• No results found

Een onderzoek onder beursgenoteerde ondernemingen in Nederland in het jaar 2014.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een onderzoek onder beursgenoteerde ondernemingen in Nederland in het jaar 2014."

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van culturele diversiteit in de directie

op de mate van Integrated Reporting

Een onderzoek onder beursgenoteerde ondernemingen in

Nederland in het jaar 2014.

Masterscriptie Accountancy & Controlling, specialisatie Accountancy Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Economie en Bedrijfskunde

Marissa Andringa Studentnummer: 1893696 Kochstraat 108 9728 KH Groningen Tel.: 0612871579 E-mail: marissa_andringa@hotmail.com Datum: Juli 2015

Eerste begeleider: Dhr. W. de Heer Tweede begeleider: Dhr. B. van der Kolk Abstract:

In deze scriptie is onderzocht of de culturele diversiteit in de directie van invloed is op de mate van Integrated Reporting. Het onderzoek vond plaats onder 74 beursgenoteerde ondernemingen in Nederland voor het jaar 2014. De mate van Integrated Reporting is gemeten aan de hand van vier kenmerken: waardecreatie, stakeholders, toekomstverwachting en integratie. Daarnaast is de culturele diversiteit gemeten aan de hand van vijf Hofstede dimensies: onzekerheidsvermijding, individualisme, machtsafstand, masculiniteit en lange termijn oriëntatie. Er zijn geen significante resultaten gevonden. Uit het onderzoek blijkt dat ondernemingsgrootte een significante rol speelt in de mate van Integrated Reporting. Daarnaast is met dit onderzoek een inzicht verkregen in de huidige staat van Integrated Reporting door beursgenoteerde ondernemingen in Nederland. Hieruit blijkt dat er grote verschillen tussen de ondernemingen aanwezig zijn.

(2)

1 Inhoudsopgave 1. Inleiding ... 2 2. Theoretische inkadering ... 5 2.1 Integrated Reporting ... 5 2.2 Agency theorie ... 9 2.3 Voluntary disclosure ... 9 2.4 Stakeholder theorie ... 10 2.5 Diversiteit in de directie ... 10 2.6 Cultuur ... 11 2.7 Hypothesevorming ... 14 3. Onderzoeksontwerp ... 18 3.1 De steekproef ... 18 3.2 Variabelen ... 20 3.2.1 Afhankelijke variabele ... 20 3.2.2 Onafhankelijke variabelen ... 23 3.2.3 Controlevariabelen ... 23 3.3 Statistisch model ... 26 4. Resultaten ... 27 4.1 Beschrijvende statistiek ... 27 4.2 Correlatieanalyse ... 30 4.3 Regressieanalyse ... 32

4.4 Regressieanalyse van de Raad van Commissarissen ... 37

5. Conclusie en discussie ... 38

5.1 Conclusie ... 38

5.2 Beperkingen ... 39

5.3 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek ... 40

Literatuurlijst ... 42

Websites ... 46

Bijlagen ... 47

Bijlage 1: Lijst van de ondernemingen uit de totale steekproef ... 47

Bijlage 2: Lijst van de ondernemingen uit de aangepaste steekproef ... 48

(3)

2

1. Inleiding

‘’Betere verantwoording strandt in boardroom” (PwC, 2012)

In dit artikel van PwC wordt de behoefte aan een betere verantwoording van de publieke verslaggeving door het bestuur benadrukt, waarbij het fenomeen Integrated Reporting ook wordt belicht. Een betere verantwoording komt mogelijk niet tot stand doordat bestuurders hun eigen reputatie willen bewaken naast het voldoen aan de ondernemingsbelangen. Doordat er bij een Integrated Reporting veel transparantie vereist is over onder andere de strategie, duurzaamheid en verwachtingen voor de toekomst, kan bij het publiceren van een Integrated Report het bestuur hier ook op worden afgerekend. Aangezien het publiceren van een Integrated Report niet verplicht is, is het maar de vraag of bestuurders dit risico willen nemen. Hierdoor kan er een belangenconflict ontstaan tussen de maatschappij en de bestuurders. Met dit belangenconflict kan een koppeling worden gemaakt met de Agency theorie, die in hoofdstuk 2 wordt toegelicht. Daarnaast stelt het artikel van PwC dat commissarissen dit belangenconflict moeten oplossen, door de belangen van de bestuurders af te wegen tegen de belangen van de stakeholders van de organisatie (PwC, 2012). Tevens stelt Deloitte vast dat de betrokkenheid van bestuurders cruciaal is voor de toegevoegde waarde van Integrated Reporting (Deloitte, 2013). Geconcludeerd kan worden dat het bestuur en de raad van commissarissen een relevante rol spelen op het gebied van Integrated Reporting.

In het visiedocument van de Nederlandse Beroepsautoriteit voor Accountants (NBA) wordt Integrated Reporting als de toekomst van het accountantsberoep gezien (NBA, 2013). Dat Integrated Reporting een belangrijke ontwikkeling van de afgelopen jaren is, is te zien aan een ruim aanbod aan publicaties van de grote accountantskantoren Deloitte, EY, KPMG en PwC. In december 2013 heeft de International Integrated Reporting Council (IIRC) het International Integrated Reporting(<IR>) Framework gepubliceerd. Dit <IR> Framework geeft richtlijnen voor het opstellen van een Integrated Report en de inhoud ervan. Tot nu toe is er geen onderzoek geweest die de mate van Integrated Reporting in kaart heeft gebracht na de publicatie van het definitieve <IR> Framework. Een goede toepassing van het framework is mogelijk voor jaarverslagen over het boekjaar 2014. De verwachting zal zijn dat de mate van Integrated Reporting in Nederland hoger ligt door de publicatie van het <IR> Framework, aangezien ondernemingen nu de beschikking hebben tot richtlijnen voor het opstellen van een Integrated Report en de inhoudselementen die hierbij opgenomen kunnen worden. Dit onderzoek toont zijn relevantie aan door de stand van Integrated Reporting in 2014 in kaart te brengen. Tevens is Integrated Reporting nog maar weinig onderzocht in eerdere wetenschappelijke studies.

(4)

3 In het artikel van Cheng et al. (2014) worden verschillende onderzoeksvragen aangedragen die op het gebied van Integrated Reporting van belang zijn om onderzocht te worden, waaronder de toepassing van het <IR> Framework in de praktijk (Cheng et al. 2014).

Daarnaast is de rol van het bestuur en haar commissarissen van belang voor het toepassen van Integrated Reporting door een onderneming. Het bestuur heeft onder andere de verantwoordelijkheid voor het opmaken van het jaarverslag. Hierdoor ligt de uiteindelijke keuze om een Integrated Report te publiceren bij het bestuur, waarbij de toezichthoudende rol van de commissarissen ook een invloed kan hebben. Veel accountancy gerelateerde onderzoeken zijn gericht op de rol die nationale cultuur speelt in het maken van de interne en externe financiële verslaggevingskeuzes door managers en hoe gebruikers van deze informatie hierop reageren (Hope, 2003). Maar de rol die nationale cultuur kan spelen in het toepassen van Integrated Reporting is nauwelijks onderzocht. Dit is voornamelijk te verklaren doordat Integrated Reporting een relatief nieuw begrip is op het gebied van externe verslaggeving. Een enkel voorbeeld is het onderzoek van García-Sánchez et al. (2013), waarbij is onderzocht of bepaalde cultuurdimensies van Hofstede van invloed zijn op het toepassen van Integrated Reporting. Uit dit onderzoek blijkt dat in landen met sterke collectivistische en feministische waarden meer Integrated Reports worden gepubliceerd. Tot op heden is er geen onderzoek gedaan naar de relatie tussen de culturele diversiteit in de directie en de toepassing van Integrated Reporting. Dit onderzoek brengt deze relatie in kaart, waardoor de literatuur omtrent Integrated Reporting en culturele diversiteit in de directie wordt aangevuld. Indien er relaties gevonden kunnen worden tussen verschillende cultuuraspecten en de toepassing van Integrated Reporting, kan de toepassing van Integrated Reporting worden gestimuleerd met diversiteit aan cultuur in de directie. De cultuur wordt geanalyseerd aan de hand van de cultuurdimensies van Hofstede en daarmee luidt de hoofdvraag van dit onderzoek als volgt:

In hoeverre is de culturele diversiteit van de directie (onzekerheidsvermijding, individualisme vs. collectivisme, machtsafstand, masculiniteit vs. feminisme, lange termijn vs. korte termijn oriëntatie) van invloed op de mate van Integrated Reporting van beursgenoteerde ondernemingen in Nederland?

(5)

4 Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden zal in hoofdstuk twee ingegaan worden op het begrip Integrated Reporting, de ontwikkelingen tot nu toe en de achterliggende theorieën die hierop betrekking hebben, de diversiteit in de directie, de Hofstede cultuurdimensies en de hypothesevorming. In hoofdstuk drie wordt de onderzoeksopzet besproken, waarbij de steekproef, variabelen en het statistisch model worden toegelicht. Vervolgens worden in hoofdstuk vier de resultaten uiteengezet. Tenslotte zal hoofdstuk vijf zich richten op de conclusies en beperkingen van het onderzoek en sluit af met aanbevelingen voor vervolgonderzoeken.

(6)

5

2. Theoretische inkadering

2.1 Integrated Reporting

Zoals in de inleiding al kort is opgemerkt is Integrated Reporting een begrip dat in de afgelopen jaren is ontstaan. De complexiteit in het bedrijfsleven heeft geleid tot een groeiende vraag naar de informatie die bedrijven openbaren over hun financiële prestaties, management, corporate governance en duurzaamheid. Als antwoord hierop hebben sommige toonaangevende bedrijven besloten om een Integrated Report te publiceren om te voorzien in de informatie die verschillende belanghebbenden nodig hebben om hun beslissingen te kunnen maken (García-Sánchez et. al. 2013). Niet-financiële informatie is steeds meer van belang. Uit onderzoek van Ocean Tomo is gebleken dat er nog maar een klein percentage van de marktwaarde van S&P 500 ondernemingen verklaard wordt uit fysieke en financiële activa, 16% in 2015, ten opzichte van 83% in 1975 (Ocean Tomo, 2015). De verslaggeving zal hierop aangepast moeten worden. Bartels en Op het Veld (2012) benadrukken dat steeds meer bestuurders zich richten op een duurzame strategie. Bij de beheersing van niet-financiële informatie is er nog het een en ander te verbeteren. Zachte factoren als talentorganisatie, innovatiekracht, ethische standaarden en de omgang met mens, milieu en de omgeving spelen een belangrijke rol in de waarde en het succes van de onderneming (Bartels en op het Veld, 2012). De combinatie van een Corporate Social Responsibility (CSR) rapport met financiële informatie in verslaggeving wordt door Bartels en Op het Veld (2012) als eerste stap naar Integrated Reporting gezien. Echter is Integrated Reporting meer dan alleen het samenvoegen van beide rapporten. Integrated Reporting benadrukt dat duurzaamheid en financiële prestaties niet meer los van elkaar gezien kunnen worden (Bartels en op het Veld, 2012). Daarnaast zijn de separate duurzaamheidsverslagen, CSR-verslagen of jaarverslagen waarin deze aspecten zijn opgenomen vaak enorm van omvang waardoor de hoeveelheid informatie overweldigend kan zijn en slechts in beperkte mate nuttige informatie voor stakeholders verschaft. Sommige ondernemingen publiceren deze omvangrijke verslagen om zo een hoge score te verwerven in de Transparantiebenchmark. De Transparantiebenchmark is een Nederlands initiatief van het Ministerie van Economische Zaken en is een maatstaf voor de kwaliteit van de duurzaamheidsverslaggeving aan de hand van een uitgebreide set van criteria (De Waard, 2014).

Integrated Reporting is het proces van integrated thinking dat kan resulteren in een periodiek Integrated Report van een onderneming over de waardecreatie in een bepaalde tijdsperiode en de communicatie aangaande de aspecten van deze waardecreatie. Integrated thinking kan gezien worden als het bestuderen van de relaties tussen de verschillende operationele en

(7)

6 functionele eenheden en de capitals, bronnen, die de organisatie gebruikt en beïnvloedt (IIRC, 2013). De IIRC is een wereldwijde coalitie van toezichthouders, investeerders, bedrijven, accountants en maatschappelijke organisaties. De IIRC is in 2010 opgericht en heeft in december 2013 het International <IR> Framework gepubliceerd op basis van de uitkomsten van de twee jaar durende pilot, waaraan organisaties vrijwillig mee konden doen. Het <IR> Framework stelt richtinggevende principes en inhoudselementen op die de totale inhoud van een Integrated Report bepalen en toelichting geven aan de fundamentele begrippen die hieraan ten grondslag liggen.

De onderstaande richtinggevende principes zijn ontleend uit het <IR> Framework (IIRC 2013, p.5):

Strategische focus en toekomstoriëntatie: Een Integrated Report moet inzicht geven in de strategie van de onderneming en hoe de strategie in relatie staat tot de mogelijkheid van de organisatie om waarde te creëren op de korte, middellange en lange termijn. Daarnaast moet een Integrated Report het gebruik van haar capitals en het effect op de capitals toelichten.

Connectiviteit van informatie: Een Integrated Report moet een holistisch beeld geven van de combinatie, samenhang en afhankelijkheid van de factoren die invloed hebben op het vermogen van de organisatie om waarde te creëren.

Relaties met stakeholders: Een Integrated Report moet inzicht verstrekken in de aard en kwaliteit van de organisatie haar relatie met de belangrijkste stakeholders. Ook moet er worden toegelicht hoe en in welke mate er rekening gehouden wordt met de behoeften van de stakeholders en hoe hierop wordt gereageerd.

Materialiteit: Een Integrated Report moet informatie openbaren die substantieel invloed heeft op het vermogen van de organisatie om waarde te creëren op de korte, middellange en lange termijn.

Beknoptheid: Een Integrated Report moet beknopt zijn.

Betrouwbaarheid en volledigheid: Een Intergrated Report moet alle materiële zaken bevatten, positief en negatief en op een evenwichtige manier zonder materiële fouten.

Consistentie en vergelijkbaarheid: De informatie in een Integrated Report moet gepresenteerd zijn op een grondslag die consistent is over een periode en op een manier dat vergelijkbaarheid met andere organisaties mogelijk maakt.

(8)

7 De onderstaande inhoudselementen zijn ontleend uit het <IR> Framework (IIRC 2013, p.5): Een Integrated Report moet acht inhoudselementen bevatten die fundamenteel met elkaar gekoppeld zijn en elkaar niet uitsluiten:

Organisatorisch overzicht en de externe omgeving: Wat doet de organisatie en onder welke omstandigheden is de organisatie actief?

Governance: Hoe ondersteunt de bestuursstructuur van de organisatie het vermogen om waarde te creëren op de korte, middellange en lange termijn?

Business model: Wat is het bedrijfsmodel van de organisatie?

Risico’s en kansen: Wat zijn de specifieke risico’s en kansen die van invloed zijn op het

vermogen om waarde te creëren en hoe gaat de organisatie hier mee om?

Strategie en resource toewijzing: Wat wil de organisatie bereiken en hoe wil ze dit bereiken?

Prestatie: In welke mate heeft de organisatie haar strategische doelen van een periode behaald en wat zijn de effecten op de capitals?

Outlook: Welke uitdagingen en onzekerheden is de organisatie tegengekomen bij het nastreven van haar strategische doelen en wat zijn de mogelijke gevolgen hiervan voor het bedrijfsmodel en toekomstige prestaties?

Presentatie: Hoe bepaalt de organisatie wat belangrijk is om op te nemen in het Integrated Report en hoe zijn deze zaken vastgesteld of geëvalueerd?

Organisaties zijn afhankelijk van verschillende capitals om waarde te kunnen creëren. Deze capitals vallen binnen het bedrijfsmodel van de organisatie. Het <IR> Framework onderscheidt zes capitals. De onderstaande capitals en toelichting hierop zijn ontleend uit het <IR> Framework (IIRC, 2013). De capitals zullen toenemen, afnemen of bewerkt worden door de activiteiten en outputs van de organisatie:

1. Financial capital: De middelen die beschikbaar zijn voor de productie van goederen of dienstverlening verkregen door financiering, zoals schulden, eigen vermogen en subsidies, of verkregen door verrichte handelingen of investeringen (IIRC 2013, p.11).

2. Manufactured capital: Fysieke objecten die beschikbaar zijn voor de organisatie voor de productie van goederen of dienstverlening. Voorbeelden zijn gebouwen, inventaris/apparatuur en infrastructuur (IIRC 2013, p.11-12).

(9)

8 3. Intellectual capital: Organisatorische, op kennis gebaseerde immateriële waarden. Waaronder intellectuele eigendommen als patenten, auteursrechten, software, rechten en licenties. Of organisatorisch kapitaal zoals verborgen kennis, systemen, procedures en protocollen (IIRC 2013, p.12).

4. Human capital: De competenties, capaciteiten, ervaringen en motivaties van het personeel. Hieronder valt zoal de afstemming en ondersteuning van de organisatiestructuur, de manier waarop risico’s worden gemanaged, de ethische waarden van de organisatie en het vermogen om de strategie van de organisatie te begrijpen, te ontwikkelen en te implementeren. Alsook de loyaliteit en motivatie voor het verbeteren van de processen, goederen en diensten en het vermogen om leiding te geven, te managen en samen te werken (IIRC 2013, p.12).

5. Social and relationship capital: De relaties en instellingen binnen de organisatie en tussen organisatie en de maatschappij, verschillende groepen belanghebbenden en andere netwerken. En het vermogen om informatie te delen om zo het individuele- en collectieve welzijn te verbeteren. Zo bevat het gedeelde normen, gemeenschappelijke waarden en gedrag, belangrijke relaties met belanghebbenden, het vertrouwen en de bereidwilligheid om te verzekeren dat de organisatie deze relatie ontwikkelt en behoudt. Ook de organisatie haar sociale ‘licence to operate’ en immateriële waarden die geassocieerd kunnen worden met de reputatie en het merk dat de organisatie heeft ontwikkeld vallen onder deze capital (IIRC 2013, p.12).

6. Natural capital: Alle natuurlijke hulpbronnen en processen die benut worden voor de goederen en diensten die de organisatie vervaardigt om waarde te creëren (in het verleden, heden en de toekomst). Voorbeelden hiervan zijn de lucht, water, land, mineralen en bossen, biodiversiteit en het ecosysteem (IIRC 2013, p.12).

(10)

9

2.2 Agency theorie

De Agency theorie is gericht op het belangenverschil tussen de principaal (de aandeelhouder) en de agent (de manager). Dit belangenverschil is ontstaan door de scheiding in eigendom en leiding van de organisatie. De relatie tussen de principaal en de agent kan als een contract tussen beide partijen gezien worden (Jensen en Meckling, 1976). Beide partijen streven naar eigen winstmaximalisatie en bij tegengestelde belangen zullen er Agency kosten ontstaan. Deze Agency kosten zijn het gevolg van informatieasymmetrie. De agent beschikt over meer informatie dan de principaal omdat de agent zich bezig houdt met de dagelijkse operationele werkzaamheden. Door dit informatievoordeel kan de agent informatie gebruiken voor het maximaliseren van zijn eigen belang, wat ten koste kan gaan van de principaal. Hierdoor zal de principaal toezicht moeten houden op de acties van de agent, dit toezicht houden kan gezien worden als de Agency kosten. Evenals de kosten voor het opstellen van contracten tussen de agent en principaal en het eventuele verlies dat geleden wordt door de principaal (Jensen en Meckling, 1976). De Agency theorie heeft betrekking op dit onderzoek omdat de directieleden als agents gekenmerkt kunnen worden en de aandeelhouders als de principals gezien kunnen worden. De aandeelhouders hebben behoefte aan informatie over de onderneming om zo hun beslissingen te kunnen maken. Deze informatie kunnen ze halen uit het traditionele jaarverslag, maar als de organisatie een Integrated Report publiceert kunnen ze daar ook de niet-financiële informatie uit halen. Een Integrated Report verschaft de aandeelhouders meer informatie. Er wordt verondersteld dat een Integrated Report de algehele waardecreatie van de onderneming vertegenwoordigt. Zo kan het publiceren van een Integrated Report gezien worden als het verminderen van de Agency kosten, omdat het de informatieasymmetrie verkleint.

2.3 Voluntary disclosure

Het bestuur is verantwoordelijk voor de verslaggeving van de onderneming (Prado-Lorenzo en García-Sánchez, 2010). En daarom zijn de keuzes die zij maakt over het vrijwillig rapporteren van een Integrated Report van belang. Alleen Zuid-Afrikaanse ondernemingen, die genoteerd zijn aan de Johannesburg Stock Exchange, zijn verplicht tot het publiceren van een Integrated Report of ze moeten uitleggen waarom ze niet aan Integrated Reporting doen (Eccles en Serafeim, 2014). Zo is ook de theorie van Voluntary disclosure van toepassing. De basis van deze theorie is dat ondernemingen meer informatie openbaren dan waar zij toe verplicht zijn. Een onderneming kan verschillende motieven hebben voor het publiceren van informatie op vrijwillige basis. Onafhankelijke bestuursleden kunnen prikkels hebben om vrijwillig informatie te publiceren om zo de informatiesymmetrie tussen de aandeelhouders en managers te verkleinen, met als doel

(11)

10 hun reputatie te bewaken en het risico op juridische procedures te verminderen. Afhankelijke bestuursleden kunnen prikkels hebben om vrijwillig informatie te publiceren om zo een band te krijgen met de aandeelhouders met als doel het beschermen van hun vermogen en het bewaken van hun reputatie en de beperking van het risico op juridische procedures (Lim et al. 2007). Uit het onderzoek van Meek et al. (1995) is gebleken dat de grootte van een onderneming van invloed is op de hoeveelheid niet-financiële informatie dat openbaar wordt gemaakt, waarbij grotere ondernemingen meer niet-financiële informatie vrijwillig openbaren.

2.4 Stakeholder theorie

De Stakeholder theorie kan een basis zijn voor Integrated Reporting, omdat Integrated Reporting zich richt op alle belanghebbenden van de organisatie. Er kan gesteld worden dat de Stakeholder theorie een breder publiek bevat omdat de Agency theorie zich alleen richt op de aandeelhouders en de Stakeholder theorie zich op alle belanghebbenden van de organisatie richt. Zo benadrukt het onderzoek van Deegan en Blomquist (2006) de Stakeholder theorie als de relatie tussen de onderneming en de stakeholders en de invloed die zij kunnen uitoefenen op de onderneming. Onder stakeholders vallen groepen die aanspraak hebben op de onderneming, zoals aandeelhouders, schuldeisers, managers, werknemers, leveranciers, lokale gemeenschappen en de maatschappij. Al deze groepen dragen iets bij aan de onderneming en verwachten daar ook weer iets voor terug (Hill en Jones, 1992).

Het Integrated Report verschaft informatie over de waardecreatie van de onderneming op alle relevante aspecten. Zo kunnen verschillende belangengroepen geïnteresseerd zijn in verschillende onderdelen van een Integrated Report. De Stakeholder theorie en de legitimiteitstheorie hebben een grote overlap met elkaar. De focus bij de Stakeholder theorie ligt op hoe een organisatie communiceert met specifieke stakeholdergroepen, terwijl bij de legitimiteitstheorie de focus ligt op de interactie tussen de onderneming en de maatschappij als geheel (Deegan en Blomquist, 2006).

2.5 Diversiteit in de directie

De diversiteit van het bestuur kan van invloed zijn op de verslaggeving van de organisatie. Zo heeft het onderzoek van Frías-Aceituno et al. (2013a) gekeken naar de rol van het bestuur op de verspreiding van Integrated Reporting. Dit onderzoek heeft vastgesteld dat groeimogelijkheden, de grootte van de organisatie met haar managementlagen en de geslachtsdiversiteit de meest relevante factoren zijn voor de verspreiding van integreerde informatie. De resultaten van het onderzoek van Frías-Aceituno et al. (2013a) laten zien dat een groter bestuur, met leden die meer ervaring hebben en een bredere diversiteit in hun achtergrond, positief van invloed zijn op de

(12)

11 integratie van verschillende verslagen, zowel verplicht als vrijwillig. Geconcludeerd kan worden dat diversiteit van het bestuur een invloed kan hebben op de mate waarin een organisatie aan Integrated Reporting doet. Verschillende studies hebben onderzoek gedaan naar de nationaliteit en het geslacht van bestuurders. Zo is het bekend dat de aanwezigheid van internationale bestuurders invloed kan hebben op het gedrag en de openbaarmaking van corporate informatie, afhankelijk van culturele karakteristieken van het land van de bestuurder (Frías-Aceituno et al., 2013a). Daarnaast zijn er diverse onderzoeken geweest die onderzoek hebben gedaan naar de invloed van vrouwelijke bestuurders op het gedrag van de organisatie. Zo wordt het gedrag van vrouwen gekoppeld aan een grotere transparantie, voornamelijk op het gebied van duurzaamheid en CSR-verslaggeving (Barako en Brown, 2008; Prado-Lorenzo en García-Sánchez, 2010; Fernandez-Feijoo et al. 2014). Ook kan de diversiteit worden bepaald aan de hand van de grootte van het bestuur, onafhankelijkheid van de bestuursleden, CEO-dualiteit en de activiteit, gemeten aan de hand van het aantal vergaderingen (o.a. Frías-Aceituno et al. 2013a, Prado-Lorenzo en García-Sánchez, 2010).

2.6 Cultuur

Verschillende studies hebben nationale cultuur meetbaar gemaakt voor verder wetenschappelijk onderzoek. Twee bekende onderzoeken zijn die van Hofstede en het GLOBE-project van House et. al.. Het onderzoek van Hofstede stamt uit 1980, waarbij zijn uitkomsten gebaseerd zijn op ingevulde enquêtes van 116.000 IBM werknemers uit 50 verschillende landen en 3 verschillende regio’s op twee tijdstippen (Hofstede, 1983). Deze uitkomsten hebben geleid tot de vorming van vier cultuurdimensies, waarbij in een later stadia een vijfde en zesde dimensie zijn toegevoegd. Hofstede et al. (2011, p.44) definieert een dimensie als “een aspect van waaruit een cultuur kan worden vergeleken met andere culturen”. Het GLOBE-project is een recentere studie (2004; 2007), die de cultuurdimensies van Hofstede heeft uitgebreid tot 9 dimensies die scores geven aan de cultuur ‘zoals het is’ en aan de cultuur ‘zoals hij zou moeten zijn’ (Hofstede et al. 2011, p.56).

Hoewel Hofstedes onderzoek onderhevig is aan kritiek en grotendeels uit de jaren 80 stamt, worden de cultuurdimensies ook in aanzienlijke mate toegepast in wetenschappelijke onderzoeken. In dit onderzoek is gekozen voor het toetsen van de cultuurdimensies die Hofstede ontwikkeld heeft. Gezien de toepassing van de cultuurdimensies van Hofstede door vele voorgaande wetenschappelijke onderzoeken, de beschikbaarheid van de scores van de cultuurdimensies van de landen op de website en de omvang, 6 cultuurdimensies ten opzichte van de 9 (18) dimensies van GLOBE. De 6 cultuurdimensies zijn in dit onderzoek een voordeel,

(13)

12 omdat zo de omvang van het onderzoek wordt beperkt en daarbij wel alle dimensies worden meegenomen.

De zesde cultuurdimensie hedonisme vs. soberheid is in 2010 toegevoegd aan het Hofstede model. Hofstede et. al. (2011, p.285) stelt zelf dat deze nieuwe dimensie in de literatuur nog niet eerder is beschreven en meer onderzoek verdient. Door gebrek aan literatuur is besloten om deze dimensie niet mee te nemen in dit onderzoek.

Hofstede et al. (2011) geeft twee definities van cultuur. ‘Cultuur in engere zin’ kan opgevat worden als de beschaving en de vruchten hiervan: zoals onderwijs, kunst en literatuur (Hofstede et al. 2011, p.21). Daarnaast is ‘cultuur als breder begrip’ op te vatten als “de mentale programmering, alle patronen van denken, voelen en handelen”. Hierbij is cultuur altijd een collectief verschijnsel, wat gedeeld wordt door mensen in dezelfde sociale omgeving. Zo definieert Hofstede dat cultuur “de collectieve mentale programmering is die leden van één groep of categorie mensen onderscheidt van die van andere” (Hofstede et al. 2011, p.21). “Met cultuur wordt je niet geboren, maar wordt aangeleerd en wordt overgedragen via je sociale omgeving” (Hofstede et al. 2011, p.21).

In dit onderzoek wordt op cultuur als breder begrip gericht. De aangeleerde cultuur kan verklarend zijn voor de keuzes die een individu maakt. Hiermee kan een directielid op grond van zijn cultuur opvattingen hebben op het gebied van milieu, duurzaamheid of mensenrechten. Als gevolg kan een directielid met een cultuur dat gericht is op zo’n bepaald aspect ook de tendens hebben om hier over te rapporteren naar het publiek.

Dit onderzoek draagt bij aan de literatuur door de diversiteit van het bestuur op een nieuwe manier te meten. Door te kijken naar de afkomst van de directieleden en deze met de culturele dimensies van het Hofstede-model te koppelen is het mogelijk om voor iedere organisatiedirectie een dimensiescore te maken. Waarmee kan worden bepaald of de culturele dimensies ook van invloed zijn op mate van Integrated Reporting.

De cultuur van een directielid kan van invloed zijn op de beslissingen die hij neemt en zo ook op het gebied van de tot nu toe vrijwillige publicatie van een Integrated Report. Tot nu toe is er geen onderzoek gedaan of de afkomst van directieleden ook van invloed kan zijn op de keuzes die worden gemaakt omtrent Integrated Reporting. Haniffa en Cooke (2005) stellen in hun onderzoek dat het opnemen van de afkomst van besluitvormers binnen en buiten de organisatie, dat als proxy voor cultuur wordt genomen, relevant is in sommige landen omdat bepaalde nationale tradities zo ingebed zijn in de mensen. Hierdoor kan de cultuur een verklaring zijn voor bepaalde

(14)

13 situaties (Haniffa en Cooke, 2005). Daarbij stelt Hofstede et al. (2011, p.39) dat “managers en leiders, net zoals andere werknemers, zijn ingebed in hun nationale samenleving’’. “Om het gedrag en de keuzes van managers en leiders te kunnen begrijpen moet je de weten hoe de samenleving functioneert” (Hofstede et al. 2011, p.39). Directieleden kunnen gezien worden als leiders of managers van de organisatie en zijn afhankelijk van de cultuur van de samenleving. Hierdoor kan een bepaalde cultuur van invloed zijn op de beslissing om over bepaalde aspecten vrijwillig te rapporteren of juist niet.

Zo is in eerder onderzoek al vastgesteld dat landen met sterke collectivistische en feministische waarden eerder aan Integrated Reporting doen (García-Sánchez et al. 2013). Zij zien de nationale cultuur als grondslag voor de belangen van de stakeholders. Waarbij is gekeken naar de cultuur van het land waar de organisatie is gevestigd. Hierdoor wordt er niet bepaald of er ook buitenlandse leden in de directie zitten, die wel degelijk een invloed kunnen hebben op de beslissingen die zij nemen omtrent het verslaggevingsbeleid. Mijn focus zal liggen op de belangen van de directieleden omtrent het verslaggevingsbeleid. Aangezien de directieleden uiteindelijk de beslissing maken wat betreft het publiceren van een Integrated report of een traditioneel jaarverslag en eventuele separate rapporten en de inhoud hiervan. De cultuurdimensies van het Hofstede-model representeren de normen en waarden van mensen op hun werk die onderdeel zijn van de nationale cultuur (Orij, 2010). Eerdere onderzoeken op het gebied van CSR en cultuur hebben aangetoond dat cultuur een relevante verklarende factor kan zijn op de percepties over CSR (Kim en Kim 2009; Williams en Zinkin 2008). Zo is uit het onderzoek van Fernandez-Feijoo et al. (2014) gebleken dat Hofstedes cultuurdimensies, met uitzondering van masculiniteit, invloed hebben op de mate van toelichting omtrent CSR.

(15)

14

2.7 Hypothesevorming

In deze paragraaf worden de hypotheses gevormd die gebaseerd zijn op uitgangspunten van de bovenstaande theorieën en voorgaande wetenschappelijke onderzoeken. De vijf cultuurdimensies van Hofstede worden in verband gebracht met mogelijke redenen van de directie om aan Integrated Reporting te doen.

1. Onzekerheidsvermijding: De mate waarin individuen in een cultuur nerveus worden van situaties die ongestructureerd, onduidelijk of onvoorspelbaar zijn én de mate waarin deze individuen maatregelen nemen om zulke situaties te vermijden door bijvoorbeeld gedragscodes op te stellen. Culturen met een sterke onzekerheidsvermijding zijn actief, agressief, emotioneel, zekerheid zoekend en intolerant (Hofstede, 1984; Vitell et al. 1993). Uit het artikel Gray (1988) wordt verwacht dat landen met een hoge mate van onzekerheidsvermijding een hoge mate van geheimzinnigheid/geslotenheid hebben. Wat een negatieve relatie met openbaring en transparantie impliceert. Integrated Reporting vraagt om een hoge mate van transparantie. Gebaseerd op de conclusie van Gray (1988) zou bij een hoge mate van onzekerheidsvermijding een negatieve relatie verwacht worden met Integrated Reporting. Ondernemingen met een hoge mate van onzekerheidsvermijding zijn avers tegen verandering en innovatie en hebben regels en formaliteiten nodig om hun leven te structureren(De Mooij en Hofstede, 2010; Yaveroglu en Donthu, 2002). Integrated Reporting is een nieuwe en vrijwillige vorm van verslaggeving, dat van de organisatie vraagt om een verandering en innovatie van het huidige jaarverslag. Bij een hoge onzekerheidsvermijding in de directie kan worden verwacht dat ze geen risico willen lopen om afgerekend te worden op de informatie die vrijwillig is gepubliceerd. Door de koppeling met de voluntary disclosure theorie te maken, kan dit risico waarop de directie afgerekend kan worden meer wegen dan de economische voordelen die behaald kunnen worden bij het publiceren van een Integrated Report. Daarmee wordt de hypothese als volgt geformuleerd:

Hypothese 1: “ Een hoge mate van onzekerheidsvermijding in de directie is van negatieve invloed op de mate van Integrated Reporting.’’

2. Individualisme vs. collectivisme: Individuele waarden tegenover groepswaarden. Individualisme is de mate van integratie tussen leden van de samenleving. In individualistische samenlevingen, denken individuen aan zichzelf en daarbij is de omgeving meer competitief en minder geheimzinnig, waarbij een positieve associatie met toelichting wordt verwacht (Jaggi en Low, 2000). Echter hebben García-Sánchez et al. (2013) een positieve relatie gevonden tussen (een sterkere mate van) collectivisme en het publiceren van een Integrated Report. Zo wordt gesteld dat in collectivistische culturen de focus ligt op de acties van een groep in plaats van op

(16)

15 het gedrag van een individu. Een individualistische maatschappij is vooral gericht op de ontwikkeling van individuele rechten. Zo kan ook de link worden gelegd dat in collectivistische maatschappijen de beschikbaarheid van informatie meer van belang is (García-Sánchez et al. 2013). Vanuit de Stakeholder theorie wordt verwacht dat een onderneming met een hoge mate van collectivisme voorziet in de belangen van alle stakeholders. Bij een hoge mate van individualisme in de directie wordt verwacht dat directieleden eerder voorzien in eigen behoeften dan in het belang van de stakeholders. Aangezien Integrated Reporting de belangen van alle stakeholders moet voorzien, zal er verwacht worden dat een directie met een hoge score van individualisme minder snel een Integrated Report zal publiceren. Waarmee de hypothese als volgt wordt geformuleerd:

Hypothese 2: “Een hoge mate van individualisme in de directie is van negatieve invloed op de mate van Integrated Reporting.’’

3. Machtsafstand: Hofstede et al. (2011, p.72) definieert machtsafstand als de mate waarin een minder machtig individu in de maatschappij deze ongelijkheid in macht verwacht en accepteert. Deze ongelijkheid bestaat in elke cultuur, maar de mate waarin deze ongelijkheid getolereerd wordt is verschillend (Hofstede, 1984). Maatschappijen met een hoge machtsafstand zijn meestal geassocieerd met een hogere mate van acceptatie wat betreft slechte werkomstandigheden en een vervuilde omgeving (Vachon, 2010). Daarnaast is er een link gelegd tussen een hoge machtsafstand en een hoge mate van corruptie (Husted, 1999) en een lagere toepassing van het mensenrechtenbeleid door ondernemingen (Scholtens en Dam, 2007). Deze uitkomsten betreffen een slechte conditie van het menselijke aspect, wanneer organisaties hier transparant over zijn kan dit van invloed zijn op de reputatie en de waarde van de organisatie. Vanuit de voluntary disclosure theorie wordt verwacht dat organisaties besluiten om hier niet over te rapporteren, aangezien toelichting hierover geen economische voordelen zal opleveren. En zal de hypothese als volgt geformuleerd worden:

Hypothese 3: “Een hoge mate van machtsafstand van de directie is van negatieve invloed op de mate van Integrated Reporting.“

(17)

16 4. Masculiniteit vs. feminisme: Masculiene culturen hebben een duidelijk onderscheid in geslacht. Zo hebben ze verschillende rollen voor de man en voor de vrouw. Ze verwachten dat mannen assertief, ambitieus en competitief zijn en streven naar materieel succes, waarbij ze alles wat groot, sterk en snel is respecteren. Bij vrouwen wordt verwacht dat ze zorgen voor de niet-materiële kwaliteit van het leven, waaronder de zorg voor kinderen en ‘zwakkeren’. Feminiene culturen hebben geen duidelijk onderscheid in geslacht, waarin zowel mannen als vrouwen niet te ambitieus of te competitief moeten zijn (Hofstede, 1984). ‘’Sterkere masculiniteit in een samenleving is geassocieerd met zwakkere sociale oriëntatie. De mate van Corporate Social Disclosure is positief gerelateerd met een sociale oriëntatie.‘’ (Orij, 2010, p.874). Daarnaast is uit het onderzoek van García-Sánchez et al. (2013) gebleken dat een hogere feministische waarde geassocieerd kan worden met het publiceren van een Integrated Report. Daardoor wordt er verwacht dat een organisatie met een directie dat een hogere score van feminisme heeft zij aandacht zal besteden aan de maatschappelijke en sociale delen van de organisatie en die invloed die zij heeft op de omgeving. Inzicht geven in maatschappelijke en sociale aspecten, door het publiceren van een Integrated Report, zijn vaak belangen van verschillende stakeholders, waarmee de koppeling met de Stakeholder theorie wordt gemaakt. Daarmee wordt de hypothese als volgt geformuleerd:

Hypothese 4: ”Een hogere mate van feminisme in de directie is van positieve invloed op de mate van Integrated Reporting.”

5. Lange termijn vs. korte termijn oriëntatie: Langetermijngerichtheid definieert Hofstede et al. (2011, p.241) als “Het streven naar een toekomstige beloning, voornamelijk door middel van volharding en spaarzaamheid”. “Korte termijn oriëntatie wordt gedefinieerd als een focus op het heden en het verleden, waarbij respect is voor traditie, het voorkomen van gezichtsverlies, en het voldoen aan sociale verplichtingen” (Hofstede et al. 2011, p.241). Mensen met een lange termijn oriëntatie zijn van mening dat de waarheid afhankelijk is van de situatie, context en tijd. Ze hebben een sterke voorkeur voor sparen, investeren, zuinigheid en doorzettingsvermogen(García-Sánchez et al. 2013). Daarentegen zijn mensen met een korte termijn oriëntatie gericht op de absolute waarheid en vertonen veel respect voor tradities, hebben relatief weinig prikkels om te sparen voor de toekomst en zijn gefocust op het behalen van snelle resultaten. Hierdoor kunnen zij de voorkeur hebben voor een traditioneel financieel jaarverslag in plaats van een duurzaamheidsverslag (García-Sánchez et al. 2013). Daarnaast formuleert Orij (2010) ook dat lange termijn oriëntatie in de nationale cultuur een positieve relatie heeft op Corporate Social Disclosures. Zo definieert Bradley et al. (1999), geciteerd in Orij (2010 p.874), dat ”lange termijn

(18)

17 oriëntatie van een maatschappij is gerelateerd aan een stakeholders- en sociaal perspectief”. Dit zijn karakteristieken die gekoppeld kunnen worden aan Integrated Reporting. Bovendien is een Integrated Report gericht op de waarde toevoeging op korte, middellange en lange termijn. In tegenstelling tot het traditionele jaarverslag die vooral gebaseerd is op historische informatie. Zo kan verwacht worden dat organisaties die zich richten op duurzaamheid ook gericht zijn op de toekomst. En dat organisaties die een Integrated Report publiceren meer gericht zijn op de lange termijn. Daarnaast concludeert Cheng et al. (2014) dat een sterke focus op korte-termijn financiële prestaties een belemmering is voor het vermogen van de organisatie om veranderingen in het business model door te voeren. Deze veranderingen zijn nodig voor de waardecreatie die fundamenteel is voor Integrated Reporting. Vanuit de voluntary disclosure theorie wordt verwacht dat het publiceren van een Integrated Report economische voordelen in de toekomst zal opleveren. Op basis van bovenstaande argumenten wordt de hypothese als volgt geformuleerd:

Hypothese 5: “Een hoge mate van lange termijn oriëntatie van de directie is van positieve invloed op de mate van Integrated Reporting.”

(19)

18

3. Onderzoeksontwerp

3.1 De steekproef

Het onderzoek wordt binnen één land gehouden, anders kunnen de verschillen in cultuur van het land een rol gaan spelen en bovendien de verschillen in wetgeving. Hope (2003) stelt dat het rechtssysteem van een land van invloed is op de mate waarin een organisatie informatie openbaart. Zo is uit onderzoek gebleken dat organisaties die gevestigd zijn in civil law landen, en waar de wetgeving een sterke rol speelt, meer geneigd zijn om een Integrated Report te publiceren (Frias-Aceituno et al. 2013b). Bij common law spelen rechters een grote rol en wordt de wetgeving gekenmerkt door het toepassen van jurisprudentie, waarbij civil law gekenmerkt wordt door een strenge regelgeving en de rechters vooral de bestaande wetgeving moeten toepassen (La Porta et al. 1998). Hoewel Integrated Reporting vrijwillig is in de meeste landen, met uitzondering van Zuid-Afrika, kunnen andere regels van invloed zijn op het verslaggevingsbeleid. In dit onderzoek wordt er gekeken naar verschillen in de cultuur van directieleden en wanneer er meerdere landen in de steekproef betrokken zullen worden is de nationale cultuur van het land niet meer hetzelfde. Daarnaast is het van belang dat er een land wordt gekozen waarbij er veel culturele diversiteit in het bestuur en in de raad van commissarissen zijn. Diversiteit in de directie wordt verwacht wanneer er verschillende nationaliteiten in de directie aanwezig zijn. Zo blijkt uit onderzoek dat in 2014 voor bijna 90% van de Europese landen minimaal één bestuurslid uit een ander land komt dan waar de onderneming haar hoofdkantoor is gevestigd (Egon Zehnder, 2014). Het percentage bestuurders dat afkomstig is uit een ander land bedraagt 32,3% in 2014. Dit in vergelijking met 22,7% in 2006. Daarnaast is uit de analyse gebleken dat de landen met het hoogste percentage internationale bestuurders Luxemburg (86,7%), Ierland (76,6%), Zwitserland (69,5%), Nederland (59,0%) en Verenigd Koninkrijk (38,8%) zijn (Egon Zehnder, 2014). Overigens is het ook van belang om een land te kiezen dat gericht is op Integrated Reporting. Zo blijkt uit een ander onderzoek dat de landen waarin de organisaties de meeste Integrated Reports publiceren Zuid-Afrika, Nederland, Brazilië, Australië en Finland zijn (GRI, 2013). Echter is het publiceren van een Integrated Report voor organisaties die genoteerd staan aan de Johannes Stock Exchange verplicht en valt Zuid-Afrika af, aangezien dit onderzoek zich richt op de vrijwillige publicatie van Integrated Reports. Doordat Nederland én een hoge score heeft voor het aantal internationale bestuurders en in de voorhoede staat wat betreft het publiceren van Integrated Reports zal dit onderzoek zich richten op beursgenoteerde ondernemingen in Nederland. De beursgenoteerde bedrijven hebben ten opzichte van lokale ondernemingen vaak een directie waarin meer internationale leden zitten en zijn meer gericht op Integrated Reporting. Zo blijkt dat de AEX het beste scoort op kenmerken van geïntegreerde

(20)

19 verslaggeving (AFM, 2013). Echter is de steekproef te klein wanneer alleen de ondernemingen van de AEX zijn opgenomen. Het onderzoek is uitgevoerd over het boekjaar 2014. Dit betreft de meest recente jaarverslagen die beschikbaar zijn, waarmee het beste een oordeel kan worden gegeven over de huidige stand van Integrated Reporting in Nederland. Hierbij wordt verwacht dat Integrated Reporting een grotere rol speelt, doordat in december 2013 het <IR> Framework van de IIRC is gepubliceerd. Dit framework biedt richtlijnen en inhoudselementen voor het opstellen van een Integrated Report. De ondernemingen hebben dit definitieve framework voor het eerst kunnen toepassen bij het opstellen van het jaarverslag van 2014. De steekproef voor dit onderzoek zal bestaan uit de ondernemingen die genoteerd zijn aan de Amsterdam Exchange Index (AEX), de Amsterdam Midcap Index (AMX) en aan de Amsterdam Small Cap Index (AScX). De twee ondernemingen met een gebroken boekjaar zijn uit de steekproef gehaald. Daarnaast is Nutreco toegevoegd omdat deze onderneming in 2014 nog genoteerd was aan de AMX. Het aantal ondernemingen in de streekproef bedraagt 74. De lijst met ondernemingen uit de steekproef is gepresenteerd in bijlage 1. Voor een tweede analyse waarbij alleen de culturele diversiteit van de RvC wordt onderzocht is de steekproef aangepast. In deze steekproef zijn alleen ondernemingen met een two-tier bestuursstructuur opgenomen waardoor de steekproef nu uit 62 ondernemingen bestaat. De lijst met ondernemingen uit de aangepaste steekproef is gepresenteerd in bijlage 2.

(21)

20

3.2 Variabelen

3.2.1 Afhankelijke variabele

De afhankelijke variabele in dit onderzoek is de mate van Integrated Reporting. De mate van Integrated Reporting zal aan de hand van de gepubliceerde verslagen van de betreffende ondernemingen geanalyseerd worden, daarbij wordt informatie dat gepresenteerd is op de website niet meegenomen. De verslagen zijn Engels- of Nederlandstalig en kunnen verschillende vormen aannemen; een Integrated Report, een traditioneel jaarverslag met eventueel een duurzaamheidsverslag of CSR-verslag. Door dit vrijwillige karakter van een Integrated Report in Nederland is het lastig om de mate van Integrated Reporting objectief te kunnen meten. In dit onderzoek is op een zo objectief mogelijke manier getracht om de mate van Integrated Reporting inzichtelijk te maken. Hiervoor is er een maatstaf ontworpen die op 3 punten, waardecreatie, stakeholders en toekomstverwachting, ontleend is aan de criteria van de Transparantiebenchmark 2015 van het Ministerie van Economische zaken (Ministerie van Economische Zaken, 2015a). De Transparantiebenchmark is een Nederlands initiatief van het Ministerie van Economische Zaken en is een maatstaf voor de kwaliteit van de duurzaamheidsverslaggeving aan de hand van een uitgebreide set van criteria (De Waard, 2014). De keuze voor het opnemen van de kenmerken waardecreatie, stakeholders en toekomstverwachting in de maatstaf voor de mate van Integrated Reporting wordt per kenmerk verderop toegelicht. Het kenmerk integratie dat daarnaast wordt meegenomen is zelf bedacht om de maatstaf voor de mate van Integrated Reporting compleet te maken. Er is voor het vaststellen van een juiste maatstaf voor de mate van Integrated Reporting eerst een pilotonderzoek uitgevoerd. In deze pilot is voor een aantal ondernemingen gekeken in hoeverre zij een Integrated Report uitbrengen en in hoeverre er op de bovenstaande kenmerken wordt ingegaan. Voor alle vier kenmerken van de maatstaf zijn 10 punten te behalen, wat een totale score van 40 oplevert. De maatstaf voor de mate van Integrated Reporting is gepresenteerd in bijlage 3.

Het eerste kenmerk waardecreatie is van belang voor Integrated Reporting. Zo stelt de IIRC in het <IR> Framework dat het primaire doel van een Integrated Report is om aan stakeholders te laten zien hoe de onderneming waarde creëert (IIRC, 2013). De waardecreatie wordt getoetst op de aanwezigheid van het bedrijfsmodel, de unieke eigenschappen van de onderneming, het toelichten van verschillende vormen van kapitaal dat wordt gebruikt door de onderneming, het in verband brengen met andere onderdelen van de verslaggeving waaronder de omgevingsanalyse, de strategische doelstellingen en de risico’s en kansen en of de verslaggeving een grafische weergave heeft van het bedrijfsmodel. Deze punten kunnen gekoppeld worden aan verschillende richtlijnen en inhoudselementen van het <IR> Framework. Zo wordt bij de richtlijn strategische

(22)

21 focus en toekomstoriëntatie vermeld dat het Integrated Report inzicht moet geven in de strategie van de onderneming en hoe deze gerelateerd is aan de waardecreatie van de onderneming en het gebruik en de effecten op de capitals. Daarnaast zijn de inhoudselementen: organisatorisch overzicht en externe omgeving, bedrijfsmodel, risico’s en kansen, strategie en resource toewijzing, prestatie en outlook van toepassing op het waardecreatie kenmerk van de maatstaf voor de mate van Integrated Reporting.

Het tweede kenmerk van de maatstaf voor de mate van Integrated Reporting zijn de stakeholders. Zoals is vermeld bij het kenmerk waardecreatie is het primaire doel van een Integrated Report om de waardecreatie van de onderneming over te brengen aan de stakeholders. En stelt de richtlijn stakeholder relaties van het <IR> Framework dat een Integrated Report inzicht moet geven in de aard en kwaliteit van de organisatie haar relatie met de belangrijkste stakeholders, waarbij er ook moet worden toegelicht hoe en in welke mate er rekening met de behoeften van de stakeholders wordt gehouden en hoe hierop wordt gereageerd. Bij een traditioneel jaarverslag wordt meestal alleen rekening gehouden met de belangen van de aandeelhouders. Het kenmerk stakeholders van de maatstaf maakt inzichtelijk in hoeverre er aandacht wordt geschonken aan de belangen van de stakeholders en in hoeverre de stakeholders betrokken worden bij het beleid en de activiteiten van de onderneming. Om te kunnen oordelen of er sprake is van een bepaalde mate van Integrated Reporting zal er in het verslag aandacht besteed moeten worden aan de belangen van de stakeholders.

Het derde kenmerk van de maatstaf is de toekomstverwachting. Toekomstverwachting is opgenomen in de maatstaf omdat een Integrated Report de focus moet leggen op de waarde die de onderneming creëert in de toekomst en inzicht moet geven in hoe duurzaam zij haar activiteiten uitvoert. Contrasterend met het traditionele jaarverslag dat alleen inzicht geeft in de resultaten van het boekjaar. Het kenmerk toekomstverwachting maakt inzichtelijk of er toekomstverwachtingen worden besproken in het verslag en of er interne-, externe- ontwikkelingen en trends van invloed kunnen zijn van belang kunnen zijn voor de organisatie. Hiermee kan de koppeling worden gemaakt met de richtlijn strategische focus en toekomstoriëntatie en het inhoudselement outlook uit het <IR> Framework.

Het laatste kenmerk van de maatstaf is integratie en is niet ontleend aan de criteria van de Transparantiebenchmark 2015. Op basis van de drie bovenstaande kenmerken en een pilot-onderzoek is bepaald wat de maatstaf voor Integrated Reporting compleet maakt. Dit betreft het gedeelte wat inzicht geeft of de financiële en niet-financiële resultaten ook daadwerkelijk zijn geïntegreerd. Hierdoor is de benodigde informatie voor alle belanghebbenden van de

(23)

22 onderneming gemakkelijk te verkrijgen en hoeven de belanghebbenden geen verdere zoektocht naar andere verslagen te doen. Daarnaast wordt gesteld dat het doel van een Integrated Report de integratie van milieu- en sociale factoren, niet-financiële prestaties, met financiële prestaties is (Eccles en Krzus, 2010). Verder stelt de richtlijn consistentie en vergelijkbaarheid van het <IR> Framework dat een Integrated Report de vergelijkbaarheid van de waardecreatie van de organisatie met andere organisaties mogelijk moet maken. Er is een verdeling gemaakt naar ondernemingen die alleen maar financiële cijfers rapporteren in gepubliceerde verslagen en naar ondernemingen die een Integrated Report publiceren. Daartussen kan een onderneming ook nog een verwijzing maken naar een ander verslag waarin de niet-financiële resultaten van het boekjaar zijn gepubliceerd, wat meestal een duurzaamheidsverslag of een CSR-report is. Uit de pilot is gebleken dat sommige verslagen de integratie van financiële en niet-financiële resultaten verduidelijken met een overzicht van kerncijfers, een vergelijking met het resultaat van vorige jaren en de huidige stand ten opzichte van de toekomstige doelstelling. Deze drie punten maakt het voor het publiek in een oogopslag duidelijk hoe de onderneming er voor staat, of dit in lijn ligt met de belangen die ze hebben en maakt vergelijkbaarheid met andere ondernemingen mogelijk. De scores van de Transparantiebenchmark 2015 worden 19 november 2015 bekend gemaakt (Ministerie van Economische Zaken, 2015b). Hierdoor is het niet mogelijk om van de onderdelen waardecreatie, stakeholders en toekomstverwachting de definitieve score te verkrijgen voor 2014. De definitieve score van de Transparantiebenchmark wordt door verschillende deskundige groepen vastgesteld. Daarentegen zijn in dit onderzoek de scores op de vier onderdelen van de maatstaf zelf vastgesteld. Om de subjectiviteit te beperken is het vaststellen van de scores niet verdeeld onder meerdere personen en zijn de scores consequent toegewezen. Daarnaast is door een masterstudent Technology and Operations Management voor een aantal ondernemingen de score ook vastgesteld nadat de methode van meten is voorgelegd en toegelicht. Deze tweede vaststelling is uitgevoerd om de objectiviteit te bewaken. Het verschil in uitkomsten is gering gebleken, waardoor er geen aanvullende maatregelen gehanteerd zijn voor de vaststelling van de IR scores.

(24)

23

3.2.2 Onafhankelijke variabelen

De onafhankelijke variabele in dit onderzoek is de culturele diversiteit in de directie. De diversiteit wordt gemeten aan de hand van de score per onderneming op de Hofstedes cultuurdimensies. Deze score wordt bepaald door de nationaliteit van ieder lid te verkrijgen en deze nationaliteit te koppelen aan de Hofstedes dimensiescores voor het betreffende land. Deze scores zijn verkregen op de website van Geert Hofstede. Vervolgens worden deze scores per dimensie opgeteld en door het totaal aantal leden gedeeld. De nationaliteit van de leden van de directie zijn verkregen uit de jaarverslagen van 2014, bestuurdersinformatie uit de database Orbis, het raadplegen van de organisatiewebsite of andere relevante sites zoals Management Scope. De onafhankelijke variabelen zijn als volgt:

1. Score dimensie onzekerheidsvermijding (H1) 2. Score dimensie individualisme(H2)

3. Score dimensie machtsafstand (H3)

4. Score dimensie masculiniteit (lage score is een hoge waarde van feminisme)(H4) 5. Score dimensie lange termijn oriëntatie(H5)

3.2.3 Controlevariabelen

1. Ondernemingsgrootte: Grotere ondernemingen kunnen in bepaalde opzichten anders zijn dan ondernemingen die kleiner zijn. Zo hebben grotere ondernemingen een hoge variatie aan producten, complexere distributienetwerken, een extensiever gebruik van kapitaalmarkten voor financiering en een grotere zichtbaarheid. Al deze karakteristieken kunnen invloed hebben op de hoeveelheid en kwaliteit van de informatie dat wordt gepubliceerd met als doel interactie met de verschillende stakeholders van de onderneming (García-Sánchez et al. 2013). Gebaseerd op verschillende onderzoeken op het gebied van Integrated Reporting, CSR en voluntary disclosure wordt ondernemingsgrootte als controlevariabele meegenomen (Frías-Aceituno et al. 2013a; Frías-(Frías-Aceituno et al. 2013b; García-Sánchez et al. 2013). Zo is uit onderzoek gebleken dat er een positieve relatie bestaat tussen de ondernemingsgrootte en de hoeveelheid informatie dat vrijwillig openbaar wordt gemaakt (Frías-Aceituno et al. 2013b; García-Sánchez et al. 2013; Gul en Leung, 2004). De verwachting zal zijn dat er een positieve relatie aanwezig is tussen de grootte van de onderneming en de mate van Integrated Reporting. De grootte van de onderneming wordt gemeten aan de hand van het natuurlijke logaritme van de totale activa op basis van diverse voorgaande onderzoeken (o.a. Frías-Aceituno et al. 2013a; Frías-Aceituno et al. 2013b; García-Sánchez et al. 2013; Gul en Leung, 2004). Het logaritme wordt gebruikt om voor de grote verschillen in activa tussen de ondernemingen te corrigeren. De

(25)

24 totale activa van de betreffende ondernemingen zijn uit Orbis verkregen en tevens gecontroleerd met de totale activa uit het jaarverslag. Op het moment van dataverzameling stonden niet alle totale activa van 2014 van de ondernemingen in Orbis. De totale activa van deze ondernemingen is verkregen uit het jaarverslag. Een aantal ondernemingen rapporteren de financiële cijfers in een andere valuta dan de euro. Voor deze ondernemingen zijn de totale activa omgerekend naar euro’s met de wisselkoers op 31-12-2014.

2. Winstgevendheid: De meeste winstgevende bedrijven hebben meer middelen tot hun beschikking om hun activiteiten kenbaar te maken naar het publiek. Hierdoor kan er een positieve relatie verwacht worden tussen de winstgevendheid van een onderneming en de informatie die wordt gepubliceerd, hoewel de resultaten tot nu toe niet overtuigend zijn (Frías-Aceituno et al. 2013a; Frías-Aceituno et al. 2013b; García-Sánchez et al. 2013; Hackston en Milne, 1996). De winstgevendheid wordt gemeten aan de hand van de ‘Return on Assets’ (ROA), gebaseerd op voorgaande onderzoeken (Frías-Aceituno et al. 2013a; Frías-Aceituno et al. 2013b; García-Sánchez et al. 2013) . Deze ratio wordt verkregen door het netto inkomen te delen door de totale activa en geeft hierbij aan hoe winstgevend de totale activa van de onderneming is. De ROA van de betreffende ondernemingen zijn verkregen uit Orbis, indien de totale activa uit Orbis gelijk is aan de totale activa uit het jaarverslag. Indien de ROA niet uit Orbis gehaald kon worden is deze handmatig berekend door het netto inkomen en de totale activa uit het jaarverslag te halen. 3. Land van herkomst: De steekproef bevat ondernemingen die genoteerd zijn aan de Nederlandse beurzen AEX, AMX en AScX. De ondernemingen uit de steekproef zijn echter niet allemaal afkomstig uit Nederland. Zo zijn er een aantal ondernemingen die genoteerd zijn aan meerdere beurzen en kunnen er verschillen in cultuur tussen Nederland en het land van herkomst spelen of verschillen in wetgeving. Daarom is het land van herkomst als controlevariabele opgenomen en kan verschillen in de mate van Integrated Reporting verklaren. Tevens kan de controlevariabele achterhalen of de stelling juist is dat Nederlandse ondernemingen in de voorhoede staan met het publiceren van een Integrated Report. Voor deze controlevariabele zal gewerkt worden met een dummyvariabele waarin de score 1 wordt toegekend aan ondernemingen afkomstig uit Nederland en de score 0 wordt toegekend aan ondernemingen die niet afkomstig zijn uit Nederland.

(26)

25 4. Sector: De sector waarin de onderneming haar activiteiten uitoefent is een veel gebruikte controlevariabele voor de hoeveelheid informatie dat openbaar wordt gemaakt (García-Sánchez et al. 2013). Aangezien dit onderzoek plaatsvindt onder de in Nederland beursgenoteerde bedrijven, zijn dit diverse bedrijven die in verschillende sectoren opereren. Er zijn verschillen te onderkennen in de verslaggeving tussen sectoren. Zo stelt de Positive Accounting Theory dat ondernemingen die in dezelfde sector opereren overeenkomstige informatie openbaren, indien een onderneming dat niet doet kan de markt dit als slecht nieuws opvatten (Watts en Zimmerman, 1986). Daarnaast zijn bepaalde sectoren ook kwetsbaarder dan andere sectoren. In deze kwetsbare sectoren kan een onderneming gebruik maken van vrijwillige toelichting om mogelijke politieke kosten te minimaliseren (Cowen et al. 1987; Roberts, 1992). De ene sector is daarbij bijvoorbeeld schadelijker voor het milieu, dan een andere sector. Sectoren die een grote impact op het milieu hebben, worden verwacht hier ook over te rapporteren en stakeholders inzicht te geven in de maatregelen die zij nemen om deze impact te beperken.

De ondernemingen zullen worden ingedeeld in de 10 hoofdcategorieën van de Standard Industrial Classification, afgekort SIC. De SIC indeling is een internationale gebruikte standaard voor de indeling van ondernemingen. Met behulp van Orbis kunnen de SIC-codes van de ondernemingen ontleend worden. Door middel van dummy-variabelen worden de ondernemingen gecategoriseerd in de bepaalde sector met een 1 en wordt voor de overige sectoren de waarde 0 toegekend.

De tien hoofdcategorieën zijn als volgt:

1 SIC codes: 01-09 Landbouw, bosbouw en visserij 2 SIC codes: 10-14 Mijnbouw

3 SIC codes: 15-17 Constructie 4 SIC codes: 20-39 Productie

5 SIC codes: 40-49 Transportmiddelen en openbare nutsvoorzieningen 6 SIC codes: 50-51 Groothandel

7 SIC codes: 52-59 Detailhandel

8 SIC codes: 60-67 Financieel, verzekering en vastgoed 9 SIC codes: 70-89 Dienstverlening

(27)

26

3.3 Statistisch model

Voor de toetsing van de hypotheses en de controlevariabelen wordt er gebruik gemaakt van een meervoudig lineair regressiemodel:

Integrated Reporting Score (IR Score) = β0 + β1Onzekerheidsvermijding + β2Individualisme + β3Machtsafstand + β4Masculiniteit + β5Lange termijn oriëntatie + β6Ondernemingsgrootte + β7Winstgevendheid + β8Land van herkomst + β9Sector + ε

Maatstaven van de variabelen

Afhankelijke variabele Maatstaf

IR Score Het totale aantal toegewezen punten op de kenmerken: waardecreatie,

stakeholders, toekomstverwachting en integratie. Waarbij een maximale score

van 40 behaald kan worden.

Onafhankelijke variabelen

Onzekerheidsvermijding Het aantal verschillende nationaliteiten in de RvB en RvC vermenigvuldigd met de frequentie van de nationaliteiten en de bijbehorende dimensiescore. Deze score wordt gedeeld door het totale aantal directieleden.

Individualisme Machtsafstand Masculiniteit

Lange termijn oriëntatie

Controlevariabelen

Ondernemingsgrootte Het logaritme van de totale activa. Winstgevendheid ROA: Netto inkomen gedeeld door de totale activa. Land van herkomst Dummy: Nederland(1), Geen Nederland (0)

Sector Dummy voor de SIC-hoofdcategorieën

(28)

27

4. Resultaten

De analyse is uitgevoerd in het statistische programma IBM SPSS Statistics 23. De controlevariabelen ondernemingsgrootte en winstgevendheid zijn door middel van de winsorizing-techniek aangepast aan het gemiddelde ± 3 × de standaarddeviatie. Hiermee worden de uitschieters teruggebracht naar de uiterste waarden van het betrouwbaarheidsinterval, waardoor de uitschieters het effect tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabelen niet verzwakken. Daarnaast is voor de ondernemingsgrootte het logaritme van de totale activa genomen om heteroscedasticiteit te voorkomen. Dit is een standaardprocedure om de impact van een scheve distributie te beperken.

4.1 Beschrijvende statistiek

In tabel 2 is de beschrijvende statistiek van het onderzoek weergegeven. Het aantal ondernemingen dat is geanalyseerd bedraagt 74. De afhankelijke variabele IR Score, waarbij maximaal 40 punten behaald kan worden, heeft een minimum van 1 en een maximum van 40. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er op de mate van Integrated Reporting ook laag is gescoord, namelijk een waarde van 1. Daarnaast kan de conclusie worden getrokken dat het maximale punten is gescoord, waarbij ondernemingen met een score van 40 volledig aan Integrated Reporting doen, in achtneming met de methode die in dit onderzoek gebruikt is. De gemiddelde score voor de mate van Integrated Reporting bedraagt 22,85 met een standaarddeviatie 11,8. De grote standaarddeviatie geeft aan dat er grote verschillen zijn gevonden in de IR Score van de ondernemingen.

De dimensiescores van Hofstede kunnen een maximale waarde van 100 hebben, waarbij een lage score een lage mate voor onzekerheidsvermijding en machtsafstand en een hoge mate voor collectivisme, feminisme en korte termijn oriëntatie representeert. Een hoge score representeert een hoge mate van onzekerheidsvermijding, individualisme, machtsafstand, masculiniteit en lange termijn oriëntatie. Scores rond het middelpunt van 50 erkennen geen duidelijke voorkeur voor de dimensies. De score voor onzekerheidsvermijding heeft een minimum van 42,5 en een maximum van 76,6, waarbij het gemiddelde 55,8 is en de standaarddeviatie ongeveer 6 is. De dimensiescore voor Nederland is 53 en dit ligt dicht bij het verkregen gemiddelde. Deze scores liggen rond het middelpunt, waardoor er slechts een beperkte voorkeur voor onzekerheidsvermijding aanwezig is in de directies van de ondernemingen uit de steekproef, al is dit wel hoger dan voor Nederland. De score voor individualisme heeft een minimum van 59,4 en een maximum van 84,3, waarbij het gemiddelde 77,9 is en de standaarddeviatie ongeveer 4 is. De dimensiescore voor Nederland is 80 en ligt dicht bij het verkregen gemiddelde. Nederland

(29)

28 heeft een hoge mate van individualisme, en de directies van de ondernemingen uit de steekproef scoren gemiddeld iets lager, maar er blijft sprake van een hoge mate van individualisme. De score voor machtsafstand heeft een minimum van 31,4 en een maximum van 59,4, waarbij het gemiddelde 41,6 is en de standaarddeviatie ongeveer 5 is. De dimensiescore voor Nederland is 38. Vergeleken met de dimensiescore voor Nederland is er gemiddeld een lagere mate van machtsafstand aanwezig in de directies van de ondernemingen uit de steekproef, al blijft dit een lage score voor machtsafstand. De score voor masculiniteit heeft een minimum van 14 en een maximum van 63,3, waarbij het gemiddelde 27,8 is met een standaarddeviatie van 12,3. Deze hoge standaarddeviatie geeft aan dat er grote verschillen zijn. De dimensiescore voor Nederland is 14, waardoor Nederland gezien kan worden als een feminien land. Vergeleken met de dimensiescore voor Nederland is er gemiddeld een ‘hogere’ mate van masculiniteit aanwezig in de directies van de ondernemingen uit de steekproef. De score voor de lange termijn oriëntatie heeft een minimum van 45,9 en een maximum van 73,7, waarbij het gemiddelde 62,9 is met een standaarddeviatie van 6,7. De dimensiescore voor Nederland is 67, waardoor er gesteld kan worden dat er gemiddeld een lagere waarde van lange termijn oriëntatie aanwezig is in de directie van de ondernemingen uit de steekproef.

(30)

29 Aantal Minimum Maximum Gemiddelde Standaard deviatie

Afhankelijke variabele IR Score 74 1 40 22,85 11,795 Onafhankelijke variabelen Onzekerheidsvermijding 74 42,5 76,6 55,8 6,010 Individualisme 74 59,4 84,3 77,9 4,154 Machtsafstand 74 31,4 59,4 41,6 5,183 Masculiniteit 74 14,0 63,3 27,8 12,343

Lange termijn oriëntatie 74 45,9 73,7 62,9 6,698 Controlevariabelen

Ondernemingsgrootte 74 4,656 8,997 6,371 0,993

Winstgevendheid 74 -0,202 0,160 0,025 0,072

Land van herkomst 74 0 1 0,878 0,329

Mijnbouw 74 0 1 0,041 0,199 Constructie 74 0 1 0,081 0,275 Productie 74 0 1 0,324 0,471 Transportmiddelen en openbare nutsvoorzieningen 74 0 1 0,095 0,295 Groothandel 74 0 1 0,041 0,199 Detailhandel 74 0 1 0,068 0,253 Financieel, verzekering en vastgoed 74 0 1 0,216 0,414 Dienstverlening 74 0 1 0,135 0,344

Tabel 2: Beschrijvende statistiek

Tevens is er een overzicht gemaakt van het aantal ondernemingen uit de steekproef in de verschillende sectoren. In tabel 3 is te zien dat er in twee sectoren geen ondernemingen uit de steekproef bevinden. Derhalve zijn de sectoren landbouw, bosbouw en visserij en publieke overheid niet meegenomen in de analyse. Voor de acht verschillende sectoren is er gewerkt met dummyvariabelen. De sector productie is gebruikt als referentiesector, aangezien er alleen conclusies kunnen worden gemaakt indien er vergeleken kan worden met een basissector. De productiesector is gekozen vanwege het grootste aantal ondernemingen uit de steekproef. Hierdoor is dummyvariabele voor de productiesector in de regressieanalyse niet meegenomen.

(31)

30

Code Sector Aantal Percentage

1 Landbouw, bosbouw en visserij 0 0%

2 Mijnbouw 3 4%

3 Constructie 6 8%

4 Productie 24 32%

5 Transportmiddelen en openbare nutsvoorzieningen 7 9%

6 Groothandel 3 4%

7 Detailhandel 5 7%

8 Financieel, verzekering en vastgoed 16 22%

9 Dienstverlening 10 14%

10 Publieke overheid 0 0%

Totaal 74 100%

Tabel 3: Verdeling naar sectoren

4.2 Correlatieanalyse

Door middel van het uitvoeren van de Pearson correlatieanalyse kan inzichtelijk worden gemaakt in hoeverre er correlaties bestaan tussen de variabelen. Hieruit kan opgemaakt worden of er significante verbanden zijn en of er ook sprake is van multicollineariteit. In geval van multicollineariteit hebben onderlinge variabelen te veel invloed op elkaar en kan de regressieanalyse niet correct worden uitgevoerd. Er kan sprake zijn van multicollineariteit indien de correlatie groter is dan 0,8 (Blumberg, Cooper en Schindler, 2005). Uit tabel 4 blijkt dat er geen correlaties boven de 0,8 aanwezig zijn. Een andere methode om multicollineariteit te toetsen is door middel van de VIF-waarde. Deze waarde wordt verkregen bij de regressieanalyse. Bij een VIF-waarde van 10 of hoger kan er sprake zijn van multicollineariteit. Uit tabel 5 blijkt dat de hoogste VIF-waarde 4,94 bedraagt. Gezien er geen VIF-waarde hoger dan 10 is en er daarnaast geen correlatie groter is dan 0,8 kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van multicollineariteit.

Daarnaast geeft de correlatiematrix een positieve correlatie tussen de ondernemingsgrootte en de IR Score weer op het significantieniveau van 1%. Deze relatie impliceert dat bij een toenemende ondernemingsgrootte, gemeten aan de hand van de totale activa, de onderneming een hogere score behaalt voor Integrated Reporting. Ook is er een negatieve correlatie aanwezig tussen de sector dienstverlening en de IR Score, deze correlatie is significant op het 5% niveau. Deze negatieve correlatie suggereert dat ondernemingen in de dienstverlening een lage score behalen voor Integrated Reporting. Echter zal op basis van een regressieanalyse conclusies over significante verbanden worden gemaakt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(2006) hebben onderzoek gedaan binnen Europa naar earnings management en concluderen dat er bij niet beursgenoteerde ondernemingen in hogere mate gebruik wordt gemaakt

Dit biedt ruimte voor aanvullend onderzoek aangezien, zo zal straks blijken, er door veel reeds bestaande literatuur een beeld wordt geschetst dat er opmerkelijke resultaten

Verder kan het zo zijn dat binnen dit onderzoek er veel ondernemingen zijn die slechts één commissaris in de raad van commissarissen hebben die niet over de Nederlandse

Vier van de zes hypothesen worden aangenomen, zodoende kan er worden gesteld dat er wel degelijk een verband aanwezig is tussen de dimensies van Hofstede, de

In hoeverre is er een relatie tussen de prestatie van de onderneming en de omvang van het bestuursverslag van in Nederland beursgenoteerde ondernemingen en

Kortom, managers van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen zijn geneigd om meer earnings management toe te passen dan managers van niet-beursgenoteerde ondernemingen,

Corporate Governance Codes spelen in dit onderzoek een belangrijke rol. De centrale vraag van dit onderzoek legt immers een relatie tussen Corporate Governance Codes en rapportage

Hierbij is geconstateerd dat voor de drie componenten beheersingskader, informatie en communicatie en monitoring, waarop de nadruk zal liggen bij private ondernemingen bij het