• No results found

De relatie tussen financiële prestaties en Integrated Reporting: een onderzoek onder Nederlandse ondernemingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De relatie tussen financiële prestaties en Integrated Reporting: een onderzoek onder Nederlandse ondernemingen"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De relatie tussen financiële prestaties en Integrated

Reporting: een onderzoek onder Nederlandse

ondernemingen

Masterscriptie accountancy

Naam: Melanie Hermans

Studentnummer: 2155419

Telefoon: 0614742509

E-mail RuG: m.hermans@student.rug.nl E-mail privé: melanie.hermans@hotmail.com Universiteit: Rijksuniversiteit Groningen Faculteit: Economie en bedrijfskunde Opleiding: Msc Accountancy & Controlling

Specialisatie Accountancy Begeleider: Prof. dr. J. van der Meer-Kooistra 2de beoordelaar: Prof. dr. D. Swagerman

(2)

1

Abstract

In dit onderzoek wordt onderzocht of de financiële prestaties van organisaties van invloed zijn op de kwaliteit en inhoud van een Integrated Report. Daarnaast wordt gekeken of de sector waarin een organisatie opereert van invloed is op deze relatie. Integrated Report is een nog relatief nieuwe vorm van verslaggeving. Bestaand wetenschappelijk onderzoek richt zich voornamelijk op de betekenis van Integrated Reporting. Er is echter nog geen onderzoek geweest naar organisatiekenmerken die mogelijk het verschil verklaren tussen de kwaliteit en inhoud van een Integrated Report bij verschillende organisaties. Dit onderzoek probeert, door te kijken naar de financiële prestaties van organisaties, een start te maken met het verklaren van deze verschillen.

Het onderzoek omvat 92 Nederlandse organisaties waarvan de kwaliteit en inhoud van hun

Integrated Report over 2014 is gemeten aan de hand van de Transparantiebenchmark 2015. Uit

het onderzoek blijkt geen significant verband te bestaan tussen de financiële prestaties van organisaties en de kwaliteit en inhoud van een Integrated Report. Ook wordt er geen bewijs gevonden dat de sector waarin een organisatie opereert van invloed is op deze relatie. Wel kan geconcludeerd worden dat de grootte van een organisatie de kwaliteit en inhoud van een

Integrated Report positief beïnvloedt. Op basis van de uitkomsten worden aanbevelingen voor

vervolgonderzoek gedaan met als doel de kennis te vergroten over de organisatiekenmerken die de kwaliteit en inhoud van een Integrated Report beïnvloeden.

(3)

2

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 4 1.1 Aanleiding ... 4 1.2 Wetenschappelijke bijdrage ... 5 1.3 Opzet ... 6 2. Theoretisch kader ... 7 2.1 Integrated Reporting ... 7

2.1.1 Het ontstaan van Integrated Reporting ... 7

2.1.2 Definitie Integrated Reporting ... 7

2.1.3 Integrated Report ... 8

2.2 Wetenschappelijke theorieën ... 10

2.2.1 Agencytheorie ... 10

2.2.2 Voluntary disclosure theorie ... 11

2.2.3 Stakeholder- en legitimiteitstheorie ... 12

2.2.4 Slack theorie ... 12

2.2.5 Good management theorie ... 12

2.3 Hypothesevorming ... 13

2.3.1 Inhoud en kwaliteit van een Integrated Report ... 13

2.3.2 Financiële prestaties en Integrated Reporting ... 13

2.3.3 Sector en Integrated Reporting ... 15

3. Methodologie... 17

3.1 Sample ... 17

3.2 Afhankelijke variabelen ... 17

3.2.1 Inhoud van een Integrated Report ... 18

3.2.2 Kwaliteit van een Integrated Report ... 19

3.3 Onafhankelijke variabelen ... 20 3.3.1 Financiële prestaties ... 20 3.3.2 Sector ... 20 3.3.3 Controlevariabelen ... 20 3.4 Empirisch model ... 21 4. Resultaten ... 22 4.1 Beschrijvende statistiek ... 22 4.2 Correlatieanalyse ... 24 4.3 Regressieanalyse ... 25 6. Conclusie ... 29

(4)

3

6.1 Conclusie ... 29

6.2 Beperkingen ... 30

6.3 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek... 31

7. Referenties ... 32

8. Bijlagen ... 35

8.1 Geselecteerde organisaties met een Integrated Report ... 35

(5)

4

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

“Integrated Reporting: het rapportagemodel van de toekomst” (NBA, 2013).

Op deze manier introduceerde het NBA drie jaar geleden hun visie op Integrated Reporting. Het NBA stelde hierin dat “door de veranderde informatiebehoefte Integrated Reporting in de toekomst essentieel zal zijn voor het aantrekken van kapitaal en daarmee de continuïteit van organisaties”. De reden hiervoor is dat de externe verslaggeving van organisaties volop in beweging is de laatste jaren. Door de vele maatschappelijke problemen in de wereld, onder andere op het vlak van klimaat, ethiek en mensenrechten, is de behoefte van gebruikers van organisatie informatie steeds meer verschoven van financiële informatie naar niet-financiële informatie (NBA, 2013).

Ook op internationaal gebied was 2013 een jaar met veel ontwikkelingen op het gebied van

Integrated Reporting. Zo publiceerde het Global Reporting Initiative (GRI) in mei 2013 nieuwe

richtlijnen voor duurzaamheidsverslaggeving, de G4. Daarnaast werd eind 2013 door de International Integrated Reporting Coucil (IIRC) het Internationaal Integrated Reporting (<IR>) Framework gepubliceerd. In dit raamwerk worden richtlijnen genoemd voor het opstellen van een Integrated Report. (IIRC, 2013)

In de afgelopen drie jaren hebben Nederlandse organisaties niet stil gezeten. Uit onderzoek van Deloitte en MVO Nederland (2015) blijkt dat 40% van de onderzochte Nederlandse organisaties een Integrated Report uitbrengt, tegenover ongeveer 15% in 2013. Daarnaast blijkt uit ditzelfde onderzoek dat de kwaliteit van het Integrated Report ook verbetert. Een belangrijke verbetering is dat organisaties er steeds meer in slagen om verschillende aspecten in het rapport met elkaar te verbinden. Daarnaast neemt de consistentie van de rapporten over de jaren toe. Dit zorgt voor een grotere transparantie en vergelijkbaarheid voor belanghebbenden (Deloitte & MVO Nederland, 2015). Nederland is hiermee in de afgelopen jaren dan ook uitgegroeid tot één van de koplopers op het gebied van Integrated Reporting, naast Zuid-Afrika, Brazilië en Engeland.1

Toch zien organisaties ook nog steeds veel nadelen van het uitbrengen van een Integrated

Report. Zo zien organisaties op tegen de extra werkzaamheden die ze hebben om alle benodigde

informatie te verzamelen en de daarmee gepaard gaande extra kosten. Daarnaast zou meer openheid kunnen leiden tot juridische kwesties en kunnen de concurrenten gebaat zijn bij de extra verantwoorde informatie door de organisatie (Kieft, 2013).

Al met al kan worden gesteld dat Integrated Reporting in Nederland zich in snel tempo verder ontwikkelt en de kwaliteit van een Integrated Report ook steeds beter wordt. Jaarlijks wordt de kwaliteit en inhoud van maatschappelijke verslaggeving in Nederland, waaronder Integrated

Reports, onderzocht via de Transparantiebenchmark (Ministerie van Economische Zaken,

2015a). Een interessant vraagstuk hierbij is welke organisatiekenmerken van invloed zijn op de kwaliteit en inhoud van een Integrated Report. Gezien de visie van het NBA dat Integrated

Reporting belangrijk zal zijn voor de continuïteit van organisaties, maar ook gezien de nadelen

die organisaties zelf nog ervaren, vooral ten aanzien van de kosten, zal worden onderzocht of de financiële prestaties van Nederlandse organisaties de kwaliteit en inhoud van een Integrated

Report beïnvloeden. Gul & Leung (2004) vinden in hun onderzoek een positieve relatie tussen de

financiële prestaties en de mate van vrijwillig rapporteren. Daarnaast stellen Waddock & Graves (1997) dat organisaties met betere financiële prestaties meer ruimte hebben om zich bezig te houden met duurzaamheid. Er wordt derhalve verwacht dat organisaties met betere financiële prestaties meer geld beschikbaar hebben voor duurzaamheidsaspecten en daarmee het

1

(6)

5

uitbrengen van een Integrated Report. Een belangrijke factor die hierop van invloed zou kunnen zijn, is de sector. Clarkson et al. (2008) en Cho & Patten (2007) stelden in hun onderzoek dat maatschappelijk slecht presterende organisaties uitgebreider zullen rapporteren om zo de percepties van belanghebbenden te beïnvloeden. Daarnaast concludeerde Patten (2002) dat organisaties die worden blootgesteld aan meer sociale en politieke druk van de omgeving meer zullen rapporteren. De verwachting is derhalve dat organisaties die opereren in sectoren waar bijvoorbeeld veel uitstoot is van stoffen die het milieu aantasten of waar ethische kwesties spelen, zoals schending van de mensenrechten of kinderarbeid, meer zorg zullen dragen voor de inhoud en kwaliteit van hun rapport. Als de financiële prestaties goed zijn en dus geld beschikbaar is voor het verzamelen van de extra informatie die nodig is voor het opstellen van een Integrated Report, zullen organisaties waarschijnlijk meer rapporteren om zo tegemoet te komen aan de wensen van de belanghebbenden. De verwachting is daarom dat de sector waarin een organisatie opereert van invloed is op de relatie tussen de financiële prestaties en de kwaliteit en inhoud van een Integrated Report. In paragraaf 1.2 en hoofdstuk 2 zal verder ingegaan worden op de reeds beschikbare literatuur die deze verwachtingen ondersteunt. De onderzoeksvraag in deze scriptie zal dan ook luiden:

Wat is de invloed van de financiële prestaties van Nederlandse organisaties die een Integrated Report uitbrengen op de kwaliteit en inhoud van dit verslag en wat is de invloed van de sector waarin een dergelijke organisatie opereert op deze relatie?

1.2 Wetenschappelijke bijdrage

Integrated Reporting is een relatief nieuw begrip. Er is dan ook nog maar weinig

wetenschappelijk onderzoek beschikbaar over dit onderwerp. De reeds bestaande literatuur over Integrated Reporting heeft vooral betrekking op de betekenis van Integrated Reporting en de stijgende populariteit hiervan (Eccles & Serafeim, 2014).

Doordat nog niet veel wetenschappelijk onderzoek beschikbaar is over Integrated Reporting, zal ook worden gekeken wat al onderzocht is over de relatie tussen de financiële prestaties van een organisatie en duurzaamheidsverslaggeving, hetgeen een voorbeeld is van een vrijwillige rapportage. Gul & Leung (2004) onderzoeken in hun artikel de relatie tussen de structuur van de Raad van Bestuur van een organisatie en de mate van vrijwillig rapporteren. Daarnaast kijken ze ook naar de financiële prestaties van de organisatie. Ze vinden een positief verband tussen de financiële prestaties van een organisatie en de mate van vrijwillig rapporteren.

Er is relatief meer onderzoek gedaan naar dezelfde relatie, maar dan andersom. Namelijk welke invloed duurzaamheidsverslaggeving heeft op de financiële prestaties van een organisatie op de lange termijn (Eccles, Ioannou & Serafeim, 2011; Bachoo, 2013). In beide onderzoeken wordt een positief verband gevonden tussen duurzaamheidsverslaggeving en de prestaties van een organisatie. Er is dus al enig bewijs dat duurzaamheidsverslaggeving en de financiële prestaties van een organisatie aan elkaar gerelateerd zijn. Echter, de meeste onderzoeken hebben gekeken naar de gevolgen voor de financiële prestaties bij het uitbrengen van een duurzaamheidsverslag in plaats van de financiële prestaties als een oorzaak voor duurzaamheidsverslaggeving te zien. Dit onderzoek zal een relevante bijdrage leveren aan de bestaande literatuur door juist naar laatstgenoemde relatie te kijken.

Specifiek op het gebied van Integrated Reporting is ook al beperkt onderzoek gedaan naar de relatie tussen de financiële prestaties van een organisatie en Integrated Reporting. Zo hebben Churet & Eccles (2014) dit onderzocht, maar zij vonden geen significant verband. Churet & Eccles (2014) hebben echter alleen gekeken naar het feit of organisaties een Integrated Report uitbrengen en niet naar de kwaliteit en inhoud hiervan. Harold (2014) beschrijft in zijn artikel dat organisaties die een Integrated Report uitbrengen geïntegreerd denken en daardoor meer gericht zijn op de lange termijn. Hij concludeert dat dit zal leiden tot betere financiële prestaties van een organisatie.

(7)

6

Al met al is al wel enig wetenschappelijk onderzoek beschikbaar over de te onderzoeken variabelen (Churet & Eccles, 2014; Eccles et al, 2011; Bachoo, 2013), maar is nog geen specifiek onderzoek gedaan naar de relatie tussen de financiële prestaties van een organisatie en de kwaliteit en inhoud van een Integrated Report. Dit onderzoek zal daarom een relevante bijdrage leveren aan de bestaande literatuur op dit gebied. Dit onderzoek zal enigszins aansluiten bij het onderzoek van Gul & Leung (2004), daar waar Integrated Reporting kan worden gezien als een vorm van vrijwillige rapportage. Een ander aspect dat dit onderzoek relevant maakt, is het feit dat dit onderzoek zich alleen richt op Nederlandse organisaties, wat nieuw is ten opzichte van de bestaande literatuur. Nederlandse organisaties hebben een rijke historie op het gebied van verslaggeving en veel Nederlandse organisaties maken al stappen richting Integrated Reporting.2

Daarnaast wordt de kwaliteit en inhoud van de verslaggeving van Nederlandse organisaties jaarlijks gemeten door middel van de Transparantiebenchmark (Ministerie van Economische Zaken, 2015a). Deze gegevens kunnen worden gebruikt in dit onderzoek en zorgen voor een objectievere manier van meten dan wanneer de onderzoeker een eigen index opstelt.

1.3 Opzet

Voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag zal in hoofdstuk 2 verder in worden gegaan op het begrip Integrated Reporting. Daarnaast zullen de achterliggende theorieën behandeld worden, waarop vervolgens hypotheses gevormd worden. In hoofdstuk 3 wordt de methodologie besproken. Hier zullen de sample, variabelen en het empirisch model worden toegelicht. Vervolgens zullen in hoofdstuk 4 de resultaten van het onderzoek besproken worden. Tenslotte zal hoofdstuk 5 bestaan uit de conclusies, de beperkingen van het onderzoek en eventuele suggesties voor vervolgonderzoek.

2http://integratedreporting.org/news/more-than-a-third-of-dutch-listed-companies-are-working-towards/

(8)

7

2. Theoretisch kader

In het theoretisch kader zal allereerst een introductie worden gegeven van het begrip Integrated

Reporting en zal worden aangegeven welke elementen kenmerkend zijn voor een Integrated Report. Vervolgens zal aan de hand van verschillende wetenschappelijke theorieën worden

getracht de vraag naar Integrated Reporting te verklaren. Tot slot zal aan de hand van reeds bestaande wetenschappelijke artikelen worden ingegaan op de relatie tussen de financiële prestaties van een organisatie, de sector waarin een organisatie opereert en de kwaliteit en inhoud van een Integrated Report. Op basis van deze analyse zullen hypotheses worden opgesteld die gehanteerd zullen worden in het verdere onderzoek.

2.1 Integrated Reporting

2.1.1 Het ontstaan van Integrated Reporting

De 21ste eeuw wordt gekenmerkt door grote uitdagingen op het gebied van globalisatie,

klimaatverandering, groei van de bevolking en schaarste van middelen (Ioana & Adriana, 2014). De verschillende accountingschandalen, de financiële crisis en de steeds groter wordende vraag naar de sociale en ecologische gevolgen van ondernemingsactiviteiten als gevolg van bovenstaande uitdagingen hebben de laatste jaren gezorgd voor een stijgende vraag naar transparantie in de financiële verslaggeving en informatie over het gedrag van ondernemingen (Wulf et al., 2014; Holder-Webb et al., 2009). De toenemende vraag naar transparantie uit zich in een grotere vraag naar verantwoording op het gebied van corporate governance en niet-financiële informatie (Wulf et al., 2014). Om aan deze vraag van belanghebbenden te kunnen voldoen, publiceren ondernemingen vaak extra rapporten, zoals duurzaamheidsrapportages. Op deze separate duurzaamheidsrapportages is echter steeds vaker kritiek. Zo stellen Jensen & Berg (2012) dat deze rapportages betrekking hebben op het verleden en niks zeggen over toekomstige doelen of potentiële toekomstige relevante risico’s voor de organisatie. Ioana & Adriana (2014) concluderen dat een apart duurzaamheidsverslag alleen maar bijdraagt aan de al reeds bestaande complexiteit en verwarring op het gebied van financiële rapportage. Daarnaast geven Eccles en Serafeim (2014) aan dat het bij de informatie die is gegeven in een duurzaamheidsverslag vaak ontbreekt aan geloofwaardigheid, tijdigheid en relevantie. Een belangrijke reden die ze hiervoor noemen, is dat de informatie die in een duurzaamheidsverslag wordt gegeven vaak niet in de context van de organisatie en de strategie is geschreven. Hierdoor is het voor belanghebbenden moeilijk om te begrijpen wat de relatie is met de financiële prestaties en hoe de strategie het waardecreatieproces beïnvloedt.

Integrated Reporting zou de oplossing moeten zijn voor bovenstaande beperkingen en wordt

gezien als de toekomst (Eccles & Serafeim, 2014; NBA, 2013). Door financiële en niet-financiële informatie met elkaar te combineren ontstaat een compleet plaatje van de prestaties van een organisatie en is een duidelijke link tussen de financiële prestaties en niet-financiële prestaties te leggen. De eerste organisaties met een Integrated Report waren het Deense Novesymes in 2002, het Braziliaanse Natura in 2003 en het Deense Novo Nordisk in 2004 (Eccles & Serafeim, 2014). De adoptie van Integrated Reporting is de laatste jaren snel groeiende. Een reden hiervoor is onder andere de verplichtstelling van een Integrated Report in sommige landen, zoals Zuid-Afrika. Daarnaast zien ook steeds meer organisaties de voordelen van Integrated Reporting. Voordelen zijn bijvoorbeeld een betere reputatie, stijging van de winstgevendheid op de korte- en lange termijn en een beter begrip van de invloed van de organisatie op het milieu en de maatschappij (Ioana & Adriana, 2014).

2.1.2 Definitie Integrated Reporting

Tot 2013 waren geen richtlijnen aanwezig met betrekking tot het uitbrengen van een Integrated

Report. In december 2013 werd echter door de International Integrated Reporting Council

(IIRC) het International <IR> Framework gepresenteerd. Integrated Reporting wordt in dit raamwerk gedefinieerd als “een proces gebaseerd op geïntegreerd denken dat resulteert in een

(9)

8

periodiek geïntegreerd rapport door een organisatie over de waardecreatie in een bepaalde tijdsperiode en de communicatie over de aspecten van waardecreatie” (IIRC, 2013). In de definitie van het IIRC komen een tweetal belangrijke aspecten van Integrated Reporting naar voren, namelijk geïntegreerd denken en waardecreatie.

Geïntegreerd denken kan worden gezien als het door de organisatie actief onderzoeken van de relatie tussen de verschillende operationele en functionele afdelingen in een organisatie en de productiefactoren (capitals) die de organisatie gebruikt of beïnvloedt (IIRC, 2013). Geïntegreerd denken moet er toe leiden dat organisaties kijken naar de organisatie als geheel in plaats van per afdeling. Dit moet resulteren in geïntegreerde besluitvorming. In het International <IR>

Framework worden zes verschillende productiefactoren benoemd. Onderstaande uitwerkingen

van de verschillende productiefactoren zijn afkomstig uit het <IR> Framework: (IIRC, 2013). 1. Financial capital. De middelen die een organisatie tot haar beschikking heeft voor de

productie van goederen of dienstverlening en die zijn verkregen door middel van financiering, zoals schulden, eigen vermogen of subsidies, of die zijn gegenereerd uit activiteiten of investeringen (IIRC, 2013).

2. Manufactured capital. Vervaardigde fysieke objecten die een organisatie tot haar beschikking heeft voor de productie van goederen of dienstverlening. Vervaardigd kapitaal is meestal afkomstig van anderen, maar ook zelf vervaardigd kapitaal door een organisatie behoort hier toe (IIRC, 2013).

3. Intellectual capital. De op kennis gebaseerde immateriële vaste activa van een organisatie. Voorbeelden hiervan zijn intellectuele eigendommen, bijvoorbeeld patenten, software en rechten en licenties, en organisatorisch kapitaal, zoals verborgen kennis, systemen en procedures en protocollen (IIRC, 2013).

4. Human capital. De competenties, bekwaamheden, ervaringen en de motivatie om te innoveren van de mensen binnen een organisatie. Hieronder valt onder andere de coördinatie en ondersteuning van de organisatiestructuur, de benadering voor het managen van de risico’s, de ethische waarden en de kwaliteiten om de strategie van de organisatie te begrijpen, ontwikkelen en toe te passen. Daarnaast betreft dit de getrouwheid en motivatie van de mensen om processen, producten en diensten te verbeteren en de kwaliteiten om dit te leiden, managen en om samen te werken (IIRC, 2013).

5. Social and Relationship capital. De instituties en relaties binnen en tussen gemeenschappen, groepen belanghebbenden en andere netwerken en het vermogen om informatie te delen om het individuele en gemeenschappelijke welzijn te verbeteren. Hieronder vallen de gedeelde normen, waarden en gedragingen. Daarnaast vallen hier ook de belangrijke relaties met belanghebbenden onder en het vertrouwen en de bereidwilligheid om deze relaties te beschermen en te versterken. Ook de ‘social license to operate’ valt hieronder en de immateriële waarden die betrekking hebben op het merk en de reputatie van de organisatie (IIRC, 2013).

6. Natural capital. Alle natuurlijke hulpbronnen en processen die leiden tot producten of diensten die de welvaart van een organisatie ondersteunen (IIRC, 2013).

Het tweede belangrijke begrip uit de definitie van Integrated Reporting is waardecreatie. Dit wordt gedefinieerd door de IIRC (2013) als het proces dat resulteert in toename, afname of transformaties van de verschillende productiefactoren als gevolg van de activiteiten van de organisatie. Door beide begrippen met elkaar te combineren, kan geconcludeerd worden dat geïntegreerd denken uiteindelijk zal leiden tot beslissingen van organisaties waarbij waardecreatie in de loop van de tijd centraal staat (IIRC, 2013).

2.1.3 Integrated Report

Het belangrijkste doel van Integrated Reporting is dus om uit te leggen aan de belanghebbenden hoe een organisatie waarde creëert in de loop van de tijd. Om dit doel te bereiken, zal financiële en niet-financiële informatie geïntegreerd moeten worden in één rapport, namelijk een

(10)

9

Integrated Report (IIRC, 2013). Een Integrated Report wordt door de IIRC (2013) gedefinieerd

als “een rapport over hoe de strategie, governance, prestaties en vooruitzichten van een organisatie, in de context van de externe omgeving, leiden tot waardecreatie op de korte-, middellange- en lange termijn.”

In het < IR> Framework (IIRC, 2013) worden zeven grondbeginselen gegeven waarmee rekening gehouden moet worden bij het opstellen van een Integrated Report:

1. Strategische focus en toekomstoriëntatie. Een Integrated Report moet een beeld geven van de strategie van de organisatie en wat de relatie is met het vermogen van de organisatie om waarde te creëren op de korte-, middellange-, en lange termijn. Daarnaast moet de organisatie in een Integrated Report aangeven wat de relatie is tussen de strategie van de organisatie en het gebruik van en het effect op de verschillende productiefactoren (IIRC, 2013).

2. De relaties tussen de informatie. Een Integrated Report moet een alomvattend beeld geven van de combinaties, verwevenheid en afhankelijkheden tussen de factoren die van invloed zijn op het vermogen van de organisatie om waarde te creëren (IIRC, 2013). 3. Relaties met belanghebbenden. Een Integrated Report moet inzicht geven in de aard en de

kwaliteit van relaties van de organisatie met haar belangrijkste belanghebbenden. Daarnaast moet de organisatie inzicht geven in hoe en in welke mate de organisatie de behoeften van de belanghebbenden begrijpt en hiermee rekening houdt (IIRC, 2013). 4. Materialiteit. Een Integrated Report moet informatie presenteren over zaken die

wezenlijk van invloed zijn op het vermogen van de organisatie om waarde te creëren (IIRC, 2013).

5. Bondigheid. Een Integrated Report moet beknopt zijn (IIRC, 2013).

6. Betrouwbaarheid en volledigheid. Een Integrated Report moet alle materiële zaken bevatten, zowel positief als negatief, op een gebalanceerde manier en zonder materiële fouten. Bij een gebalanceerd Integrated Report zit er geen vertekening in de selectie of de presentatie van de informatie (IIRC, 2013).

7. Consistentie en vergelijkbaarheid. De informatie in een Integrated Report moet op zo’n manier gepresenteerd worden dat deze consistent is in de loop van de tijd en dat het de mogelijkheid biedt om vergelijkingen te kunnen maken met andere organisaties (IIRC, 2013).

Naast de hierboven genoemde grondbeginselen waarmee organisaties rekening moeten houden bij het opstellen van een Integrated Report, worden in het <IR> Framework (IIRC, 2013) ook acht inhoudselementen genoemd die een Integrated Report zou moeten bevatten. Een Integrated

Report zou antwoord moeten geven op de volgende vragen:

1. Overzicht van de organisatie en de externe omgeving. Wat doet de organisatie en wat zijn de omstandigheden waaronder een organisatie opereert (IIRC, 2013)?

2. Bestuur. Hoe ondersteunt de structuur van het bestuur het vermogen van de organisatie om waarde te creëren (IIRC, 2013)?

3. Bedrijfsmodel. Hoe ziet het bedrijfsmodel van de organisatie er uit (IIRC, 2013)?

4. Risico’s en kansen. Welke specifieke risico’s en kansen beïnvloeden het vermogen van de organisatie om waarde te creëren en hoe gaat ze hiermee om (IIRC, 2013)?

5. Strategie en de toewijzing van middelen. Welke doelen wil de organisatie bereiken en hoe denkt ze daar te komen (IIRC, 2013)?

6. Prestaties. In hoeverre heeft de organisatie haar strategische doelen bereikt in een bepaalde periode en wat zijn de effecten op de verschillende productiefactoren van de organisatie (IIRC, 2013)?

7. Vooruitzicht. Welke uitdagingen en onzekerheden zal de organisatie tegenkomen bij het willen bereiken van haar strategie en wat zijn de potentiële implicaties voor het bedrijfsmodel en de toekomstige prestaties (IIRC, 2013)?

(11)

10

8. Presentatie. Op welke manier bepaalt de organisatie welke aspecten opgenomen worden in het Integrated Report en hoe worden deze zaken gekwantificeerd of geëvalueerd (IIRC, 2013)?

2.2 Wetenschappelijke theorieën

2.2.1 Agencytheorie

De vraag van belanghebbenden naar een Integrated Report komt onder andere voort uit het feit dat aandeelhouders en andere belanghebbenden een informatieachterstand hebben ten opzichte van het management (IIRC, 2013). Het ontstaan van deze informatieachterstand wordt verklaard door de agencytheorie.

In de agencytheorie staat het verschil in belangen tussen de agent, het management en de principalen, de aandeelhouders, centraal (Jensen & Meckling, 1976). Dit belangenverschil komt voort uit de scheiding tussen leiding en eigendom. Beide partijen willen hun nut maximaliseren en het is daarom aannemelijk dat het management niet zal handelen in het belang van de aandeelhouders (Jensen & Meckling, 1976). Dit is mogelijk voor het management door de aanwezigheid van informatieasymmetrie tussen het management en de aandeelhouders. Het management beschikt over informatie die voor aandeelhouders niet beschikbaar is. Het gevolg hiervan is dat agencykosten zullen ontstaan. Agencykosten zijn de kosten die de aandeelhouders maken om het management te monitoren, de kosten die het management maakt om de aandeelhouders ervan te overtuigen dat ze handelen in het belang van de aandeelhouders en een residu dat voortkomt uit het feit dat een beslissing van het management nooit het nut van de aandeelhouder zal maximaliseren (Jensen & Meckling, 1976).

Een manier voor organisaties om het agencyprobleem op te lossen en daarmee de agencykosten te verlagen, is het verkleinen van de informatieasymmetrie tussen het management en de aandeelhouders (Donnely & Mulcahy, 2008). Het is al langer bekend dat het uitbrengen van rapportages de informatieasymmetrie tussen het management en de aandeelhouders kan verkleinen. Jensen & Meckling (1976) noemden het dwingen van het management tot het uitbrengen van een rapport al als een element van monitoring door de aandeelhouders om de informatieasymmetrie te verkleinen. Fu et al. (2012) lieten in hun onderzoek zien dat een hogere rapportagefrequentie leidt tot minder informatieasymmetrie.

Uit eerder onderzoek blijkt ook dat aandacht voor duurzaamheid de informatieasymmetrie kan verkleinen. Kim et al. (2012) concluderen dat organisaties die meer investeren in het implementeren van duurzaamheidsaspecten binnen een organisatie transparantere financiële informatie verschaffen en dat er bij die organisaties dus minder informatieasymmetrie is. Hieruit kan afgeleid worden dat de informatieasymmetrie afneemt bij organisaties die meer bezig zijn met duurzaamheid. Lopatta et al. (2016) geven in hun artikel een aantal redenen voor deze afnemende informatieasymmetrie bij organisaties die betere prestaties leveren op het gebied van duurzaamheid. Zij stellen dat betere prestaties op het gebied van duurzaamheid leiden tot hogere morele standaarden, een hogere kwaliteit van de winst en een grotere transparantie, wat tot gevolg heeft dat de informatieasymmetrie afneemt.

Door het feit dat de agencykosten zullen dalen bij een lagere informatieasymmetrie tussen de aandeelhouders en het management, verwacht de agencytheorie dat organisaties meer informatie over hun activiteiten zullen verstrekken en ook grotere zorg zullen dragen voor de inhoud van een rapport. Uit eerder onderzoek (Kim et al., 2016; Lopatta et al., 2016) kan geconcludeerd worden dat meer aandacht voor duurzaamheid bijdraagt aan het verlagen van deze informatieasymmetrie. In de wetenschappelijke literatuur is nog geen onderzoek gedaan naar de specifieke relatie tussen Integrated Reporting en de mate van informatieasymmetrie bij organisaties. Echter, gezien de overeenkomsten met duurzaamheidsverslaggeving en het feit dat

(12)

11

het uitbrengen van een Integrated Report zorgt voor meer transparantie, is het aannemelijk dat

Integrated Reporting zal leiden tot een verdere afname van de informatieasymmetrie. Om de

informatieasymmetrie zo veel mogelijk te verminderen, wordt verwacht dat organisaties bij het uitbrengen van een Integrated Report veel zorg zullen besteden aan de inhoud en kwaliteit van het rapport.

2.2.2 Voluntary disclosure theorie

Veel rapportages die organisaties uitbrengen komen voort uit verplichtingen die deze organisaties hebben vanuit de wet- en regelgeving. Echter, organisaties kunnen ook op vrijwillige basis rapportages uitbrengen, bijvoorbeeld om de in de vorige paragraaf beschreven informatieasymmetrie te verkleinen. Het uitbrengen van een Integrated Report is in nagenoeg alle landen zo’n voorbeeld van een vrijwillige rapportage. Alleen voor Zuid-Afrikaanse ondernemingen die genoteerd zijn aan de Johannesburg Stock Exchange is het een verplichting om een Integrated Report uit te brengen (Eccles & Serafeim, 2014).

De voluntary disclosure theorie stelt dat ondernemingen motieven hebben om meer informatie te publiceren dan verplicht is. Healy & Palepu (2001) beschrijven, aansluitend op Jensen & Meckling (1976), dat het management meer informatie heeft over de toekomstige prestaties van een onderneming dan buitenstaanders en dus dat informatieasymmetrie aanwezig is. De verplichting van het uitbrengen van rapportages kan helpen bij het verminderen van de informatieasymmetrie, maar neemt dit probleem niet helemaal weg (Healy & Palepu, 1998). In later onderzoek van Healy & Palepu (2001) wordt dit bevestigd. Hierin concluderen zij dat bij het perfect werken van verslaggevingsregels, het management alle volgens deze regels vereiste informatie over de organisatie naar hun belanghebbenden zal communiceren. Echter, bij het imperfect werken van de verslaggevingsregels zal het management een afweging maken wat wel te publiceren en wat niet. Hierbij komt het aspect van het uitbrengen van vrijwillige rapportages om de hoek kijken.

Lim et al. (2007) noemen in hun artikel verschillende factoren die van invloed zijn op de afweging om al dan niet over te gaan op vrijwillige rapportages. Zo kan het management hier toe overgaan om hun reputatie te beschermen of om te laten zien dat ze handelen in het belang van de aandeelhouders. Een andere belangrijke reden die Lim et al. (2007) noemen is om de informatieasymmetrie tussen het management en de aandeelhouders te verkleinen. Dit argument wordt ondersteund door Arvidsson (2011). Zij concludeert in haar onderzoek dat het management van organisaties steeds meer het belang inziet van het beschrijven van de waarde van immateriële vaste activa en de rol die zij spelen in het proces van waardecreatie. Dit is een aspect waarin financiële verslaggeving over het algemeen tekort schiet. Vrijwillige rapportages kunnen deze tekortkoming compenseren en daarmee de informatieasymmetrie tussen aandeelhouders en het management verkleinen (Arvidsson, 2011).

In de vorige paragraaf is al geconcludeerd dat meer aandacht voor duurzaamheid zorgt voor meer transparante financiële verslaggeving en daardoor leidt tot minder informatieasymmetrie (Kim et al. 2007). De reden dat de aandacht voor duurzaamheid zorgt voor meer transparante verslaggeving is dat duurzaamheidsprestaties vrijwillige rapportages stimuleren (Cho et al., 2013; Clarkson et al., 2008; Patten, 2002). Clarkson et al. (2008) concluderen dat goed presterende ondernemingen op het gebied van duurzaamheid hun goede prestaties graag kenbaar willen maken, terwijl Patten (2002) concludeert dat slecht presterende ondernemingen op het gebied van duurzaamheid graag hun slechte prestaties willen verklaren. Goede en slechte duurzaamheidsprestaties zouden dus beiden moeten leiden tot meer vrijwillige rapportages. Op basis van de voluntary disclosure theorie kan geconcludeerd worden dat organisaties verschillende redenen kunnen hebben voor het uitbrengen van een Integrated Report op vrijwillige basis. Allereerst komt hier dezelfde reden terug als in de vorige paragraaf, namelijk het verkleinen van de informatieasymmetrie tussen de aandeelhouders en het management..

(13)

12

Daarnaast kan reputatie een belangrijke rol spelen in het al dan niet publiceren van een

Integrated Report.

2.2.3 Stakeholder- en legitimiteitstheorie

De hiervoor besproken theorieën richten zich op de relatie tussen de aandeelhouders en het management. Een organisatie heeft echter meer belanghebbenden dan alleen de aandeelhouders. De stakeholder- en de legitimiteitstheorie zijn twee theorieën die zich richten op alle belanghebbenden van een organisatie. Deegan en Blomquist (2006) stellen in hun onderzoek dat de stakeholdertheorie gaat over de relatie tussen de verschillende belanghebbenden en de onderneming en de invloed die deze belanghebbenden kunnen uitoefenen op de onderneming. Deegan en Blomquist (2006) geven duidelijk aan dat het bij de legitimiteitstheorie gaat over de relatie tussen de maatschappij als geheel en de onderneming. Het grote verschil hierbij is dus dat de stakeholdertheorie kijkt naar de specifieke belanghebbenden van de organisatie en de legitimiteitstheorie naar de maatschappij als geheel. Verslaggeving is een belangrijk aspect in de relatie tussen de belanghebbenden en de maatschappij enerzijds en de organisatie anderzijds, omdat belanghebbenden en de maatschappij hun informatie over de organisatie voornamelijk uit de rapportages halen.

Cho en Patten (2007) kijken in hun onderzoek naar de mate van vrijwillige rapportages over maatschappelijke onderwerpen op basis van de legitimiteitstheorie. Zij concluderen dat organisaties die worden blootgesteld aan meer publieke druk door de maatschappelijke en politieke omgeving, bijvoorbeeld organisaties met slechtere duurzaamheidsprestaties, uitgebreidere of positievere vrijwillige maatschappelijke rapportages uitbrengen om de bedreiging van hun legitimiteit weg te nemen.

Vanuit de stakeholder- en de legitimiteitstheorie kan het uitbrengen van een Integrated Report helpen bij het beter informeren van de belanghebbenden en de maatschappij. Een Integrated

Report biedt meer relevante informatie voor de verschillende belanghebbenden en de

maatschappij dan een traditioneel rapport, door de aanwezigheid van niet-financiële informatie. Een betere kwaliteit en een beter inhoudelijk Integrated Report zou moeten zorgen voor een betere communicatie met de belanghebbenden van een organisatie en met de maatschappij als geheel.

2.2.4 Slack theorie

Bovenstaande theorieën proberen het uitbrengen van een Integrated Report door een organisatie te verklaren vanuit externe factoren, zoals druk van aandeelhouders en belanghebbenden van een organisatie. De slack theorie probeert het uitbrengen van een

Integrated Report te verklaren vanuit de financiële prestaties van een onderneming.

De slack theorie beweert dat betere financiële prestaties zorgen voor ruimte in de middelen, waardoor organisaties de mogelijkheid hebben om maatschappelijke investeringen te doen, zoals investeringen in duurzaamheid (Waddock & Graves, 1997). Op basis van de slack theorie is de verwachting dat organisaties met betere financiële prestaties door de extra ruimte in de middelen een kwalitatief en inhoudelijk beter Integrated Report zullen uitbrengen.

2.2.5 Good management theorie

Waar de slack theorie kijkt naar de oorzaak van de aandacht voor duurzaamheid en de rapportage daarover, kijkt de good management theorie naar de gevolgen van de aandacht voor duurzaamheid. De good management theorie beweert dat er een hoge correlatie is tussen goed management en duurzaamheid (Waddock & Graves, 1997). De reden hiervoor is dat aandacht voor duurzaamheid de relatie met de belangrijkste belanghebbenden van een organisatie verbetert, wat weer resulteert in betere prestaties van een organisatie.

(14)

13

Waar vanuit de slack theorie dus wordt geconcludeerd dat betere financiële prestaties leiden tot een kwalitatief en inhoudelijk beter Integrated Report, kan vanuit de good management theorie geconcludeerd worden dat een kwalitatief en inhoudelijk beter Integrated Report leidt tot betere financiële prestaties. Bij de hypothesevorming zal verder ingegaan worden op deze mogelijke vicieuze cirkel.

2.3 Hypothesevorming

2.3.1 Inhoud en kwaliteit van een Integrated Report

De inhoud en kwaliteit van een Integrated Report staan centraal in dit onderzoek. Voor het vormen van de hypotheses is het van belang om te weten wat er bedoeld wordt met de inhoud en kwaliteit van een Integrated Report in dit onderzoek.

De inhoud van een Integrated Report is al besproken in hoofdstuk 2.1. In het <IR> Framework (IIRC, 2013) worden acht inhoudselementen genoemd die in een Integrated Report moeten worden opgenomen. Hierbij gaat het met name om het bedrijfsmodel, de risico’s en kansen die van invloed zijn op het vermogen van de organisatie om waarde te creëren, de strategie, de prestaties en de vooruitzichten van de organisatie. Bij het bepalen van de inhoud van een

Integrated Report gaat het er om of, en in welke mate, de acht inhoudselementen terug komen in

het rapport.

De kwaliteit van een Integrated Report is nog niet eerder onderdeel geweest van een wetenschappelijk onderzoek. De informatie in een Integrated Report, buiten de financiële jaarrekening om, betreft over het algemeen niet-financiële informatie. Om de definitie van de kwaliteit van een Integrated Report te bepalen, zullen we gebruik maken van de definitie die wordt gehanteerd voor de kwaliteit van duurzaamheidsverslaggeving. Dit betreft eveneens niet-financiële informatie en is daarom goed vergelijkbaar.

De Global Reporting Initiative (GRI, 2013) noemt in de G4 richtlijnen voor duurzaamheids-verslaggeving enkele principes voor de kwaliteit van het rapport. Belangrijke principes volgens de G4 richtlijnen zijn balans tussen positieve en negatieve informatie over de prestaties van de organisatie, vergelijkbaarheid, nauwkeurigheid, tijdigheid, helderheid en betrouwbaarheid (GRI, 2013). Deze principes komen ook terug in de grondbeginselen van het <IR> Framework waar betrouwbaarheid, volledigheid, consistentie en vergelijkbaarheid worden genoemd (IIRC, 2013). De kwaliteit van een Integrated Report zal in dit onderzoek gedefinieerd worden als een rapport met gebalanceerde, vergelijkbare, nauwkeurige, tijdige, heldere, betrouwbare en volledige informatie.

2.3.2 Financiële prestaties en Integrated Reporting

Verschillende wetenschappelijke onderzoeken hebben een positieve relatie gevonden tussen de financiële prestaties van een onderneming en de mate van vrijwillig rapporteren. Zo vinden Gul & Leung (2004) in hun onderzoek een positieve relatie tussen de financiële prestaties van een organisatie en de mate van vrijwillig rapporteren. Volgens Raffournier (1995) zullen organisaties met goede financiële prestaties meer vrijwillig rapporteren om zo de positie en de beloning van de managers veilig te stellen. Dit sluit aan bij het onderzoek van Lim et al. (2007) waarin wordt beweerd dat het beschermen van de reputatie een motivatie van het management kan zijn om vrijwillig te rapporteren.

Daarnaast vinden verschillende wetenschappelijke onderzoeken ook een positieve relatie tussen de financiële prestaties van een organisatie en de duurzaamheidsprestaties van deze organisatie en de rapportage daarover. Waddock & Graves (1997) vinden een positieve relatie tussen de financiële prestaties en de duurzaamheidsprestaties van een organisatie. Zij verklaren deze relatie op basis van de eerder genoemde slack theorie. Cheng et al. (2015) hebben verder

(15)

14

onderzoek gedaan naar deze relatie aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek van Waddock & Graves (1997). Zij vinden eveneens een positieve relatie tussen de financiële prestaties en de duurzaamheidsprestaties van een organisatie. Ook zij stellen dat winstgevende organisaties meer middelen hebben om zich bezig te houden met het verbeteren van duurzaamheidsprestaties. Cheng et al. (2015) concluderen bovendien dat winstgevende organisaties meer middelen tot hun beschikking hebben om duurzaamheidsrapportages uit te brengen. Aan de hand van de onderzoeken van Waddock en Graves (1997) en Cheng et al. (2015) kan geconcludeerd worden dat financiële prestaties niet alleen leiden tot betere duurzaamheidsprestaties, maar ook van invloed zijn op de verslaggeving daarover.

Een belangrijk aspect dat Waddock & Graves (1997) en Cheng et al. (2015) allebei benoemen, is dat de relatie tussen de financiële prestaties en de duurzaamheidsprestaties van een organisatie een vicieuze cirkel is. Waddock & Graves (1997) vermoedden op basis van de bovengenoemde

good management theorie dat betere duurzaamheidsprestaties zullen leiden tot betere financiële

prestaties. Orlitzky et al. (2003) bevestigen in hun onderzoek het vermoeden dat Waddock & Graves (1997) hadden over deze vicieuze cirkel. Zij vinden een bidirectionele relatie tussen de financiële prestaties en de duurzaamheidsprestaties van een organisatie. Het meest recente onderzoek waarin deze vicieuze cirkel wordt bevestigd is van Cheng et al. (2015). De verbeterde duurzaamheidsprestaties door de betere financiële prestaties en de rapportages die een organisatie hierover publiceert, zullen leiden tot een competitief voordeel voor een organisatie wat de financiële prestaties weer zal verbeteren.

Uit bovenstaande onderzoeken kan geconcludeerd worden dat betere financiële prestaties leiden tot meer vrijwillige rapportages. Gezien het feit dat het uitbrengen van een Integrated

Report een vorm van vrijwillige rapportage is, is de verwachting dat betere financiële prestaties

zullen leiden tot een inhoudelijk beter Integrated Report. Daarnaast hebben organisaties met betere financiële prestaties betere prestaties op het gebied van duurzaamheid, omdat ze meer middelen hebben om zich bezig te houden met duurzaamheid. Belangrijk om hierbij te vermelden is dat eerder onderzoek (Waddock & Graves, 1997; Orlitzky et al., 2003; Cheng et al., 2015) concludeert dat er een vicieuze cirkel bestaat tussen deze relatie. Cheng et al. (2015) hebben in hun onderzoek ook de link gelegd tussen de duurzaamheidsprestaties en de rapportage daarover. Zoals hiervoor al beschreven, bevat Integrated Reporting net als duurzaamheidsverslaggeving veel niet-financiële informatie. Daarom verwachten we dat organisaties met betere financiële prestaties meer middelen hebben om zich bezig te houden met waardecreatie voor belanghebbenden en de rapportage hierover. De verwachting is dat organisaties met betere financiële prestaties meer zullen toelichten in een Integrated Report en als gevolg daarvan een groter aantal (van de acht genoemde) inhoudselementen terugkomt in het Integrated Report en de opgenomen inhoudselementen ook uitvoeriger worden toegelicht. Derhalve is de verwachting dat de inhoud van een Integrated Report positief beïnvloed zal worden door de financiële prestaties van een organisatie.

H1: De inhoud van een Integrated Report wordt positief beïnvloed door de financiële prestaties van een organisatie.

Zoals hierboven beschreven, hebben organisaties met betere financiële prestaties meer middelen om zich bezig te houden met de rapportage over duurzaamheid (Cheng et al. 2015). De verwachting is dat dit niet alleen invloed heeft op de inhoud van een Integrated Report, maar ook op de kwaliteit ervan. Dit wordt bevestigd door Tuwaijri et al. (2004). Zij vinden een positief verband tussen de duurzaamheidsprestaties van een organisatie en de inhoud en de kwaliteit van duurzaamheidsverslaggeving. Op basis van het onderzoek van Tuwaijri et al. (2004) is daarom de verwachting dat betere financiële prestaties ook leiden tot een betere kwaliteit van een Integrated Report, doordat deze organisaties hiervoor meer middelen tot hun beschikking hebben.

(16)

15

H2: De kwaliteit van een Integrated Report wordt positief beïnvloed door de financiële prestaties van een organisatie.

2.3.3 Sector en Integrated Reporting

De vraag in welke sectoren organisaties over zullen gaan tot vrijwillige rapportages over duurzaamheidsprestaties, waaronder Integrated Reporting, wordt veel besproken in de wetenschappelijke literatuur. Deze vraag wordt beantwoord op basis van de voluntary disclosure theorie en de stakeholder- en legitimiteitstheorie. Deze theorieën komen echter niet tot een eenduidig antwoord.

Op basis van de voluntary disclosure theorie wordt een positieve relatie verwacht tussen de maatschappelijke prestaties van een organisatie en de mate van rapportage over deze prestaties. De reden hiervoor is dat maatschappelijk goed presenterende ondernemingen dit graag kenbaar willen maken aan de buitenwereld, terwijl slecht presterende organisaties juist zo weinig mogelijk willen rapporteren (Clarkson et al., 2008). Clarkson et al. (2008) vinden een positieve relatie tussen de duurzaamheidsprestaties en de mate van vrijwillige rapportage over duurzaamheid door organisaties. Tuwaijri et al. (2004) vinden ook een positieve relatie tussen duurzaamheidsprestaties van een organisatie en de rapportage daarover. De verwachting is op basis van de voluntary disclosure theorie derhalve dat organisaties in sectoren met goede maatschappelijke prestaties eerder over zullen gaan tot het uitbrengen van een Integrated

Report, omdat ze graag aan de belanghebbenden deze goede prestaties willen laten zien en

willen benadrukken hoe ze waarde creëren voor hen.

Echter, op basis van de stakeholder- en legitimiteitstheorie wordt juist een negatieve relatie verwacht tussen de maatschappelijke prestaties van een organisatie en de mate van rapportage daarover. Slecht presterende organisaties zullen namelijk meer sociale en politieke druk voelen en een bedreigde legitimiteit ervaren. Op basis van de stakeholder- en legitimiteitstheorie is daarom de verwachting dat maatschappelijk slecht presterende organisaties meer zullen rapporteren om zo de percepties van de belanghebbenden over de maatschappelijke prestaties van een organisatie te veranderen (Clarkson et al. 2008). Bewijs voor deze theorie wordt gevonden in verschillende wetenschappelijke onderzoeken. Zo vinden Cho & Patten (2007) dat organisaties die slechtere duurzaamheidsprestaties hebben meer rapporteren over de acht specifieke inhoudselementen die in verband staan met duurzaamheid. Patten (2002) vindt daarnaast een significante negatieve relatie tussen duurzaamheidsprestaties en duurzaamheidsverslaggeving. Zij meten, evenals Cho & Patten (2007), de mate van duurzaamheidsverslaggeving door middel van een inhoudsanalyse bestaande uit acht items die allen gerelateerd zijn aan duurzaamheid. Hij concludeert dat slechtere prestaties, in zijn geval gemeten in uitstoot van giftige gassen, leiden tot meer verslaggeving over de acht specifieke items in de inhoudsanalyse. Patten (2002) onderbouwt deze uitkomsten aan de hand van de legitimiteitstheorie. Hij stelt dat maatschappelijke verslaggeving afhangt van de blootstelling van een organisatie aan de sociale en politieke omgeving. Patten (2002) vindt daarnaast nog bewijs dat organisaties in niet-milieugevoelige sectoren bij slechte milieuprestaties eerder overgaan tot extra vrijwillige rapportages dan organisaties in milieugevoelige sectoren. Dit zou komen doordat de organisaties in de milieugevoelige sectoren al meer worden blootgesteld aan die sociale en politieke omgeving en slechte prestaties daardoor niet zorgen voor nog meer druk om uitgebreider te rapporteren (Patten, 2002). Op basis van de stakeholder- en legitimiteitstheorie is derhalve de verwachting dat organisaties die opereren in sectoren waar meer druk is van de sociale en politieke omgeving eerder een Integrated Report uit zullen brengen en ook meer zorg zullen besteden aan de kwaliteit en inhoud van het rapport.

In het onderzoek van Meng et al. (2013) worden de verklaringen vanuit de voluntary disclosure theorie en de stakeholder- en legitimiteitstheorie beiden ondersteund. Meng et al. (2013) vinden dat goed en slecht presterende organisaties op het gebied van duurzaamheid significant meer rapporteren over duurzaamheid dan gemiddeld presterende organisaties.

(17)

16

Uit bovenstaande onderzoeken blijkt dat de maatschappelijke prestaties van organisaties en de sociale en politieke druk die organisaties ervaren, van invloed zijn op de mate van verslaggeving. Vanuit de voluntary disclosure theorie kan worden beredeneerd dat organisaties in sectoren met goede maatschappelijke prestaties een betere inhoud en kwaliteit van een Integrated Report zullen hebben. Vanuit de stakeholder- en legitimiteitstheorie is echter de verwachting dat organisaties in sectoren waar veel sociale en politieke druk wordt ervaren, als gevolg van slechte maatschappelijke prestaties, een betere inhoud en kwaliteit van een Integrated Report hebben. In de vorige paragraaf is de hypothese opgesteld dat de financiële prestaties van organisaties positief van invloed zijn op de kwaliteit en inhoud van een Integrated Report, omdat een organisatie meer middelen tot haar beschikking heeft voor het opstellen en publiceren van een

Integrated Report. Aan de hand van bovenstaande theorieën kan beredeneerd worden dat een

organisatie een afweging zal maken of, en in welke mate, deze extra middelen beschikbaar worden gesteld voor het opstellen van een Integrated Report. Gebaseerd op de voluntary

disclosure theorie en de stakeholder- en legitimiteitstheorie is de verwachting dat de

maatschappelijke prestaties van organisaties in de verschillende sectoren, in welke vorm dan ook, van invloed zijn op deze afwegingen.

H3: De relatie tussen de financiële prestaties van een organisatie en de kwaliteit en inhoud van een Integrated Report wordt beïnvloed door de maatschappelijke prestaties van organisaties in de verschillende sectoren.

De opgestelde hypotheses zijn schematisch weergegeven in figuur 1.

(18)

17

3. Methodologie

In dit hoofdstuk wordt de onderzoeksopzet besproken. Allereerst wordt beschreven hoe de sample tot stand komt en welke organisaties meegenomen worden in dit onderzoek. Vervolgens worden de afhankelijke en onafhankelijke variabelen beschreven en zal er uitgelegd worden hoe deze variabelen gemeten worden. Ook worden hier de controlevariabelen toegelicht. Tenslotte wordt in de laatste paragraaf een empirisch model opgesteld dat gehanteerd zal worden bij de regressieanalyse.

3.1 Sample

De kwaliteit en inhoud van maatschappelijke verslaggeving in Nederland wordt jaarlijks gemeten door middel van de Transparantiebenchmark. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door het ministerie van Economische zaken in samenwerking met EY. Voor dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van de resultaten van de Transparantiebenchmark 2015. Deze resultaten zijn gebaseerd op de jaarverslagen over het jaar 2014 van verschillende organisaties. Dit zijn de meest actuele resultaten en geven daarom het beste beeld.

De Transparantiebenchmark 2015 omvat in totaal 461 organisaties. 216 organisaties hebben een nulscore behaald op de Transparantiebenchmark. Het behalen van een nulscore kan verschillende redenen hebben, bijvoorbeeld het niet kosteloos en publiek beschikbaar stellen van het verslag of het niet tijdig uitbrengen van een verslag (Ministerie van Economische Zaken, 2015a). Deze organisaties zullen niet meegenomen worden in de sample, aangezien deze nulscores de resultaten kunnen vertekenen.

De Transparantiebenchmark beoordeelt de maatschappelijke verslaggeving van organisaties in Nederland. De verschijningsvorm verschilt onder de deelnemende organisaties. De deelnemende organisaties die geen nulscore hebben behaald, hebben een self-assessment ingevuld en daarin onder andere aangegeven wat de verschijningsvorm van hun verslag is. Van de 245 organisaties heeft 41% aangegeven dat ze een Integrated Report uitbrengen (Ministerie van Economische Zaken, 2015a). Dit komt neer op een aantal van 100 organisaties. De lijst met organisaties die hebben aangegeven dat ze een Integrated Report uitbrengen, wordt niet publiek beschikbaar gesteld. Derhalve zijn de jaarverslagen van de 245 ondernemingen geanalyseerd om te bepalen welke organisaties een rapportage uitbrengen in de vorm van een Integrated Report.

Bij het analyseren van de jaarverslagen is een aantal criteria gehanteerd. Allereerst is gekeken welke organisaties een rapport uitbrengen met de titel Integrated Report of het begrip

Integrated Report terug laten komen in hun rapport. Deze organisaties zijn opgenomen in de

sample. Daarnaast is gekeken of in de jaarverslagen wordt genoemd dat de criteria van de

International Integrated Reporting Council (IIRC) zijn gehanteerd bij het opstellen van het

verslag. Deze criteria hebben betrekking op het uitbrengen van een Integrated Report, derhalve wordt aangenomen dat organisaties een Integrated Report uitbrengen als ze gebruik maken van deze criteria. Om deze reden zijn deze organisaties opgenomen in de sample. In het theoretisch kader is gesteld dat het begrip waardecreatie een belangrijk kenmerk is van een Integrated

Report (IIRC, 2013). Derhalve zijn alle organisaties die in hun jaarverslag ingaan op de vraag hoe

ze waarde creëren voor hun belanghebbenden, eveneens opgenomen in de sample. Tot slot zijn alle organisaties die hun duurzaamheidsrapport hebben geïntegreerd in hun jaarverslag ook opgenomen in de sample.

Op basis van bovenstaande selectiecriteria bestaat de totale sample voor dit onderzoek uit 92 organisaties. De lijst met organisaties en de criteria op basis waarvan ze zijn opgenomen in de sample, is te vinden in bijlage 1.

3.2 Afhankelijke variabelen

De afhankelijke variabelen in dit onderzoek zijn de kwaliteit en inhoud van een Integrated

(19)

18

meten, wordt gebruik gemaakt van de resultaten van de Transparantiebenchmark 2015. De criteria die in de Transparantiebenchmark worden gebruikt voor het meten van de inhoud en kwaliteit van een maatschappelijk verslag zijn onder andere opgesteld aan de hand van de G4 richtlijn, het IIRC raamwerk en de OESO-richtlijnen voor multinationals (Ministerie van Economische Zaken, 2015a). Elk criterium omvat een aantal stellingen waar organisaties punten op kunnen verdienen. Des te beter een bepaald criterium wordt toegelicht in het verslag, des te meer punten een organisatie verdient op dat criterium. In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de specifieke criteria voor de inhoud en voor de kwaliteit van een Integrated Report.

3.2.1 Inhoud van een Integrated Report

De onderstaande criteria worden in de Transparantiebenchmark gehanteerd bij het beoordelen van de inhoud van een maatschappelijk verslag (Ministerie van Economische Zaken, 2015b). Het maximaal aantal te behalen punten op de inhoudselementen van de Transparantiebenchmark 2015 is 100. Hierbij staan 0 punten voor een inhoudelijk zwak rapport en 100 punten voor een inhoudelijk excellent rapport. Tussen haakjes staat het maximaal aantal te behalen punten per criterium aangegeven.

1. Onderneming en bedrijfsmodel (33)

a. Profiel en waardeketen (10). De mate waarin de aard en omvang van de organisatie wordt toegelicht, de organisatie een overzicht geeft van de waardeketen waarin zij opereert en de belangrijkste maatschappelijke aspecten binnen deze waardeketen en de toelichting die wordt gegeven op de onderwerpen die de organisatie van materieel belang acht voor deze waardeketen.

b. Proces van waardecreatie (10). De mate waarin door de organisatie een beschrijving wordt gegeven van het bedrijfsmodel waarmee waarde wordt gecreëerd voor de belanghebbenden.

c. Omgevingsanalyse (inclusief risico’s en kansen)(8). De mate waarin een toelichting wordt gegeven op de omgeving waarin de onderneming opereert en de risico’s die de organisatie beïnvloeden.

d. Strategische context (5). De mate waarin de organisatie inzicht verschaft in de context van haar beleid en activiteiten door een toelichting te geven op de organisatiestrategie.

2. Beleid en resultaten (34)

a. Beleid en (zelf opgelegde) verplichtingen (5). De mate waarin de organisatie een

toelichting geeft op het door haar gevoerde beleid ten aanzien van de maatschappelijke aspecten van ondernemen.

b. Doelstellingen (5). De mate waarin concrete doelstellingen ten aanzien van de

maatschappelijke aspecten van ondernemen worden genoemd en toegelicht door de organisatie.

c. Economische aspecten van ondernemen (8). De mate waarin het Integrated Report

inzicht geeft in de resultaten van de organisatie ten aanzien van de economische aspecten van ondernemen.

d. Milieuaspecten van ondernemen (8). De mate waarin het Integrated Report inzicht

geeft in de resultaten van de organisatie ten aanzien van de milieuaspecten van ondernemen.

e. Sociale aspecten van ondernemen (8). De mate waarin het Integrated Report inzicht

geeft in de resultaten van de organisatie ten aanzien van de sociale aspecten van ondernemen.

3. Managementaanpak (33)

a. Governance en renumeratie (10). De mate waarin inzicht wordt gegeven in de

organisatiestructuur, een beschrijving wordt gegeven van het bestuur en de wijze waarop toezicht wordt gehouden, een beschrijving wordt gegeven van de taken en verantwoordelijkheden ten aanzien van de identificatie, beleidsvorming, managementaanpak en evaluatie van de materiële aspecten van ondernemen en een

(20)

19

beschrijving wordt gegeven van het beleid ten aanzien van de renumeratie van de bestuurders en het hoger management.

b. Sturing en beheersing (8). De mate waarin een algemene beschrijving wordt gegeven van het proces van sturing en beheersing met betrekking tot de maatschappelijke aspecten van ondernemen en een specifieke toelichting wordt gegeven op de manier waarop het management sturing geeft aan de geïdentificeerde materiële onderwerpen.

c. Toekomstverwachting (5). De mate waarin in het Integrated Report een toelichting

wordt gegeven op de verwachtingen van de organisatie op het gebied van interne en/of externe ontwikkelingen en trends die het bedrijfsmodel, de strategie of de managementaanpak beïnvloeden.

d. Verslaggevingscriteria (10). De mate waarin de organisatie een toelichting geeft op

het verslaggevingsbeleid en –proces en een toelichting wordt gegeven op de reikwijdte en afbakening van het Integrated Report.

3.2.2 Kwaliteit van een Integrated Report

De onderstaande criteria gebruikt het ministerie van Economische Zaken bij het meten van de kwaliteit van maatschappelijke verslaggeving, waaronder Integrated reports (Ministerie van Economische Zaken, 2015b). Het maximaal aantal te behalen punten op de kwaliteitselementen van de Transparantiebenchmark 2015 is 100. Hierbij staan 0 punten voor een kwalitatief zwak rapport en 100 punten voor een kwalitatief excellent rapport. Tussen haakjes staat het maximaal aantal te behalen punten per criterium aangegeven.

1. Relevantie (20)

a. Materialiteit (8). De maatschappelijke onderwerpen waarover gerapporteerd wordt

zijn van materieel belang.

b. Reikwijdte en afbakening (5). De gekozen reikwijdte en afbakening van het Integrated Report komt tegemoet aan de informatiebehoeften van de

belanghebbenden.

c. Tijdigheid (7). Het Integrated Report wordt tijdig naar buiten gebracht door de

organisatie. 2. Duidelijkheid (20)

a. Begrijpelijkheid (6). De organisatie heeft in het Integrated Report een begrippenlijst

opgenomen die ingaat op de financiële en niet-financiële onderwerpen.

b. Beknoptheid (4). Het Integrated Report bevat een kernachtige samenvatting met

daarin de belangrijkste resultaten op economisch-, milieu- en sociaal gebied.

c. Inzichtelijkheid (7). Het Integrated Report is zo ingericht dat gebruikers in staat zijn

om de informatie te vergelijken in de tijd en de kwantitatieve informatie inzichtelijk is weergegeven.

d. Toegankelijkheid (3). Het Integrated Report is toegankelijk en eenvoudig te vinden. 3. Betrouwbaarheid (20)

a. Juistheid, volledigheid en getrouw beeld (17). Het Integrated Report bevat een ondertekende verklaring van een onafhankelijke partij die zekerheid geeft omtrent de betrouwbaarheid van de informatie en in het Integrated Report geven externen hun mening over de ontwikkelingen en resultaten ten aanzien van de maatschappelijke aspecten van ondernemen.

b. Voorzichtigheid (3). In het Integrated Report geeft de organisatie een toelichting op de onzekerheden van de gerapporteerde data.

4. Responsiviteit (20)

a. Gerichtheid op belanghebbenden (13). De organisatie legt uit hoe belanghebbenden worden betrokken bij het beleid en de activiteiten en hoe rekening wordt gehouden met hun belangen en verwachtingen. Daarnaast moet duidelijk worden uit het

Integrated Report dat de organisatie zich bij het inrichten van het Ingrated Report

(21)

20

b. Bijdrage aan maatschappelijk debat (2). De organisatie draagt in haar Integrated

Report bij aan het bewustzijn of begrip van maatschappelijke thema’s.

c. Durf (5). De organisatie durft zich kwetsbaar op te stellen door uitdagingen en

kwesties publiekelijk te delen. 5. Samenhang (20)

a. Strategische focus (5). Uit het Integrated Report moet blijken hoe het maatschappelijke beleid zich verhoudt tot de gekozen strategie van de organisatie. b. Contextuele samenhang (6). Er is sprake van een goede samenhang van de

informatie in het Integrated Report.

c. Integratie (6). De organisatie geeft een toelichting op de maatschappelijke aspecten

van ondernemen in de bredere context van maatschappelijke ontwikkelingen. d. Vergelijkbaarheid (3). Het Integrated Report is zo ingericht dat het vergelijkingen

met andere ondernemingen mogelijk maakt.

3.3 Onafhankelijke variabelen

De onafhankelijke variabelen in dit onderzoek zijn de financiële prestaties van een organisatie en de sector waarin de organisatie opereert. Deze variabelen worden in de volgende paragrafen toegelicht.

3.3.1 Financiële prestaties

De financiële prestaties van een organisatie worden gemeten door de gemiddelde return on assets (ROA) over de jaren 2010 tot en met 2014. Het gebruik van de ROA voor het meten van de financiële prestaties is in lijn met het onderzoek van Gull & Leung (2004) en Clarkson et al. (2008). De return on assets in een jaar wordt gemeten aan de hand van formule 1 en 2:

ROA = Winst voor interest en belastingen / gemiddelde totale activa (formule 1)

Gemiddelde totale activa = (Beginstand totale activa + eindstand totale activa)/2 (formule 2) Er is gekozen om de gemiddelde ROA te nemen over de jaren 2010 tot en met 2014 om te voorkomen dat er een vertekend beeld ontstaat in de resultaten door eenmalige goede of slechte prestaties van een onderneming.

3.3.2 Sector

In dit onderzoek zal de sector als modererende variabele gebruikt worden. In de Transparantiebenchmark worden de deelnemende organisaties ingedeeld in verschillende sectoren. Deze indeling zal ook gehanteerd worden bij dit onderzoek.

3.3.3 Controlevariabelen

In dit onderzoek wordt als eerste controlevariabele de organisatiegrootte gebruikt. Raffournier (1995) concludeerde in zijn onderzoek al dat grotere organisaties uitgebreider rapporteren dan kleinere organisaties. In latere onderzoeken op het gebied van duurzaamheidsverslaggeving wordt de organisatiegrootte dan ook vaak als controlevariabele gehanteerd (Bachoo, 2013; Patten, 2002). Organisatiegrootte zal, net als in het onderzoek van Patten (2002), gemeten worden als het logaritme van de omzet van een organisatie in het jaar 2014.

De tweede controlevariabele in dit onderzoek is de financieringsstructuur. Dit is in lijn met het onderzoek van Francis et al. (2005). Zij stellen dat organisaties met meer schulden hogere agencykosten hebben en dat er daardoor meer behoefte is aan rapportages. De financieringsstructuur wordt net als in het onderzoek van Francis et al. (2005) gemeten door de kortlopende plus langlopende schulden te delen door het balanstotaal.

(22)

21

3.4 Empirisch model

In hypothese 1 wordt de relatie tussen de financiële prestaties en de inhoud van een Integrated

Report onderzocht. Dit wordt gedaan met behulp van een lineaire regressie aan de hand van

formule 3:

Inhoud IR = β0 + β1 ROA + β2 GROOTTE + β3 FIN (formule 3)

Waar:

Inhoud IR = het aantal behaalde punten van een organisatie op de inhoudselementen van de Transparantiebenchmark 2015.

ROA = de gemiddelde Return on Assets over de jaren 2010 tot en met 2014. GROOTTE = logaritme van de omzet in het jaar 2014.

FIN = de financieringsstructuur van een organisatie per balansdatum in 2014 gemeten door de totale schulden te delen door het balanstotaal.

In hypothese 2 wordt de relatie tussen de financiële prestaties en de kwaliteit van een

Integrated Report onderzocht. Dit wordt eveneens gedaan met behulp van een lineaire regressie

aan de hand van formule 4:

Kwaliteit IR = β0 + β1 ROA + β2 GROOTTE + β3 FIN (formule 4)

Waar:

Kwaliteit IR = het aantal behaalde punten van een organisatie op de kwaliteitselementen van de Transparantiebenchmark 2015.

In hypothese 3 wordt gekeken naar de invloed van de sector op de relatie tussen de financiële prestaties van een organisatie en de inhoud en kwaliteit van een Integrated Report. Dit wordt net als bij de vorige hypotheses gemeten met behulp van een lineaire regressie aan de hand van formule 5:

Inhoud en kwaliteit IR = β0 + β1 ROA + β2 SECTOR + β3 ROA * SECTOR + (formule 5)

β4 GROOTTE + β5 FIN

Waar: Inhoud en kwaliteit IR

= het aantal behaalde punten van een organisatie op de inhouds- en kwaliteitselementen van de Transparantiebenchmark 2015.

SECTOR = de sector waarin een organisatie opereert genummerd van 1 tot en met 16. Zie tabel 3 voor de nummering van de gehanteerde sectoren.

Referenties

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door het geringe aantal onderzoeken naar de relatie tussen het relatieve aantal boardleden met een buitenlandse nationaliteit en de mate van (Voluntary) Disclosure, is gekozen om

Tevens is een beperking in dit onderzoek dat alleen integrated reports worden meegenomen die zijn opgenomen in het IIRC Pilot Programme, terwijl er ondernemingen zijn die niet in

Concluderend zijn er bij Nederlandse pensioenfondsen wel verbanden aan te tonen tussen het aantal toezichthoudende bestuurders (en in een enkel geval het totale aantal

agreements, based on a dialogue between the state and the universities, have been introduced. The reforms aimed to improve quality, increase productivity, and enhance

THE HIDDEN BURDEN OF DEVELOPMENT FINANCIAL SECRECY ACROSS OECD COUNTRIES AND THE ROLE OF THE UNITED STATES IN SHAPING GLOBAL CORRUPTION UNIVERSITY OF AMSTERDAM GRADUATE SCHOOL

Met deze tien hypothesen, waarvan er vier keer twee contrasterende hypothesen zijn op partijniveau, een op individueel niveau van de politicus en een op brede niveau van de

exploratory study, our aim was to examine the relationship between the two sets of variables (cultural tolerance and emotional sensitivity) and whether these predict

Gezien de lage prevalentie van psychopathie in ‘normale’ populaties werd niet verwacht dat in het huidig onderzoek subtypen onderscheiden konden worden die getypeerd werden door