• No results found

onder geene dezer bepalingen

In document STRAFPROCESRECHT UNIFICATIE (pagina 36-39)

A r t i k e l 9 0 . Indien de landrechter bevindt dat er genoegzame termen tot verdere vervolging van den be-klaagde ter zake van misdrijf of overtreding door zijn landgerecht bestaan, verwijst hij bij beschikking de zaak naar de terechtzitting.

Deze beschikking zal op straffe van nietigheid inhouden:

1". den naam, zoo nauwkeurig mogelijk, of, zoo die on-bekend is, de aanwijzing, zoo duidelijk mogelijk, van den beklaagde;

2°. het feit, zoo duidelijk mogelijk dat hem wordt ten laste gelegd, met opgave omstreeks welken tijd en omstreeks waar ter plaatse het zou zijn begaan;

8°. de vordering van het openbaar ministerie;

4". de beslissing met de gronden waarop zij r u s t ; en 5°. de artikelen der wet, waarbij het feit is strafbaar

gesteld.

Bovendien behelst die beschikking de vermelding van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn gepleegd.

Wanneer het feit [een misdrijf is, vallende in de be-paling van artikel 4-4, tweede lid,] en de beklaagde zich in vrijheid bevindt, kan de landrechter zijne inhechtenis-stelling bevelen.

Indien de beklaagde zich reeds in hechtenis bevindt, kan de landrechter in [evengemeld geval] naar gelang van omstandigheden bevelen dat hij in hechtenis zal verblij-ven of dat hij voorloopig zal worden in vrijheid gesteld.

V a l t het misdrijf [niet in de bepaling van artikel 44, tweede lid,] en bevindt de verdachte zich niettemin in hechtenis, dan wordt zijn voorloopig ontslag uit de ge-vangenis door den landrechter bevolen.

Evenwel zal de inhechtenisstelling, zelfs in het geval bij het vorig lid bedoeld, kunnen bevolen worden, zoo dikwijls het eenen beklaagde geldt die ingevolge bevel van dagvaarding door den officier van justitie opgeroepen doch niet verschenen zijnde, niet krachtens het daarop gevolgd bevel van medebrenging voor den officier van justitie is kunnen gebracht worden.

De invrijheidstelling geschiedt niet, indien de beklaag-de uit anbeklaag-deren hoofbeklaag-de in hechtenis behoort te blijven.

H e t landgerecht is gedurende de behandeling der zaak steeds bevoegd om alsnog, wanneer zulks ingevolge het vierde lid van dit artikel is toegelaten, na verhoor van het openbaar ministerie de inhechtenisstelling van den beklaagde die zich in vrijheid bevindt, te bevelen, of de invrijheidstelling te gelasten van den beklaagde die zich in hechtenis bevindt.

A r t i k e l 9 1 . Alle bevelen tot gevangenneming of gevangenhouding zijn voor niet langer dan dertig dagen geldig, te rekenen van den dag, waarop zij zijn ten uit-voer gelegd.

Indien aan het eind van dien termijn het onderzoek niet is afgeloopen of de zaak niet is berecht, wordt de verdachte onmiddellijk in vrijheid gesteld, tenzij de land-rechter op vordering van den officier van justitie bij gemotiveerde beschikking het bevel voor ten hoogste dertig dagen hebbe verlengd. Het zelfde zal nog d a a r n a telkens van dertig tot dertig dagen kunnen geschieden,

o. o

29 D. O.

indien de landrechter na den l a a t s t verleenden termijn zulks noodig oordeelt.

De beschikking wordt den verdachte zoodra mogelijk, en in ieder geval vóór of uiterlijk tegelijk met de eerst-volgende akte van vervolging, van wege het openbaar ministerie beteekend.

A r t i k e l 9 2 . Indien verschillende den landrechter on-geveer gelijktijdig toegezonden stukken van voorloopig onderzoek betrekking hebben, hetzij op feiten door den-zelfden persoon begaan en het belang van het onderzoek zich niet tégen de voeging verzet, hetzij op samenhangen-de feiten, hetzij op niet samenhangensamenhangen-de feiten waartus-schen echter verband b e s t a a t en welker voeging in het belang van het onderzoek is, worden deze zaken bij ééne beschikking naar de terechtzitting verwezen.

A r t i k e l 9 3 . Strafbare feiten worden geacht samen te hangen wanneer zij gepleegd zijn:

1°. door verscheidene vereenigde personen gelijktijdig;

2°. door verschillende personen op onderscheiden tijden of plaatsen, doch tengevolge van eene door hen vooraf gemaakte afspraak;

3°. met het oogmerk om zich de middelen te verschaffen t o t het plegen van een ander misdrijf, of de uitvoe-ring daarvan te bevorderen of t o t stand te brengen, of wel om zich tegen de straf van een ander misdrijf te beveiligen.

A r t i k e l 9 4 . De voorschriften van artikel 45 zijn toepasselijk in de gevallen bedoeld in artikel 87 en 89.

De officier van justitie is tot het opkomen tegen de beslissing des landrechter s verplicht, al ware dezelve overeenkomstig zijn requisitoir genomen, indien de offi-cier van justitie bij den raad van justitie hem dit ambts-halve mocht hebben bevolen. In d a t geval geschiedt de verklaring van verzet in naam van den officier van justitie bij den raad van justitie.

A r t i k e l 9 5 . Ten einde den officier van justitie bij den raad van justitie in s t a a t te stellen om daartoe tijdig bevel aan de officieren van justitie bij de land-gerechten te kunnen geven, zijn deze verplicht aan eerst-genoemden onverwijld van elk gerechtelijk onderzoek ' kennis te geven, en hun voor het nemen van het

requi-sitoir, zoo zij zulks vorderen, de processtukken mede t e doelen.

De officier van justitie bij den raad van justitie zal de stukken binnen vijf dagen na derzelver ontvangst, aan den officier van justitie bij het landgerecht moeten terugzenden.

89 A r t i k e l 9 6 . Van zijne krachtens artikel [88] geno-men beschikkingen zendt de landrechter, onder bijvoeging van de stukken van het voorloopig onderzoek, binnen vijf / Het tweede en derde lid v a n artikel 42 zijn d aSe n e e n afschrift aan den raad van justitie. /

h i e r v a n toepassing. Wanneer de r a a d van justitie van meenmg is dat, alvorens omtrent deze beschikking t e beslissen, nog getuigenverhooren, gerechtelijke plaatsopnemingen of

8

o. o.

30 D. O.

andere daden van voorloopig onderzoek behooren plaats te hebben, draagt hij dat onderzoek op aan den betrokken officier van justitie bij het landgerecht onder opgave der punten die hij nog onderzocht wenscht te hebben.

Deze is verplicht dat onderzoek ten spoedigste te hou-den of te doen houhou-den en de daarvan opgemaakte pro-cessen-verbaal onmiddellijk aan den raad van justitie toe te zenden.

Wanneer de raad van justitie van oordeel is dat geen nader onderzoek wordt vereischt of dat het onderzoek, bedoeld in de vorige alinea, als beëindigd kan worden beschouwd, beslist hij zoo spoedig mogelijk bij eene met redenen omkleede beschikking.

Indien de raad van justitie de beschikking van den landrechter bekrachtigt, wordt hem daarvan onmiddellijk schriftelijk kennis gegeven.

Indien de raad van justitie de beschikking vernietigt en beslist dat de zaak behoort tot de kennisneming van een landgerecht binnen zijn ressort, gelast hij, met ver-melding in zijne beschikking van de ten laste gelegde feiten overeenkomstig artikel 90, hetzij zonder hetzij met bevel tot inhechtenisneming in de gevallen waarin pre-ventieve hechtenis is toegelaten, de terechtstelling van den beklaagde voor dat langerecht, en zendt hij een af-schrift dier beschikking met de stukken aan den betrok-ken landrechter.

Indien de raad van justitie beslist dat de zaak behoort tot de kennisneming van een landgerecht buiten zijn ressort dan wel van een anderen burgerlijken of mili-tairen rechter, zendt hij de stukken met een afschrift zijner beschikking in het eerste geval aan den landrech-ter, in het tweede geval aan den ambtenaar van het openbaar ministerie bij het betrokken gerecht of, wan-a wan-a n den resident, die zorgt dwan-at wan-awan-an 's Rwan-awan-ads neer dit een regentschwan-aps- of districtsgerecht is [wan-awan-an het beschikking g e v o l g wordt g e g e v e n betrokken gerecht, dat verplicht is de zaak a f ' t e doen,]

en in het l a a t s t e geval aan den commandeerenden officier van het garnizoen waartoe de beklaagde laatstelijk be-hoorde.

Wanneer in het geval van alinea 6 van dit artikel de raad van justitie de zaak verwijst naar een ander land-gerecht dan waarvan de landrechter aanvankelijk in de zaak beslist heeft, zoomede in het geval van alinea 7 van dit artikel, geeft de raad van justitie van zijne be-slissing kennis aan den hiervoren genoemden landrechter.

Indien de raad van justitie de beschikking vernietigt en beslist dat de zaak behoort tot de kennisneming van een politiegerecht binnen of buiten zijn ressort, gelast hij bij eenvoudige beschikking de terechtstelling van de / , met last dien beklaagde, ZOO deze in hechtenis, beklaagde voor den bevoegd geoordeelden rechter. / De

terstond op vrije voeten te Stellen. raad zendt een afschrift dier beschikking met de stuk-ken aan den betrokstuk-ken politierechter en geeft van zijn beslissing kennis aan den hiervoren genoemden land-rechter.

A r t i k e l 9 7 . De beklaagde t e wiens aanzien ingevolge het bepaalde bij artikel 96 door den raad van justitie is beslist, dat er geen termen zijn t o t verwijzing naar de terechtzitting, zal wegens hetzelfde feit niet meer in

o. o.

31 D. O.

128

In document STRAFPROCESRECHT UNIFICATIE (pagina 36-39)