• No results found

'BIBLIOTHEEK KITLV,

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "'BIBLIOTHEEK KITLV,"

Copied!
136
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)
(3)
(4)
(5)

OVERGEORBKT BIT THEMIS , RE«TSKBNDHi TIJHSCHR

Ooerzigl over de nieuwe wetijeoing voor Nederlands Indiè, door Mrs. A. DE PINTO en G I J S B . M. VAS

DEP^ L l S D E N .

I N L E I D I N G .

De twintig j a r e n , die bij d e o p r i g t i n g van het koningrijk der Nederlanden verloopen w a r e n , hadden ons afgetobd.

In de laatslen had stomme onderwerping aan vreemde w i l l e k e u r , de vroegere hoogdravenheid dier eerste j a - ren van vrijheid en gelijkheid vervangen. Niet zonder

schaamte konden wij op die allengs en allengs inge- korte uitgelatenheid terugzien. Zoo wij niet daardoor reeds warsch waren van s t a a t k u n d i g d e n k e n , hel. spre- ken allhans was ons verboden ; zoowel als ons de bron van bestaan was g e s t o p t , en alle vrijheid v a n b e w e g i n g benomen. Nederland voelde zich doodgaan onder den d r u k . En toch had hel ligchaam nog te veel levens- k r a c h t , om als een uitgeteerde, het. sterven gelaten

(6)

le k u n n e n aanzien. Eindelijk werd de nijpende s p a n n i n g , die van j a a r tot j a a r strakker was geworden , eensklaps geslaakt door de hooggeroemde verlossing van 1 8 1 3 .

W a n t de loop der omstandigheden had het j u k , dat ons knelde , vvankelbaar g e m a a k t , en , de burgerlijke moed van enkelen uitgezonderd , hadden wij niet noodig gehad veel beweging t e m a k e n om het ons van de schou- ders te doen afglijden. Uitbundig hebben wij ons zelven daarover g e p r e z e n ; gejubeld over het afwerpen van het napoleontisch dwangjuk. En met het stillende genot der zelfvoldoening zetten wij afgetobd ons tot rusten.

W e l d r a weder opgejaagd en tot grooter inspanning genoopt door de hernadering van den geweken dwang , die voor langen tijd op nieuw alle rust dreigde o n m o g e - lijk te maken , vlogen allen op. Men streed en had spoedig de overtuiging, dat voor goed alle gevaar

geweken was.

Het was toen behoefte alle k r a c h t e n in te spannen ter goede inrigting van het nieuwlings weder opgezette huis- h o u d e n , welks bestaan nu beveiligd en omvang zelfs vermeerderd was ; ons volledig bekend te maken met on- zen toestand, met wat wij hier door eigen k r a c h t e n v e r m o g t e n , met wat wij buiten Europa b e z a t e n ; ons in het licht des tijds de rigting te bepalen , die wij te volgen zouden h e b b e n , om bij de toen zich opheffende vlugl, die aanhoudend algetneener en d r u k k e r zou w o r d e n , niet achteruit te g e r a k e n , m a a r eene eerste plaats in te nemen. In plaats van d a t , dachten wij dat de zaken wel weer van zelve goed zouden gaan , eu ons als vroeger schatten en aanzien brengen zouden ; en met den glans van vergenoegen over onze heldhaftige juksafschudding op het gelaat legden wij het hoofd er bij neer.

De Grondwet bleef een gesloten boek ; die over staats- huishoudkunde sprak , werd met verveling aangehoord of als een droomer aangezien; die m e e n d e , dat in den

(7)

_ 3 -

landbouw verbeteringen moesten worden a a n g e b r a g t , werd uitgelagchen ; die , in één woord , wetenschap in toepassing wilde hebben g e b r a g t , werd wedcrlegd b e - schouwd door het alles voor goed in theorie te verkla- ren. En wie zag loen naar de Oost-Indiën om ?

De tijden der Republiek zagen den nationalen trek om alles achter slot te brengen in vollen gang. De O. I.

Compagnie was uitsluitend voor elk ander dan die tot haar b e h o o r d e ; en de K a m e r van zeventien het s c h e r m , waarachter menig licht uit de koloniën voor de natie bleef gekeerd. In de Kamer zelve heerschte traagheid en vaak schromelijke o n k u n d e . De zaken raakten allengs zoo in de w a r , dat eindelijk de nood ailes open en bloot deed komen. Toen kwamen R a p p o r t e n en Berigten , me!

Staten en Bijlagen voorzien, i n l i e t licht en door den d r u k gemeen. Maar de tijd van omwenteling was aangebroken , en bragt zooveel inlandsche b e r o e r i n g e n , dat het oog der natie al m e e r e n meer van de ontbonden Compagnie en de O. I . belangen werd afgetrokken. De eigen onop- houdelijk verslimmerende zaken , en de weinige bekend- heid van vroeger met de O. I . , zoowel als hel toen d a a r - mede gedurig bezwaarlijker en schaarsfcher worden dei- gemeenschap, verhinderden , dat er zelfs poging werd ge- daan om zich daarvan kennis te verschaften. De overgang

van het moederland in F r a n k r i j k , en van de koloniën aan Engeland vervreemdden ten slotte beiden geheel.—- Na beider hereeniging k e n d e de natie de terugerlangde bezittingen niet. De regering zelve immers kende toen daarvan noch den o m v a n g , noch de ons Jby vroegere trak- taten daar gegeven of door ons verleende regten. Zij k e n d e die zelfs tot voor weinige jaren niet ; misschien thans zelfs nog niet. En van wie bij ons mögt men betere en meerdere k e n n i s , en van den toestand van ginds vollediger weten- schap gewacht hebben ?

(8)

Het stelsel, (lat de regering o p r i g t t e , strekte niet om

«Ie natie meer met hare bezittingen eigen te maken. Eene nieuwe c o m p a g n i e , als 't ware , plaatste zich , wat de h a n - delsbetrekkingen aanging , tusschen de koloniën en de natie. Geleid , en boven allen beschermd door de rege- r i n g , scheen h e t , zoo zij slechts winsten afwierp voor alle°n , die gelds genoeg hadden om zich lol den rang- van geldschietende deelhebbers te kunnen verheffen, genoeg gedaan ten aanzien der handelsbetrekkingen van de natie en hare koloniën. Uit het o o g p u n t , waaruit de regering de overzeesche bezittingen b e s c h o u w d e , scheen h e t , zoo al niet gaarne gezien, echter geheel buiten aanmerking te blijven , of anderen daardoor werden uit- gesloten, en het vormen van banden verhinderd , die i n n i - ger de beide gewesten verbonden zouden h e b b e n e n min- der door éénen slag af te snijden zouden zijn geweest, dan de ééne groole lijn , waar men nu bijkans alles aan loopen liet. Zij zelve ioch was hinderpaal voor een vrij , onbeperkt verkeer tusschen beiden; k e u r d e uitbreiding van nederlandsche bevolking en kolonisatie af; belemmerde allhans deze m e e r , dan zij ze bevorderde. Men wilde daar

vrümagtig heersenen, om hier de handen r u i m e r Ie hebben;

en die landen werden minder als nederlandsche kolomen, als overzeesche kroonlanden beschouwd , waar de natie alleen toe geroepen s c h e e n , om de tekorten op .Ie oosl-indische kas aan te vullen , of later te gebruiken wat men wel als overschot wilde laten.

Dit alles werkte zamen om de kennis der koloniën aan de natie te onthouden en het ontstaan van innige ver- wantschap te beletten. Van daar d a t , wal men er dan ook nog van wist, de toestand, waarin zich ginds wet- geving en regt bevonden , bijna volslagen onbekend was.

' Die toestand n o g l a n s , om met een bekwaam en der zake k u n d i g regtsgeleerde van Batavia te s p r e k e n , «schreeuwde om v e r b e t e r i n g , omdat zij overvloeide van ongerijmd-

(9)

h e d e n , tegenstrijdigheden en gebreken (1).» Zoo was het toen de koloniën weder aan Nederland k w a m e n , zoo liet men h e t , en de natie bekommerde er zich niet o m ; want zij wist het niet.

Hoe het echter in het moederland zelve ging, met aan geene opruiming van den stapel verordeningen en wetten de hand te s l a a n , die tot duisterheid en verwarring aan- leiding gaf; of met de opvolging van het grondwettelijk voorschrift, dat er nederlandsche wetboeken zouden wor- den i n g e v o e r d , waaraan nu na meer dan dertig jaren nog niet geheel is voldaan ; of met de wijze waarop ook hier onveranderd bleef, wat voor het oogenblik en pro- visioneel was daargesteld , had de aandacht moeten r o e - pen op hetgeen ginds toch wel geschiedde of liever nagelaten \yerd ; en de meerdere kennis , die wij hadden van hetgeen in de meer onder bereik van ons oog liggende W . I. plaats vond, had b e k o m m e r i n g over de bezittingen moeten w e k k e n , die zoo veel verder verwij- derd waren.

Na den s c h o k , die het door een magtwoord aaneen- gelijmde r i j k , weder in twee deelen had doen vallen, en nadat de volhardingskoorts gesleten w a s , hebben de daardoor ontstane magere j a r e n , die ons voor altijd welligt het weder vet worden zullen v e r h i n d e r e n , ons meer wakker g e m a a k t , eenige verlevendiging gegeven, en een opgewektheid doen geboren worden , d i e , hoe lang- zaam ook , echter onmiskenbaar voortdurend toegenomen zijn. De zucht is er om den eigen toestand te willen be- grijpen en verbeteren , wal der natie behoort te leeren k e n n e n , en den wakenden blik te laten gaan over al wat haar aangaat.

Vooral ook trekken de koloniën het oog. Het bestaan ( l ) Mr. P. MÏF.R , thans vice-president van liet Hooggeregtshof in Nêerlands O. I., in zijn later te vermelden opstel over de codificatie aldaar.

(10)

alleen v . an meer clan één uitsluitend daaraan gewijd tijd- schrift bewijst de vermeerderde belangstelling (1). Hare wetgeving gaat daarin deelen.

Toen in 1838 de wet op de regterlijke organisatie in werking kwam, waarin bij art. 91 is bepaald, dat de Hooge Raad in hooger beroep regtspreekt over de vonnissen bij de hoven van justitie in de koloniën of bezittingen van het rijk in andere werelddeelen gewezen, was dit ten aanzien der W . I. niets vreemds, daar, lot dien tijd toe, van daar op hel Hooggeregtshof in hel moederland hooger beroep bestaan had. Met het dââr heerschend regt was men

dus eeiiigzins vertrouwd gebleven. Maar het voorschrift van art. 91 gold ook voor de O. I.; het wekte alzoo de vraag naar het regt dal daar heerschl? Op zeer enkele uitzonderingen na, kon echter niemand die vraag beantwoorden. Zag men om naar middel tot bereiking der daartoe noodige kennis, dan vond men geene bron waaruit men ze had kunnen putten. Zóó vreemd waren de Nederlanders ge- bleven aan koloniën , waar sedert meer dan twee eeuwen nederlandscue raden van justitie over Nederlanders en aan Nederland onderhoorigen regt hadden gesproken !

Men vernam, dat er eene nieuwe wetgeving voor de Indien werd gereed gemaakt, en wachtte; men hoorde van daartoe benoemde commissiën , en zag verlangend naar haren arbeid uit. Maar te vergeefs, want alles werd in het geheim behandeld. De natie immers had daarmede niets

0

te maken; het gold immers de koloniën; de wet- geving behoefde men niet te openbaren aan haar, wel- ker hoogste regtscollegie in het moederland zelf, die wetgeving in hooger beroep toe moest passen! Zoo ver

(1) Tijdschrift voor ISederlandsch tndië, Le Batavia, de Bijdragen tot de hennis der Nederlandsche en vreemde Koloniën, Ie Utrecht, en le Moniteur des lades-Orientales et Occidentales. te 's Graven liage uit- komende.

(11)

^ 7 __

zelfs ging men van aan hare vertegenwoordiging daar- van zelfs mededeeling te onthouden , voordat het in de Oost-Indien zehen zou zijn openbaar gemaakt ! Dan kon men er kennis van nemen, even als van elke andere, in welk land ook, afgekondigde vreemde wetgeving.

Niemand echter heeft tot nog toe, hoe hij ook over de bepalingen der grondwet betreffende het bestuur der koloniën denke, den grond kunnen beseffen noch der noodzakelijkheid, noch der gepastheid om, bij die mede- deeling, boven de Slaten-Generaal der Nederlanden, aan Javanen en Chinezen den voorrang te geven (1).

(1) Ter herinnering van hetgeen betrekkelijk de Indische wetboeken in de zitting der Tweede Kamer der S. G. van 4 November 1846 is voor- gevallen , zij hier medegedeeld . wat dienaangaande in de Sfaals-Couraiil van 19 November 1846 is opgeteekend.

De lieer LüZAC zeide daarbij onder anderen: «Tenslotte moet ik her- inneren, dat. volgens bet algemeen gerucht, een geacht staatsman on- langs naar onze oostindische bezittingen vertrokken is , ten einde daal- de voor dre bezittingen nieuw ontworpene wetboeken te helpen invoeren.

Ik geloof, dat het een ongelukkig vasthouden is aan de eenmaal bij de regering aangenomene toepassing van art. 59 der grondwet, dat deze geheele zaak , eene volledige codificatie voorindie, in hel geheim isbe- handeld , en wij niet welen , welke burgerlijke wetgeving in de koloniën zal worden ingevoerd , wat. aldaar als burgerlijke en strafwet zal worden gepromidgeerd. Jk geloof, dat wij , wier medewerking ten deze mij grond- wettig schijnt vereisebt te worden, minstens het regt hebben, om aan '/,. Exc. den Minister te vragen, van ook hieromtrent volledig te wor- den ingelicht, zoo ik omtrent de door mij herinnerde facta niet in dwaling verkeer. »

De heer NEDERMEUER VAS RosENTUAl meent een enkel woord te moeten zeggen van het punt, dat ook door den geaciiten spreker uit Leiden is aangeroerd. Het betrof de omstandigheid, door de dagbladen ter algemeerie kennis gebragt, dat een aanzienlijk staats-amhtenaar naar Neêrlandsch Indië is gezonden , om daar ecne geheel nieuwe burgerlijke wetgeving en nieuwe reglerlijke instellingen in te voeren. Dit punt staat in verband meteen vraagstuk , meermalen in deze vergadering tersprake gebragt, en waaromtrent, vele leden getoond hebben met de regering in gevoelen te verschillen; het vraagstuk namelijk, welke zin aan de

(12)

Nog zou die wetgeving evenwel ons onbekend zijn of inoeijelijk te genaken , zoo niet, buiten de regering om,

u i t d r u k k i n g : opperbestuur, in h e t tegenwoordig a r t . 5 9 der g r o n d w e t , moet worden gegeven. Maar gewoonlijk gold h e t , bij het verhandelde o m t r e n t de uitgestrektheid van h e t o p p e r b e s t u n r , onderwerpen van eeneu genicngden a a r d , d a t is de zoodanige, waarin zoowel de uitvoerende als de wetgevende m a g t gerekend kon worden betrokken te zijn. Hier daar- entegen , waar het de burgerlijke regten der nederlandscbe ingezetenen, die zich in onze overzeesehe bezittingen b e v i n d e n , b e t r e f t , geldt het een zuiver wetgevend onderwerp. De spreker m e e n t d a a r o m , d a t de leden der K a m e r , !eu minste door h u n n e u i t te brengen s t e m , behoorden t e protesteren tegen de o p v a t t i n g , alsof ook zulk een zuiver wetgevend on- derwerp uitsluitend in den werkkring van h e t opperbestuur is begrepen.

Hoe dit z i j , de spreker verlangt de meest mogelijke inlichting o m t r e n t de v r a a g , of werkelijk nieuwe wetboeken en nieuwe regterlijke instel- lingen in nederlandsch Indië zullen worden ingevoerd, e n , zoo j a , of dan deze wetgevende vergadering niet hopen m a g , van deze stukken officiële mededceiing te ontvangen , en zulks niet enkel t e r bevrediging van eene zeer natuurlijke nieuwsgierigheid, maar vooral ook, o m d a t , na zulk eene m e d e d e e l i n g , a r t . 2 4 van hel nieuwe reglement van orde de K a m e r in de gelegenheid zou s t e l l e n , om over de b e g i n s e l e n , welke aan die wetboeken ten grondslag liggen , hare slem te doen hooien.

De M I N I S T E R VAN KOLONIËN* zeide : « De maatregelen der regering ten aanzien van de indische welhoeken zijn gegispt geworden als een nieuw voorbeeld van de verkeerde uitlegging , die zij a r t . 5 9 (1er grond- wet blijft geven. Die wetboeken zijn (dus zegt m e n ) , als het w a r e , in het g e h e i m , immers zonder de wetgevende K a m e r s , b e a r b e i d : daarvan is zelfs geenc mededeeling aan de Kamers g e s c h i e d , opdat zij daarmede zoude k u n n e n handelen overeenkomstig a r t . 2 4 van baar reglement

van orde.

W a t de daadzaak betreft , ï z o o heeft het volgende plaats gehad.

Van h e t o o g e n b l i k , d a t de oost-indische bezittingen in 1 8 1 6 zijn teruggekeerd onder het nederlandsch g e z a g , is de wenschelijkheid in- gezien van die m a t e van eenvormigheid tusschen het regtswezen aldaar en in het moederland , welke d e zoo verschillende omstandigheden zouden gedoogen.

Van d â â r , d a t in 1 8 1 9 de door's konings commissarissen-generaal in- gevoerde organisatie der j u s t i t i e , en alle d a a r m e d e in verband staande reglementen , den n a a m voeren van provisionele, bepalingen. Een aantal oorzaken, en daaronder de lange tijd , in hel moederland aan het her-

(13)

— 9 —

een fijne afdruk daarvan haar van achter het slot, waar zij doelloos werd geheim gehouden , als door het sleu- zien der wetboeken besteed, hebben liet provisionele In Oost-Indië tot dusver doen. voortduren. Toen zonder vrucht was beproefd, om den voorgenomen arbeid aldaar te doen verrigten, is, in 1 8 3 9 , lot dat einde eene commissie ingesteld , welke, na hare taak op de meest loffe- lijke wijze te hebben volbragt, in 1845 is ontbonden. Nadat hare voor- stellen bij de departementen van koloniën en justitie onderzocht en dooi- den Raad van State beoordeeld waren, zijn, bij kon. besluit van den 16 Mei j l , , voor nederlandsch Indië vastgesteld algemeene bepalingen van wetgeving, een reglement op de rcgterlijke organisatie en het beleid der justitie, een burgerlijk wetboek, een wetboek van koophandel en eenige bepalingen betrekkelijk misdrijven, begaan bij faillissement en surséance van betaling.

De staatsraad AVICEEBS , die aan dezen arbeid bij het onderzoek in den Haad van State een voornaam deel had gehad , is inj zending naar Indië vertrokken, om den gouverneur-generaal, bij het invoeren dier wettelijke bepalingen, op zijde te staan. Met zijne medewerking zal in Indië de laatste hand worden gelegd aan de reeds grootendeels door de commissie gereed gemaakte ontwerpen van reglementen op de burgerlijke regtsvordering en op de strafvordering voor het hoog geregtshof en de raden van justitie in nederlandsch Indië, en op de politic, de strafvor- dering en de burgerlijke regtspleging onder de inlanders. Een wetboek van strafregt, in Oost-Indië te ontwerpen, zal deze reeks van wettelijke verordeningen voltooijen.

Aan den gouverneur-generaal is in last gegeven. om de voorloopig vastgestelde wetboeken , vóór of op den 1 Mei 1847 , op de gebruikelijke wijze in nederlandsch Indië af te kondigen, om in werking te treden op of vóór den 1 Januarij 1818. Dat die wetboeken thans nog niet algemeen hekend of verkrijgbaar zijn, vindt zijne oplossing daarin , dat de gouverneur- generaal, krachtens de hem verleende bevoegdheid, nog vóór de afkondi- ging, veranderingen daarin maken kan. Eerst na die afkondiging zal liet oogenblik gekomen zijn , om die wetboeken ook hier bekend te maken.

Zietdaar, Edel Mogende Heeren, kortelijk wat met die wetboeken is voorgevallen.

Zoo ik de geachte sprekers uit Zuid-Holland en Gelderland wel be- grepen heb , dan had de regering die indische wetboeken niet behooreu vast te stellen, zonder dezelve alvorens aan de [beraadslaging der wet- gevende kamers te hebben onderworpen. Ik zal , Edel Mogende Heeren, deze bedenking kortelijk toetsen aan het regt, en aan het nut.

(14)

lelgat ter kennisse der natie en algemeen verkrijgbaar gesteld had.

W a t h e t regt betreft zal ik k o r t kunnen zijn. Steeds heeft de rege- ring beweerd (eene b e w e r i n g , t h a n s door dertig-jarige toepassing en door een aantal besluiten der S t a t e n - G e n c r a a l b e k r a c h t i g d ) , d a t de grondwet b a a r de bevoegdheid had g e s c h o n k e n , o m , in en voor de k o l o n i ë n , zonder de lusschenkomst der k a m e r s , uil te oefenen de wetgevende raagt. Met die bewering zou h e t onbestaanbaar zijn geweest., wanneer zij de wetboeken , waarvan t h a n s sprake is , bad onderworpen aan uwe beraadslaging.

W a t nu aangaat liet nut van eene zoodanige beraadslaging , ik kan , Kdel Mogende H e e r e n , mijne verwondering niet v e r b e r g e n , dat daarop is aangedrongen door hetzelfde g e a c h t e l i d , h e t w e l k , nu ruim twee jaren g e l e d e n , zóó ver g i n g , van aan deze vergadering de geschiktheid te betwisten om wetboeken te b e o o r d e e l d ! , b e s t e m d , niet voor de k o l o - niën , maar voor het moederland. « I k heb ( d u s sprak zijn Edel Mogende bij die gelegenheid; « ik heb medegewerkt t o t de zamcnslelling der nieuwe wetboeken en t o t h u n n e herziening. W i j d a c h t e n , d a t de natie ze in stomme bewondering zou aannemen. Hel is er ver van d a a n . Zij zijn bevonden vol gebreken te zijn. Van waar k o m t d a t ? Het k o m t daarvan , d a t elk lid in het ontwerp iets heeft willen brengen van zijne wijsheid en zijne ondervinding, en d a t daardoor geboren is een allerslechtst geheel. »

Hoewel ik ver b e n , van dat ongunstig oordeel over den arbeid dezer vergadering tol h e t mijne t e maken , zoo kan Zijn Kdel Mogende h e t a l t h a n s der regering niet euvel d u i d e n , d a t zij de indische wetboeken niet vooraf aan de beoordeeling der Kamer o n d e r w o r p e n , maai' dezelve buiten de K a m e r om vastgesteld h e e f t , waartoe de grondwet h a a r trouwens de volkomene bevoegdheid schonk. »

De heer LUZAC heeft gemeend , op hetgeen de minister bij de b e h a n - deling van het p u n t o m t r e n t de indische w e t b o e k e n , uit eene vroegere redevoering van hem , spreker, h e e n a a n g e h a a l d , alleen te moeten a n t - woorden . d a t hij wel deswege inlichtingen beeft g e v r a a g d , doch geens- zins den wensch beeft g e u i t . d a t de w e t b o e k e n , op dezelfde ongelukkige wijze als de nieuwe nederlandsche wetgeving , zullen worden l o t stand

gebragt.

De heer NEDERMEYER VAN ROSENTHAL is teruggekomen op de gezegden van h e t geachte lid uit Zuid-Holland en van hem zelven, o m t r e n t h e t erlangen van officiële mededeeling van de nieuwe wetboeken van de oostindische bezittingen. In zoover Z. Exc. , bij hel d a a r o m t r e n t g e -

(15)

11

De schrijvers van dit opstel hebben het niet onbelang- rijk geoordeeld de lezers van dit tijdschrift een ovérzigt

geven antwoord, de zaak zelve in het midden latende, over hel mil van zoodanige mededeeling, ook voorde wetenschap, heeft gespro- ken . heeft Z. Exc. het geuite verlangen verkeerd begrepen. Ook zonder die mededeeling zullen , na korteren of längeren tijd, deze wetboeken voor ieder verkrijgbaar zijn, en dus de wetenschap daarmede haar voor- deel kunnen doen. Maar de beide sprekers zetteden, toen zij op ecne officiële mededeeling aandrongen-, op den voorgrond, dat bet vraagstuk.

of art. 59 der grondwet werkelijk alle bemoeijenis der wetgevende magt met de wetgeving voor de overzeesche bezittingen uitsluit, altijd nog onbeslist is. Zij gaven te kennen, dal op dit oogenblik, nu de belang- rijke omstandigheid daar is , dat eene geheele nieuwe wetgeving in de overzeesche bezittingen zal worden ingevoerd, bet allezins in aanmerking kwam, om het bedoelde vraagstuk op nieuw ter toctse te brengen, c/i d a t , zoo al de regering aan hareten deze aangenomene opvatting wil vast- houden, dan nog deze vergadering een wezenlijk, dadelijk belang bij het ontvangen van officiële mededeeling der vastgestelde wetboeken heeft.

Immers, indien de regeling der regten van den burger van den slaat, zoo lang hij den bodem der nederlandsche provinciën betreedt, onmis- kenbaar tot den werkkring der wetgevende magt behoort, dan gelooft de spreker ook, dat het dezer vergadering niet onverschillig mag zijn of voor dien staatsburger, als hij zich naar de overzeesche bezittingen begeeft, ook genoegzame waarborgen voor zijne individuele vrijheid en voor de beveiliging zijner eigendoms-regten bestaan. Dit was dus het eigenlijke doel van het verzoek om officiële mededeeling, dat de verga- dering , die door baar stilzwijgen het deswege gezegde heeft ondersteund, in de gelegenheid wierd gesteld; om, indien de burgerlijke en straf- wetgeving in de overzeesche bezittingen , naar haar oordeel, wat vrijheid en veiligheid van personen en goederen betreft, niet volkomen of niel

genoegzaam was , op verandering en verbetering aan te dringen.

DE MINISTER VAN KOLONIËN geeft, in antwoord op de gezegden van den heer VAN ROSENTHAL, te kennen, d a t , zoodra op of vóór den 1 Mei 1847, de afkondiging der nieuwe wetboeken door den gouverneur- generaal zal hebben plaatsgehad, zij een gedeelte zullen uitmaken van het Staatsblad van Neêrlandsch Indië, waarin worden verzameld alle wetgevende handelingen van het oost-indisch bestuur. Dat Staatsblad nu.wordt, sedert het jaar 1 8 4 0 , geregeld aan de Kamer gezonden en zij zal mitsdien van zelve in het bezit komen der wetboeken waarvan thans de rede is.

(16)

dier wetgeving te verschaffen; rij stellen zich voor daardoor de gelegenheid te geven die wetgeving te leeren kennen , zonder dat het noodig zij die wetboeken zelve geheel te d o o r l e z e n , en alzoo de algemeene bekendheid daarvan te

bevorderen.

Vóór tot dat overzigt over te gaan schijnt het niet ondoel- matig eerst een blik te werpen op den regtstoestand, welke door die nieuwe wetgeving wordt v e r v a n g e n , en op h e t - geen do tot s t a n d b r e n g i n g dezer laatste is voorafgegaan.

De b r o n n e n . die tot het bekomen der kennis van een en ander geopend zijn, zijn schaarsch.

Twee stukken komen daartoe vooral in a a n m e r k i n g . Vooreersteen hoogst belangrijk opstel van den tegenvvoor- digen vice-president der beide hoven van Neêrlandsch Indië, waarop wij boven reeds hebben gewezen. Die «Bijdrage tot de Geschiedenis der Codificatie in Neder landsch Indie ,» dagteekent van 1839 en werd in het licht gege- in n°. 4 van den 2&™ J a a r g a n g van het Tijdschrift voor Neder landsch hidie (bl. 2 2 1 tot 2 9 6 ) ; en ten anderen een opstel, onder het opschrift: «Nieuwe wetgeving voor Nederlandsch Indië,» geplaatst op bl. 111 tot 137 van n ° . 2 der Bijdragen tot de kennis der nederla.nd.sche en

• oreemde koloniën, van 1847 (1). Het eerste betreft meer de geschiedenis der wetgeving voor Indië lot aan de laatste j a r e n , het tweede behelst voornamelijk wat in den

(1) Beide opstellen komen ook elders voor. De Hooglcerarcn DE« TEX

c n VAN HAH hebben in 1841 . in de Jaarboeten voor Regtsg. en We!«.. Deel III, bl. 3 6 - 8 1 en bl. 4 2 8 — 4 5 3 , het opstel van den heer°MïER uit het Indisch Tijdschrift overgenomen; en le Moniteur des Indes in Tome II, n». 2 , bl. 5 7 - 6 4 , n?. 3 , bl. 8 4 - 9 1 , n". 4 , bl. 110 -119 eene vertaling daarvan gegeven. Bij beide overnamen mist men echter sommige aanteckeningen , die aan het oorspronkelijk opstel door den heer MÏER waren bijgevoegd. De Moniteur heeft, ter vorming ïan één geheel, het opstel uit de Bijdragen, in Tome II, n". 5, bl. 137—143 op bet stuk van den beer M Ï E R , doen volgen en voortgezet.

(17)

— 13 -

iaalslen tijd ten aanzien der nieuwe wetgeving is geschied.

Uitvoerig is door den heer M Ï E R de geschiedenis dier vroegere wetgeving behandeld. Doch de lezing van dal stuk geeft n i e t , wat men verlangt. Namelijk een duide- lijk denkbeeld van den reglsloestand in Nederl. O. I . , zoo als deze vroeger, en nu laatstelijk vóór de invoering d e r n i e u w e wetgeving, was. W a t hij geeft heeft voorname- lijk op een deel van Java slechts b e t r e k k i n g . Hel omvat niet alle nederlandsche bezitfingen in de O. I.— Veel treft men bij hem aan van de p o g i n g e n , die voortdurend zijn beproefd om de wetgeving te verbeteren. Treurig schouw- spel ! Plannen werden b e r a a m d , ontwerpen gedurende vele j a r e n b e w e r k t , door daarmede opzettelijk belaste hooge ambtenaren o n d e r z o c h t , voleindigd v e r k l a a r d , en dan ? . . . . begraven in de kamer van zeventien of later iii het koloniaal archief! Men had zich afgesloofd; zijne krachten aan het werk gewijd, dat verbetering zou bren- gen in den toestand, welks groote gebreken dagelijks gezien en gevoeld werden; nu was het werk af; nu was er nog slechts weinig tij d s toe noodig om liet goedgekeurd uil het moederland terug te erlangen en dus de verbeteringen te zien invoeren ; het was ter opzending gereed of reeds op- gezonden , en men hoorde er nooit meer van ! — Wij kunnen de geschiedenis dezer worsteling tot het verkrijgen van v e r b e t e r i n g , die langer dan eene eeuw geduurd heeft en waarin wij den heer MYER nog in 1839 zijne strenge slem hoorden verheffen , thans 1er zijde laten.

Wij hebben ons in dit opslel alleenlijk met de zoo lang gewenschte nieuwe wetgeving te bemoeijen. Slechts zij vooraf, zoo ver ons dit mogelijk i s , opgegeven , wat daar- door vervangen wordt.

Doorliet opperbestuur der O. I. Coinpag. in de Neder- landen was in de eerste jaren van de 17d e eeuw aan den Gouverneur-Generaal en de Raden van Indië met den

(18)

meestei) ernst aanbevolen , om de goede hand daaraan te houden, dat op Batavia en op de andere plaatsen , onder het gebied der Compagnie s t a a n d e , de administratie der j u s t i t i e , «als het fundament van alle goede, wel g e r e g u -

leerde r e g e r i n g , wierd bediend volgens de instruction en praktijken in de Fereenigde Nederlandsche Provin- ciën doorgaans zoo in het civiele als in hel criminele geobserveerd.» Bij onderscheidene resolution van 1620 is voorzien in de zamenslelling van eene regterlijke rnagt, de benoeming van magistraatspersonen , en dè vestiging van regtbanken. Terwijl in het Indisch Plakkaatboek, plakkaten en ordonnantiën voorkomen , betreffende het civiel en crimineel regt. — Weinige jaren daarna begon men evenwel de behoefte te gevoelen aan een wetboek waarin alles, wat achtereenvolgens als wet afgekondigd, in onderscheidene plakkaten en ordonnantiën verspreid ,

«faslidieus en mocijelijk te lezen, en derhalve ook aan

«een iegelijk niet bekend was,» bijeen verzameld, onder- behoorlijke titels gerangschikt e n , waar het noodig zijn mögt , aangevuld ware.

Onder den gouverneur-generaal VAN DIEMEN werd lot dusdanige wetverzameling hel onlwerp gevormd , en aan den toenmaligen Pensionaris van het Hof van Justitie te Batavia, JOAN I A E T S U T K E R , daarvan de uitvoering opge- dragen. E e n j a a r daarna was deze daarmede gereed; zijn werk w e r d , na door eene commissie van «vijf R e g t s g e - leerden en Costumieren» onderzocht te zijn , zonder eenige verandering op 1 JuJij 1 6 4 2 , in R a d e ' v a n I n d i e n , met het gezag der regering bekrachtigd en verbindend ver- klaard. — Op 5 July 1642 wen! het door den Raad van Justitie te Batavia openlijk afgekondigd onder den naam van Ordonnantiën en Statuten van Batavia. Naar Neder- land opgezonden is dit ordonnanlieboek , bij de, door de Kamer van Z e v e n t i e n , met magtiging van de Stal.en- G e n e r a a l , vastgestelde instructie voor den Gouverneur-

(19)

— 15

Generaal en tie Raden van Indië , van den 26 April 1650, g o e d g e k e u r d , en daarbij b e v o l e n , dat hel zou moeten worden nageleefd, «tot dat van hier (Holland), des noodig geacht zijnde, goedgevonden mag worden anders te dis- poneren.»

Die Statuten hadden slechts kracht van wet over het gedeelte van Java, dat, van de Zuidzee tot aan de Noord- zijde des eilands, het Bantamsche rijk scheidt van dat van Cheribon , en, aan de Noordzijde, over de zee en daarom- trent gelegen eilanden ; zelfs later , toen de Compagnie een erkend landbezit had over geheel Java en op onder- scheidene dââr buiten gelegen plaatsen, hebben die Statu- ten nimmer kracht van wet gehad buiten een bepaald deal

van het eiland Java.

Het Ordonnantieboek"bevatte 48 hoofdslukken , w a a r - achter als Besluit eene algemeene bepaling gevonden w e r d , houdende dat van zoodanige z a k e n , waaromtrent niets bijzonders staat voorgeschreven, nagekomen zullen moeten worden, de r e g t e n , statuten en kostumen in de Fereenigde Nederlanden gebruikelijk , en , wanneer deze daarvan niets zouden i n h o u d e n , de beschreven Keizerlijke regten , zoo als zij op last van JUSTINIANUS zijn bijeengebragt, e n , voor zoover zij met den toestand dezer landen overeenkomen en daarop van toepassing zouden k u n n e n geacht worden.»

Latere verordeningen bragten wijzigingen en veran- deringen in de bepalingen van dit ordonnantieboek. Et- was echter verzuimd te doen wat VAN DIEMETC had voor- geschreven. Be Statuten waren niet voortdurend in over- eenstemming gehouden met de, sedert h u n n e afkondiging, bij ordonnaiitiëu en plakkaten gegeven , d a a r m e d e strij- dige voorschriften. Die nieuwe verwarring wilde men doen ophouden door de Statuten tot op dien tijd bij te werken. De Bewindhebbers zonden daartoe bevel aan den G o m e r n e u r - G e n e r a a l en Raden van I n d i ë , bij mis-

(20)

sive van 9 Julij 1715. Terstond werd op Batavia in hel volgende jaar met die « revisie en ampliatie der statuten»

een aanvang gemaakt Het werk bleef echter sleuren, zoodat eerst op 21 October 1766 door den gouverneur- generaal VÄLir DER P A R R E aan Bewindbebberen een « n a veel moeite eindelijk lol perfectie gebragt nuttig w e r k » werd opgezonden, dat de nieuwe Statuten van Batavia zou uitmaken.

Dat ontwerp van een nieuw wetboek vond, na de vijftig- jarige vermoeijenis zijner wording , runt in de Kamer van Zeventien.

De oude Statuten van Batavia, van 1642 zijn mitsdien , voor zooverre daaraan n i e t , door latere verordeningen , wettiglijk afwijkingen of toevoegsels gemaakt waren , de burgerlijke wel voor dal, gedeelte van Indië gebleven.

In de wijze van procederen, eerst bij plakkaat van 23 Augustus 1625 vastgesteld , maar vervangen door d i e , bij do Statuten van 1642 voorgeschreven, waren zoo bij den Raad van Justitie te Batavia , ais op de b u i - tenkanloren , gebreken ingeslopen , waartegen B e w i n d - hebberen bij missive van 15 Seplember 1730 opkwamen.

Mei name dat men naliet regt te spreken ««7 naam en van wege H. H.M. de Stuten-Genera al der Vereeniqde Nederlanden. Diensvolgens werden leden van den Raad

van Justitie uilgenoodigd eene nieuwe Instructie voor dien raad en de fiskaals van Indië te ontwerpen.

Eene eeuw vroeger, toen de Compagnie met reuzen- schreden vooruitging, zagen wij in twee jaren voor d e , alle deelen (1er wetgeving en huishoudelijk bestier o m -

vattende, Statuten in Indië hel plan g e v o r m d , uitge- voerd, en in hel moederland voorloopig goedgekeurd.

Eene eeuw later , toen zij op den weg van t e r u g - gang reeds vervallen en dus inspanning aller krachten te meer noodig was, hingen de handen slap. De traagheid, die de in 1 7 ( 5 gebodene herziening der Statuten in die

(21)

eeuw niet ten einde konde b r e n g e n , verhinderde ook op het punt der regtsvordering alle verbetering.

Na twaalf jaren (och was de civiele regtsvordering eerst afgewerkt. Het ontwerp w e r d , buiten den Raad van Indië o m , door dien van J u s t i t i e , in 1 7 4 3 , naar het moederland opgezonden. Nimmer werd het g o e d g e -

keurd. — Op 12 Maart 1767 stelde de Raad van J u s t i t i e , eigener g e z a g , eene nieuwe wijze van procederen vast, en bragt die buiten de regering om in werking , onder nadere goedkeuring van Bewindhebberen. Deze vroegen daarop het advijs van de indische regering , die d a a r a a n , omtrent twaalf jaren l a t e r , blijkens resolutie van 31 December 1 7 7 8 , voldeed. E n , weder omtrent twaalf jaren daarna , was hel gevolg een bevel aan den Raad

van Justitie om die nieuwe hofpraktijk af te schallen en zich naar de voorschriften van de Statuten van Ba- tavia te g e d r a g e n , immers tot dat door do naar Indië gezonden commissarissen-generaal deswege de vereischte beschikkingen zouden beraamd worden.

In 1791 werden die Commissarissen-Generaal afeezon-

o

den , zij vertoefden negen jaren in Indië , en noch om- trent de civiele regtsvordering, noch in het algemeen omtrent het ontwerp van herziene of nieuwe Statuten, werden eenige maatregelen beraamd of aan het opperbe- sluur in het moederland voorgedragen.

Alles bleef dus bij het o u d e , voor zooverre laterever- ordeningen op enkele afzonderlijke punten geene veran- dering hadden aangebragt.

In 1803 k w a m e n , in het rapport der door bet Staats- bewind aangestelde Commissie lot de Oostindische zaken, de nieuwe Statuten van Batavia nogmaals ter sprake.

De tijdsomstandigheden waren echter oorzaak , dat ook toen alles onverbeterd en bij het oude bleef.

Het engelsch bestuur liet het burgerlijk en lijfstraf- felijk regt zoo als het w a s , behoudens ten opzigtc van

(22)

dit laatste, dat alle mutilerende straffen werden afgeschaft.

Het heeft in de burgerlijke regts vorder in</ e e n p a r i g - heid g e b r a g t , door de wijze van procederen voor den

Hoogen Raad van Justitie in te voeren bij de Raden van Justitie van Samarang en Soerabaya , in plaats van d i e , welke op de buitenkanloren gevolgd werd. Het heeft het crimineel proces belangrijk veranderd , door het extraordinair proces en het scherper examen in alle za- ken , af te schaffen, en regtspraak op overtuiging van gezworenen met onmiddelijke afdoening van zaken in te voeren. Het is aan gemak en bekendheid der wijzen van regtsvorderiug zeer bevorderlijk geweest door het doen d r u k k e n en uitgeven zijner door openbare afkondiging verbindend verklaarde Wetten tot eene meer prompte , zuivere en onpartijdige administratie der Justitie op het eiland Java (1).

Op 11 Februari] 1814 stelde het nog de zoogenaamde Recjulalien op het beheer der Justitie vast ( 2 ) .

(1) Deze verzameling bevat de Instructicn voor den Hoogen Kaad van Justitie, voor de Raden van Justitie te Samarang en Soeralraya , en voor de Griffiers en verdere regterlijke ambtenaren en bedienden bij die drie reglerlijke collégien ; eene ordonnantie op de manier van procederen in criminele zaken , en eene op de civiele procedure ; eene instructie voor de rekestkamers op de drie hoofdplaatsen op Java, welke kennis namen van alle civiele zaken, geene vijftig spaansche daalders te boven gaande ; en een reglement op de manier van procederen voor commis- sarissen van die kamers; allen zijn van 21 Januari] 1812. Voorts wor- den daar gevonden instructicn voor de magistraat van de drie hoofd- plaatsen van Java . welker gezag zich tot d.; zaken van politic bepaalde , V. 1 Februari] 1812 ; eene instructie voor den Baljuw van Batavia en Ommelanden , en voor die van de beide andere hoofdplaatsen, v. 1 Mei 1812; en eindelijk eene salarislijst voor de griffiers, gezworen kler- ken , advocaten , procureurs, deurwaarders en exploiteurs van dezelfde dagteekening.

(2) Behalve de boven vermelde wetsverzameling is onder bet engelscb bestuur nog eene andere uitgegeven , onder het oppertoezigi van den adjunct-secretaris van hel britsch Gouvernement, /.ij heeft tea titel:

(23)

— 19 —

Meer dan dertigyaren zijn verloopen sedert het engelsen bestuur de koloniën aan Nederland heeft teruggege- ven. Bien zou meenen dat er kracht genoeg in den jongen staat had moeten zijn, om i n d e bezittingen, waar zijne welvaart, zoo niet zijn bestaan van afhing, eene , al ware het ook slechts dragelijke , wetgeving tot stand Ie b r e n g e n . Maar het tegendeel bleek. W a s het onwil of o n v e r m o g e n ? — Er werd gedaan , wat men in hel"moeder- land deed. Prooisioneel het laten bij het oude tot dat en ten einde , zoo als men dat pleegt voor te stellen, in eens het geheel goed zou k u n n e n worden geregeld. Het is gebleken de regte weg te zijn , om dan provisioneel aan dit goed regelen niet meer te'denken. W a n t provisioneel ver- betereu, wat om verbetering schreeuwt, en terstond daarop eene eindregeling ter harte te n e m e n , is eene wijze van handelen daar, sedert het bestaan van het Koningrijk , de regering de natie ook in het moederland niet aan gewend heeft. In de koloniën bleef dus provisioneel de Indische wet- geving verward , zoo als zij was. Alleen aan de regtsvor- dering werd wat gedaan.

W a t de regtsvordering betreft, liet men het vooreerst bij hel oude , en gaf zelfs d a a r , waar regeling geheel o n t b r a k , niets nieuws en dat blijven k o n , maar v e r - wees naar hetgeen onder hel engelsch bestuur was vast- gesteld ( 1 ) . In 1819 evenwel werden bij besluit van Proclamations, Regulations, Advertisements and Orders, printed and published in the Island of Java, by the British Government and under its authority. Het eerste deel daarvan loopt van September 1811 tot September 1 8 1 3 , het tweede van daar tot Sep!emberl8l5.

Hun inhoud is meest van administratieven aard, behalve de onder den tiLei van Appendix geplaatste Regulations van 11 February 1 8 1 4 , for the more effectual administration, of Justice in the provincial court of Java, for the Collection of laud-Revenue, and for the Police- administration of Batavia.

(1) Zie b. v. Besluit , houdende eênige voorschriften omtrent de marner van procederen in criminele zaken, van 21 Februari' 1817

(24)

10 January (lud. Staatsbl. n«. 20) vastgesteld en in werking gebrag! inslructien : 1". voor het Hooge G e - regishof van Neêrlandsch Indië ; 2". voor de Raden van J u s t i t i e ; 3». voor de deurwaarders en exploiteurs, en 4«. voor de c i p i e r s ; voorts reglementen : 1°. op de cri- minele regtsvordering en 2». op de manier van proce- deren in civiele zaken bij hel Hooge Geregtshof en de Raden van Justitie , en 3". op de civiele en criminele regtsvordering onder den inlander, eindelijk, de o p r i g - ting van raden van Justitie en bepaling h u n n e r j u r i s - d i c t i e . — D i t alles zoude vervangen de beslaande regu- latie», op de regtspleging'm civiele en criminele zaken.

Maar de regeling der manier van procederen in beide soort van zaken was slechts provisioneel; want men was van oordcel d a l , daar d e , bij de grondwet be volene civiele en criminele wetboeken , en die op de manier van procederen in civiele en criminele z a k e n , nog niet.

waren vastgesteld, «alle eindelijke bepalingen in Neêr- landsch I n d i ë , wil men die naar de vaderlandsche w e t - ten schoeijen , voorbarig zouden zijn, en het i n t e g e n - deel raadzaam i s , die te v e r s c h u i v e n , t o t d a t gemelde wetboeken gemaakt zullen zijn. » De reden van dil voorloopig w e r k , dat van geen geringen omvang w a s , daar de acht instruction bijkans duizend artikelen b e - vatten , w a s , zoo als men opgaf, de noodzakelijkheid om de civiele regisvordering «te verkorten en in de andere meerderen waarborg in Ie voeren voor de p e r - soonlijke vrijheid en tegen willekeurige handelingen » ( 1 ) .

[Ind. Staatsbl. n". 13); Besl. omtrent de administratie van justitie op het eiland Banca, van 9 December 1817 (Ind. Staatsbl. n". 64); Besl.

omtrent de administratie der justitie te Banjermassing, van 3 Mei 1818 (Ind. Staatsbl. n°. 2 5 ) , enz.

(1) De waarde dezer reglementen van burgerlijke regis- en van strafvor- dering laten wij voor dezen oogenblik buiten onderzoek. Later .echter komen wij op dat hortend samenstel van verschillende begrippen vtelligt lenig.

(25)

_ 21 —

D P Commissarissen-Generaal , die om zulke redenen

Wi i zoo wijdloopig werk niet nalieten , ofschoon het dan ook als provisioneel naar hunne meening niet d u u r z a a m zijn zoude , hebben echter , naar het schijnt, geen kans gezien of geen lust gehad licht te brengen in den bajert van het indisch crimineel en burgerlijk regt. Dienten- gevolge Lebben de koloniën nog dertig jaren in den be- droevendslen regtstoestand moeten voortleven.

Het burgerlijk regt nu in I n d i ë , op eenige weinige ver- anderingen n a , daarin door het engelsen bestuur gebragl, is nog zoo als het vroeger w a s , zamengesteld uit de bepalingen der s t a t u t e n , gewijzigd en v e r a n d e r d door latere plakkaten en ordonnantiën ; uit wetten en verorde- ningen zoo van de Staten-Generaal als van die van Holland.

De Statuten van Batavia golden alleen voor Batavia en de O m m e l a n d e n ; op geeneriei wijze zijn zij ooit ver- der toepassehjk verklaard. Voor al wal buiten Batavia en de Ommelanden l i g t , bestaat dus eigenlijk jure geene wetge-

v i n g . — De Statuten van Batavia z\jn nooit ingetrokken of in h u n geheel buiten werking gesteld. Z,ij gelden dus nog. — Evenwel zij zijn nooit g e d r u k t . Een zoogenaamd indisch plakkaatboek , zoo als men dat bij ons zou ver- staan , bestaat even weinig , en de latere verordeningen

zijn, zoo al in d r u k , dan echter zoo u i t g e g e v e n , dat het thans moeijelijk is daarvan kennis te bekomen. G e - schreven exemplaren hebben de door gemis van afdruk- ken bestaande leemte niet gevuld. Zoo zij zelfs al bestaan dan zijn zij nog hoogst zeldzaam. En toch alleen in geval dat het Statuut geene bepalingen heeft moet volgens het Besluit (1) worden regt gedaan naar de kostumen , regten en Statuten van de Vereenigde Nederlanden ( 2 ) ,

(1) Zie boven.

(2) Bedoeliie men daarmede liet provinciaal regt van //o//«?«/? 0{'

•.vat is door die verwijzing naar hel regt der Vereenigde Nederlanden, te verstaan ?

(26)

en bij ontstentenis daarvan naar de Keizerlijke regten.—

Ook wat onder het engelsen bestuur is g e d r u k t , is zoo schaarsch , dat hel verre is van in ieders handen te zijn.

Treuriger regtstoestand is moeijelijk denkbaar. Tn den tegenwoordigen toestand der maatschappij zich te moeten behelpen met het regt van vóór twee eeuwen , waarvan de geschreven bepalingen hoogst moeijelijk te welen en slechts voor enkelen toegankelijk zijn: terwijl het niet beslaan van bepalingen voert tot een half costumier, half statutair regt van het moederland, welks leemten doorzigt vorderen tot de wetten der roomsche keizers ; ' a l l e s veranderd en ge- wijzigd door de vele g e d u r e n d e den loop van bijna twee honderd j a r e n uitgevaardigde en nu naauwelijks nog te vinden placaten en o r d o n n a n t ï ë n , en eindelijk ver- meerderd door de schier onverkrijgbare verordeningen van het Engelsch tusschen bestuur. Voorwaar die toestand eischte dadelijk verbetering. Noglans men liet ze zóó , nog meer dan dertig j a r e n ! Eere zij ons koloniaal bestuur ! Eene eer, daar het, door alles alleen te willen doen, de ver- tegenwoordiging zorgvuldig een deel van heeft onthouden.

Met het criminele regt was hel niet beter gesteld. Voor zoo verre er geene plaatselijke of bijzondere verordenin- gen der indische regering b e s l a a n , moet worden regt gesproken naar aanleiding van hetgeen vroeger in Hol- land regt was. De onervarenheid en onbekendheid in hel lijfstraffelijk regt heeft tevens «eene verregaande ongelijk-

vormigheid in de uitoefening der criminele justitie in Nederlandsen Indië» (1) ten gevolge. De druk van dien toe- stand was z ó ó , dat in 1817 voorgesteld werd het crimi- neel wetboek voor het koningrijk Holland van 1809 voorloopig in te voeren; maar zonder gevolg. W e i n i g tijds daarna is een ontwerp in Indië door verdienstelijke man- nen bewerkt, omgewerkt, en tot een geheel zamengesleld.

Toen het in 1825 was afgewerkt is het 1er secretarie gedepo- (i) Mï£R. a. o. !>!. 452.

(27)

— 23 —

iieerd, « a a r het nog schijnt te rusten. En zoo zijn hel thans nog «uit- en inheemsche codices, p l a c a l e n . publicatien, statuten, wetten, costumen , g e b r u i k e n , beschreven regten en advysen , zoo als men zulks bij de oud-hollandsche cri- minalislen verhandeld vindt, welke tot eene bepaling van het lijfstraffelijk regt zamenloopen , en volgens welke de criminele justitie in Nederlandsen. Indië tol heden toe wordt bedeeld.)) (1) Met andere woorden ieder crimineel regier spreekt er r e g t , wal misdaad en straf betreft , meeren- deels naar een wetboek, in elke zaak hem door eigen lust of geweien voorgeschreven !

Is er iets treurigers d e n k b a a r ? Zal verbetering daarin ginds moeten wachten tot dat hier de langdurige pogin- gen om een lijfstraffelijk wetboek vast te stellen, eindelijk eens zullen zijn g e l u k t ? — Hel tegendeel is te hopen. Eene nieuwe penale wetgeving is eene zware schuld van hel moederland aan zijne k o l o n i ë n , en dat die spoedig, zeer spoedig worde a f g e d a a n , kan niet te sterk h e n , die hel m de hand hebben, op het hart worden g e d r u k t .

Aan het burgerlijk noch het crimineel regt is in 0 . 1 . eenige hand gelegd sedert de overname der koloniën van het britsch gouvernement. Aan de regter/ijke organisatie, noch aan de burgerlijke regtsvordering, noch aan de straf'vordering is sedert 1819 iels gedaan.

E e r s t i n 1830 is Mr. G. C. H\GEM,VN , als voorzitter der beide hooge geregtshoven van I n d i ë , daarheen g e - zonden , mede met bepaalden last om, «zoo spoedig moge- I j k na zijne*aankomst op J a v a , een opzettelijk onderzoek aan te v a n d e n , ten doel hebbende om de algemeene wetten voor het koningrijk der Nederlanden vastgesteld , zoo veel mogelijk, ook op de nederlandsche bezittingen toe te passen en om in tijd en wijle de noodige voorstellen te doen.» (art. 4 van hel konink. besl. van 30 Junij 1830.J

(1) MWR. a. o. bl. 451.

(28)

In 1830 had men nog niet* voor de wetgeving van Indie gedaan; toen eerst werd het aanvangen van een onderzoek g e l a s t , om in tijd en wijle daar over eens voorstellen naar hel moederland te zien opgezonden. Geen begrip had men hier aan het Koloniaal D e p a r t e m e n t , dat echter alles alleen weet, alleen beoordeeïen k a n en geen verstand over indische zaken buiten zich denkbaar v i n d l , dat de toestand van het regt in Indië de ergst denkbare baijert was en «schreeuwde om verbetering.» — De zendin»

van Mr. HAGEMAN heeft tot niets geleid. Men heeft dit toe- geschreven aan de belgische omwenteling, die de invoering der nieuwe wetboeken in Nederland heeft doen uitstellen en zelfs tot hunne herziening later aanleiding gegeven. Wij k u n n e n , noch behoeven de redenen te onderzoeken, die tot het niet voldoen aan den opgedragen last hebben geleid.

Wij k u n n e n wel beseffen, dal de invoering van op Indië toe- passelijk gemaakte ncderlandsche wetboeken worde uit- gesteld, wanneer die wetboeken voor het moederland zelf aan herziening worden o n d e r w o r p e n ; niet dal zooda- nige h e r z i e n i n g , of de belgische opstand verhindering k u n n e n wezen voor het doen van voorstellen of voor het doen van onderzoek in welke punten voor Indië afwij- kingen zouden behooren te worden daargesteld.

Het gevolg w a s , dat Neérlan'dsoh Indië nog achttien j a r e n op verbetering zou moeten wachten. In 1836 toch

werden weder uitdrukkelijk de daar loen «bestaande algemeene burgerlijke en lijfstraffelijke wetten (?) bij voor- raad en inmiddels bekrachtigd,» bij a r t 49 van het regle- ment op het beleid der regering ia Neêrlanasch I n d i ë , vastgesteld bij konink, besl. van 2 0 Eebruarij 1836. (Ind.

Staatsblad, n°. 48.) En iu datzelfde j a a r werd wel de heer Mr. C. J. SCHOLTEIN VAS O Ü D - H A A R L E M , tot voorzitter der beide indische hooge geregtshoven b e n o e m d , maar eenigen lasi, betreffende verbetering der wetgeving aldaar, ontving hij" nie!. Een man evenwel als b i j , en die door

(29)

— 25 —

zijne vroegere betrekkingen bij de regtbank le Amster- dam , zoo wel als bij het hooggeregtshof a l h i e r , geregelde regtsbedeeling k e n d e , kon niet a n d e r s , zoo- dra hij na de aanvaarding zijner b e t r e k k i n g e n den ondenkbaren warwinkel van ginds had g e n e n , dan met de overtuiging vervuld zijn, dat onverwijlde veran- dering dringende behoefte was.

Slechts één voorbeeld. Vroeger werd alle handel op de O. I. uitsluitend door de O. I. Compagnie alleen gedre- ven. Zij was de eenige handelaar op die s t r e k e n , en had overal eigen bedienden op eigen kantoren , waar niet dan eigen zaken gedreven werden. Handels-regt was dus daar niet noodig geweest; er was aanleiding noch plaats voor het bestaan daarvan. Maar de geheele toestand was sedert veranderd. Handelshuizen zoo van vreemden als Nederlanders, hadden zich overal gevestigd, vreemde bodems voeren op onze O. I. bezittingen, en in 1836 omtrent meer dan derde half honderd eigen schepen van groot c h a r t e r ; in dat rijk der eilanden en verre afstanden, grootendeels met koper als metalliek betaalmiddel, is haudelspapier nog meer dan elders het m i d d e l , waarmede de behoefte om waarden over te maken voldaan wordt. N o g t a n s , d a a r , wat wetgeving b e t r e f t , alles gebleven was zoo als de Compagnie hel gelaten had , was er noch voorziening omtrent faillissement, noch bestond er eenige b r u i k b a r e verordening voor h a n d e l s r e g t , noch was er eenige bepaling voor wisselregt.

W a t dan ook in tijd en wijle men zou aanvangen Ie onderzoeken ten opzigte van het doen van voorstellen ,

of hoe men in het moederland de nieuwe wetboeken zoetjes en zachtjes zou h e r z i e n , ia O. I. , b e g r e e p de heer SCHOLTEK, moesten terstond.de genoemde leemten worden aangevuld. Ten gevolge zijner bemoeijingen werd hij door den gouverneur-generaal DE ËERENS, bij besluit van 31 October 1837, mei de heercn A. A. VAN VLOTEN,

(30)

raad, en P. MYER , griffier van hel hoog-gereglshof, gecommitteerd onmiddellijk zoodanige wetten te ontwer- pen, waardoor, in afwachting van de eindelijke invoering eener wetgeving voor N. I . , in de meest dringende be- hoefte zou worden voorzien. Binnen korten lijd waren zoodanige ontwerpen gereed, betreffende den staal ende verpligtingen van kooplieden , het wisselregt, de faillis- sementen, enkeleen bedriegclijke bankbreuk , en manier van procederen in handelszaken.

Die poging echter leidde alweder lot niets. Die ont- werpen trof hetzelfde lot als dat ter verbetering der cri- minele reglspleging van 1825, als dat ter verbetering der manier van procederen in civiele zaken van 1743, als de geheele herziening der statuten van Batavia. — Iets commissoriaal te maken, dan te meenen, dal men genoeg gedaan heeft, en om de zaak verder niet denken was een te bekend euvel der republiek , dan dat men niet zou gehoopt hebben in het koningschap daartegen een middel verkregen te hebben. De ondervinding heeft hel tegendeel geleerd. En de geschiedenis der indische wet- geving is eeiie bezwarende getuige hoe ook, wanneer één regeert, wanneer één onbeperkt regeert, en over talenten en millioenen kan beschikken , een land dertig jaren lang onder een buiten alle denkbeeld slechte wetgeving ge- drukt kan worden gelaten; d a l , zoowel onder de onbe- perktste regering van één, ontwerpen van verbeterde wetgeving op secretariën of in kabinetten zich kunnen dood sluimeren, als onder het bestuur van velen in de loketten van de kamer van zeventien.— Toch nu zijn er nog, die de autocratie voor onze koloniën voorwaarde rekenen van beslaan ! Die de koloniale wetgeving aan de vertegen- woordiging wil onthouden, omdat, zoo als zij zeggen, de O. I. hier niet genoeg gekend worden , om er over te kunnen oordcelen. Maar beseffen zij dan niet, welk cene

slem er zou zijn opgegaan , en verbetering reeds lang te

(31)

_ 27 —

voorschijn zou hebben geroepen, zoo liet oog der nalie vrijen blik op hare bezittingen gehad had ?

Waarmede inlusschen wordt het goedgemaakt, dat die ontwerpen, waarnaar handel en landbouw reikhalzend uitzagen , onvruchtbaar werk zijn gebleven? Stuitten zij , zoo als beweerd wordt ( l ) , o p de «hinderpalen, die zich steeds in lndië hebben voorgedaan, wanneer men daar beproefd heeft soortgelijke verbeteringen aan te vangen en door te zetten?)' Wij begrijpen dan welke hinderpalen men bedoelt. Wij weten h e t , dat de meesten dâàr diep inzigt en kennis ontbreken; dat dâàr welligt nog meer schrik is tegen nieuwigheid , dan bij de strengste be- houders in bel moederland. Het kan ook niet anders in dat wanne climaat, waar men zich buitendien niet ligt in beweging stelt ; waarheen, allhans vroeger, niet altijd zij heentogen, die het best gestudeerd, en hier uit- zigt op voortkomen hadden; waar zoo velen jong en onvoorbereid, zonder opleiding of kennis, in allerlei soort van administratie werden geworpen ; waarschaarsch de zucht lol het doorgronden der zaken of gereede in- spanning tot het opdoen van kennis werd aangetroffen , maar waar altijd werd gezien hoe ieders oog steeds naar het moederland gerigt, en den voet lot terugkeer daar- heen opgeheven hield. Wij weten dat daar zelfs hoog- gcplaalsten gevonden zijn, die erkenden niet te begrij- pen waartoe men wetten noodig had, en het zonder wetten veel beter regeren was ! — Maar konden zooda- nige hinderpalen alléén soortgelijke verbeteringen be- letten? Waren dan de raadgevingen van ginds slerk genoeg om hel bevel tot dadelijke invoering hier te weerhouden, waar men beweert , dat het met de O. I.

slecht gesteld zou zijn , zoo niet de kroon alleen regeert,

(J) Bijdragen ». d. kennis der P/ederl. en Fr. Kol. 1847. Af. 2.

1)!. 124.

(32)

en op dien «rond de vertegenwoordiging van aile iinnen- ging in de oostersche zaken geweerd wil hebben? Of is het autocratisch stelsel tot nog toe wel krachtig genoeg geweest om miilioenen uit de koloniën , maar te zwak om den zegen eener goede wetgeving daar in te voeren?

Genoeg echter van die hinderpalen. W e l k e zij waren, door hen werd verbetering geweerd. Alleen teekenen wij

het feit aan, tegen hen die beweren, dal men vooral ooster- sche menschen voor de oostersche zaken hebben moet!

Het gevolg der onvoldaan gebleven hoop , was welligt hel in 1839 geschreven opstel van hen heer MYEB , waarvan wij boven gewaagden, en waarin de b e k l a g e - lijke regtstoestand van Indië voor het oog van iedereen werd blootgelegd, en waarschijnlijk d a t , toen in 1839 de heer SCHÖLTEN VAN OÜD-HAARLEM wegens zijne ver- achterde gezondheid naar het moederland l e r u g k e e r d e , de g o u v e r n e u r - g e n e r a a l bij een schrijven van 18 J a n u a r y

1839 herwaarts een voorstel deed , om zijnen tijdelijken t e r u g k e e r door het onverwijld doen ontwerpen eener zoo noodige regterlijke organisatie van Indië nuttig te doen zijn , ten einde deze zou k u n n e n leiden lot de invoering- van de daartoe te wijzigen nieuwe uederlandsche wet- boeken. Er kwam hier alzoo een man , die door zijne betrekking in slaat was geweest de geheele regtsbedee- ling te overzien , daardoor ten volle doordrongen der dringende noodzakelijkheid van v e r b e t e r i n g , die reeds blijken zijner overtuiging had gegeven , door in Indië zelf, dadelijk na zijne komst en kennisneming der zaken, handen aan het werk te slaan. Mag men niet veilig a a n n e m e n , dat het voorstel van den gouverneur-generaal door hem zal zijn uitgelokt , het voldoen daaraan door hem bevorderd? Moet hem dus niet een voornaam deel worden toegeschreven in de verbetering der w e t g e v i n g , die nu eindelijk Indië is te beurt gevallen?

(33)

— 29 —

Zion wij nu wat die nieuwe wetgeving onmiddellijk is voorafgegaan, naar welk plan men bij hare za m ens lelling gewerkt heeft , en wat , betreffende hare invoering , reeds is g e d a a n , t e n e i n d e dan lot het overzigt der wetgeving zelve te kunnen overgaan.

I. Kort na de t e r u g k o m s t van den h e e r SCHÖLTEN VAIS O U D - H A A R L E M , namelijk bij kon. besl. van 15 Augustus 1839, werd hij aan het hoofd eerier commissie gesteld , om naar aanleiding van het gedane voorstel de weige- r i n g voor Indië te bewerken ( 1 ) . Deze raadpleegde bij haren arbeid h o o f d a m b t e n a r e n , die zich lijdelijk hier be-

vonden (2), en , bijzonder ten opzigte van het handelsregt, sommigen . die vroeger aanzienlijke handelsbetrekkingen in Indië gehad hadden en toen hier waren gevestigd (3) , terwijl daartoe verder schriftelijke te Batavia ingewonnen advijzen van de factorij der N e d . Handelmaatschappij en der Javasche Bank haar waren medegedeeld.

Dal , waarmede het werk der wetgeving aanvang zou n e - m e n , de regterlijke organisatie en het beleid der justitie in I n d i ë , werd in 1842 door den k o n i n g , na daarop den Raad van State gehoord te hebben , voorloopig vastge- steld. Naar Batavia ten onderzoek opgezonden en met ( t ) Leden dezer Commissie waren de vroegere secretaris der indische regering, Mr. J. SCII.NEITHER , later lid van het Hoog-Geregtshof van neêrlandsch Indië , thans lid van het Hof van Gelderland ; de raad van Indië Mr. J. F. W.V-iK NES, vroeger lid van het Iloog-Geregtshof van N. 1., en daarna resident te Passaroean ; krachtens koninkl. besl. van 19 Maart 1841 heeft, pcdurcnde de weinige maanden van zijn verblijf alhier . ook het vroegere lid van het Hoog-Geregtshof v. N. (. Mr. B. G. liisiA VAN NAÜTA, laatstelijk regier van ommegang in de samarangsche afdeeling , deel van die commissie uitgemaakt.

(2) De Bijdragen, lil. 1 2 8 , noemen als zoodanig Jhr. F. v. A. DE STÜERS , laatst gouverneur der Moiukken , R. I)E F U L I K I A Ï BOÜSOÜET, gou-

verneur van Màkasser. C. G.A. PRAETORIUS, laatst directeur der cultures.

(3) Hiertoe behoorden de beeren C. STRIEKER, J. E. RAKCK, J. NoLTHE- NIDS, C. O i E N D E L S , J . VAN 1ÏRAAM.

(34)

de afzonderlijke beoordeelingen en aanmerkingen dei- verschillende daarop gehoorde personen (1) hier lerug o n t - vangen , zijn de ontwerpen door de commissie o m g e w e r k t , en eindelijk na weder aan h e t oordeel van den Raad van State onderworpen te zijn geweest , door den koning voor goed vastgesteld.

Het burgerlijk wetboek en dat van koophandel zijn niet naar Jndië opgezonden. Het daarmede noodwendig gepaard gaande tijdverlies schijnt, bij de nu gevestigde overtuiging , dat afschaffing van het bestaande op h e t dringendst gevorderd w o r d t , daarvan hoofdreden geweest te zijn. In den Raad van State onderzocht ( 2 ) , werden zij dus dadelijk voor goed door den koning vastgesteld.

Bij k o n . besl, van 15 December 1845 is de commissie o n t b o n d e n , n a d a t , bij kon. besl. van 13 December 1845 aan haar hoofd, op de meest eervolle wijze, uit hoofde zijner verzwakte gezondheid , ontslag was verleend uit zijne indische betrekkingen. Opdcnzelfden 15 Decem- ber is h e t lid van den R a a d van State Mr. II. L. W I G I I E B S in zijne plaats tot voorzitter der beide gereotshoven b e n o e m d , met den last om daarbij den g o u v e r n e u r - generaal bij te staan in het invoeren der reeds vastgestelde wetgeving en h e t bearbeiden van wat daaraan nog ontbrak.

De nieuwe voorzitter is ter vervulling zijner zending naar Indië vertrokken, weinige dagen nadat bij kon. besl.

van 16 Mei 1847 het volgende was vastgesteld:

( i ) De beeren J . T A K DER V I K J Ï E , Mr.H. J. HOOGEVEEN, Mr. C. H m - 314N en Mr. C. VlSSCflER ; ook de toenmalige gouverneur-generaal, die vroeger procureur-generaal bij en daarna voorzitter van het H. ßereptsh.

van N. l.geweest was. heeft zijn gevoelen breedvoerig daarover medegedeeld.

(2) Aan hel onderzoek in den Raad van State heeft deel genomen de bovengenoemde heer J. VAN BEn VINNE , slaaUraad in buitengewone dienst, en die gedurende bijna een vierde eener eeuw in hooge regterlijke, zoowel als administratieve bedieningen in Indië verkeerd heeft.

(35)

ö l —

Ait. I. De voor Nederl. Indië ontworpen wettelijke verordeningen , Ie weten :

de algemeens bepalingen van wetgeving ;

het reglement op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie ;

liet burgerlijk wetboek;

het wetboek van koophandel ; en

de bepalingen betrekkelijk de misdrijven, hegaan ter gelegenheid van faillissement en bij kennelijk onvermogen, mitsgaders hij surséance van betaling ;

worden vastgesteld zoodanig , als dezelve zijn gevoegd hij het tegenwoordig besluit, met intrekking van het reglement, voorloopig vastgesteld bij Ons besluit van den 2 7 Julij 1 8 4 2 , nu. 5 5 .

Art 2 . Onze gouv.-gen. van Nederl. Indië zal de noodige maatre- gelen beramen tot het afkondigen dier verordeningen in den aldaar gebruikelijken vorm, vóór of op den 1 Mei 1 8 4 7 , en tot het invoeren derzelve vóór of op den 1 Januari] 1 8 4 8 , behoudens het bepaalde bij bet volgende artikel.

Art. 'à. Onze gouv.-gen. van Nederl. Indië wordt bevoegd ver- klaard :

a. om de bepalingen opzigtelijk het hooger beroep van regterlijke uitspraken, in zake van overtredingen, vervat in de artt. 9 6 , 109, 130 en 143 van het reglement op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie, builen werking te doen blijven met opzigt tot 'slamls middelen en pachten en om de thans bestaande voorschriften, omtrent de toelating van hooger beroep in zaken van dien aard , onveranderd te doen in stand blij ven of die te wijzigen ; en

b. om i n l i e t algemeen al zoodanige gedeelten der bij art. 1 van dit besluit vermelde verordeningen, welker dadelijke of onveranderde invoering ineenig gedeelte van Nederl. Indië onderhevig mögt worden bevonden aan overwegende bezwaren, voorloopig geheel of ten deele buiten werking te laten ofte wijzigen.

Art. 4 . Onder toezending van hetgeen daaromtrent reeds door bet departement van koloniën met de ontbondene commissie is voorbereid, wordt Onzen gouv.-gen. van Nederl. Indië opgedragen, om , in over- eenstemming met de in art. 1 vermelde wettelijke verordeningen , vast te stellen en gelijktijdig met dezelve in werking (e brengen :

(36)

pen reglement op de burgerlijke regUvordering voor het hoog- ycregtshof en de raden pan justitie y

een reglement van strafvordering voor het hoog geregtshof en de raden van justitie y en

een reglement op de administratie der politie, mitsgaders op de burgerlijke reglspleging en strafvordering, voor de inlanders en daarmede gelijk gestelde personen.

Die reglementen zullen daarna aan Onze goedkeuring worden onder- worpen.

Art. 5. Onze gouv.-gen. over Nederl. Indië wordt in het älpemeen gemagtigd, om vast te stellen en uit te vaardigen al zoodanige wettelijke en reglementaire bepalingenen instructiën, als hij voor de geregelde invoering der nieuwe wetgeving zal noodig achten , dezelve onderwer- pende aan Onze nadere goedkeuring in de gevallen , bij het regerin"S- reglement bepaald.

Art. 6. De thans bestaande verordeningen omtrent de burgerlijke regtspleging en de strafvordering bij de raden van justitie en verdere regtbanken en geregten in de bezittingen buiten Java en Madura . bedoeld bij de artt. 1 en 145 van het reglement op de regterlijke orga- nisatie en het beleid der justitie, kunnen door Onzen gouv.-gen.

geheel often deele, en zoo lang hij zulks oorbaar acht, worden in stand gehouden. Hij zal evenwel gelijktijdig met de nieuwe wetgevinp al zoodanige bijzondere voorschriften van regtspleging in de bezittingen buiten Java en Madura invoeren, als door hem bevonden zullen worden noodig te zijn, om aldaar de geregelde werking van het burgerlijk wet- boek en van het wetboek van koophandel te verzekeren.

Art. 7. Onze gouv. gen. van Nederl. Indië wordt bevoegd ver- klaard , om , te gelegener tijd, zoodanige bepalingen van het burgerlijk wetboek en van het wetboek van koophandel, als daarvoor vatbaar zijn , onveranderd of gewijzigd , toepasselijk te verklaren op de inlandsehe bevolking of op een gedeelte derzelve.

Art. 8. Onzen gouv.-gen. van Nederl. Indië wordt opgedragen , om een ontwerp van wetboek van sfrafregt voor Nederl. Indië te doen ver- vaardigen en zoodra mogelijk naar Nederland te zenden , terbeoordee- ling en bekrachtiging.

Inmiddels is hij bevoegd, om, in overeenstemming met de in art. I vermelde wettelijke verordeningen, zoodanige onderwerpen van straf

(37)

- 33 —

wetgeving te regelen , als eene dadelijke voorziening vereischen.

Art. 9. Onze gouv.-gen. vanNederl. Indië zal, alvorens de veror- deningen vast te stellen , welke door hem , krachtens de artt. 3, 4, 5, 6, 7 en 8 van dit besluit, zullen worden uitgevaardigd, daaromtrent het hoog-geregtshof van Nederl. Indië raadplegen (1).

H . Of er een r e g e l , en welke, aan de commissie was voorgeschreven te volgen, dan of, haar alleen het ontwerpen eener wetgeving opgedragen w a s , is onbe- k e n d , daar de besluiten, krachtens welke zij werkzaam w a s , geheim waren. In het genoemde opstel der re- dactie van de Bijdragen, die zich daarin van goeder hand onderrigt zegt en waaraan wij de bijzonderheden der geschiedenis dezer nieuwe wetgeving grootendeels o n t l e e n e n , wordt te dien aanzien gelezen : «De taak der

«commissie was alzoo (2) n i e t , hel scheppen van eene

«oorsponkelijke wetgeving voor Indië en nog veel minder

«eene beoordeeling van de wezenlijke waarde der Neder-

«landsche wetboeken, met het doel om, waar dit ook

«voor Nederland noodig scheen, verbeteringen voor te

«stellen; maar uitsluitend o m , in het algemeen aanne-

«mende de deugdelijkheid der Nederlandscho wetgeving,

«derzelver bepalingen, zoo veel doenlijk onveranderd

«voor Indië over te nemen, en alleen daarvan af te wij-

« k e n wanneer de plaatselijke gesteldheid e n d e aangele- (1) Zie Staats-Courant van 26-Mei 1 8 4 6 . n". 124 en Weekt/, van liet Hegt, n". 798.

(2) Zie Bijdragen a. p. bl. 126. Het aan deze zinsneden voorafgaande doet zoeken naar hetgeen, waaraan dit ahoo het daaropvolgende hechten kan. Het is dus niet duidelijk of, wat als taak der commissie wordt opge- geven, eigen voorstelling van de redactie der Bijdragen is van het plan, waar naar gewerkt had moeten worden, dan wei stellig voorschrift der regering, waaraan de commissie gebonden was, of regel, door de com- missie bij het afwerken harer taak zieh zelve gesteld. Doch het zij voorschrift der regering, hetzij eigen besluit der commissie geweest, door- schouwing der wetboeken doet als zeker stellen, dat, wat de Bijdragen opgeven, werkelijk de regel is geweest, die bij den arbeid is gevolgd.

5

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De trein zal langs grote steden in Duitsland gaan om nog meer mensen mee te nemen of om ze af te zetten.. e Als je uitgaat van 1000 km per uur, dan kun je in (gemiddeld)

Govt, personnel in active service paid according to the salary service paid according to the classified according to nationality and sex regulations 1938,.. Govt, personnel

verband, aangenomen. De acten van hypotheek moeten worden gepasseerd aan de wees-, onbeheerde-en desolate- boedel-kamer. I n geval van twijfel omtrent de waarde van eenig effect,

Toen te Ternate het berigt ontvangen w a s , dat eenige rooverspraauwen, met 200 uit de residentie geroofde men- schen aan boord, nabij het eiland Lombok waren gezien, vertrok

Uit een onderzoek in de naburige residentien ingesteld bleek, dat genoemde NOERHAKIM vroeger onderwijs had gegeven in de zuivere Mohammedaansche leer, dat hij sedert Augustus 1862

[r]

Baik Melville maupun Gr~am Bell mempen garuhi Hennry Sweet , yang pada akhir abad sembilan bo l a s m erupakan spesi al i s dalam fon ctik dengan nama

De resultaten van dit onderzoek zijn gepresenteerd in de commissie Algemene Zaken van 15 oktober 2015, waaronder ook het voorstel voor een nieuwe huisstijl.. De reactie van