• No results found

De invloed van de eigenschappen van de raad van commissarissen op de mate van milieuverslaggeving onder beursgenoteerde ondernemingen in Nederland.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van de eigenschappen van de raad van commissarissen op de mate van milieuverslaggeving onder beursgenoteerde ondernemingen in Nederland."

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van de eigenschappen van de raad van commissarissen op

de mate van milieuverslaggeving onder beursgenoteerde

ondernemingen in Nederland.

Master thesis Accountancy [EBM869A20]

Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Economie en Bedrijfskunde

Guus Dirk Sueters

1778641

Eerste begeleider RUG: Willem Jan van Elsacker

Tweede begeleider RUG: Irene Burgers

Begeleider KPMG: Steffie de Ruijter

(2)

De invloed van de eigenschappen van de raad van commissarissen op

de mate van milieuverslaggeving onder beursgenoteerde

ondernemingen in Nederland.

Abstract

Doel: Er wordt onderzocht of er relaties bestaan tussen de

eigenschappen van de raad van commissarissen en de mate van

milieuverslaggeving

door

beursgenoteerde

ondernemingen

in

Nederland. De eigenschappen die worden onderzocht zijn leeftijd,

geslacht, nationaliteit, aanwezigheid auditcommissie en omvang.

Ontwerp: Data worden verzameld door middel van inhoudsanalyses die

worden toegepast op de jaarverslagen van alle beursgenoteerde

ondernemingen aan de AEX, AMX en AScX. Vervolgens wordt een

meervoudige regressieanalyse uitgevoerd.

Bevindingen: De aanwezigheid van ten minste één vrouw in de raad

van commissarissen heeft een positieve invloed op de mate van

milieuverslaggeving. Daarnaast heeft de omvang van de raad van

commissarissen

een

negatieve

invloed

op

de

mate

van

milieuverslaggeving.

Relevantie: Milieuverslaggeving is een steeds meer voorkomend

fenomeen waar nog relatief weinig onderzoek naar is gedaan. Dit

onderzoek richt zich op de milieuverslaggeving door Nederlandse

beursgenoteerde ondernemingen aan de AEX, AMX en AScX. Binnen

Nederland is er nog geen onderzoek uitgevoerd naar de relaties tussen

corporate

governance

eigenschappen

en

de

mate

van

milieuverslaggeving.

Kernwoorden: Raad van Commissarissen, Milieuverslaggeving,

Vrijwillige informatieverschaffing, Corporate Governance.

(3)

Voorwoord

Voor u ligt mijn master thesis die ik heb geschreven ter afronding van de master Accountancy aan de Rijksuniversiteit te Groningen.

Binnen deze thesis wordt er onderzocht wat de invloed is van de eigenschappen van de raad van commissarissen op de mate van milieuverslaggeving onder beursgenoteerde ondernemingen in Nederland. Milieuverslaggeving is een naar mijn mening nog vrij onbekend begrip onder menig accountant. En dat terwijl er door ondernemingen juist de laatste jaren steeds meer aandacht aan wordt besteed. Ook doet de accountant op het gebied van milieuverslaggeving steeds vaker zijn intrede. Als gevolg van deze ontwikkeling achtte ik het interessant om mijn master thesis, het laatste kunststukje ter afronding van de studie, aan milieuverslaggeving te wijden.

Tijdens het hele thesistraject heb ik het genoegen gehad begeleiding te krijgen van de heer Willem Jan van Elsacker, die mij heeft voorzien van nuttige feedback en ondersteuning. Hem zou ik via deze weg dan ook graag willen bedanken hiervoor. Daarnaast wil ik KPMG Enschede bedanken voor de mogelijkheid om mijn thesis bij hun op kantoor te schrijven. In het bijzonder wil ik Steffie de Ruijter bedanken voor haar begeleiding en feedback.

Met deze scriptie komt er voor mij een eind aan vijf mooie jaren die ik heb mogen studeren aan de Rijksuniversiteit te Groningen ter afronding van de master Accountancy. Dit alles was mij uiteraard niet gelukt zonder de steun en toeverlaat van mijn ouders, die mij de mogelijkheid hebben gegeven om deze studie met succes af te ronden. Daarnaast zou ik graag mijn broer, zus, vrienden en vriendin willen bedanken voor de interesse maar vooral ook de afleiding die zo nu en dan broodnodig was.

Tot slot wens ik u veel leesplezier. Guus Sueters

Deventer, september 2013

(4)

Inhoudsopgave 1. Inleiding 6 1.1 Aanleiding 6 1.2 Probleemstelling 6 1.3 Relevantie 8 1.4 Afbakening 9 1.5 Opzet 9 2. Literatuursectie 10

2.1 Deelvraag 1: Welke richtlijnen bestaan er ten aanzien van milieuverslaggeving? 10

2.1.1 Definitie en toepassing 10

2.1.2 Global Reporting Initiative Guidelines 10

2.2 Deelvraag 2: Welke redenen hebben ondernemingen om te rapporteren omtrent milieu? 10

2.2.1 Stakeholder theory 11

2.2.2 Agency theory 12

2.2.3 Legitimacy theory 13

2.3 Deelvraag 3: Welke rol speelt de raad van commissarissen binnen het

verslaggevingsproces? 14

2.3.1 Wettelijke verplichtingen en bepalingen 14

2.3.2 One tier vs. two tier 14

2.4 Deelvraag 4: Welke eigenschappen kunnen worden toegekend aan de raad

van commissarissen? 15 2.4.1 Diversiteit 15 2.4.2 Leeftijd 15 2.4.3 Geslacht 16 2.4.4 Nationaliteit 17 2.4.5 Aanwezigheid auditcommissie 17 2.4.6 Omvang 18 3. Methode 20 3.1 Dataverzameling 20 3.2 Variabelen 20 3.2.1 Onafhankelijke variabelen 20 3.2.2 Afhankelijke variabele 22 3.2.3 Controlevariabelen 22 3.3 Onderzoeksopzet 24 4. Resultaten 26 4.1 Beschrijvende statistiek 26 4.2 Onderzoeksresultaten 28 4.2.1 Hypotheses 28 4.2.2 Controlevariabelen 30 4.3 Evaluatie 30 5. Discussie 31 6. Conclusie 34

(5)

Referenties 35

Bijlagen 41

Bijlage 1: Overzicht ondernemingen die zijn meegenomen in onderzoek Bijlage 2: Correlatiematrix

Bijlage 3: Normale verdeling onafhankelijke variabelen Bijlage 4: Scatterplots ten behoeve van lineariteit

Bijlage 5: Scatterplot, P-P plot en Histogram ten behoeve van homoscedasticiteit Bijlage 6: Onderzoeksresultaten

(6)

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Het opstellen van de jaarrekening is binnen Nederland wettelijk verplicht voor NV’s, BV’s en coöperaties (2:360 BW). Ondernemingen treffen interne beheersingsmaatregelen om er voor te zorgen dat er wordt voldaan aan deze wettelijke verplichting. Naast de financiële verantwoordingen wordt niet-financiële verantwoording door bedrijven steeds belangrijker. Voorbeelden van niet-financiële informatie zijn de sociale en ecologische prestaties van ondernemingen. Het maatschappelijk verkeer begint steeds meer waarde te hechten aan niet-financiële informatie (Robb, Single & Zarzeski, 2001). Er wordt door het maatschappelijk verkeer steeds kritischer gekeken naar ondernemingen, met name naar de manier waarop zij invloed uitoefenen op de huidige leefomgeving. Zo had het imago van BP flink te lijden toen er in april 2011 een gasexplosie plaatsvond op één van de boorplatformen in de Golf van Mexico, waarbij meer dan 4 miljoen ton olie de zee in lekte. Om de maatschappelijke betrokkenheid en legitimiteit van de onderneming te communiceren richting het maatschappelijk verkeer, rapporteren ondernemingen naast financiële informatie ook niet-financiële informatie om zo het beeld dat bij het maatschappelijk verkeer bestaat te veranderen. Verslaggeving ten aanzien van niet-financiële informatie zal het beeld dat bestaat in het maatschappelijk verkeer sneller doen veranderen (Gray et al., 1995). Bedrijven voelen steeds meer de externe druk die uitgevoerd wordt op de onderneming om niet-financiële informatie te rapporteren. Bedrijven moeten niet-niet-financiële informatie rapporteren om de uitgevoerde bedrijfsactiviteiten te legitimeren, omdat ze deel uitmaken van een groter sociaal systeem (Hooghiemstra, 2000). Indien er niet wordt voldaan aan de door het maatschappelijk verkeer gestelde normen, kan dit gevolgen hebben voor de continuïteit van de onderneming (Hooghiemstra, 2000). De kwaliteit van niet-financiële verslaggeving is echter moeilijk te peilen. Ten aanzien van financiële informatie is er wet- en regelgeving opgesteld waar bij het opstellen van de jaarrekening rekening mee gehouden moet worden. Ten aanzien van niet-financiële informatie is dit niet het geval en bestaan er slechts richtlijnen die ondernemingen kunnen toepassen. Hierdoor bestaan er grote verschillen tussen bedrijven ten aanzien van de kwaliteit en kwantiteit van milieuverslaggeving (Ienciu, 2012). Algemeen wordt echter wel verondersteld dat de kwantiteit van de verslaggeving bepalend is voor de kwaliteit van de verslaggeving (Beretta en Bozzolan, 2008). Kwantiteitbepalende factoren zullen daarom invloed hebben op de kwaliteit van milieuverslaggeving. Beretta en Bozzolan (2008) stellen dat de kwaliteit van de verslaggeving mede wordt bepaald door het aantal onderwerpen waar verslag over wordt gedaan en de diepgang waarmee wordt gerapporteerd. Daarom zal de focus van het onderzoek gelegd worden op de kwantiteit, om zo het onderzoek af te bakenen en de uitvoerbaarheid te verhogen. De raad van bestuur bepaalt of en in welke mate er niet-financiële informatie wordt opgenomen in de verslaggeving van de onderneming. Zij wordt in deze keuzes beïnvloed door de raad van commissarissen en de aandeelhouders (Millstein, 1991). De verwachting is dat corporate governance eigenschappen van invloed zijn op de milieuverslaggeving die plaatsvindt door bedrijven. Door middel van dit onderzoek wordt getracht de invloed van de eigenschappen van de raad van commissarissen op de mate van milieuverslaggeving te verklaren om zo na te kunnen gaan of corporate governance eigenschappen van invloed zijn op de kwantiteit, en dus op de kwaliteit, van niet-financiële informatieverschaffing.

1.2 Probleemstelling

De raad van commissarissen is binnen Nederland een bekend begrip. Artikel 158 lid 1 boek 2 BW verplicht alle beursgenoteerde ondernemingen een raad van commissarissen in het leven te roepen. In de Nederlandse Corporate Governance Code wordt de taak van de Raad van Commissarissen als volgt omschreven:

(7)

‘De raad van commissarissen heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de vennootschap en de met haar verbonden onderneming en staat het bestuur met raad ter zijde. De raad van commissarissen richt zich bij de vervulling van zijn taak naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming en weegt daartoe de in aanmerking komende belangen van bij de vennootschap betrokkenen af. De raad van commissarissen betrekt daarbij ook de voor de onderneming relevante maatschappelijke aspecten van ondernemen. De raad van commissarissen is verantwoordelijk voor de kwaliteit van zijn eigen functioneren.’ (Monitoring

Commissie CG, 2008)

De raad van commissarissen maakt onderdeel uit van de corporate governance structuur van een onderneming. De raad van commissarissen is in het leven geroepen om het agency probleem te verkleinen (Dalton et al, 2011). Het agency probleem wordt veroorzaakt door de belangentegenstelling die ontstaat tussen de aandeelhouders en de managers die zorgen voor het dagelijkse reilen en zeilen van de onderneming. Het komt namelijk vaak voor dat managers naast het ondernemingsbelang ook het eigen belang nastreven, wat ten koste gaat van de aandeelhouders. Het agency probleem wordt door Jensen en Meckling (1976) als volgt omschreven:

‘A contract under which one or more persons (the principal(s)) engage another person (the agent) to perform some service on their behalf which involves delegating some decision making authority to the agent. If both parties to the relationship are utility maximizers, there is good reason to believe that the agent will not always act in the best interests of the principal.’

De raad van commissarissen is een orgaan dat de belangen van de aandeelhouders vertegenwoordigt en deze taak uitvoert door middel van toezicht op de raad van bestuur. In de inleiding valt te lezen dat het maatschappelijk verkeer steeds meer aandacht besteedt aan de leefomgeving en alle aspecten die daarop van invloed zijn. Om waarde te creëren voor de onderneming zal de raad van bestuur de belangen van het maatschappelijk verkeer moeten rechtvaardigen. De raad van commissarissen heeft als gevolg van deze behoeften de taak om namens de aandeelhouders toezicht te houden op de activiteiten die de raad van bestuur uitvoert op het gebied van milieu en de verslaggeving hierover. Yermack (2004) deed onderzoek naar de prikkels die commissarissen hebben om toezicht te houden op managers in plaats van samen te spannen met deze managers. Uit dit onderzoek blijkt dat commissarissen onder andere gedreven worden door het feit dat, wanneer er goede prestaties worden geleverd, de kans op een plek in een ander commissariaat groter wordt. Fama en Jensen (1983) stellen dat er een markt bestaat waar vraag is naar commissarissen. Commissarissen hebben prikkels om een reputatie op te bouwen om zo aan de buitenwereld te laten zien dat zij de experts zijn. Deze reputatie kan vergroot worden door zitting te nemen in veel verschillende commissariaten (Fama en Jensen, 1983). Wanneer een commissaris goed toezicht houdt op de managers, wordt de kans op een plek in een ander commissariaat groter. Hoe meer commissariaten, hoe beter de reputatie van de commissaris. Als gevolg van deze relaties hebben commissarissen er belang bij dat de onderneming waar een commissariaat wordt gehouden goede prestaties levert. Het is te verwachten dat commissarissen invloed uitoefenen op de raad van bestuur om er zo voor te zorgen dat er op het gebied van milieu gerapporteerd wordt. Zo kan het beeld dat in het maatschappelijk verkeer bestaat positief veranderd worden. De mate waarin invloed uitgeoefend wordt op de raad van bestuur kan verschillen. Er zijn tal van onderzoeken waarin de effectiviteit van een groep als de raad van commissarissen, is onderzocht (o.a. Apesteguia et al, 2012; Dufwenberg en Muren, 2006). Uit deze onderzoeken kan worden afgeleid

(8)

dat verschillende eigenschappen, waaronder het geslacht van een groepslid, van invloed zijn op de prestatie van de groep.

De raad van commissarissen kan verschillende eigenschappen bezitten die van invloed zijn op de prestaties van de groep. Lobo en Zhou (2001) stellen dat ondernemingen die de waarde van de onderneming willen vergroten dit kunnen bereiken door meer informatie te publiceren. Deze stelling is gebaseerd op onderzoek van Healy, Hutton en Palepu (1999), die een positieve relatie vonden tussen de mate van transparantie van ondernemingen en de hoogte van het uitgekeerde dividend, het aantal institutionele beleggers en de liquiditeit. Hoe meer vrijwillige informatieverschaffing, hoe groter de waarde van de onderneming wordt. Een hogere ‘firm value’ vergroot de kans van een commissaris om voor een ander commissariaat gevraagd te worden. Uit bovenstaande als-dan relaties kan de volgende hoofdvraag, die centraal zal staan binnen dit onderzoek, opgesteld worden:

Hoofdvraag: ‘Welke relaties bestaan er tussen de eigenschappen van de raad van commissarissen en de mate van milieuverslaggeving onder beursgenoteerde ondernemingen in Nederland en hoe kunnen

deze verklaard worden?’

Voor de beantwoording van deze hoofdvraag zullen er vier deelvragen opgesteld worden. Deze deelvragen zullen allen beantwoord worden in de literatuursectie. De vier deelvragen die aan bod zullen komen zijn de volgende:

- Deelvraag 1: Welke richtlijnen bestaan er ten aanzien van milieuverslaggeving?

- Deelvraag 2: Welke redenen hebben ondernemingen om te rapporteren omtrent milieu?

- Deelvraag 3: Welke rol speelt de raad van commissarissen binnen het verslaggevingsproces?

- Deelvraag 4: Welke eigenschappen kunnen worden toegekend aan de raad van commissarissen?

1.3 Relevantie

Corporate governance en milieuverslaggeving zijn in eerdere onderzoeken al aan elkaar gerelateerd (Haniffa en Cooke, 2002; Akhtaruddin et al, 2009; Buniamin et al, 2011; Fernandez-Feijoo et al, 2012; Ienciu, 2012). Dit onderzoek zal als toevoeging dienen op de al reeds bestaande literatuur ten aanzien van dit onderwerp. Met dit onderzoek wordt getracht inzicht te verkrijgen in de invloed van de raad van commissarissen op de mate van milieuverslaggeving.

Milieuverslaggeving vindt plaats op vrijwillige basis. In zowel ontwikkelde landen als ontwikkelingslanden zijn er steeds meer bedrijven die in het jaarverslag, maar ook in andere documenten die bedoeld zijn om informatie te communiceren richting externe partijen, aandacht besteden aan milieuverslaggeving (Deegan en Gordon, 1996; Kolk, 2003). Desalniettemin bestaan er verschillen tussen bedrijven ten aanzien van de invulling hiervan (Ienciu, 2012). Dit onderzoek zal kijken naar de invloed van de raad van commissarissen op de mate van milieuverslaggeving van bedrijven die zijn genoteerd aan de Amsterdamse beurs. Hieronder vallen de Amsterdam Exchange Index (AEX), de Amsterdam Midcap Index (AMX) en de Amsterdam Small Cap Index (AScX).

Dat er een relatie bestaat tussen de raad van commissarissen en de mate van milieuverslaggeving blijkt wel uit eerder onderzoek. Zo concludeert Ienciu (2012) dat binnen beursgenoteerde ondernemingen aan de Bucharest Stock Exchange in Roemenië de grootte en de onafhankelijkheid van de raad van commissarissen een positieve invloed heeft op de mate van milieuverslaggeving. Onderzoek van Buniamin et al. (2011) bevestigt eveneens dat de omvang van de raad van commissarissen een positieve invloed heeft op de mate van milieuverslaggeving. Dit onderzoek had betrekking op ondernemingen die

(9)

genoteerd waren aan de Main Board Bursa Malaysia in Maleisië. Uit onderzoek van Rao et al. (2012) blijkt dat naast de onafhankelijkheid van de commissarissen ook het aantal vrouwelijke commissarissen een positieve invloed heeft op de mate van milieuverslaggeving. Dit kwam naar voren uit onderzoek dat gericht was op de 100 grootste bedrijven die genoteerd waren aan de Australian Stock Exchange in Australië. Ho en Wong (2001) hebben nagegaan wat voor invloed de structuur van corporate governance had op de mate van vrijwillige informatieverschaffing binnen beursgenoteerde ondernemingen in Hong Kong . Daaruit blijkt dat wanneer er een auditcommissie aanwezig is, er meer vrijwillige informatie wordt gerapporteerd. Dit onderzoek is breder dan het onderzoek dat voor deze scriptie uitgevoerd is, maar de resultaten zijn toch van betekenis. Milieuverslaggeving valt namelijk onder vrijwillige informatieverschaffing en aangezien er een relatie bestaat tussen de aanwezigheid van een auditcommissie en de mate van vrijwillige informatieverschaffing, is de verwachting dat de aanwezigheid van een auditcommissie ook een positieve invloed heeft op de mate van milieuverslaggeving.

Wat het huidige onderzoek nog meer relevant maakt, is het feit dat vrijwillige informatieverschaffing de firm value positief beïnvloed (Healy, Hutton en Palepu, 1999). Vrijwillige informatieverschaffing heeft betrekking op de verslaggeving die plaatsvindt door ondernemingen, naast de al verplichte informatieverschaffing (Meek et al., 1995). Milieuverslaggeving valt zodoende ook onder vrijwillige informatieverschaffing, aangezien er met betrekking tot milieuverslaggeving in Nederland nog geen wetgeving is opgesteld. Het zou dus het geval kunnen zijn dat de raad van commissarissen indirect invloed heeft op de firm value. De firm value is van belang voor de aandeelhouders, aangezien de firm value uitgedrukt kan worden in de waarde van de aandelen. Aangezien de Algemene Vergadering van Aandeelhouders de raad van commissarissen samenstelt (art. 2:158 lid 4 BW), kan de AvA haar eigen value indirect beïnvloeden.

Om er voor te zorgen dat het huidige onderzoek actueel is wordt er gebruik gemaakt van de op het moment van onderzoek (2013) meest recente data, te weten data die betrekking hebben op 2011.

1.4 Afbakening

Zoals al in de relevantie is aangegeven, richt dit onderzoek zich op alle ondernemingen die zijn genoteerd aan de AEX, AMX en AScX. Voor deze selectie is allereerst gekozen omdat er bij de wet geregeld is dat alle beursgenoteerde ondernemingen binnen Nederland verplicht zijn een raad van commissarissen aan te stellen (art. 2: 158 lid 1 BW) en derhalve gegarandeerd wordt dat er data beschikbaar is. Daarnaast verplicht de Code Tabaksblat een onderneming verplicht opgave te doen van persoonlijke kenmerken van iedere afzonderlijke commissaris (Monitoring Commissie CG, 2008). Dit zorgt ervoor dat er meer zekerheid wordt verkregen dat er ook daadwerkelijk data beschikbaar zijn.

1.5 Opzet

In hoofdstuk 2 zal er door middel van literatuuronderzoek antwoord worden gegeven op de in paragraaf 1.2 opgestelde deelvragen. Daarnaast zullen in paragraaf 2.4 hypotheses opgesteld worden omtrent de relaties tussen de eigenschappen van de raad van commissarissen en de mate van milieuverslaggeving. In hoofdstuk 3 zal de aanpak van het onderzoek en de manier van dataverzameling uitgelegd worden. Vervolgens zullen in hoofdstuk 4 de beschrijvende statistiek en de onderzoeksresultaten besproken worden. Hoofdstuk 5 bevat de discussie met daarin tevens de beperkingen van dit onderzoek en aanbevelingen voor toekomstig onderzoek. De scriptie zal in hoofdstuk 6 afgesloten worden met een conclusie.

(10)

2. Literatuursectie

In dit hoofdstuk zullen achtereenvolgens de deelvragen die eerder zijn opgesteld beantwoord worden. Daarnaast zullen er hypotheses worden opgesteld die binnen dit onderzoek zullen worden getoetst.

2.1 Deelvraag 1: Welke richtlijnen bestaan er ten aanzien van milieuverslaggeving?

2.1.1 Definitie en toepassing

Milieuverslaggeving heeft zich de afgelopen jaren steeds verder ontwikkeld. In Nederland was het BSO (nu Atos Origin) die als eerste Nederlandse onderneming een milieujaarverslag publiceerde (De Waard, 2011). In dit milieujaarverslag werd door middel van gekwantificeerde parameters verslag gedaan over de impact van de activiteiten van BSO op de natuur en de aarde (De Waard, 2011). Van Marrewijk (2003) stelt dat milieubewust handelen door ondernemingen onderdeel is van duurzaam ondernemen. In zijn artikel definieert hij ‘Corporate Sustainability’ als volgt:

In general, corporate sustainability – and, unfortunately, also the contemporary understanding of CSR – refers to company activities – voluntary by definition – demonstrating the inclusion of social and environmental concerns in business operations and in interactions with stakeholders.

Milieuverslaggeving kenmerkt zich door verslaggeving ten aanzien van activiteiten op het gebied van milieu en de vrijwillige keuze om milieugerelateerde zaken op te nemen in de ondernemingsverslaggeving. Voluntary disclosure wordt door de Financial Accounting Standards Board (2001) als volgt omschreven:

‘Voluntary disclosure describes disclosures, primarily outside the Financial statements, that are not explicitly required by GAAP or an SEC rule.’

Toch zijn er wel richtlijnen waar ondernemingen zich aan kunnen houden bij de verslaggeving omtrent milieu. De Global Reporting Initiative Guidelines zijn richtlijnen die zijn opgesteld door het Global Reporting Initiative. Het doel van deze richtlijnen is om er voor te zorgen dat bedrijven transparanter worden met betrekking tot de aspecten economie, milieu, sociaal en governance1.

2.1.2 Global Reporting Initiative Guidelines

In de GRI-richtlijnen worden principes en indicatoren uiteen gezet die bedrijven kunnen gebruiken bij het meten en rapporteren van hun economische, ecologische en sociale prestaties1. Het doel van deze richtlijnen is om meer transparantie van organisaties te bewerkstelligen op het gebied economische-, ecologische-, sociale- en governancezaken1. Doordat ondernemingen deze internationale richtlijnen hanteren bij het rapporteren omtrent milieu, wordt het mogelijk om vergelijkingen te maken tussen ondernemingen. Zonder richtlijnen zouden milieurapportages sterk van elkaar afwijken.

2.2 Deelvraag 2: Welke redenen hebben ondernemingen om te rapporteren omtrent milieu?

Ondernemingen besluiten vrijwillig informatie over hun activiteiten te verschaffen die betrekking hebben op het milieu. Uit onderzoek van Healy en Palepu (2001) blijkt dat ondernemingen die vrijwillig informatie verschaffen gemakkelijker kapitaal kunnen aantrekken. Ook kan vrijwillige informatieverschaffing er voor zorgen dat het imago van een onderneming beter wordt (Branco en Rodrigues, 2006). De reden waarom ondernemingen rapporteren omtrent milieu is vanuit verschillende

1

(11)

invalshoeken te bekijken. In hoofdstuk 2.2.1 zal de Stakeholder theory behandeld worden. In hoofdstuk 2.2.2 zal de Agency theory behandeld worden en als laatste zal in hoofdstuk 2.2.3 de Legitimacy theory behandeld worden.

2.2.1 Stakeholder theory

De Stakeholder theory is het gedachtegoed van Freeman en Reed (1983). Zij stellen dat iedere onderneming stakeholders heeft en dat deze stakeholders goed gemanaged moeten worden. Ze definiëren stakeholders als alle partijen zonder wie een onderneming niet zou overleven. (Freeman en Reed, 1983). Hieronder vallen aandeelhouders, werknemers, klanten, leveranciers, banken en het maatschappelijk verkeer (Freeman en Reed, 1983). Indien er genoeg aandacht wordt besteed aan de stakeholders en er in voldoende mate in hun behoeften wordt voorzien, zullen ondernemingen meer waarde creëren in de toekomst (Freeman, 1984). Meer waarde creëren in de toekomst zal uiteindelijk leiden tot betere ondernemingsprestaties (Donaldson en Preston, 1995). Hieronder vallen !!!!!!!!!!!! Berman, Wicks, Kotha en Jones (1999) onderzochten de motivatie van ondernemingen om de relatie met de stakeholders goed te houden. Deze onderzoekers stellen twee hypotheses. De eerste hypothese stelt dat ondernemingen de relatie met de stakeholders onderhouden om betere financiële prestaties te leveren en de andere hypothese stelt dat ondernemingen de relatie met de stakeholders onderhouden als gevolg van de intrinsieke motivatie die heerst bij de leidinggevende personen van een onderneming. Uit dit onderzoek blijkt dat ondernemingen de relatie met de stakeholders alleen onderhouden om hiermee betere financiële prestaties te behalen. Er was geen significant bewijs gevonden dat de intrinsieke motivatie van leidinggevende personen van een onderneming de drijfveer was achter vrijwillige informatieverschaffing.

Vrijwillige informatieverschaffing in het licht van de stakeholder theory dient ervoor om richting de stakeholders te communiceren dat er door de onderneming wordt voldaan aan de heersende behoeften. Borkowski, Welsh en Wentzel (2010) stellen dat duurzaamheid een belangrijk thema is waar stakeholders veel waarde aan hechten. Door middel van milieuverslaggeving kan er door ondernemingen verslag worden gedaan omtrent de activiteiten op het gebied van milieu. Friedman en Miles (2001) vonden dat ondernemingen die zich meer bezig hielden met de stakeholders eerder risico’s identificeren ten aanzien van duurzaamheid en er beter mee om kunnen gaan. Daarnaast hebben zij ook eerder de neiging om hierover naar buiten toe te rapporteren (Friedman en Miles, 2001). Verder vonden Cai, Jo en Pan (2012) dat bedrijven die zich betrokken voelen bij de maatschappij een hogere firm value hebben. Dit geeft het belang aan van de communicatie richting de stakeholders, aangezien op deze manier de betrokkenheid kenbaar kan worden gemaakt.

De raad van commissarissen heeft als taak om nauwlettend toezicht te houden op de raad van bestuur om er voor te zorgen dat de stakeholders goed gemanaged worden door de onderneming. Om aan de stakeholders te laten zien dat de onderneming haar verantwoordelijkheden ten aanzien van het milieu kent en hier ook naar handelt, kan de raad van bestuur gebruik maken van milieuverslaggeving. Hierdoor wordt de informatieasymmetrie verkleind. Dit zal uiteindelijk, blijkend uit bovenstaande bevindingen, leiden tot een hogere firm value.

Niet alleen vanuit de Stakeholder theory kan verklaard worden waarom ondernemingen rapporteren omtrent milieu. Ook vanuit de Agency theory kan deze motivatie worden verklaard. In de volgende paragraaf zal de Agency theory besproken worden.

(12)

2.2.2 Agency Theory

De eerste rechtspersoon die vergelijkbaar is met de Nederlandse rechtsvorm van de Naamloze Vennootschap werd opgericht in 1553 in Engeland (Watts en Zimmerman, 1983). Het bijzondere aan deze rechtsvorm was de manier waarop de financiering geschiedde. Waar in eerste instantie bij de oprichting van een onderneming iedere bestuurder nog zijn eigen kapitaal inbracht, was dat bij dit soort ondernemingen anders. Daar brachten de bestuurders geen geld in, maar voerden zij bedrijfsactiviteiten uit met het kapitaal dat ingebracht was door anderen dan zij zelf (Watts en Zimmerman, 1983). Wat ontstond was een scheiding tussen eigendom en leiding. De onderneming was eigendom van de kapitaalverschaffers, de leiding was de verantwoordelijkheid van de bestuurders.

Deze scheiding van eigendom en leiding werd later het fundament van de ‘Agency theory’. De Agency theory is bedacht door Jensen en Meckling (1976). Zij stellen dat er een contract bestaat tussen de principalen van een onderneming (de aandeelhouders) en de agenten (de managers). Door middel van dit contract verplicht de agent zichzelf diensten te verrichten namens de principalen. Hiermee gepaard gaat ook de delegering van het besluitvormingsproces (Jensen en Meckling, 1976). Verder stellen Jensen en Meckling (1976) dat wanneer beide partijen het eigen belang boven het belang van de ander stellen, er een conflict ontstaat tussen beide partijen. Dit wordt volgens Eisenhardt (1989) veroorzaakt door een verschil in risicoaversie. Het conflict dat ontstaat als het gevolg van de tegenstrijdigheid van belangen, zorgt voor agency costs. Deze agency costs bestaan uit de kosten die de managers maken om verantwoording af te leggen aan de aandeelhouders, de kosten die de aandeelhouders maken om deze verantwoording te controleren en de kosten die ontstaan als het gevolg van besluiten die door het management zijn genomen die niet in lijn liggen met de belangen van de aandeelhouders (Jensen en Meckling, 1976). Agency costs zijn het gevolg van de informatieasymmetrie die ontstaat tussen de aandeelhouders en het management, doordat de aandeelhouders te ver van de bedrijfsactiviteiten staan om te kunnen beoordelen of de managers handelen naar de belangen van de aandeelhouders. Als gevolg van het feit dat door de scheiding van leiding en eigendom informatieasymmetrie ontstaat, verliezen de aandeelhouders de controle. Perrow (1976) stelt echter dat indien aandeelhouders in staat zijn om duidelijke grenzen te stellen, het mogelijk moet zijn om het besluitvormingsproces te delegeren en toch nog de controle te behouden. Daarnaast is er ook de mogelijkheid om een raad van commissarissen aan te stellen die functioneert als controlemechanisme zodat de belangen van de managers niet te veel verschillen met die van de eigenaren (Jensen en Meckling, 1976; Fama, 1980; Fama en Jensen, 1983). Ook is het mogelijk om bestuurders te belonen in de vorm van aandelen. Indien bestuurders in het bezit zijn van aandelen zullen ze eerder handelen naar de belangen van de aandeelhouders, omdat ze op dat moment dezelfde belangen delen (Jensen en Meckling, 1976).

Er kan dus sprake zijn van tegengestelde belangen tussen de aandeelhouders en het management. Om er voor te zorgen dat de belangen van de aandeelhouders nagestreefd worden door de raad van bestuur, kan de algemene vergadering van aandeelhouders een raad van commissarissen aanstellen. Daarnaast is de raad van bestuur verplicht om jaarlijks verantwoording af te leggen door middel van het jaarverslag. Milieuverslaggeving zal bijdragen aan het verkleinen van de informatieasymmetrie die bestaat tussen de aandeelhouders enerzijds en de raad van bestuur anderzijds. De verwachting is dat de raad van commissarissen, als belangenbehartigers van de aandeelhouders, milieuverslaggeving zal stimuleren om zo de informatieasymmetrie te verkleinen. De informatieasymmetrie die bestaat tussen de aandeelhouders en het management kan dus een reden zijn van een onderneming om te rapporteren omtrent milieu.

(13)

Naast de al reeds besproken Stakeholder Theory en Agency Theory kan de verslaggeving door ondernemingen ook in het licht van de Legitimacy Theory worden gezien. Deze zal besproken worden in paragraaf 2.2.3.

2.2.3 Legitimacy Theory

Volgens Suchman (1995) is legitimiteit een staat waarin acties van de onderneming worden gezien. Te denken valt aan wenselijk, gepast of geschikt binnen het geldende systeem van normen en waarden. Legitimiteit kan ook gezien worden als een operationele bron die een onderneming bezit en waarvoor gezorgd moet worden dat deze behouden blijft. Hierdoor zal het vertrouwen van de consumenten blijven bestaan, met als gevolg dat de bedrijfsactiviteiten door kunnen gaan (Suchman, 1995; Tilling en Tilt, 2010).

Om er voor te zorgen dat het maatschappelijk verkeer er van overtuigd is dat de onderneming, rekening houdend met de continue veranderende normen en waarden, zich goed gedraagt en dat de bedrijfsactiviteiten legitiem zijn, kunnen ondernemingen gebruik maken van maatschappelijke verslaggeving (Hooghiemstra, 2000). Maatschappelijke verslaggeving zorgt er voor dat het beeld dat bij het maatschappelijk verkeer bestaat gemakkelijker wordt veranderd (Gray et al., 1995). Daarnaast kunnen ondernemingen maatschappelijke verslaggeving gebruiken om er voor te zorgen dat de onderneming minder in het daglicht komt te staan en de aandacht voor het handelen van de onderneming afneemt (Patten, 1992).

Maatschappelijke verslaggeving kan door ondernemingen op vier verschillende manieren worden gebruikt (Lindblom, 1994; Gray et al., 1996; Hooghiemstra, 2000): Ondernemingen gebruiken maatschappelijke verslaggeving om 1) stakeholders te informeren over de plannen van de onderneming om zodoende de sociale prestaties te verbeteren, 2) het beeld dat het maatschappelijk verkeer heeft bij bepaalde (negatieve) gebeurtenissen te veranderen, zonder zelf het feitelijke gedrag te veranderen, 3) de aandacht te doen verschuiven van (negatieve) gebeurtenissen die een bedreiging vormen voor de legitimiteit van de onderneming naar positieve gebeurtenissen, waarbij deze positieve gebeurtenissen overigens niet perse een verband hoeven te hebben met de eerder genoemde (negatieve) gebeurtenissen, 4) de verwachtingen die het maatschappelijk verkeer heeft ten aanzien van het gedrag van de onderneming te doen veranderen.

Om er voor te zorgen dat de onderneming goede prestaties neer blijft zetten en de reputatie behouden blijft, is te verwachten dat de raad van commissarissen strak toezicht houdt op de raad van bestuur. De raad van commissarissen is hier bij gebaat, omdat een hogere firm value de kans vergroot dat een commissaris voor een ander commissariaat gevraagd wordt (Yermack, 2004). Om goede prestaties neer te blijven zetten en de reputatie te blijven behouden, kan er door de raad van bestuur gebruik gemaakt worden van milieuverslaggeving. Zo wordt het maatschappelijk verkeer extra geïnformeerd en wordt de informatieasymmetrie verkleind. Daarnaast blijft het maatschappelijk verkeer de onderneming als legitiem zien en kunnen de bedrijfsactiviteiten doorgang vinden.

Terugkomend op de tweede deelvraag kunnen we stellen dat ondernemingen verschillende redenen hebben om te rapporteren omtrent milieu. De informatieasymmetrie die bestaat tussen de onderneming en het maatschappelijk verkeer is in ieder van de hierboven besproken theorieën de belangrijkste reden voor een onderneming om te rapporteren omtrent milieu.

(14)

2.3 Deelvraag 3: Welke rol speelt de raad van commissarissen binnen het verslaggevingsproces?

2.3.1 Wettelijke verplichtingen en bepalingen

Beursgenoteerde ondernemingen binnen Nederland zijn volgens de wet verplicht een jaarverslag op te stellen die een getrouw beeld geeft van de toestand op de balansdatum, de ontwikkeling gedurende het boekjaar en de resultaten van de rechtspersoon en van de groepsmaatschappijen waarvan de financiële gegevens in zijn jaarrekening zijn opgenomen. Indien noodzakelijk voor een goed begrip van de ontwikkeling, de resultaten of de positie van de rechtspersoon en groepsmaatschappijen, omvat de analyse zowel financiële als niet-financiële prestatie-indicatoren, met inbegrip van milieu- en personeelsaangelegenheden (art. 2:391 BW). Het opstellen van dit jaarverslag is de verantwoordelijkheid van de raad van bestuur van de onderneming. Op deze manier communiceert de onderneming richting externe partijen over de bedrijfsactiviteiten die er in het afgelopen jaar plaats hebben gevonden.

Naast de verantwoording die de raad van bestuur moet afleggen aan de algemene vergadering van aandeelhouders, kan het ook zo zijn dat er een raad van commissarissen is aangesteld om controle te houden op de raad van bestuur. In boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zijn hier verschillende bepalingen over opgenomen. Zo kan een vennootschap er zelf voor kiezen om een raad van commissarissen aan te stellen (art. 2:140 en 2:150 BW). Een vennootschap is verplicht een raad van commissarissen aan te stellen indien er gedurende drie jaar aan de volgende criteria wordt voldaan (art. 2:153, 2:158, 2:263 en 2:268 BW). 1) Er zal drie jaar lang onafgebroken een eigen vermogen aanwezig moeten zijn van zestien miljoen euro, 2) de vennootschap heeft, al dan niet wettelijk verplicht, een ondernemingsraad ingesteld en 3) de vennootschap heeft minimaal honderd werknemers in dienst (art. 2:158 en 2:268 BW). De taak die de wet de raad van commissarissen oplegt is:

‘Toezicht houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Hij staat het bestuur met raad ter zijde. Bij de vervulling van hun taak richten de commissarissen zich naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming’

De raad van commissarissen is een orgaan in de governance structuur die er voor moet zorgen dat de raad van bestuur niet te veel neigt naar het voorzien in haar eigen behoefte maar de behoeften van de vennootschap voorop stelt. Jensen en Meckling (1976) stellen namelijk dat wanneer er sprake is van een scheiding tussen leiding en eigendom, er een conflict kan ontstaan tussen de belangen van het bestuur en de vennootschap. De raad van bestuur kan het jaarverslag gebruiken om te laten zien dat het overeenkomstig de geldende normen en waarden heeft gehandeld. Aan deze verslaggeving worden door de wet- en regelgeving eisen gesteld. Daarnaast vindt er binnen bepaalde vennootschappen ook controle op het verslaggevingsproces plaats door een auditcommissie. Een auditcommissie moet volgens de geldende Nederlandse corporate governance code, die in 2008 is geactualiseerd (Monitoring Commissie CG, 2008), ingesteld worden indien de raad van commissarissen uit meer dan vier leden bestaat. Naast een auditcommissie stelt de raad van commissarissen ook een remuneratiecommissie en een selectie- en benoemingscommissie in (Monitoring Commissie CG, 2008). De taak van een auditcommissie die afgeleid kan worden uit de corporate governance code is om toezicht op het bestuur te houden ten aanzien van de verslaggeving (Monitoring Commissie CG, 2008).

2.3.2 One tier vs. two tier

De samenstelling van de raad van commissarissen kan verschillen. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen een one tier board en een two tier board. Een one tier board is een raad waarin het bestuur en

(15)

de commissarissen samen verenigd zijn. Bij een two tier board is er sprake van een afzonderlijke raad van bestuur en een raad van commissarissen. Het one tier model wordt vooral gehanteerd in landen die gekenmerkt kunnen worden als ‘common law’ landen, terwijl het two tier model juist meer wordt gebruikt in landen die gekenmerkt kunnen worden als ‘code law’ landen (Millet-Reyes en Zhao, 2010). Uit onderzoek is gebleken dat beide modellen zowel voordelen als nadelen kennen (Jungmann, 2006). Het one tier model heeft als groot voordeel dat zowel de bestuurders als de commissarissen snel en gemakkelijk aan de benodigde informatie kunnen komen2. In het two tier model is dit niet het geval omdat er een scheiding bestaat tussen de bestuurders en de commissarissen. Het two tier model heeft echter als groot voordeel dat er een scheiding is tussen enerzijds het managen van de onderneming en anderzijds de controle hierop2. Dit komt de onafhankelijkheid ten goede.

In Nederland was eerst sprake van een two tier board structuur. Sinds de wetswijziging die in 2012 plaatsvond is het echter nu ook mogelijk om als onderneming binnen Nederland een one tier board te hebben2. Beleggers en investeerders zien dit als een groot pluspunt, aangezien de commissarissen hierdoor dichter op het organisatiebeleid zitten en sneller kunnen ingrijpen waar nodig2. De manier waarop de governancestructuur binnen een onderneming vormgegeven wordt heeft invloed op de mate waarin commissarissen attent kunnen reageren op ontwikkelingen en strakker toezicht kunnen houden op het bestuur. Daarom is het belangrijk om in het licht van milieuverslaggeving stil te staan bij de manier waarop governance binnen een onderneming is georganiseerd.

2.4 Deelvraag 4: Welke eigenschappen kunnen worden toegekend aan de raad van commissarissen?

Een raad van commissarissen kan verschillende eigenschappen bevatten. De eigenschappen van de raad van commissarissen kunnen een verklaring vormen voor de mate van milieuverslaggeving die plaatsvindt door ondernemingen.

2.4.1 Diversiteit

Een divers samengestelde raad van commissarissen zal volgens Carter et al. (2007) een positieve invloed hebben op de winstgevendheid van een onderneming en zal meer waarde creëren voor de aandeelhouders. Onder diversiteit wordt in dit verband verstaan de mate waarin sprake is van heterogeniteit ten aanzien van de demografische kenmerken van de commissarissen (Jehn et al., 1997). Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het geslacht, de nationaliteit, de opleiding en de leeftijd van een commissaris.

Johnson en Greening (1999) vonden een positieve relatie tussen enerzijds het aantal onafhankelijke commissarissen en anderzijds de sociale prestaties van een onderneming. Verder blijkt uit het onderzoek van Webb (2004) dat sociaal verantwoord opererende ondernemingen meer vrouwen in de raad van commissarissen hebben. Binnen dit onderzoek zal er gekeken worden naar de diversiteit van de verschillende raden van commissarissen. Onder diversiteit van de commissarissen vallen binnen dit onderzoek de leeftijd, geslacht en nationaliteit.

2.4.2 Leeftijd

Kim en Hasher (2005) deden onderzoek naar de invloed van de leeftijd op het besluitvormingsproces. Binnen dit onderzoek werd er gekeken of de besluiten die werden genomen door een groep van leden tussen de 17 en 27 jaar beter waren dan de besluiten die werden genomen door groepsleden tussen de 60 en 79 jaar. Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat het besluitvormingsproces van leden

2

http://www.fnvformaat.nl/Producten%20en%20diensten/Kennisbank/Financieel%20en%20organisatorisch%20be leid/One%20tier%20board.aspx

(16)

tussen de 60 en 79 jaar beter is dan het besluitvormingsproces van leden tussen de 17 en 27 jaar. Dit resultaat kan verklaard worden door het feit dat de oudere leden over meer kennis en ervaring beschikken, wat het besluitvormingsproces ten goede komt (Kim en Hasher, 2005). Dit ligt in lijn met de gedachtegang van Houle (1990). Houle stelt dat jonge groepen, met groepsleden jonger dan 35 jaar, vooral de energie hebben om succesvol te zijn en voornamelijk vooruit plannen. Middelgroepen, met groepsleden tussen de 35 en 60 jaar, richten zich meer op de verantwoordelijkheid die de onderneming heeft ten opzichte van het maatschappelijk verkeer. Groepen met groepsleden ouder dan 60 jaar beschikken over meer ervaring en hebben toegang tot een groter netwerk. Taylor (1975) vond echter bewijs dat het besluitvormingsproces van oudere mensen minder goed is dan dat van jongere mensen. Hij concludeert dat oudere managers in vergelijking met jongere managers minder gemakkelijk informatie verwerken en hierdoor minder gemakkelijk keuzes kunnen maken. Verschillen in besluitvormingsproces komen ook naar voren in het onderzoek dat is gedaan door Worthy et al. (2011). Zij vonden dat jongeren betere keuzes maken dan ouderen wanneer de beloning die werd ontvangen onafhankelijk was van de keuzes die werden gemaakt. Echter, wanneer de beloning die werd ontvangen wel afhankelijk was van de keuzes die werden gemaakt kon er geconcludeerd worden dat ouderen betere keuzes maakten dan jongeren. Uit bovengenoemde onderzoeken kan opgemaakt worden dat zowel jongeren als ouderen een positieve invloed kunnen hebben op het besluitvormingsproces. Daarom kan het zo zijn dat ondernemingen er voor kiezen om een raad van commissarissen in te stellen met zowel jongeren als ouderen in de raad om zo tot het optimale besluit te komen. In dat geval is er sprake van een hogere spreiding in leeftijden dan wanneer er alleen jongeren of alleen ouderen in de raad van commissarissen zitten. Een hogere spreiding in leeftijden zal derhalve, blijkens eerder verricht onderzoek, een positieve invloed hebben op het besluitvormingsproces.

Om na te gaan of een hogere spreiding in leeftijden ook invloed heeft op de mate van milieuverslaggeving door ondernemingen genoteerd aan de Nederlandse beurs wordt de volgende hypothese opgesteld:

Hypothese 1: Een raad van commissarissen met een hogere spreiding in leeftijd heeft een positieve relatie met de mate van milieuverslaggeving bij aan de Nederlandse beurs genoteerde ondernemingen.

2.4.3 Geslacht

Naast de leeftijd van een commissaris zal er in dit onderzoek ook gekeken worden naar het geslacht van de commissaris. Binnen Nederland is er ten aanzien van het geslacht van de commissarissen nog geen wet- en regelgeving opgesteld. In andere landen, bijvoorbeeld Noorwegen en Spanje (Fernandez-Feijoo et al., 2012) worden er wel vrouwenquota gesteld. Hillman et al. (2002) stellen dat de toenemende mate van vrouwen in de raad van commissarissen binnen de Verenigde Staten een van de belangrijkste trends is in de afgelopen twintig jaar. Naar het geslacht van de afzonderlijke commissarissen is al veel onderzoek verricht. Fernandez-Feijoo et al. (2012) vonden bijvoorbeeld dat wanneer een raad van commissarissen drie of meer vrouwen bezit, er meer informatie op het gebied van duurzaamheid wordt gerapporteerd. Wanneer dit onderzoek als uitgangspunt wordt genomen, zou de verwachting zijn dat het aantal vrouwen in de raad van commissarissen een positieve invloed heeft op de mate van milieuverslaggeving. Uit onderzoek van Apesteguia et al. (2011) blijkt echter dat te veel vrouwen in een team weer averechts kan werken. Binnen dit onderzoek werden teams van drie personen gevormd. Vervolgens werd er gekeken naar de prestaties van de teams. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat teams met alleen maar vrouwen minder presteerden dan teams met alleen maar mannen of teams met zowel vrouwen als mannen. Dit werd verklaard door het feit dat er op verschillende manieren binnen deze drie soorten groepen keuzes werden gemaakt. Wat verder ook naar voren kwam uit dit onderzoek is dat teams met zowel mannen als vrouwen het beste presteerden. Dit suggereert dat de aanwezigheid

(17)

van zowel mannen als vrouwen een positieve invloed heeft op de besluitvorming. De aanwezigheid van vrouwen kan ook van invloed zijn op de maatschappelijke verantwoordelijkheid die een onderneming voelt. Uit onderzoek van Bear et al. (2010) blijkt dat bij ondernemingen uit zowel Amerikaanse industrieën als internationale industrieën het aantal vrouwelijke commissarissen een positieve relatie heeft met de betrokkenheid van een onderneming bij de maatschappij. Derhalve is in dit onderzoek nagegaan of deze relatie ook geldt voor ondernemingen die genoteerd zijn aan de Nederlandse beurs. Om na te gaan of de aanwezigheid van tenminste één vrouw ook daadwerkelijk een positieve invloed heeft op de mate van milieuverslaggeving wordt de volgende hypothese opgesteld:

Hypothese 2: Een raad van commissarissen met tenminste één vrouw in de gelederen heeft een positieve relatie met de mate van milieuverslaggeving bij aan de Nederlandse beurs genoteerde ondernemingen.

2.4.4 Nationaliteit

Ruigrok et al. (2007) stellen dat wanneer er een buitenlandse commissaris plaatsneemt in de raad van commissarissen, deze persoon andere perspectieven, vaardigheden en kennis met zich meebrengt. Daarnaast brengt deze persoon ook andere normen en waarden mee. Een buitenlandse commissaris zorgt ervoor dat de raad van commissarissen meer internationaal georiënteerd wordt en daarnaast beschikt over een groter internationaal netwerk (Ruigrok et al., 2007). Aan de andere kant kan diversiteit met betrekking tot nationaliteit leiden tot communicatie- en integratieproblemen (Ruigrok et al, 2007). Dit kan er toe leiden dat er geen tijdige en juiste keuzes worden gemaakt (Ruigrok et al., 2007). Uit onderzoek van Choi, Park en Yoo (2007) blijkt echter een positieve relatie tussen enerzijds buitenlandse commissarissen en anderzijds de ondernemingsprestaties. De verwachting is dat deze relatie ook bestaat bij aan de Nederlandse beurs genoteerde ondernemingen.

Om na te gaan of de aanwezigheid van buitenlandse commissarissen binnen de raad van commissarissen ook een positieve invloed heeft op de mate van milieuverslaggeving bij aan de Nederlandse beurs genoteerde ondernemingen wordt de volgende hypothese opgesteld:

Hypothese 3: Een raad van commissarissen met tenminste één commissaris die niet over de Nederlandse identiteit beschikt heeft een positieve relatie met de mate van milieuverslaggeving bij aan de Nederlandse beurs genoteerde ondernemingen.

2.4.5 Aanwezigheid auditcommissie

Naast de eigenschappen die commissarissen kunnen bezitten, kan de raad van commissarissen in zijn geheel ook eigenschappen bezitten. Zo kan er gekeken worden naar de omvang van de raad van commissarissen, maar er kan ook gekeken worden naar de structuur van de raad van commissarissen. In dit onderzoek zal er gekeken worden naar de aanwezigheid van een auditcommissie en de omvang van de raad van commissarissen. De aanwezigheid van een auditcommissie is in eerdere onderzoeken al gerelateerd aan de mate van informatieverschaffing. Forker (1992) heeft bewezen dat een auditcommissie een effectief mechanisme is om toezicht te houden en die er voor zorgt dat er meer informatie wordt gerapporteerd. Hierdoor zullen de agency costs dalen. Dat een auditcommissie zorgt voor meer informatieverschaffing wordt bevestigd door het onderzoek dat is gedaan door Ho en Wong (2001). Uit het onderzoek dat zij hebben uitgevoerd blijkt dat de aanwezigheid van een auditcommissie een significante invloed heeft op de mate van informatieverschaffing (Ho en Wong, 2001). Daarnaast zijn er ook verschillende onderzoeken geweest die aantonen dat de aanwezigheid van een auditcommissie, een renumeratiecommissie en een selectie- en benoemingscommissie een positieve invloed heeft op de mate van informatieverschaffing (Cerbioni en Parbonetti, 2007; O’Sullivan et al,

(18)

2008). Hierbij moet wel opgemerkt worden dat de positieve relatie die hier bestaat eventueel in mindere mate wordt veroorzaakt door de auditcommissie en in meerdere mate door de andere twee commissies. Hier wordt echter voor dit onderzoek niet vanuit gegaan. De verwachting is dat de aanwezigheid van een auditcommissie bij aan de Nederlandse beurs genoteerde ondernemingen een positieve invloed heeft op de mate van milieuverslaggeving.

Om na te gaan of de aanwezigheid van een auditcommissie een positieve invloed heeft op de mate van milieuverslaggeving wordt de volgende hypothese opgesteld:

Hypothese 4: De aanwezigheid van een auditcommissie heeft een positieve invloed op de mate van milieuverslaggeving bij aan de Nederlandse beurs genoteerde ondernemingen.

2.4.6 Omvang

Naast de aanwezigheid van een auditcommissie wordt binnen dit onderzoek ook de omvang van de raad van commissarissen meegenomen als onafhankelijke variabele. In de wet is geregeld dat de raad van commissarissen uit ten minste drie leden moet bestaan (art. 2:158 en 2:268 BW). Uit eerder onderzoek zijn tegenstrijdige conclusies gekomen. Zo vonden Chaganti et al. (1985) dat een kleinere omvang van de raad van commissarissen er voor zorgt dat er een betere controle uitgevoerd kan worden op de raad van bestuur. Bij een grotere omvang kan deze controle niet effectief uitgevoerd worden (Chaganti et al, 1985). Daarnaast kan het zo zijn dat wanneer de raad van commissarissen groter wordt en er geen sprake is van samenhang binnen de raad van commissarissen er bij de individuele commissarissen meer de neiging bestaat om zijn of haar eigen gang te gaan en taken niet meer effectief uit te voeren (Elsayed, 2011). Er zijn echter ook onderzoekers geweest die beweren dat een grotere raad van commissarissen een positieve invloed heeft op de prestaties van een onderneming. Zo beweren Dalton et al. (1999) dat wanneer de raad van commissarissen qua omvang groter wordt, de onderneming beter in staat is een relatie op te bouwen en te behouden met zijn externe omgeving. Verder komt een grotere omvang het advies dat wordt verstrekt door de raad van commissarissen ten goede (Dalton et al.. 1999). Als laatste zorgt een grotere raad van commissarissen ervoor dat het besluitvormingsproces effectiever gaat door middel van de informatie die onderling wordt gedeeld (Lehn et al., 2003). Uit bovenstaande onderzoeken komen geen eenduidige conclusies. Het kan zijn dat zowel een kleine als een grote raad van commissarissen effectief is.

Om na te gaan of de omvang van de raad van commissarissen van invloed is op de mate van milieuverslaggeving bij aan de Nederlandse beurs genoteerde ondernemingen wordt de volgende hypothese opgesteld:

Hypothese 5: De omvang van de raad van commissarissen is van invloed op de mate van milieuverslaggeving bij aan de Nederlandse beurs genoteerde ondernemingen.

(19)

Uit alle geformuleerde hypotheses kan een conceptueel model worden gemaakt:

+

+

+

+

+/-

Figuur 1: Conceptueel model

Leeftijd Geslacht Nationaliteit Audit Commissie Omvang RvC Mate van milieuverslaggeving

(20)

3 Methode

In dit hoofdstuk zal de manier waarop dit onderzoek wordt uitgevoerd besproken worden. Allereerst zal er in de eerste paragraaf stil gestaan worden bij de dataverzameling. Daarna worden in de tweede paragraaf zowel de onafhankelijke variabelen, de afhankelijke variabele als de controlevariabelen behandeld. Als laatste zal de onderzoeksopzet besproken worden.

3.1 Dataverzameling

Dit onderzoek zal zich richten op ondernemingen die zijn genoteerd aan de Amsterdam Exchange Index (AEX), de Amsterdam Midcap Index (AMX) en de Amsterdam Small Cap Index (AScX). Voor een overzicht van de bedrijven die mee worden genomen binnen dit onderzoek verwijs ik naar bijlage 1. Niet alle ondernemingen die aan deze indices zijn genoteerd zullen meegenomen worden. Ondernemingen zonder statutaire zetel in Nederland zullen niet worden meegenomen omdat dit onderzoek zich richt op Nederlandse ondernemingen. Daarnaast zullen ondernemingen waarbinnen sprake is van een one tier board niet meegenomen worden in het onderzoek. Dit wordt gedaan om zo eventuele invloeden van een one tier board uit te sluiten. Hiervan was sprake bij drie ondernemingen. De kans bestaat dat de samenstelling van de indices verandert. Daarom wordt er gekozen voor een peildatum van 31 december 2011.

Omdat de Code Tabaksblat 2008 van toepassing is op alle vennootschappen met statutaire zetel in Nederland waarvan de aandelen of certificaten van aandelen zijn toegelaten tot een effectenbeurs (Monitoring Commissie CG, 2008), bestaat er de zekerheid dat de benodigde data beschikbaar zijn. In de Code Tabaksblat zijn namelijk bepalingen opgenomen die de raad van commissarissen verplicht opgave te doen van onder andere het geslacht, de leeftijd en de nationaliteit van iedere commissaris (Monitoring Commissie CG, 2008).

Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van data die betrekking hebben op 2011. In de jaarverslagen wordt een algemeen beeld geschetst over de prestaties van de onderneming gedurende het jaar waar het verslag betrekking op heeft. Dit document krijgt ook de controleverklaring van de accountant en is het belangrijkste document dat door een onderneming wordt opgesteld. Er wordt echter vaak in het jaarverslag verwezen naar andere documenten die op de corporate website zijn gepubliceerd. Indien hier sprake van is zal er tevens gebruik gemaakt worden van deze documenten.

3.2 Variabelen

In deze paragraaf zullen alle variabelen besproken worden die meegenomen worden binnen dit onderzoek. In hoofdstuk twee is al ingegaan op de meeste van deze variabelen. Achtereenvolgens zullen de onafhankelijke variabelen, de afhankelijke variabele en de controlevariabelen worden besproken.

3.2.1 Onafhankelijke variabelen

Voor dit onderzoek zijn er een vijftal onafhankelijke variabelen gebruikt, namelijk de leeftijd van de commissarissen, het geslacht van de commissarissen, de nationaliteit van de commissarissen, de aanwezigheid van een auditcommissie en de omvang van de raad van commissarissen. Al deze vijf variabelen zijn te halen uit het verslag dat de raad van commissarissen ieder jaar opstelt. Hieronder zal per variabele de manier van kwantificeren besproken worden.

Leeftijd: Voor dit onderzoek is de verwachting dat hoe hoger de spreiding in leeftijd is, hoe meer er

(21)

berekening van de spreiding in leeftijd moet gebruik gemaakt worden van de variantie. De variantie is als volgt te berekenen:

Waarbij:

σ2 = de spreiding in leeftijd

N = het aantal commissarissen in de raad van commissarissen

i = de leeftijd van de commissaris waarvoor de variantie wordt berekend

µ = de gemiddelde leeftijd van de commissarissen binnen de raad

Bij de berekening van de varianties is het noodzakelijk het verschil tussen de leeftijd van een commissaris en het gemiddelde te kwadrateren zodat er een positief getal uitkomt. Wordt dit niet gedaan, dan zullen de negatieve verschillen compenseren met de positieve verschillen en heeft het getal geen betekenis. Wanneer voor iedere commissaris de variantie is berekend, worden de afzonderlijke varianties bij elkaar opgeteld en vervolgens gedeeld door het aantal commissarissen dat zitting heeft in de raad van commissarissen. Het getal dat hier uitkomt geeft de spreiding in leeftijd weer binnen de raad van commissarissen. Hoe hoger dit getal, hoe hoger de spreiding is en dus ook de verwachting dat er meer gerapporteerd wordt omtrent milieu.

Geslacht: Voor dit onderzoek is de verwachting dat de aanwezigheid van tenminste één vrouw in de

raad van commissarissen een positieve invloed heeft op de mate van milieuverslaggeving. Deze variabele wordt daarom eenzijdig getoetst. Er zijn twee mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is dat er geen enkele vrouw aanwezig is. Indien dit het geval is wordt de waarde ‘0’ toegekend. De tweede mogelijkheid is dat er tenminste één vrouw aanwezig is. In dit geval wordt de waarde ‘1’ toegekend.

Nationaliteit: Voor dit onderzoek is de verwachting dat de aanwezigheid van tenminste één commissaris

die niet over de Nederlandse identiteit beschikt een positieve invloed heeft op de mate van milieuverslaggeving. Deze variabele zal daarom eenzijdig worden getoetst. Net als bij het geslacht zijn er twee mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is dat er geen enkele commissaris aanwezig is die niet over de Nederlandse identiteit beschikt. Indien dit het geval is wordt de waarde ‘0’ toegekend. De tweede mogelijkheid is dat er tenminste één commissaris aanwezig is die niet over de Nederlandse identiteit beschikt. In dit geval wordt de waarde ‘1’ toegekend.

Aanwezigheid van een auditcommissie: Voor dit onderzoek is de verwachting dat de aanwezigheid van

een auditcommissie een positieve invloed heeft op de mate van milieuverslaggeving. Daarom zal deze variabele eenzijdig worden getest. Er zijn twee mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is dat er geen auditcommissie aanwezig is. Indien dit het geval is zal de waarde ‘0’ toegekend worden. De tweede mogelijkheid is dat er wel een auditcommissie aanwezig is. In dit geval zal de waarde ‘1’ toegekend worden.

Omvang: Voor dit onderzoek is de verwachting dat de omvang van de raad van commissarissen van

invloed is op de mate van milieuverslaggeving. Daarom zal deze variabele tweezijdig worden getoetst. Er zal worden geteld hoeveel commissarissen er aanwezig zijn binnen iedere raad van commissarissen.

(22)

3.2.2 Afhankelijke variabele

De afhankelijke variabele voor dit onderzoek is de mate van milieuverslaggeving. In de literatuursectie werd milieuverslaggeving al omschreven als verslaggeving ten aanzien van activiteiten op het gebied van milieu. De mate van milieuverslaggeving is door verschillende onderzoekers gemeten. De manier waarop de mate van milieuverslaggeving werd gemeten verschilt erg tussen de onderzoeken. Zo mat Ienciu (2012) de mate van milieuverslaggeving aan de hand van een Environmental Reporting Disclosure Index. Hierbij werd gekeken of er gerapporteerd werd over drie verschillende categorieën informatie. Indien een categorie aanwezig was, werd er een score van 1 toegekend aan deze categorie. In totaal kon de gerapporteerde milieuverslaggeving drie punten behalen. Drie punten betekende dat er een grote mate van milieuverslaggeving bestond. Ienciu (2012) geeft aan dat een voordeel van deze methode is dat er geen subjectiviteit optreedt omdat er sprake is van informatie die wordt gekwantificeerd. Deze methode lijkt voor het huidige onderzoek echter minder geschikt aangezien er onbedoeld naar de inhoud van de milieuverslaggeving wordt gekeken en niet zozeer naar de omvang. Daarom komt deze methode niet in aanmerking om hier uitgevoerd te worden. Op een zelfde soort manier onderzochten Akhtaruddin et al. (2009) de mate van vrijwillige informatieverschaffing onder bedrijven genoteerd aan de Maleisische beurs. Aan de hand van een checklist met 74 punten werd gekeken over welke punten wel gerapporteerd werd en over welke punten niet gerapporteerd werd. De items waar wel over gerapporteerd werd kregen een score van 1. Het aantal punten werd gedeeld door de maximale score, 74 punten, om vervolgens een percentage te krijgen die de mate van milieuverslaggeving weergeeft. Ook deze methode lijkt niet geschikt voor het huidige onderzoek, omdat er gekeken wordt naar wat er gerapporteerd wordt in plaats van naar hoeveel.

Bij dit onderzoek wordt er specifiek gekeken naar de omvang van de milieuverslaggeving. Daarom zal de mate van milieuverslaggeving bepaald worden aan de hand van het aantal zinnen dat betrekking heeft op milieuverslaggeving. Deze manier om de kwantiteit van milieuverslaggeving te bepalen is overeenkomstig het onderzoek dat is uitgevoerd door Buniamin et al. (2012). Zij geven de voorkeur aan het tellen van zinnen, aangezien zinnen betekenisvoller en daarom een betrouwbaardere maatstaf zijn dan het tellen van het aantal woorden (Hackston en Milne, 1996). Er wordt op deze manier minder naar de inhoud, maar meer naar de omvang gekeken. Kanttekening die geplaatst moet worden bij het tellen van het aantal zinnen is dat de schrijfstijl bepalend is voor het aantal zinnen dat gerapporteerd wordt. In eerste instantie zullen alleen de zinnen worden geteld die in het jaarverslag van de onderneming te vinden zijn. Echter zullen ook de zinnen worden geteld van andere documenten en/of verslagen die door de onderneming zijn opgesteld en betrekking hebben op milieugerelateerde zaken mits hier naar verwezen wordt in het jaarverslag. Voor het uitvoeren van de analyses zal gebruik worden gemaakt van de natuurlijke logaritme van het aantal zinnen, om zo te voorkomen dat er vertekende resultaten ontstaan als het gevolg van heel veel of heel weinig milieuverslaggeving. De natuurlijke logaritme zorgt ervoor dat uitkomsten terug worden gebracht tot grondtallen. Deze grondtallen verschillen minder veel van elkaar dan de werkelijke uitkomsten, waardoor het effect van de werkelijke verschillen kleiner wordt.

3.2.3 Controlevariabelen

Net als in het onderzoek van Buniamin et al. (2012) zal er ook voor dit onderzoek gecontroleerd worden voor variabelen. Het is namelijk mogelijk dat de uitkomsten van dit onderzoek beïnvloed worden door andere variabelen dan de onafhankelijke variabelen die bij dit onderzoek worden meegenomen. Er zal worden gecontroleerd voor de sector en de omvang van de bedrijven die mee worden genomen in de steekproef. Uit eerder onderzoek is namelijk gebleken dat de sector en de omvang van een bedrijf van invloed zijn op de omvang van de verslaggeving (Wilmshurst en Frost, 2000; Cormier en Magnan, 2003; Campbell, 2004).

(23)

Sector: Er zal voor dit onderzoek worden gecontroleerd voor de sector van een bedrijf. Om de

verschillende bedrijven te categoriseren zal er voor dit onderzoek gebruik gemaakt worden van de Standard Industry Classification Code, beter bekend als de SIC-code3. Hierbij wordt aan verschillende industrieën een specifieke code toegekend. Bij het hanteren van deze codes wordt zowel gebruik gemaakt van hoofd- als subcategorieën. Subcategorieën gaan specifieker in op de verschillen tussen industrieën. Gezien de geringe omvang van het aantal ondernemingen die binnen dit onderzoek worden meegenomen wordt er hier alleen gewerkt met de hoofdcategorieën, te weten Manufacturing; Trade, Wholesale and Retail; Finance, Insurance and Real Estate; Transportation and Public Utilities; Services; Mining and Construction. De reden waarom de bedrijven worden gecategoriseerd is omdat het voor de hand ligt dat bedrijven, die zich bevinden in een sector die veel invloed heeft op het milieu eerder zullen rapporteren ten aanzien van de activiteiten op het gebied van milieu dan bedrijven die zich niet in deze sectoren bevinden.

Omvang: Naast de sector van een onderneming zal er ook gecontroleerd worden voor de omvang van

de onderneming. Ondernemingen van een grotere omvang hebben over het algemeen meer stakeholders dan ondernemingen van een kleinere omvang. Er wordt als het gevolg van de vele stakeholders meer druk uitgeoefend op een grotere onderneming dan op een kleinere onderneming, waardoor het te verwachten is dat een grotere onderneming eerder informatie zal publiceren aangaande de onderneming. Ook in eerdere onderzoeken is de omvang van een onderneming meegenomen als variabele (Ahmad, Hassan en Mohammad, 2003; Cormier en Magnan, 2003; Jaffar et al., 2002). In deze onderzoeken werd de omvang van een onderneming bepaald op basis van de totale activa (Ahmad, Hassan en Mohammad, 2003; Cormier en Magnan, 2003; Jaffar et al., 2002). De omvang van een onderneming zal dan ook binnen dit onderzoek op soortgelijke wijze worden bepaald. Indien mogelijk zal de omvang gebaseerd worden op de geconsolideerde balans, aangezien de geconsolideerde jaarrekening beter de activiteiten van een onderneming weergeeft. Wanneer de omvang gebaseerd wordt op de enkelvoudige balans, kan het zo zijn dat dit een verkeerd beeld geeft van de werkelijkheid. Daarnaast zal de natuurlijke logaritme van de totale activa worden genomen, om zo mogelijke vertekeningen te verkleinen die het gevolg zijn van zeer grote of zeer kleine ondernemingen.

One tier versus two tier: Zoals in de literatuursectie is besproken heeft de governancestructuur invloed

op de manier waarop de raad van commissarissen toezicht houdt op de raad van bestuur. In het one tier model zal het toezicht bijvoorbeeld effectiever uitgevoerd kunnen worden dan in het two tier model omdat in het two tier model de raad van commissarissen verder van de raad van bestuur af zit. Normaal gesproken zou de manier waarop de governancestructuur vorm gegeven is ook meegenomen kunnen worden in het onderzoek. Echter is de governancestructuur binnen dit onderzoek irrelevant, aangezien er bij de selectie van de ondernemingen gecorrigeerd is voor de governancestructuur. Er waren drie ondernemingen die gebruik maakten van een one tier board. Deze zijn niet meegenomen in het onderzoek. Daarom zal de governancestructuur niet meegenomen worden als controlevariabele. Uit de hierboven besproken variabelen kan voor de beantwoording van hoofdvraag en tevens de hypotheses het volgende model opgesteld worden:

MMV = β0 + β1LFT + β2GESL + β3NAT + β4AUD + β5OMV + β6SEC + β7ONDGR + ϵ

3

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op basis van de resultaten uit de regressies met de positieve discretionaire accruals kan wederom worden bevestigd dat er geen verband bestaat tussen de totale groep

Daarnaast blijkt er ook een interactie- effect te zijn tussen juristen en financiële experts in de AC, dus een combinatie van deze expertises zorgt voor een verhoging van de

In tegenstelling tot de verwachting welke gebaseerd is op eerder onderzoek, blijkt de gemiddelde leeftijd van de raad van bestuur en raad van commissarissen niet

De Code is van toepassing op alle vennootschappen met statutaire zetel in Nederland waarvan de aandelen of certificaten van aandelen zijn toegelaten tot een effectenbeurs,

Kortom, managers van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen zijn geneigd om meer earnings management toe te passen dan managers van niet-beursgenoteerde ondernemingen,

Tenslotte heb ik in het 3 e model de relatie getoetst tussen productdiversificatie en de hoeveelheid risicoverslaggeving zonder rekening te houden met de richting van

In welke mate is er sprake van diversiteit in de Raden van Bestuur en Raden van Commissarissen bij de top 100 beursgenoteerde ondernemingen binnen Nederland en de top

Welke verschillen kunnen worden geconstateerd ten aanzien van diversiteitskenmerken binnen Raden van Commissarissen in Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen over