• No results found

DERTIENDE TITEL

In document STRAFPROCESRECHT UNIFICATIE (pagina 68-76)

V a n de w r a k i n g en v e r s c h o o n i n g v a n rechters en de verzending van de

zaak uit dien hoofde naar eenen a n d e r e n rechter.

A r t i k e l 2 4 3 . Een lid van het hooggerechtshof, of n een r a a d van justitie, een landrech'ter of een

politie-61 D- O.

rechter kan, zoowel door den beklaagde als door h e t openbaar ministerie worden gewraakt om de volgende redenen :

1°. indien hij den beklaagde in bloedverwantschap of in zwagerschap bestaat, t o t in den vierden graad inge-sloten;

2°. indien hij persoonlijk belang bij de zaak heeft;

3°. indien op zijn klachte [of aangifte] een rechtsgeding wegens misdrijf of overtreding binnen het jaar voor de wraking heeft plaats gehad tegen den beklaagde of tegen diens echtgenoot, bloedverwanten of aange-huwden in de rechte linie;

4°. indien hij een schriftelijk advies in de zaak gegeven heeft;

5°. indien hij, hangende h e t geding, geschenken heeft ontvangen van iemand die bij de zaak belang heeft, of dezelve aan hem beloofd zijn, en die belofte door hem is aangenomen;

6°. indien er tusschen hem of zijne echtgenoot, bloedver-wanten of aangehuwden in de rechte linie t e r eener, en den beklaagde t e r andere zijde, een burgerlijk rechtsgeding aanhangig i s ;

7°. indien hij is voogd, curator, vermoedelijke erfgenaam of begiftigde van den beklaagde;

8°. indien er tusschen hem en den beklaagde een hooge graad van vijandschap b e s t a a t ;

9°. indien er tusschen hem en den beklaagde sedert den aanleg van h e t rechtsgeding of binnen zes maanden vóór de wraking, beleedigingen of bedreigingen heb-ben plaats gehad.

Artikel 244.v Een rechter kan alleen gewraakt wor-den t e r gelegenheid der terechtzitting in strafzaken.

A r t i k e l 2 4 5 . De wraking moet mondeling of bij schriftelijke conclusie worden voorgedragen zoodra h e t onderzoek t e r terechtzitting aanvang neemt. Men is daartoe niet meer ontvankelijk in den loop des onder-zoeks, tenzij eerst n a den aanvang van hetzelve de rede-nen van wraking zijn ontstaan, of aan de wrakende partij bekend geworden.

A r t i k e l 2 4 6 . Indien de wrakende partij vermeent meer dan eene reden van wraking tegen denzelfden rechter te hebben, moet zij alle tegelijk voordragen.

A r t i k e l 2 4 7 . Indien zij meer dan één lid van een rechterlijk college wil wraken, k a n zij de tweede of verdere wraking niet voordragen, voordat over de voor-gaande is beslist.

A r t i k e l 2 4 8 . H e t hooggerechtshof of de raad van justitie zal, na. de conclusie van het openbaar ministerie, of, indien laatstgenoemde de wrakende partij is, na des-zelfs requisitoir, dadelijk over de wraking raadplegen en vervolgens uitspraak doen.

Geen der leden, behalve de gewraakte rechter, mag zich verschoonen van a a n de raadpleging en beslissing over de wraking deel t e nemen.

16

62 D. O.

A r t i k e l 2 4 9 . Ingeval van wraking van een land-rechter of politieland-rechter zal hij met het onderzoek dei-strafzaak niet kunnen voortgaan, maar de acte van wraking, benevens zijn schriftelijk advies, onmiddellijk moeten inzenden aan den raad van justitie, welke daarna, op de conclusie van het openbaar ministerie, uitspraak zal doen.

Deze inzending zal niet behoeven plaats te hebben.

indien de landrechter of de politierechter mocht goed vinden in de wraking te berusten en de berechting dei-zaak aan zijn in de artikelen 91, 92 en 99 van het regle-ment op de rechterlijke organisatie en het beleid der justitie in Nederlandsch-Indië vermelden vervanger over te laten.

A r t i k e l 2 5 0 . Indien een rechter zich wil verschoo-nen om eene der redeverschoo-nen in artikel 243 vermeld, of op andere billijke gronden, zal hij die voordragen aan het college waarin hij zitting heeft of, indien het eenen dei-bij artikel 249 bedoelde rechters geldt, aan den raad van justitie binnen welks ressort hij zijne bediening uitoefent.

en zich aan deszelfs beslissing moeten onderwerpen.

A r t i k e l 2 5 1 . Wanneer tengevolge van geldig ver-klaarde wraking of van vrijwillige verschooning, de leden r a n eenen raad van justitie, de griffier daaronder be-grepen, niet meer in genoegzamen getale mochten zijn om van de zaak kennis te nemen, zal de officier van justitie daarvan bericht geven aan den procureur-gene-raal, op wiens requisitoir het hooggerechtshof de zaak naar eenen anderen raad van justitie zal verwijzen.

A r t i k e l 2 5 2 . De uitspraak zal door den procureur-generaal worden gebracht ter kennis van den ambtenaar van het openbaar ministerie bij den raad van justitie, aan welken de zaak verwezen is.

Zij wordt vanwege den procureur-generaal aan den beklaagde beteekend.

A r t i k e l 2 5 3 . Indien het geval in artikel 251 vermeld, omtrent het hooggerechtshof mocht plaats vinden, zal de Gouverneur-Generaal, op verzoek van den procureur-generaal, na het bericht van het hooggerechtshof te hebben ingewonnen, tijdelijk en alleen voor de afdoening der zaak, waarin de wraking heeft plaats gehad, aan dat college een genoegzaam a a n t a l leden toevoegen.

Bij die tijdelijke benoeming, waaraan geene bezoldi-ging is verbonden, zal zooveel mogelijk worden acht gegeven op de bepalingen van artikel 153 van het Règle-ment op de rechterlijke organisatie en het beleid der justitie in Nederlandsch-Indië.

A r t i k e l 2 5 4 . Bij geldigverklaring van de tegen den landrechter of politierechter ingebrachte wraking, ge-schiedt de vervanging op de wijze omschreven in de artikelen 91, 92 en 99 van het Reglement op de rechter-lijke organisatie en het beleid der justitie in Neder-landsch-Indië.

A r t i k e l 2 5 5 . De rechterlijke uitspraken ter zake Tan wraking, verschooning en verzending zijn in geen geval aan hooger beroep, revisie of cassatie onderworpen.

o. o

63 D. O.

VEERTIENDE TITEL.

V a n d e r e v i s i e d e r v o n n i s s e n i n z a k e n v a n m i s d r ij f.

A r t i k e l 2 5 6 . Alle eindvonnissen der landgerecliten, in zaken van misdrijf gewezen, zijn, met uitzondering van die, waarbij de beklaagden wegens het niet bewezen zijn hunner schuld zijn vrijgesproken, vatbaar voor de revisie van den raad van justitie, binnen wiens rechts-gebied het landgerecht zijnen zetel heeft.

A r t i k e l 2 5 7 . De beklaagde die verlangt dat de raad van justitie in revisie van de zaak zal kennis nemen of wel uitdrukkelijk in het vonnis wenscht te berusten, moet daarvan uiterlijk binnen drie weken na den dag der uitspraak of na dien, waarop het vonnis hem, in-gevolge het laatste gedeelte van artikel [149,] in de ge-vangenis is voorgelezen, hetzij in persoon, hetzij bij een daartoe gemachtigde, verklaring doen [bij den griffier]

van het landgerecht, dat het vonnis heeft gewezen.

De verklaring wordt door den griffier kosteloos in-geschreven in het daartoe bestemd register en door hem en dengene die haar heeft gedaan, geteekend: indien de laatstgenoemde niet kan teekenen, maakt de griffier daarvan en van de reden melding in het register.

Van eene verklaring van berusting van den beklaagde wordt door den griffier onverwijld kennis gegeven aan den officier van justitie bij het landgerecht, die de ver-klaring voor „gezien" teekent.

A r t i k e l 2 5 8 . Indien de beklaagde zich in voorloopige hechtenis bevindt, is de griffier of wanneer deze. nocii zijn wettelijke vervanger ter plaatse aanwezig zijn, een daartoe door den landrechter aangewezen ambtenaar of beambte, verplicht zich op de een en twintigsten dag nadien der uitspraak of voorlezing in de gevangenis, of zoodra de beklaagde daartoe het verzoek doet, bij hem te begeven en hem af te vragen of hij al dan niet ver-langt dat de zaak in revisie zal worden behandeld.

Door den griffier of diens vervanger wordt van deze handeling en van het door den beklaagde gegeven ant-woord, onmiddellijk een akte opgemaakt en door hem en den beklaagde, indien deze teekenen kan, onderteekend.

Deze akte wordt door den griffier overgeschreven in een register en daarna bij de processtukken gevoegd.

A r t i k e l 2 5 9 . De officier van justitie bij het land-gerecht, dat het vonnis gewezen heeft, is mede bevoegd tot het doen der verklaring, bedoeld in artikel 257.

H e t tweede lid van dat artikel is mede op deze ver-klaring toepasselijk.

De ambtenaar van het openbaar ministerie is verplicht van zijne verklaring ten spoedigste beteekening te laten doen aan den beklaagde.

A r t i k e l 2 6 0 . De griffiers bij de landgerechten zen-den binnen zen-den tijd van vier weken na de uitspraak, met gelijktijdige overlegging van de stukken van het geding en het proces-verbaal der terechtzitting aan den raad van justitie een authentiek afschrift van het vonnis, waarvan revisie is aangeteekend.

64 D. O.

A r t i k e l 2 6 1 . De officier van justitie en de beklaagde zijn wederzijds bevoegd om, binnen den termijn van veertien dagen aanvangende, indien de aanteekening geschiedt door den beklaagde, van den dag der aantee-kening en indien zij geschiedt door het openbaar minis-terie, van den dag der beteekening aan den beklaagde, eene memorie, houdende hunne middelen ter bestrijding of handhaving van het aan revisie onderworpen vonnis, aan den raad van justitie in te dienen of te doen in-dienen.

• A r t i k e l 3 6 a . Van het tijdstip af waarop revisie is aangeteekend, berust bij den 'revisierechter de bevoegd-heid om wijziging te brengen in hetgeen omtrent de voorloopige hechtenis van den beklaagde is bevolen, met inachtneming van hetgeen in artikel !)0, vierde, vijfde, zesde, zevende, achtste en negende lid. aan den land-rechter is voorgeschreven.

A r t i k e l 2 6 3 . Nadat de stukken bij den raad van van justitie zijn ingekomen en de memoriën van den officier van justitie bij het landgerecht en van den beklaagde, houdende hunne middelen ter bestrijding of handhaving van het aan revisie onderworpen vonnis, zijn ingediend, of de termijnen voor de indiening gesteld, verstreken zijn, bej^aalt de president onverwijld den dag waarop de zaak in raadkamer zal worden behandeld.

A r t i k e l 2 6 4 . Indien de raad van justitie, na raad-pleging, bevindt dat het vonnis wel en terecht is gewezen, wordt het bekrachtigd.

Wanneer eenig verzuim van formaliteiten heeft plaats gehad, dat vatbaar is voor herstel, wordt dit herstel vooraf bevolen. Vonnissen en processen-verbaal van te-rechtzittingen, die onderteekening missen, zonder dat de onmogelijkheid tot teekenen daarin is geconstateerd, worden aan den eersten rechter teruggezonden ten einde het gepleegd verzuim t e herstellen.

A r t i k e l 2 6 5 . Wanneer vormen zijn verzuimd welke op straffe van nietigheid zijn voorgeschreven, vernietigt de raad van justitie het vonnis of de beschikking van verwijzing, met bevel dat de zaak door het landgerecht, hetwelk reeds daarvan heeft kennis genomen, opnieuw zal worden behandeld, te beginnen met de oudste akte waarin de nietigheid is begaan.

Indien echter het vonnis niet vermeldt de redenen die tot de beslissing geleid hebben, de stellige wetsbepalin-gen, waarop de uitspraak is gegrond, of het misdrijf dan wel de overtreding terzake waarvan eene veroordeeling is uitgesproken, of wel indien recht is gedaan op on-wettige bewijsmiddelen, doet de raad van justitie ten principale uitspraak. Hetzelfde is het geval, indien het vonnis niet voldoet aan een of meer der vereischten, die, ofschoon niet voorgeschreven op straffe van nietigheid, tot het wezen van elke rechterlijke uitspraak behooren.

A r t i k e l 2 6 6 . Wanneer de eerste rechter zich uit hoofde van vermeende onbevoegdheid of op andere gron-den, ten onrechte van de kennisneming of van de be-slissing der hoofdzaak heeft onthouden, wordt het vonnis

\

o. o.

65 D. O.

vernietigd en de zaak weder naar den eersten rechter verwezen, die alsdan op de hoofdzaak recht zal doen.

A r t i k e l 2 6 7 . Wanneer de r a a d van justitie bevindt, dat het ter revisie opgezonden vonnis door een onbe-voegden rechter is gewezen, wordt het vonnis vernietigd, met verwijzing van de zaak naar den bevoegden rechter.

A r t i k e l 2 0 8 . Wanneer de raad van justitie bevindt, dat de veroordeeling is uitgesproken zonder dat het wettig en overtuigend bewijs der schuld is geleverd, wordt het vonnis vernietigd en de beklaagde

vrijge-sproken.

A r t i k e l 2 6 » . Wanneer de r a a d van justitie bevindt dat de veroordeeling is uitgesproken ter zake van een feit, dat noch misdrijf noch overtreding oplevert, wordt het vonnis vernietigd en de beklaagde ontslagen van alle

rechtsvervolging.

A r t i k e l 2 7 0 . Wanneer de raad van justitie bevindt dat de lagere rechter de feiten terecht als bewezen heeft aangenomen, doch ten onrechte verklaard heeft dat zij noch misdrijf noch overtreding of slechts deze l a a t s t e opleveren, wordt het vonnis vernietigd, de beklaagde aan het misdrijf of de overtreding, door hem begaan, schuldig verklaard en de daarop gestelde straf tegen hem uitgesproken, [behoudens het bepaalde bij artikel 45 van het Wetboek van strafrecht].

A r t i k e l 2 7 1 . Wanneer de r a a d van justitie bevindt dat, bij het ter terechtzitting van den eersten rechter ge-houden onderzoek, een veroordeelde door schending der daartoe betrekkelijke bepalingen blijkbaar in zijn recht van verdediging is verkort, of dat de aldaar gehouden instructie onvolledig is geweest, gelast hij met opschor-ting der uitspraak in revisie, dat de beklaagde opnieuw op de bestaande beschikking zal terecht staan, m a a r voor den r a a d zelven.

De president bepaalt den dag der terechtzitting en neemt de voorzieningen, welke door de landrechters be-hooren te worden genomen om de behandeling ter te-rechtzitting mogelijk te maken, met dien verstande d a t de officier van justitie bij den raad de gegeven bevelen doet ten uitvoerleggen, en de schriftelijke bewijzen der gedane oproepingen en kennisgevingen aan den president doet toekomen.

De raad volgt bij de behandeling der zaak ter terecht-zitting de voor de landgerechten in zake misdrijf be-staande bepalingen op.

A r t i k e l 2 7 2 . Wanneer eindelijk bevonden wordt dat de eerste rechter in de qualificatie van het misdrijf heeft gedwaald, dat hij eene verkeerde straf heeft toegepast, of dat de m a a t der opgelegde straf buiten verhouding s t a a t t o t het gepleegde misdrijf, wordt het vonnis t e dien aanzien verbeterd.

De raad zal evenwel de door den eersten rechter uit-gesproken straf niet kunnen verzwaren ter zake van

17

m

D. O.

omstandigheden, w aarvan het niet uit de stukken blijkt, dat zij door den eersten rechter zijn voorgehouden.

A r t i k e l 2 7 3 . Bij overschrijding door het landgerecht van de bij de wettelijke bepalingen toegekende bevoegd-heid tot wijziging of aanvulling der beschikking van verwijzing, wordt door den raad van justitie de door den eersten rechter aangebrachte wijziging of aanvulling geheel of gedeeltelijk vernietigd en recht gedaan op het overige deel der ten laste legging, met terzijdestelling

\an het vernietigde.

De raad heeft in revisie gelijke bevoegdheid tot wijzi-ging of aanvulling der beschikking van verwijzing als de eerste rechter.

Indien de raad van deze bevoegdheid gebruik maakt, zendt hij, met opschorting der uitspraak in revisie, zijn daartoe genomen beschikking met de stukken van het geding aan den landrechter, ten einde op een zoo spoedig mogelijk te houden nadere terechtzitting van het land-gerecht den beklaagde daarop te hooren. De stukken worden onmiddellijk daarna met het van die zitting ge-houden proces-verbaal aan den raad teruggezonden.

A r t i k e l 2 7 4 . De raad heeft in revisie de bevoegd-heid om, met vernietiging voor zooveel noodig van de daarmede strijdige beschikkingen, de voeging of de split-sing van ten onrechte gesplitste of gevoegde zaken te bevelen, doch alleen, wanneer een of meer der betrokken beklaagden in hun recht zijn verkort.

A r t i k e l 2 7 5 . Bij het vonnis in revisie zal mede uitspraak worden gedaan over de beslissing van den eersten rechter, opzichtelijk de vordering tot schadever-goeding van de beleedigde partij.

A r t i k e l 2 7 6 . Ingeval van bekrachtiging van een vonnis, houdende ontslag van rechtsvervolging, gelast de raad van justitie, dat de beklaagde, wanneer hij zich in hechtenis bevindt dadelijk zal worden in vrijheid gesteld, ten ware hij om andere redenen in verzekerde bewaring behoort te blijven.

De invrijheidstelling wordt gelijkerwijze bevolen, wan-neer vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging plaats heeft bij het vonnis in revisie.

A r t i k e l 2 7 7 . Het vonnis in revisie moet door de leden van den raad, die in de zaak hebben recht gedaan, en den griffier worden onderteekend, uiterlijk in de eerstkomende gewone vergadering, nadat het is gewezen.

A r t i k e l 2 7 8 . Een authentiek afschrift van het von-nis wordt, met de overige stukken, ten spoedigste terug-gezonden aan het landgerecht hetwelk in eersten aanleg heeft recht gesproken.

Echter heeft de verzending, ingeval eene strafplaats moet worden aangewezen, niet plaats, dan nadat die aanwijzing op het van de stukken vergezeld verzoek van den raad, door de daartoe bevoegde autoriteit zal heb-ben plaats gehad.

o. o

UT D. O.

Indien evenwel in revisie van meer dan één beklaag-den één of meer, in hechtenis zijnde, vrijgesproken of van rechtsvervolging ontslagen zijn, dan wel één of meer zijn veroordeeld t o t eene straf, waarvoor geen straf-plaats moet worden aangewezen, zal onverwijld een authentiek extract van het vonnis in revisie aan den eersten rechter worden toegezonden. Dit extract zal inhouden:

De namen, ouderdom, de geboorteplaats, de woon- of verblijfplaats en het beroep van den beklaagde;

de beslissing van den eersten rechter, ook ten aanzien der stukken van overtuiging;

de beslissing in revisie en, bij vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging ook de vermelding van den last t o t onmiddellijke invrijheidstelling, t e n ware de beklaagde om andere redenen in hechtenis behoore te verblijven;

de uitspraak omtrent de kosten;

de vermelding van den dag waarop het vonnis is ge-wezen en van de namen der rechters, die aan de beslis-sing hebben deelgenomen.

Zoodra de rechtspraak in revisie bij den landrechter is ingekomen, zal deze haar aan den beklaagde bekend maken of door den griffier doen bekend maken waar-van aanteekening zal worden gehouden op het vonnis in eersten aanleg.

A r t i k e l 2 7 9 . De raad van justitie is bevoegd om aanmerkingen t e maken op de behandeling der zaken, welke ingevolge de wettelijke bepalingen ter behande-ling in revisie zijn opgezonden.

A r t i k e l 2 8 0 . Van alle vonnissen door de landgerech-ten in eerslandgerech-ten aanleg in zaken van misdrijf gewezen, die niet vatbaar zijn voor revisie of waarvan geen revisie is aangeteekend, zendt de griffier van het landgerecht,

evenals van de aan revisie onderworpene, binnen vier weken na de uitspraak een afschrift met de processtuk-ken aan den r a a d van justitie, binnen wiens rechtsgebied het landgerecht zijn zetel heeft.

De raad van justitie deelt, indien daartoe gronden zijn, aan den landrechter zijne aanmerkingen mede op de behandeling der zaak.

A r t i k e l 2 8 1 . H e t hooggerechtshof is bevoegd om zich afschriften te doen voorleggen van de in revisie gewezen vonnissen van de raden van justitie, vergezeld van de vonnissen des eersten rechters en van de stukken van het proces, ten einde, ingevolge het voorschrift van artikel 157 van het reglement op de rechterlijke organi-satie en het beleid der justitie in Nederlandsch-Indië zoodanige aanmerkingen t e kunnen maken, als h e t ver-meenen zal t e behooren.

Gelijke bevoegdheid heeft het hooggerechtshof ten aanzien van de in eersten aanleg door de landgerechten gewezen vonnissen, die niet voor revisie v a t b a a r zijn, of waarvan geen revisie is aangeteekend.

A r t i k e l 2 8 2 . Alle eindvonnissen der raden van justi-tie op J a v a in zaken van misdrijf gewezen, zijn, m e t

o. o.

68 D. O.

uitzondering van die waarbij de beklaagden wegens het niet bewezen zijn hunner schuld zijn vrijgesproken vat-baar voor de revisie van het hooggerechtshof.

Van alle vonnissen van vrijspraak in zaken van mis-drijf gewezen, alsmede van de vonnissen van welke geen revisie is aangeteekend. wordt evenals van de aan revisie onderworpene, een afschrift met de processtukken inge-zonden aan het hooggerechtshof hetwelk, indien daartoe gronden zijn, aan den r a a d van justitie zijne aanmerkin-gen op de behandeling der zaak kan mededeelen.

A r t i k e l 2 8 3 . Op de revisie van de vonnissen van de raden van justitie door het hooggerechtshof, bedoeld in het eerste lid van het vorige artikel zijn de voorschriften toepasselijk in de artikelen 257 en 259 t o t 279 voor de revisie door de raden van justitie gegeven, met dien verstande, d a t :

1°. de griffier van den raad van justitie een authentiek extract uit het register behelzende de aanteekening van revisie bij de processtukken voegt;

272 2°. wanneer het hof, op de gronden in artikel [271] ver-meld, met opschorting van de uitspraak in revisie den beklaagde opnieuw, maar voor het hof doet te-rechtstaan, hij niet kan worden terechtgesteld dan na verloop van veertien dagen nadat het arrest aan hem

272 2°. wanneer het hof, op de gronden in artikel [271] ver-meld, met opschorting van de uitspraak in revisie den beklaagde opnieuw, maar voor het hof doet te-rechtstaan, hij niet kan worden terechtgesteld dan na verloop van veertien dagen nadat het arrest aan hem

In document STRAFPROCESRECHT UNIFICATIE (pagina 68-76)