zit- ting op een bepaalden dag, doch buitendien zoo dikwijls als de dienst der J u s t i t i e zal vereischen.

A r t i k e l 9 9 . H e t landgerecht b e s t a a t uit een rechts- kundig ambtenaar als landrechter, een rechtskundig of- ficier van justitie, een rechtskundig substituut-officier van justitie en een griffier.

De Gouverneur-Generaal is bevoegd om bij de land- gerechten waar zulks noodig blijkt, aan den landrechter een rechtskundig onder-landrechter, aan den officier van justitie meerdere rechtskundige substituut-officieren, aan den substituut-officier van justitie een of meer adjunct- substituut-officieren en aan den griffier een adjunct- griffier toe te voegen.

Rij toevoeging aan den landrechter van een onder- landrechter verdeelt de eerstgenoemde de werkzaamheden tusschen hen. Alleen in geval van volstrekte verhinde- ring van den landrechter zal de onder-landrechter zitting mogen nemen in zaken [betreffende misdrijven op welke de doodstraf, levenslange gevangenisstraf of, afgezien van verhooging van straf wegens samenloop van mis- drijven, herhaling van misdrijf of krachtens artikel 52 van het Wetboek van strafrecht, tijdelijke gevangenis- straf van ten hoogste twintig jaren is gesteld, of betref- fende medeplichtigheid aan of poging tot.,]

De Gouverneur-Generaal is bevoegd om bij het land- gerecht wanneer de werkzaamheden dit vereischen, tijde- lijk een buitengewonen rechtskundigen landrechter aan

te stellen, wiens taak alsdan door hem wordt aangewezen.

o—o

Tot het wettiglijk houden van het landgerecht wordt vereischt de tegenwoordigheid van den landrechter, den griffier en, in strafzaken, van den officier van j u s t i t i e ; en wanneer Inlanders als verweerders of beklaagden voor dat gerecht moeten verschijnen, bovendien van een of meer door den Gouverneur-Generaal aan te wijzen In- landsche hoofden, die alleen advies uitbrengen wanneer en voorzoover hun dit door den landrechter gevraagd wordt en geen recht van stemming bezitten.

A r t i k e l 1 0 0 . Voor zoover de kennisneming niet aan andere rechters is opgedragen en behoudens de gevallen voorzien bij artikel 131 oordeelen de landgerechten in eersten aanleg:

(17)

o. o

9 D. O.

o—o

In de afdeeling Bawean worden deze verplich- tingen vervuld door den landrechter die zitting houdt te Bawean in de zaken bedoeld in het vijfde lid van artikel 98.

1°. over alle burgerlijke rechtsvorderingen;

2°. behoudens het bepaalde bij artikel 165 over alle mis- drijven en overtredingen.

A r t i k e l 1 0 1 . Van de in het vorig artikel bedoelde uitspraken wordt liooger beroep toegelaten:

1°. in de zaken sub 1°;

a. wanneer niet blijkt dat de waarde der vordering ƒ 100.— of minder bedraagt,

b. wanneer blijkt dat de waarde der vordering ƒ100.—

of minder bedraagt, maar de rechtstitel wordt be- twist, met het gevolg dat het geschil loopt over een waarde van meer dan ƒ 100.—;

2°. in alle overtredingszaken.

A r t i k e l 1 0 2 . Bij de wettelijke bepalingen op de strafvordering wordt voorgeschreven welke vonnissen der landgerechten, in zake misdrijf gewezen, aan de revisie bij de raden van justitie onderhavig zijn.

A r t i k e l 1 0 3 . De landgerechten nemen in het hoog- ste ressort kennis van de aan hooger beroep onderworpen vonnissen der regentschapsgerechten.

A r t i k e l 1 0 4 . Bij ordonnantie kan aan de landrech- ters worden opgedragen de benoeming van deskundigen tot waardeering van roerende of onroerende zaken voor de heffing van de rechten van successie en van overgang, het verleenen van bevelschriften t o t het geven van inzage, afschriften of uittreksels dan wel tot het doen van mede- deelingen uit memoriën van aangifte voor de rechten van successie en van overgang. Zoodanige ordonnantie wijst den landrechter aan die bedoeld is, alsmede de voor de deskundigen geldende procesregelen.

A r t i k e l 1 0 5 . De landrechters, ieder binnen zijn res- sort, zijn belast met de bemoeienissen met opzicht tot het n o t a r i a a t en andere onderwerpen bij de daartoe betrekkelijke bepalingen aan hen opgedragen, zoomede met zoodanige bemoeienissen als hun nader bij alge- meene verordening zullen worden opgedragen.

o—o

Bij afwezigheid, belet of ontstentenis van een land- rechter kan hij voor de in dit artikel bedoelde bemoeie- nissen alleen door een rechtskundig ambtenaar, dooi- den Gouverneur-Generaal aangewezen, vervangen worden.

A r t i k e l 1 0 6 . Het bepaalde bij artikel 8 is mede van toepassing op de in artikel 00, l a a t s t e lid, bedoelde Inlandsche hoofden.

A r t i k e l 1 0 7 . Alle verdere verplichtingen der in de- l a a t s t e drie afdeelingen vermelde rechterlijke autoritei- ten en van de aan hen toegevoegde of ondergeschikte ambtenaren worden vastgesteld bij de wettelijke bepa- lingen op de burgerlijke rechtspleging en op de straf- vordering.

A r t i k e l 1 0 8 . De voorschriften van de l a a t s t e drie 3

(18)

o. o.

10 D. O.

afdeelingen brengen geene verandering t e w e e - in de bevoegdheid van den Gouverneur-Generaal o n T a a n de hoofden der Mooren, Arabieren, Chineezen en andere soortgelijke in Nederlandsch-Indië gevestigde of toege- laten vreemde volken de macht te doen behouden "of nader toe te kennen tot het opleggen van geldboeten of andere geringe politiestraffen."

[34°. De slotbepalingen van het Tweede Hoofdstuk vervallen.]

350. H e t opschrift van Hoofdstuk I I I wordt vervan- gen door:

1°. strekkende tot vergoeding van schade, hetzij door menschen, hetzij door dieren toegebracht aan land, houtgewas, boom-, tuin- of veld- vru enten;

2°. strekkende tot zoodanig herstel van en tot zoo- danige vergoeding van schade aan gehuurde onroerende goederen, als volgens de wet ten laste van den huurder komt;

3°. betreffende arbeidsovereenkomsten.

Onder „arbeidsovereenkomst" wordt hier ver- staan de overeenkomst tusschen een arbeider en een werkgever, waarbij de arbeider tegen loon zijn arbeidskracht, onverschillig of het arbeid des geestes dan wel lichamelijken arbeid geldt, geheel of voor een gedeelte, voor zekeren tijd ter beschikking stelt van den werkgever.

Als werkgever wordt niet beschouwd de Re- geering van Nederlandsch-Indië;

4°. berustende op zakelijke rechten op onroerende goederen, die alleen door Inlanders kunnen worden uigeoefend.

voogdij en erfrecht;

o—o

g. van alle vorderingen, berustende op door alle bevolkingsgroepen uit te oefenen zakelijke rech- ten op onroerende goederen;

strekkende om te geraken tot de opmaking, of de nietigverklaring van akten, bestemd om tot bewijs te dienen der sub g bedoelde zake- lijke rechten.

„ V I E R D E A F D E E L I N G .

V a n d e r a d e n v a n j u s t i t i e o p J a v a . "

30°. Artikel 124 wordt gelezen:

„Behalve van de vorderingen in andere wettelijke be- palingen uitdrukkelijk aan die colleges opgedragen ne- men de raden van justitie in eersten aanleg kennis:

"• van alle burgerlijke rechtsvorderingen, waarvan blijkt dat zij de som of waarde van ƒ 1500,— t e boven gaan, met uitzondering van die [berustende op Inlandsche zakelijke rechten op den grond;]

b. van alle burgerlijke vorderingen ook waarvan niet blijkt dat zij de som of waarde van ƒ 1500.— te boven gaan:

1°. indien de rechtstitel wordt betwist met het gevolg dat het geschil loopt over een som of waarde

•/ 1500.— te boven gaande, of

•y. indien de vordering een gedeelte betreft, hetzij van eene grootere geldsom, hetzij van eene alge- meenheid van roerende zaken en de rechtstitel wordt betwist, met liet gevolg dat het geschil loopt over eene som of waarde ƒ L500.— te boven gaande;

c van alle vorderingen berustende op de voorschriften van liet Burgerlijk Wetboek betreffende huwelijks- en huwelijksvermogensrecht [en voogdij;]

d. van alle vorderingen tot betwisting en tot inroeping van den s t a a t van wettig kind;

e. van alle geschillen in zaken van prijzen en buit, die door schepen van oorlog van den Staat, of door sche- pen bij particulieren uitgerust en van commission of lettres de marque voorzien, worden achterhaald en opgebracht, mitsgaders van alle geschillen, welke tus- schen de nemers onderling deswege ontstaan;

f- van alle zee- en strandvonden;

o—o

h. van alle vorderingen [gegrond op de bepalingen der ordonnantie op de overschrijving van den eigendom van vaste goederen en het inschrijven van hypo- theken;]

i. van alle vorderingen tot van waardeverklaring of tot opheffing van een gelegd beslag of arrest, wanneer dit berust op eene tot hunne bevoegdheid behoorende vordering;

/'. van alle vorderingen tot van waarde- of tot nietig- verklaring van een aanbod van betaling of van eene

(19)

o. o.

11 D. O.

gerechtelijke bewaargeving, wanneer de waarde der zaak of der geldsom, die aangeboden of in bewaring gesteld is, de som van vijftienhonderd gulden te boven g a a t ;

l;. van alle vorderingen strekkende om te geraken tot de tenuitvoerlegging van vonnissen of andere authen- tieke acten, voor zooveel die moet geschieden volgens de voorschriften vastgesteld voor de tenuitvoerlegging van de vonnissen door den raad van justitie in burger- lijke zaken gewezen;

l. van alle vorderingen naar aanleiding van geschillen dier over of bij de tenuitvoerlegging [van die] vonnissen

of [die] andere authentieke acten gerezen.

37°. Artikel 125 vervalt.

38°. Artikel 126 wordt gelezen:

„Van de uitspraken der raden van justitie in artikel 124 bedoeld, valt hooger beroep aan het hooggerechtshof wanneer niet blijkt dat de waarde der vordering ƒ 500.—

of minder bedraagt.

Beneden dat bedrag vonnissen zij in het hoogste ressort."

39°. Artikel 128 wordt gelezen:

„Alle burgerlijke geschillen, welke aan hooger beroep aan de raden van justitie zijn onderworpen kunnen, wan- neer partijen daaromtrent overeenkomen, met voorbij- gaan van den bevoegden lageren rechter dadelijk worden onderworpen aan de beslissing van de raden van justitie, welke alsdan uitspraak doen in het hoogste ressort."

40°. Artikel 129 wordt gelezen:

„Behoudens het bepaalde bij artikel 165, nemen in strafzaken de raden van justitie in eersten aanlek kennis:

1°. van de misdrijven tegen de veiligheid van den staat, tegen de koninklijke waardigheid en die van den Gouverneur-Generaal en tegen hoofden en vertegen- woordigers van bevriende staten bedoeld in de Titels I, I I en I I I van het Tweede Boek van het Wetboek van strafrecht voor Nèderlandsch-Indië;

2°. van de misdrijven bedoeld in de artikelen 324—327 [, 438—447, 450 en 451] van dat wetboek;

o—o o—o 3°. v a n de misdrijven bedoeld in de artikelen Bovendien nemen zij in eersten aanleg kennis van

.396—403 v a n dat wetboek' misdrijven, door het openbaar ministerie in de gevallen

4°. van de scheepsvaartmisdrijven, bedoeld in den

(>n

°l

J d e w i

i

z e a l s bi

.1

d e

wettelijke bepalingen op de

X X I X s t e n Titel v a n het Tweede Boek v a n dat strafvordering geregeld, met voorbijgaan van het land- Wetboek. gerecht bij hen aanhangig gemaakt.

De wettelijke bepalingen op de strafvordering regelen de gevallen waarin de vonnissen in misdrijfzaken gewezen aan revisie bij het hooggerechtshof zijn onderworpen.'*

41°. Artikel 129r/ wordt gelezen:

„De raden van justitie oordeelen in revisie over de daarvoor vatbare vonnissen welke in zaken van misdrijf door de landgerechten op Java en Madoera, zoomede door de Inlandsche rechtbanken in de tot het rechtsgebied der raden van justitie op Java behoorende bezittingen buiten J a v a en Madoera zijn gewezen.

Zij onderzoeken de vonnissen door de in het vorig lid genoemde rechtbanken en gerechten in zaken van mis- drijf gewezen, die niet vatbaar zijn voor revisie of waarin- geen revisie is aangeteekend."

(20)

o. o.

12 D. O, 42°. Artikel 130 vervalt.

43°. In het tweede lid van artikel 131 vervallen de woorden: „niet slechts, in voldoening aan het bepaalde bij artikel 7, het advys van den hoofdpanghoeloe inwin- nen, maar ook".

44«. Artikel 144 vervalt.

45°. Het opschrift van Hoofdstuk V wordt gelezen:

„HOOFDSTUK I I I .

V a n het H o o g g e r e c h t s h o f v a n N e d e r l a n d s e h-I n d i ë."

46". Artikel 105 ondergaat de volgende wijzigingen en aanvullingen:

a, De nummers 9 en 10 worden, in het eerste lid, vervangen door de volgende nummers:

„0°. de presidenten en vice-presidenten der Inlandsche rechtbanken, voor zoover zij deze betrekking niet vervullen uit kracht van hunne administratieve be- diening;

10°. de landrechters, officieren en substituut-officieren van justitie bij het landgerecht;

11°. de politierechters en ambtenaren van het openbaar ministerie bij de politiegerechten;"

ö. Het tweede lid wordt gelezen:

„Echter worden de ambtenaren vermeld in de nummers 2, 4, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 zoomede de griffiers en sub- stituut-griffiers van het hooggerechtshof en van het hoog militair gerechtshof voor alle overtredingen zonder onder- scheid voor de landgerechten en in de bezittingen buiten J a v a en Madoera voor de raden van justitie vervolgd, behoudens dat overtredingen van plaatselijke keuren en politiereglementen door de griffiers en substituut-grif-

fiers van het hooggerechtshof en van het hoog militair gerechtshof, mitsgaders door de ambtenaren vermeld in de nummers 2, 4, 6, 7, 8, 9 en 10 begaan, op J a v a en Madóera worden berecht door den politierechter en die door dezelfde griffiers en substituut-griffiers en de amb- tenaren vermeld in de nummers 2, 4, 6, 7 en 9 begaan op de bezittingen buiten Java en Madoera door den residen- tierechter worden afgedaan."

47°. Artikel 170 wordt gelezen:

„Behoudens de uitbreiding van het rechtsmiddel bij latere wettelijke bepalingen neemt het hooggerechtshof kennis :

1°. van den ambtshalve door den procureur-generaal in het belang der wet ingestelden eisch tot cassatie van alle door de raden van justitie, landgerechten, politie- gerechten, residentiegerechten en Inlandsche recht- banken, zoo in burgerlijke als in strafzaken gewezen vonnissen en beschikkingen, welke in kracht van ge- wijsde zijn gegaan;

2°. van de door partijen ingestelden eisch t o t cassatie van de vonnissen en beschikkingen door de raden van justitie gewezen in eersten aanleg en tevens in hoog- ste ressort in burgerlijke zaken en in hoogste ressort in overtredingszaken, gelijk mede in zaken van juris- dictie geschillen; met uitzondering, zoowel sub 1° als

(21)

o. o

13 D. O.

sub 2° van de vonnissen in strafzaken waarbij de beklaagden wegens het niet bewezen zijn van hunne schuld zijn vrijgesproken."

48°. In artikel 177 worden achter de woorden: „of wel door europeesche ambtenaren alleen rechtsprekende" in- gevoegd de woorden: „of op J a v a en Madoera door de landgerechten."

[48°i7. In artikel 179, eerste lid worden de woorden:

„de klagten" vervangen door: „het beklag".]

40°. Het tweede lid van artikel 180 wordt gelezen:

..De ambtenaren en, in de bezittingen buiten J a v a en Madoera, de Europeesche ambtenaren van het openbaar ministerie staan te dien aanzien, behoudens het bepaalde bij artikel 56, bij uitsluiting en onmiddellijk onder zijne bevelen."

50°. Artikel 182 wordt gelezen:

„ H e t hooggerechtshof heeft ten allen tijde de bevoegd- heid om inzage te nemen van de registers bedoeld in artikel Cl« en van de afschriften welke volgens het laat-

ste lid van dat artikel aan den procureur-generaal moe- ten worden ingezonden."

51". Het opschrift van Hoofdstuk V I I wordt gelezen :

„HOOFDSTUK IV.

V a n d e a d v o c a t e n e n p r o c u r e u r s."

52". Het opschrift van Hoofdstuk VIT wordt gelezen:

„HOOFDSTUK V.

Va n d e d e u r w a a r d e r s."

53". In artikel 204 wordt achter de woorden: „de residentiegerechten" ingevoegd: „en landgerechten".

Artikel I I .

Het reglement op de strafvordering ondergaat de na- volgende wijzigingen, en aanvullingen:

1". H e t opschrift van het reglement wordt gelezen:

„Reglement op de strafvordering voor de politiegerech- ten, landgerechten en raden van justitie op Java en Ma- doera en liet hooggerechtshof van NederlandsCh-Indië."

2". Artikel 1 wordt gelezen:

„De zorg voor de uitoefening der gerechtelijke politie wordt opgedragen aan de officieren van justitie bij de landgerechten; zij zijn verplicht de bevelen na te komen welke hun te dien aanzien door de officieren van justitie bij de raden van justitie of den procureur-generaal wor- den gegeven."

3°. Artikel 2 wordt gelezen:

„Met het opsporen der misdrijven en overtredingen zijn, volgens de onderscheidingen bij de wettelijke be- palingen gemaakt, de hierna volgende ambtenaren en beambten belast, elk voor zooveel aangaat de uitgestrekt- heid van het grondgebied voor hetwelk hij is aangesteld:

1". de dorpshoofden (hoofden der desa's en kampongs) en alle verdere ondergeschikte Inlandsche politiebeamb- ten, hoe ook genaamd, die welke over de particuliere landerijen gesteld zijn, daaronder begrepen;

4

(22)

o. o.

14 D. O.

2". de districtshoofden eu de aan deze toegevoegde be- ambten;

3°. de ambtenaren en beambten der algemeene politie;

4n. de controleurs en gezaghebbers bij het binnenlandsch bestuur en voorts alle zoodanige ambtenaren, als daartoe in bijzondere gevallen bevoegd zullen worden verklaard;

5". de ambtenaren van het openbaar ministerie;

(>". alle andere beambten en personen in zaken bij bijzon- dere wettelijke voorschriften aan hunne waakzaam- heid toevertrouwd."

4". Artikel 3 wordt gelezen:

„De ambtenaren en beambten der algemeene politie staan, voorzooveel betreft het opsporen van strafbare feiten, onder het onmiddellijk gezag en toezicht van den officier van justitie [bij het lahdgerecht van hun ressort.

Zij zijn evenwel gehouden om, zonder nadere bevelen van laatstgenoemden af te wachten, aan eiken hun dooi- den officier van justitie bij den raad van justitie opge- dragen last tot dienstverrichting te voldoen."]

5°. Artikel 4 ondergaat de volgende veranderingen:

H e t tweede lid wordt gelezen; [a. De eerste zinsnede van liet eerste lid wordt gelezen:

„De met het opsporen van misdrijven en overtredingen belaste ambtenaren en beambten, die geen ambtenaren aan het openbaar ministerie noch hulpofficieren van justitie zijn, moeten bij de ontdekking van misdrijven of overtredingen op heeterdaad proces-verbaal opmaken van hunne bevinding.''

I). Het tweede lid wordt gelezen:]

„Zij moeten de aldus door hen opgemaakte processen- verbaal dadelijk aan den naastbijzijnden ambtenaar van

het openbaar ministerie of hulpofficier - overhandigen."

D. [ c ] Aaa het artikel wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

„De in artikel 2 sub 1° vermelde personen zullen van alle tot hunne kennis gekomen misdrijven en overtredin- gen en van hetgeen door hen te dien aanzien is verricht, ten spoedigste verslag doen aan den naastbijzijnden amb- tenaar van het openbaar ministerie of hulpofficier van justitie."

o—o o—o 6°. De aanhef van artikel 5 wordt gelezen: 7°. Tusschen de artikelen 5 en <> wordt een nieuw

„De in artikel 2 vermelde personen zijn artikel ingevoegd, luidende:

Wijders g e h o u d e n " , „ A r t i k e l s » . De residenten, assistent-residenten, regen- ten en patihs zijn gehouden op vordering van den [be- trokken] officier van justitie [bij het landgerecht], be- paaldelijk omschreven daden van onderzoek te verrichten en bepaaldelijk aangewezen personen te hooren.

Die opdracht geschiedt steeds door den officier van justitie in persoon."

8°. In artikel (i wordt in stede van: „bij den raad van justitie" gelezen: „bij het landgerecht".

9°. In het eerste lid van artikel 7 wordt in stede van:

„bij den raad van justitie" gelezen: „bij het landgerecht".

10". In het eerste lid van artikel 8 worden de woorden:

„met uitzondering van de in ten 1° genoemde bedienden"

vervangen door: „met uitzondering van de in ten 1° ge- noemde personen."

(23)

O. O. 15 I>- (>-

In artikel 12 worden de door den „bij den raad van Justitie" vervangen door „bij het land- gerecht"

11°. H e t opschrift van de Tweede Afdeeling van den Eersten Titel wordt gelezen:

„Van de ambtenaren van het openbaar ministerie bij de landgerechten, de raden van justitie en het hoogge- rechtshof."

12°. Het eerste lid van artikel !) wordt gelezen:

„De officieren van justitie bij de landgerechten zijn ambtshalve belast met de nasporing en vervolging van alle misdrijven en overtredingen, waarvan de kennis- neming behoort aan de landgerechten."

13°. De artikelen 10 en 11 worden vervangen door de volgende artikelen:

..Artikel 10. Bij misdrijven alleen op klachte vervolg- baar geschiedt de klachte mondeling of schriftelijk bij den bevoegden ambtenaar hetzij door den tot de klachte gerechtigde in persoon, hetzij door een ander, daartoe door hem van eene bijzondere schriftelijke volmacht voorzien.

De mondelinge klachte wordt door den ambtenaar die haar ontvangt in geschrift gesteld, en na voorlezing door hem met den klager of diens gevolmachtigde ondertee- kend. Indien deze niet teekenen kan, wordt de reden van het beletsel vermeld. De schriftelijke volmacht of, zoo zij voor een notaris in minuut is verleden, een authentiek afschrift daarvan, wordt aan de akte vastgehecht.

De schriftelijke klachte wordt door den klager of, onder overlegging van de schriftelijke volmacht of, in het geval bedoeld in het vorige lid, van een authentiek afschrift daarvan door den gevolmachtigde onderteekend.

Alles op straffe van nietigheid.

A r t i k e l 11. Tot het ontvangen der klachte is elk ambtenaar van het openbaar ministerie en elk hulp- officier van justitie bevoegd en verplicht.

Artikel l lb i s. De intrekking der klachte geschiedt bij de ambtenaren, op de wijze en in den vorm voor het

doen der klachte bij de artikelen 10 en 11 bepaald."

14°. [De aanhef van artikel VI wordt gelezen:

„Tot de waarneming der ambtsverrichtingen bij arti- kel 1) aan de officieren van justitie opgedragen, zijn gelijkelijk geregtigd,

die bij het landgerecht binnen welks ressort het mis- drijf of de overtreding is begaan;

die bij het landgerecht binnen welks ressort de be- klaagde woont;

die bij liet landgerecht binnen welks ressort de be- klaagde zal worden gevonden.]

15°. Artikel 13 wordt vervangen door de volgende artikelen:

, . A r t i k e l 1 3 . Strafbare feiten buiten Nederlandsch- Indië aan boord van een Nederlandsch-Indisch vaartuig gepleegd, worden, tot bepaling van de bevoegdheid van den vervolgenden ambtenaar, geacht te zijn begaan t e r plaatse waar de eigenaar van het vaartuig woont of de reederij is gevestigd.

Artikel 13Ws. De ambtsverrichtingen van de ambtena- ren van het openbaar ministerie worden bij vervolging van strafbare feiten buiten Nederlandsch-Tndië niet aan

(24)

16 D. O.

boord van een Nederlandsch-Indisch vaartuig gepleegd, vervuld door de ambtenaren van liet openbaar ministerie bij het landgerecht, onder wiens ressort de verdachte woont, gevonden wordt, of zijne laatste bekende verblijf- plaats heeft gehad.

In geval van gelijktijdige bemoeiing van onderscheide- ne ambtenaren van het openbaar ministerie blijft diegene hunner steeds niet de vervolging der zaak belast die bij de vorenstaande rangschikking vroeger is geplaatst.

Wanneer de verdachte hier te lande niet woont, niet wordt gevonden, en geen bekende verblijfplaats heeft -gehad, of wanneer meerdere van hetzelfde feit verdach-

ten in de ressorten van verschillende landgerechten wo- nen, gevonden worden of hunne l a a t s t bekende verblijf- plaats hebben gehad, worden de bedoelde .ambtsverrich- tingen uitgeoefend door den officier van justitie bij het landgerecht te Batavia."

16°. Artikel 14 wordt gelezen:

„In alle zaken welke, naar luid van het reglement op de rechterlijke organisatie en het beleid der justitie, in eersten aanleg aan de raden van justitie of aan het hooggerechtshof zijn opgedragen, oefenen de officieren van justitie bij die raden en oefent de procureur-generaal dezelfde functiën uit, waarmede / de officieren van justitie bij de landgerechten zijn bekleed.

De laatstgenoemden zijn evenwel verplicht om ook in dusdanige zaken de klachten en aangiften te ontvangen en die onverwijld met de daartoe betrekkelijke stukken en narichten aan de officieren van justitie bij de raden van justitie of aan den procureur-generaal te doen ge- worden."

17°. H e t eerste lid van artikel 16 wordt gelezen:

„De officieren van justitie bij de landgerechten zijn gehouden om, zoodra misdrijven tot hunne kennis komen, den officier van justitie bij den raad van justitie daar- van bericht te geven."

[17°a. In artikel 18 worden de woorden: „een officier van justitie" vervangen door: „een hunner".]

18°. De artikelen 19 en 19bis vervallen.

19°. Artikel 20 ondergaat de volgende wijzigingen:

a. Het eerste lid wordt gelezen:

„De controleurs en gezaghebbers bij het binnenlandsch- bestuur, de districts- en onderdistrictshoofden [en de hoofdcommissarissen en commissarissen van politie] zul- len in hoedanigheid van hulp-officieren op denzelfden voet als de officieren van justitie, de klachten of aan- giften ontvangen van de misdrijven en overtredingen, waarvan de kennisneming behoort aan de landgerechten en aan de politiegerechten, gepleegd in de ressorten, waarover zij gesteld zijn."

b. Het tweede lid vervalt.

20». In artikel 22, eerste lid, vervallen de woorden:

„en 19".

21°. Tusschen de Derde en Vierde Afdeelingen van den Eersten Titel wordt een nieuwe Afdeeling I I I A ingelascht, luidende:

(25)

17 D. O.

„DERDE A F D E E L I N G A.

V a n d e a m b t e n a r e n v a n h e t o p e n b a a r m i n i s t e r i e b ij d e p o l i t i e g e r e c h t e n . A r t i k e l 2 3 a . Aan den ambtenaar van het openbaar ministerie bij het politiegerecht is de vervolging opgedra- gen van het in het rechtsgebied van dat gerecht gepleegd strafbaar feit, dat tot de bevoegdheid van het politie- gerecht behoort.

Hij is bevoegd naar aanleiding van hem ter vervolging toegezonden processen-verbaal nasporingen te doen of een nader onderzoek in te stellen.

Hij kan die nasporingen of dat nader onderzoek op- dragen aan de hulpofficieren van justitie, zoomede aan de personen genoemd in artikel 2, nummers 2, 3, 4 en 6.

Hij is mede bevoegd en verplicht de klachten en aan- giften te ontvangen ter zake der feiten t o t de rechts- bevoegdheid der politieg er echten behoorende. Artikel 8, tweede, derde en vierde lid, is daarop toepasselijk. Ook naar aanleiding van deze klachten en aangiften is hij bevoegd nasporingen te doen of een nader onderzoek in

te stellen, als in de beide vorige leden bedoeld.

Op zaken van misdrijf alleen op Machte vervolgbaar zijn de artikelen 10, 11 en l lb i s van toepassing.

A r t i k e l 231>. De ambtenaren van het openbaar minis- terie bij de politiegerechten zullen slechts dan van de t o t hunne kennis gekomen, t o t de bevoegdheid dier gerech- ten behoorende [strafbare] feiten aan den officier van justitie bij het landgerecht bericht geven, wanneer n a a r hun oordeel dit in het belang der justitie noodzakelijk is.

Onverminderd hunne verplichting om ook dan dadelijk werkzaam te zijn, moeten zij in ieder geval de voorschrif- ten opvolgen die de officier van justitie hun tot het doen van onderzoek of vervolging mocht geven.

A r t i k e l 2 3 c . Op de ambtenaren van het openbaar ministerie bij de politiegerechten zijn de artikelen 15 en 17 toepasselijk."

22°. Tn artikel 25 wordt achter de woorden: „de amb- tenaren" ingevoegd: „en beambten".

23°. Artikel 26 ondergaat de navolgende wijzigingen:

a. In het tweede lid wordt in stede van : „volgens het bepaalde bij artikel 62 in verband met artikel 71" ge- lezen: „volgens artikel 44."

1). In het derde lid wordt in stede van: „zooals bij artikel 39 en 40 is voorgeschreven" gelezen: „zooals bij artikel 40 is voorgeschreven."

24°. In het tweede lid van artikel 28 vervallen de woorden: „zij zullen daarenboven door den bevoegden regter tot eene gevangenisstraf kunnen worden veroor- deeld, den tijd van tien dagen niet te boven gaande."

25°. In het eerste lid van artikel 29 worden de woor- den: „artikel 71" vervangen door: „artikel 44".

26°. Artikel 31 ondergaat de navolgende wijzigingen:

a. In het eerste lid vervallen de woorden: „vergezeld van den resident, of van eenen door dezen daartoe aan te wijzen europeeschen beambte."

5

(26)

o. o

18 D. O.

vervalt.

b. H e t derde lid vervalt.

27°. Artikel 37 [wordt gelezen:

„Ieder die als deskundige, genees- of heelmeester daar- toe wordt opgeroepen, is verplicht zijne diensten aan de justitie te leenen."]

28°. H e t eerste lid van artikel 38 wordt gelezen:

„Wanneer in de gevallen bij artikel 27 en volgende vermeld, het daarbij bevolen onderzoek moet p l a a t s hebben voordat de officier van justitie t e r plaatse aan- wezig kan zijn, zal de betrokkene hulp-officier zulks dadelijk ter kennis brengen van den officier; doch in afwachting van diens komst of schriftelijke onderrich- tingen, bevoegd en verplicht zijn om dat alles t e verrich- ten w a t de officier van justitie, indien hij tegenwoordig ware, volgens de bepalingen van deze afdeeling zoude mogen en moeten doen."

29°. Artikel 39 vervalt.

30°. Artikel 40 ondergaat de navolgende wijzigingen:

a. Het tweede lid wordt gelezen:

„Op de vordering van den officier van justitie kan de landrechter in de gevallen in het tweede lid van artikel 44 vermeld, bij eene met redenen omkleede beschikking het bevel éénmaal verlengen voor een tijd door dien rechter te bepalen, maar in geen geval voor langer dan tien dagen."

ö. In het derde lid wordt in stede van: „overeenkom- stig artikel 7 1 " gelezen: „overeenkomstig artikel 44".

31°. De Titels I I tot en met X X I I worden vervangen door de navolgende bepalingen:

misdrijf

„ T W E E D E TITEL.

V a n h e t g e r e c h t e l i j k o n d e r z o e k d o o r d e n o f f i c i e r v a n j u s t i t i e b ij h e t ,

l a n d g e r e c h t .

A r t i k e l 4 1 . Zoodra de officier van justitie voldoen- de aanwijzing heeft verkregen van een gepleegd [straf- baar feit] en van den persoon die zich d a a r a a n heeft schuldig gemaakt en hij het verleenen van gerechtelijk onderzoek noodig oordeelt, biedt hij de stukken aan den landrechter aan.

Hij vordert daarbij, met of zonder bevel van gevangen- neming of gevangenhouding, hetzij verwijzing van de zaak naar de terechtzitting, hetzij dat hem het gerechte- lijk onderzoek worde opgedragen.

De landrechter zal daarop ten spoedigste beschikken.

den resident, welke laatste zorgt dat aan de beschikking des landrechters gevolg wordt ge- geven.

A r t i k e l 4 2 . Indien de landrechter bevindt dat de zaak t o t de kennisneming van een anderen rechter be- hoort, zal hij haar naar den bevoegden rechter verwijzen.

De officier van justitie zal daarop de stukken doen toe- komen aan de met de vervolging belaste autoriteit, en zoo de bevoegde rechter het districts- of regentschaps- gerecht is, aan [het betrokken gerecht, dat verplicht is de zaak af te doen.]

Wanneer de verdachte zich in voorloopige hechtenis bevindt, kan de landrechter bevelen dat hij daarin zal verblijven, tenzij de zaak naar het politiegerecht, het districts- of het regentschapsgerecht wordt verwezen, in

(27)

o. o.

1!) D. O.

geenerhande

kan de landrechter bevelen dat hij daarin zal verblijven in afwachting van de beslissing van den raad van justitie.

/ als maximum

verduistering, oplichting, of de in

welke gevallen des verdachten onmiddellijke invrijheid- stelling moet worden bevolen.

Wanneer binnen een bij dit bevel vast te stellen ter- mijn, welke echter niet langer mag zijn dan van dertig dagen, door de bevoegde autoriteit geen nieuw bevel van gevangenhouding is verleend, wordt de verdachte in vrij- heid gesteld, tenware hij om andere redenen in hechtenis behoort te blijven.

A r t i k e l 4 3 . Wanneer de landrechter bevindt d a t het feit niet onder het bereik der strafwet valt, of dat er

[geen voldoende] aanwijzing van schuld tegen den ver- dachte bestaat, zal hij het bevel weigeren en verklaren dat er geen grond is om voort te procedeeren.

V a n deze beschikking zendt de landrechter onder bij- voeging der stukken binnen vijf dagen een afschrift aan den r a a d van justitie.

Wanneer de verdachte zich in voorloopige hechtenis bevindt, [gelast de landrechter zijne onmiddellijke invrij- heidstelling tenware hij om andere redenen daarin be- hoort te verblijven.]

De r a a d van justitie zal binnen zes dagen na de ont- vangst de beschikking van den landrechter goedkeuren of te niet doen en bevelen hetgeen bevonden zal worden t e behooren.

Binnen drie dagen na de beslissing zal de griffier van den r a a d van justitie een authentiek afschrift van die beslissing aan den landrechter toezenden.

A r t i k e l 4 4 . In alle andere gevallen verwijst de landrechter de zaak naar de terechtzitting of gelast hij

gerechtelijk onderzoek, in het een en het ander geval met of zonder bevel van gevangenneming of gevangen- houding.

Gevangenneming of, zoo de verdachte voorloopig is aan- gehouden, gevangenhouding kan worden bevolen, indien

tegen het misdrijf / gevangenisstraf van [ten hoogste]

vijf jaren of een zwaardere straf is bedreigd, of indien zij wordt verzocht wegens [de in de artikelen 282, l a a t s t e lid, 296, 303, 351, eerste lid, 353, eerste lid, 372, 378, 453, 1°, 454, 1°, 455, 1°, 459 en 480 van het Wetboek van strafrecht omschreven misdrijven, dan wel wegens mede- plichtigheid aan of poging tot de misdrijven in dit artikel vermeld voor de toepassing van deze bepaling ten aan- zien van een minderjarigen persoon, die voor het begaan van het feit den leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, wordt geen rekening gehouden met het bepaalde bij artikel 47 van het Wetboek van strafrecht.]

de artikelen 453, 1°, 454, 1° 455, 1", 459 van het Wetboek van strafrecht en 480 omschreven misdrijven.

In alle andere strafzaken wordt, zoo de verdachte voor- loopig is aangehouden, diens in vrijheidstelling bevolen.

Op straffe van nietigheid kan in geen geval verwijzing naar de terechtzitting plaats hebben, zoolang de verdach- te niet door den officier van justitie is gehoord of daartoe behoorlijk is opgeroepen.

De landrechter is gedurende het verdere onderzoek steeds bevoegd om, wanneer zulks ingevolge het tweede lid van dit artikel is toegelaten, op vordering of na ver-

(28)

20 D. O.

hoor van het openbaar ministerie bevel t o t gevangen- neming te verleenen tegen een beklaagde, in wiens zaak aanvankelijk zonder zoodanig bevel gerechtelijk onder- zoek was gelast, of diens in vrijheidstelling te bevelen, indien hij den last t o t [gerechtelijk] onderzoek bevel

tot gevangenneming of gevangenhouding is verleend.

A r t i k e l 4 5 . Behalve wanneer de landrechter de zaak naar het districts- of regentschapsgerecht heeft verwe- zen, kan in het geval voorzien bij artikel 42, de officier van justitie binnen den tijd van tweemaal vier en twintig uren na dè beschikking van den landrechter welke dade- lijk aan hem moet worden medegedeeld, daartegen ver- zet doen door middel van eene verklaring ter griffie van het landgerecht afgelegd.

De aanteekening dier verklaring geschiedt in een daar- toe bestemd register; zij moet door den ambtenaar van het openbaar ministerie en den griffier worden onder- teekend.

De acte van verzet moet benevens de processtukken, desnoods vergezeld van eene memorie, bevattende de redenen voor zoover die niet bij de acte zelve zijn uit- gedrukt, binnen de volgende vier en twintig uren door den officier van justitie worden opgezonden aan den officier van justitie bij den raad van justitie, die binnen drie dagen na de ontvangst, dezelve met zijn verslag en requisitoir bij den raad van justitie indient.

De raad zal binnen zes dagen daarna de beschikking van den landrechter goedkeuren of te niet doen, en be- velen hetgeen bevonden zal worden te behooren.

Binnen drie dagen n a de beslissing zal de officier van justitie bij den raad van justitie een authentiek afschrift van 's raads beslissing aan den officier van justitie bij het landgerecht toezenden.

Indien de verdachte zich in hechtenis bevindt, zal hij daarin hangende het verzet verblijven.

A r t i k e l 4 6 . In geval van een verleend bevel van gevangenneming zal de verdachte binnen vier en twintig uren na zijne overbrenging in de gevangenis, door den officier van justitie worden gehoord.

Evenzoo zal, in geval van een verleend bevel van gevangenhouding, binnen vier en twintig uren n a de beteekening van dat bevel, het verhoor van den verdachte moeten plaats hebben, wanneer deze, na krachtens het bepaalde bij artikel 38 te zijn aangehouden, nog niet door den officier van justitie zelf is gehoord.

A r t i k e l 4 7 . Indien de beklaagde in vrijheid is, zal hij bij bevel van den officier van justitie geroepen en gedaagd worden om voor denzelven op eenen bepaalden dag en een bepaald uur te verschijnen, ten einde gehoord te worden op de feiten ten zijnen laste, in het bevel summierlijk uitgedrukt.

Bij zijne verschijning voor den officier van justitie zal hij door denzelven terstond ondervraagd worden.

A r t i k e l 4 8 . Indien de beklaagde niet verschijnt, is de officier van justitie verplicht om denzelven andermaal

(29)

o. o.

21 D. O

te doen dagvaarden.; hij kan zulks doen met bevel van medebrenging, wanneer de niet opgekomen verdachte van geene wettige verhindering heeft doen blijken.

"De beambte, met dat exploit belast, zal, des noodig zijnde, de openbare burgerlijke of de gewapende macht te zijner hulp inroepen. Zij is verplicht onmiddellijk aan die vordering t e voldoen.

A r t i k e l 4!». Na verhoor van den beklaagde zal hij door den officier van justitie vrijgelaten worden, onder verplichting van zoo dikwijls voor dien ambtenaar te verschijnen als deze noodig mocht achten.

Bij elke niet-versehijning van den verdachte wordt door den officier van justitie gehandeld, zooals bij het eerste lid van het vorige artikel is bepaald.

A r t i k e l 5 0 . Dit geraden oordeelende kan de officier van justitie,' wanneer de beklaagde woonachtig is of verblijf houdt in het ressort van een ander landgerechr, aan den officier van justitie bij dat andere landgerecht opdragen den beklaagde op of naar aanleiding van ont- worpen vraagartikelen te hooren.

Ook kan hij wanneer de beklaagde woonachtig is of verblijf houdt binnen het ressort van het landgerecht, maar op meer dan vijftien palen afstand van de plaats waar het landgerecht is gevestigd, aan de in artikel 5«

genoemde ambtenaren opdragen den beklaagde op of naar aanleiding van ontworpen vraagartikelen te hooren.

| Indien de beklaagde buiten -lava en Madoera woonach- tig is of verblijf houdt, kan dit verhoor worden opge- dragen aan het hoofd van plaatselijk bestuur van zijne woon- of verblijfplaats.]

D,. i„ het eerste [, tweede en derde] lid genoemde auto- riteiten zullen het hun opgedragen verhoor door anderen kunnen doen houden.

De bepalingen van de artikelen 47, 48 en 49 zijn toe- passelijk op dengene, die het verhoor houdt.

A r t i k e l 5 1 . Wanneer een beklaagde, tegen wien ge-, rechtelijk onderzoek zonder bevel van gevangenneming

„f gevangenhouding is gelast, het voornemen aan den dag legt om J a v a of Madoera te verlaten, zal hem de daartoe vereischte pas niet worden uitgereikt, wanneer de betrokken ambtenaar van het openbaar ministerre schriftelijk aan het hoofd van het plaatselijk bestuur heeft te kennen gegeven dat het belang der justitie het vertrek van den beklaagde niet gedoogt.

A r t i k e l 5 2 . De bevelen tot gerechtelijk onderzoek, van gevangenneming en gevangenhouding moeten door den landrechter en den griffier worden onderteekend.

De beklaagde zal daarin met name moeten worden genoemd, of zoo klaar mogelijk moeten worden aange- duid, en het feit waarmede hij belast is zal er hoofd- zakelijk in worden uitgedrukt, met aanwijzing van de gevangenis, waarin de beklaagde zal worden in bewaring gesteld of gehouden.

A r t i k e l 5 3 . De in het vorige artikel vermelde be- 6

(30)

o. o.

22 D. O.

Wanneer hulpofficieren de in dezen Titel aan den officier van Justitie opgedragen functiën vervullen, zullen zij door een door hen aan te wijzen beambte worden bijgestaan,

velen moeten vanwege den officier van justitie, door den ambtenaar met liet exploit belast, aan den beklaagde worden beteekend en vertoond, met overgave van een afschrift, ook dan wanneer hij zich reeds voorloopig in hechtenis bevindt.

Bij verzuim der formaliteiten hiervoren omschreven kan de officier van justitie de nietigheid van het exploit van beteekening uitspreken, mits de beklaagde zulks vordere bij zijne eerste verschijning voor den officier van justitie.

In geval van vernietiging van het exploit zal hetzelve onverwijld opnieuw worden gedaan.

A r t i k e l 5 4 . ï\Ta het eerste verhoor van den beklaag- de zal de officier van justitie met het onderzoek voort- gaan en denzelven zoo dikwijls hooren en desnoods met de, overigens ieder afzonderlijk te hooren, getuigen of deze onderling confronteeren als hij. hetzij ambtshalve hetzij op verzoek van den beklaagde, zal noodig achten.

Indien er meerdere verdachten zijn, zullen deze ook ou- derling kunnen worden geconfronteerd.

A r t i k e l 5 5 . De officier van justitie wordt bij al zijn ambtsverrichtingen tijdens het gerechtelijk onderzoek door den griffier of eenen substituut-griffier of wel. hij volstrekte verhindering van deze. door eenen beëedigden

klerk ter griffie bijgestaan.

[Bij de verhooren, welke door den officier van justitie tijdens dit onderzoek aan andere ambtenaren worden opgedragen, worden deze door een door hen aan te wijzen beambte bijgestaan]. v

A r t i k e l 5 0 . De officier van justitie zal de dag- vaarding bevelen van de getuigen die hij ambtshalve ver- meent te moeren hooren en kan die insgelijks bevelen van de getuigen die hem door den beklaagde zijn aan- geduid.

Bij zijn procesverbaal wordt melding gemaakt van alle de door den beklaagde als getuigen opgegeven personen, om lier even of de officier van justitie die al dan nier heeft laten oproepen.

A r t i k e l 5 7 . De bepalingen vervat in de artikelen L18, 124 en 125, voorzoover die betrekking hebben tot de aan eiken getuige te richten algemeene vragen, der- zelver beëediging en de redenen van verschooning, zijn toepasselijk op liet gerechtelijk onderzoek van den offi- cier van justitie met dien verstande, dat de bij artikel 124 vermelde personen in geen geval door hem onder eede zullen worden gehoord [en hij zelf over de gegrondheid van de aangevoerde redenen van verschooning zal be- slissen] .

De officier van justitie zal den eed, mitsgaders alle de vragen en de antwoorden der getuigen, door den ambte- naar die hein bijstaat behoorlijk in geschrift doen stellen.

A r t i k e l 5 8 . H e t alzoo in geschrifte gestelde zal onderteekend worden door den officier van justitie, den in het vorige artikel genoemden ambtenaar en de ge tui-

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Led – lichttherapie biedt een pijnloze oplossing voor een gezondere, jonger uitziende huid door het verstrekken van veilige, niet invasieve, pijnloze behandelingen voor alle

Dit doet u door een flinke lepel crème te nemen en deze aan de linkerzijde op het bord te tikken, smeer deze met de bolle kant van de lepel in één keer uit naar rechts.. Leg

In opdracht van het ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit (L.N.V.) te Den Haag.... 1998 Videoproductie

Wij zien uw tuinafscheiding en die pergola het liefst perfect aansluiten bij de rest van uw tuin om zo voor u de ideale tuin te creëren. Wilt u graag de gehele tuin vernieuwen,

Wij zijn zooooooo enthousiast om het nieuwe jaar te beginnen &amp; dat ook met een spik splinternieuwe Wij zijn zooooooo enthousiast om het nieuwe jaar te beginnen &amp; dat ook met

11°. Al hetgeen waaromtrent partijen zijn overeen- gekomen of dat door andere wetten gevorderd wordt. De voorschot-akte moet dienen om te constateeren 1 » dat er voorschot

Ouders van kinderen die gepest worden zijn vaak emotioneel bij het onderwerp betrokken, andere ouders kunnen meestal meer afstand nemen, daardoor zijn zij beter in staat duidelijk

• De dienstverleningsovereenkomst uit januari 2015 voor de inkoop- en monitoringsorganisaties wordt ter beschikking van de raad gesteld (Toezegging);.. • Er wordt