• No results found

satie en het beleid der justitie,

In document STRAFPROCESRECHT UNIFICATIE (pagina 76-82)

A r t i k e l 2 8 5 . Wanneer een beklaagde veroordeeld is, en er, hetzij in het vonnis van veroordeeling zelf, hetzij in den loop van het rechtsgeding eenige vormen mochten zijn geschonden of nagelaten, welke op straffe van nietigheid zijn voorgeschreven, zal zoodanig verzuim of schending op de vordering van den veroordeelde of van het openbaar ministerie, gronden opleveren tot ver-nietiging van het vonnis en hetgeen daaraan is vooraf-gegaan, te rekenen van de eerste nietige acte af.

Hetzelfde zal plaats hebben, zoowel wegens verkeerde toepassing of schending van wettelijke bepalingen en overschrijding van rechtsmacht, als in geval van onbe-voegdheid.

A r t i k e l 2 8 6 . Wanneer er cassatie p l a a t s heeft ter-zake van schending of nalating van vormen, welke op straffe van nietigheid zijn voorgeschreven, zal het hoog-gerechtshof, indien er zeer grove misslagen mochten

o. o.

69 D. O.

hebben plaats gehad, bevelen dat de kosten van het ver-nietigd geding zullen komen ten l a s t e van den ambte-naar, die door het begaan derzelve de nietigheid heeft teweeggebracht.

A r t i k e l 2 8 7 . Indien de beklaagde ten onrechte van alle rechtsvervolging is ontslagen op grond dat het feit noch misdrijf noch overtreding zoude opleveren, kan de cassatie gevorderd worden door het openbaar ministerie ' bij den raad van justitie die het vonnis heeft gewezen.

A r t i k e l 2 8 8 . Indien de nietigheid berust op de ver-oordeeling tot eenen andere straf dan die, welke bij de wettelijke bepalingen op het feit is gesteld, kan de cas-satie worden' gevorderd, zoowel door het openbaar mi-nisterie bij den raad van justitie welke het vonnis heeft gewezen, als door den veroordeelde.

A r t i k e l 2 8 » . In het geval bij de artikelen 287 en 288 voorzien, kan de beklaagde zich incidenteel en zonder voorafgaande aanteekening, in cassatie beroepen, ter zake van informaliteiten bij gelegenheid der terechtstel-ling begaan.

Zoodanig incidenteel verzoek wordt vooraf behandeld en beslist.

Indien het vonnis te dier zake wordt vernietigd, han-delt het hooggerechtshof overeenkomstig artikel 171 van het Reglement op de rechterlijke organisatie en het beleid der justitie.

Indien daarentegen de incidenteele eisen tot cassatie wordt verworpen, wordt het beroep van het openbaar ministerie voortgezet en beslist.

A r t i k e l 2 9 0 . Wanneer de opgelegde straf dezelfde is als die der wettelijke bepalingen, welke op het feit toe-passelijk zijn, zal de vernietiging van het vonnis niet door partijen kunnen gevorderd worden op grond dat er een misslag begaan is in de aanhaling der wet.

A r t i k e l 2 9 1 . H e t beroep in cassatie tegen de eind-vonnissen vermeld bij artikel 242 kan worden ingesteld zoowel door den beklaagde als door het openbaar mi-nisterie bij den raad van justitie die het vonnis heeft gewezen.

TWEEDE AFDEELING.

Van de wijze van procedeeren in cassatie.

A r t i k e l 2 9 2 . Het beroep in cassatie tegen de daar-voor vatbare daar-voorbereidende gewijsden en tegen gewijs-den van onderzoek of gelijksoortige vonnissen, in het hoogste ressort gewezen, zal niet openstaan dan na het eindvonnis; de vrijwillige voldoening aan zoodanige voor-bereidende gewijsden of vonnissen kan in geen geval worden tegengeworpen als een grond van niet-ontvanke-lijkheid.

De bepaling van dit artikel is niet toepasselijk op de 18

70 D. O.

vonnissen over bevoegdheid, noch op die over exception van verjaring en van gewijsde zaak.

A r t i k e l 2 9 3 . De aanteekening van beroep in cas-satie zal door de beroepende p a r t i j uiterlijk op den derden dag, na dien waarop het vonnis is uitgesproken, worden gedaan ter griffie van den r a a d van justitie die het vonnis heeft gewezen; die aanteekening wordt onder-teekend zoo door dengene die de verklaring doet, als door den griffier.

De veroordeelde kan die aanteekening laten verrichten door eenen bepaaldelijk daartoe bij authentieke acte gevolmachtigde.

Indien degene, die de verklaring doet, niet kan teeke-nen, zal de griffier daarvan melding maken.

De verklaring zal kosteloos worden ingeschreven in een daartoe bestemd openbaar register, waaruit een iegelijk gerechtigd is zich uittreksels t e doen geven.

A r t i k e l 2 9 4 . Indien de officier van justitie zich van het middel van cassatie bedient, moet de aanteeke-ning aan de wederpartij worden beteekend op de wijze voorgeschreven bij artikel 102.

A r t i k e l 2 9 5 . De veroordeelde zal, hetzij bij het doen van zijne voornoemde aanteekening, hetzij binnen de tien volgende dagen ter griffie van het rechterlijk col-lege, hetwelk het vonnis heeft geveld, eene memorie, houdende zijne middelen van cassatie, kunnen indienen of door zijnen practizijn doen indienen.

De griffier zal daarvan een schriftelijk bewijs geven.

A r t i k e l 2 9 6 . Indien het openbaar ministerie zich in cassatie beroept, is hetzelve verplicht om op dezelfde wijze en binnen denzelfden termijn, als in het vorige artikel is vermeld, eene memorie in te dienen, houdende deszelfs middelen van cassatie.

Bij verzuim hiervan w o ï d t het beroep op verzoek van de wederpartij te niet gedaan, ten ware het hooggerechts-hof mocht goedvinden aan het openbaar ministerie nog een korten termijn toe te staan, tot het indienen van deszelfs memorie.

A r t i k e l 2 9 7 . Indien de veroordeelde van de hem bij artikel 295 toegekende bevoegdheid heeft gebruik gemaakt, zal het openbaar ministerie, binnen tien dagen na ommekomst van den bij dat artikel gestelden termijn, eene memorie van tegenspraak kunnen inleveren.

De beklaagde heeft hetzelfde recht in het geval voor-zien bij artikel 296.

A r t i k e l 2 9 8 . Binnen drie dagen na het verloopen van de tot het indienen van memoriën toegestane ter-mijnen, zal de griffier, onder inventaris welke kosteloos wordt opgemaakt, de stukken van het geding en het proces-verbaal der terechtzitting, benevens de ingelever-de memoriën en een authentiek afschrift van het vonnis, overzenden aan den griffier bij het hooggerechtshof, die

71 D. O.

dezelve ter griffie zal nederleggen en daarvan dadelijk kennis zal geven aan den president.

A r t i k e l 2 9 9 . Zoodra de stukken ter griffie van het hooggerechtshof zijn ingekomen, worden dezelve door den president gesteld in handen van den procureur-generaal om binnen de eerstvolgende tien dagen, m e t terugzending derzelve, te dienen van schriftelijke conclusie.

A r t i k e l 3 0 0 . Na terugontvangst der stukken be-noemt de president eenen rapporteur en bepaalt den dag op welken het verslag in raadkamer zal worden uitgebracht.

A r t i k e l 3 0 1 . Op den bepaalden dag doet de rappor-teur zijn verslag, hetwelk moet behelzen eene beknopte voorstelling der feiten en de juiste aanduiding van de middelen van cassatie, voor zoover die zijn voorgedragen.

A r t i k e l 3 0 2 . H e t hooggerechtshof zal hierop raad-plegen en den eisch in cassatie, hetzij op de aangevoerde gronden, hetzij op andere gronden welke het hof zelf mocht oordeelen te bestaan, ontzeggen, of het vonnis vernietigen.

In het l a a t s t e geval handelt hetzelve overeenkomstig de voorschriften en onderscheidingen, in de artikelen 173, 174 en 175 van het reglement op de rechterlijke organi-satie en het beleid der justitie voorkomende.

H e t arrest zal ter openbare terechtzitting worden uit-gesproken, uiterlijk binnen éénen maand na verloop van den bij artikel 299 gestelden termijn.

A r t i k e l 3 0 3 . Wanneer een eisch tot cassatie ont-zegd is, zal de partij die denzelven heeft gedaan, onder geen voorwendsel hoegenaamd, of op welke wijze ook, eenige verdere voorziening t o t cassatie tegen hetzelfde vonnis kunnen aanwenden.

A r t i k e l 3 0 4 . H e t a r r e s t waarbij een eisch t o t cas-satie ontzegd is, zal binnen vijf dagen bij een eenvoudig uittreksel door den griffier onderteekend en door den president gewaarmerkt, worden uitgegeven aan den pro-cureur-generaal bij het hooggerechtshof, en door dezen worden verzonden aan den ambtenaar van het openbaar-ministerie bij den raad van justitie, welke het beklaagde vonnis heeft geveld.

A r t i k e l 3 0 5 . In geval van vernietiging wegens ver-keerde toepassing of schending van wettelijke bepalingen,

of overschrijding van rechtsmacht, zal het hooggerechts-hof, zonder in een nieuw onderzoek naar het al of niet bestaan der daadzaken te treden, de zaak te principale mede afdoen bij hetzelfde arrest, waarbij de vernietiging wordt uitgesproken, behoudens evenwel het bepaalde bij het tweede lid van artikel 173 van het reglement op de rechterlijke organisatie en het beleid der justitie.

In het geval aldaar voorzien, wordt bij het arrest van vernietiging bepaald, op hoedanige wijze het nader on-derzoek zal plaats hebben. De uitvoering daarvan wordt

O. O. 72 D . o.

opgedragen aan den procureur-generaal, en de stukken worden tot dat einde in diens handen gesteld.

In allen geval wordt binnen acht dagen na de uitspraak een authentiek afschrift van het arrest in cassatie aan den procureur-generaal bij het hooggerechtshof uitgereikt en door dezen toegezonden aan den ambtenaar van het openbaar ministerie bij het betrokken college.

A r t i k e l 3 0 0 . In geval van vernietiging van het vonnis, ter zake van verzuim van vormen, welke op straffe van nietigheid zijn voorgeschreven, wordt een authentiek afschrift van het arrest in cassatie binnen den bij het voorgaande artikel vermelden 'termijn, met de stukken van het geding aan den procureur-generaal bij het hoog-gerechtshof uitgereikt.

Indien bij het arrest in cassatie is verstaan dat het nieuwe onderzoek voor het hof zal plaats hebben, wordt de zaak aldaar aanhangig gemaakt, onderzocht en be-recht volgens de voorschriften van den vierden titel.

Indien bij het arrest is bevolen dat het nieuwe onder-zoek zal geschieden bij denzelfden rechter die reeds van de zaak heeft kennis genomen of bij een anderen rechter van gelijken rang, wordt het afschrift van het arrest in cassatie, met de stukken van het geding, door den pro-cureur-generaal verzonden aan den ambtenaar van het openbaar ministerie bij het college of het gerecht door hetwelk de zaak opnieuw moet worden onderzocht.

A r t i k e l 3 0 7 . In geval van vernietiging van het von-nis wegens onbevoegdheid, wordt gehandeld in voege als bij liet eerste en het l a a t s t e lid van het voorgaande artikel is voorgeschreven.

In de gevallen bij dit artikel en het voorgaande voor-zien, wordt mede een authentiek afschrift van het arrest in cassatie, door tusschenkomst van den procureur-gene-raal bij het hooggerechtshof, verzonden in voege als bij artikel 305 is voorgeschreven.

A r t i k e l 3 0 8 . In het geval voorzien bij het tweede lid van artikel 306, kan het hooggerechtshof, indien aan de verschijning van de getuigen op de terechtzitting van den hove uit hoofde van den verren afstand hunner woonplaats groote bezwaren mochten verbonden zijn, gelasten dat hunne verklaringen door den rechter hunner woonplaats, ingenomen en aan het hooggerechtshof op-gezonden zullen worden, ten einde bij het onderzoek op de terechtzitting te worden voorgelezen.

H e t tweede lid van artikel 112 is te dezen toepasselijk.

A r t i k e l 3 0 9 . In de gevallen waarin de procureur-generaal, volgens de bepalingen van het tegenwoordig reglement en van dat op de rechterlijke organisatie en het beleid der justitie, bevoegd is t o t het vorderen van cassatie in het belang der Wet, geschiedt de eisch daar-toe bij een schriftelijk requisitoir, inhoudende de gronden van het beroep en eene bepaalde conclusie. De vereischte stukken worden daarbij overgelegd.

«ij het daarop door het hooggerechtshof te vellen arrest, wordt het beroep, indien het bevonden wordt

o. o

73 D- O.

ongegrond te zijn, verworpen.

In het tegenovergesteld geval wordt de beklaagde uit-spraak of handeling vernietigd, met verklaring dat zulks geschiedt in het belang der wet, en zonder eenig nadeel toe te brengen aan de rechten door partijen verkregen.

Bij vernietiging wordt gehandeld overeenkomstig het bepaalde bij het l a a t s t e lid van artikel 305.

A r t i k e l 3 1 0 . De arresten in cassatie .worden over-genomen op de registers der rechterlijke colleges of ge-rechten, welker vonnissen door het hooggerechtshof zijn vernietigd. Van deze overschrijving zal op den k a n t van de minuut van het vernietigde vonnis worden melding gemaakt.

De ambtenaren van het openbaar ministerie zijn in het bijzonder belast met de zorg voor de uitvoering van dit artikel.

ZESTIENDE TITEL.

V a n h e t t e n u i t v o e r l e g g e n v a n a r r e s t e n e n v o n n i s s e n .

A r t i k e l 3 1 1 . Behoudens het in de artikelen 117 tweede lid, en 188, tweede lid, bepaalde worden de vonnissen door of op bevel van den ambtenaar van het openbaar ministerie ten uitvoer gelegd, en wel, voorzoo-ver in de volgende artikelen niet anders wordt bepaald, zoodra zij in kracht van gewijsde zijn gegaan, of de be-slissing in revisie aan de beklaagden is bekend gemaakt.

De griffier van het landgerecht zendt den officier van justitie daartoe een authentiek extract van het vonnis, betreffende iederen beklaagde afzonderlijk; in geval van vrijspraak dadelijk na de uitspraak van het vonnis, in geval van berusting, dadelijk nadat de termijn van rivisie is verstreken; en in geval van revisie dadelijk na de ontvangst der beslissing van den revisierechter.

Dit extract houdt in:

de namen, den ouderdom, de geboorteplaats, de woon-of verblijfplaats en het beroep van den beklaagde;

het gepleegde misdrijf en de opgelegde straf, dan wel de vrijspraak of het ontslag van rechtsvervolging met last tot onmiddellijke invrijheidstelling van den in hech-tenis verkeerende, tenware deze om andere redenen in hechtenis behoore te blijven;

de uitspraak omtrent de kosten en stukken van over-tuiging;

de vermelding van den dag waarop en den rechter of de rechters door wie het vonnis is gewezen;

de aanteekening van berusting in het vonnis houdende veroordeeling of ontslag van rechtsvervolging, dan wel der bekendmaking van de beslissing in revisie.

De officier van justitie zendt de extracten, voorzien van de aanteekening van gedane tenuitvoerlegging aan den griffier terug, die ze bij de processtukken voegt.

A r t i k e l 3 1 2 . Het vonnis heeft kracht van gewijsde terstond nadat zoowel de beklaagde als de ambtenaar van het openbaar ministerie verklaard hebben daarin

19

o. o

74 D. O.

de doodstraf of levenslage gevangenisstraf is

In document STRAFPROCESRECHT UNIFICATIE (pagina 76-82)