• No results found

De gedachte dat het leven verdeeld kan worden in d rie ver- schillende Jasen:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De gedachte dat het leven verdeeld kan worden in d rie ver- schillende Jasen: "

Copied!
84
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Christen

Democra tische Verl<enningen

De gedachte dat het leven verdeeld kan worden in d rie ver- schillende Jasen:

'Leren', 'werkenjou- derschap' en 'rus- ten' is verouderd.

DRS. A. SCHEEPENS/PAGINA 28

WI

(2)

prof.dr. M.L. Bemelmans-Videc mr.J.J.A.M. van Gennip

prof.dr. E.M.H. Hirsch Ballin (voorzitter) mr. J .G. de Hoop Scheffer

drs. M. Jansen (secretaris) dr. A. Klink

drs. F.J. Laning-Boersema mr.drs. F.J. Paas mr.dr. P.C.E. van Wijmen J.W.P. Wits

RE!Ji\CTIE-i\DRES

Wetcnschappelijk lnstituut voor hct CDA Postbus 30453. 2500 GL Den Haag t.a.v. drs. M. Jansen. telcfoon 070-3424872 Secretaressc: A. Vlceschouwer-van Wissen internct-adrcs: www.cda.nl

email-adrcs: wilii'·bureau.cda.nl

LIITC,J:VJ:R

Wetcnschappelijk lnstituut voor hct CDA Post bus 30453, 2500 c L Den Haag. 070-3424870

1·1'\JIJRI·Ili\C.TIJ·

drs. M.C.B. Meijer drs. t. Slcegers

\"ORMl.loVI'\G I \i I'ROilllllll

E. A. Uphof

0'\JTW!oRP I'N J,\Y-llii"J

B. Colscn

/I.LlJSTRc\TII'S

K. Voogd, D. Wijmer

DRUK

Sdu Grafisch Bedrijf

i\BOr-iNEMENTEN

Jaarabonnementen f 8o,- Studenten CDJA-leden f 46,50 Losse nummers f g,oo

Bij beeindiging schriftelijk opzeggen tot uiterlijk 1 decemer van het lopende abonnementsjaar

(3)

Ter introductie 2

ARTIKEL

Jeugd-, gezins- en ouderen-beleid in het perspectiefvan de moderne levensloop drs. P. Cuyvers 3 l18

ARTIKEL

Een heel lang leven leren profdr. C.P.M. Knipscheer 191 25

STAND VAN ZAKEN

Leeftijdsgrenzen naar maatwerk drs. A. Scheepens 26

I

31

ARTIKEL

Levensloopmodel en pensioenregelingen G.]. van Keeken 32 145

ARTIKEL

Artikel op basis van boek 'Plusminus 65' dr. E. Smolenaars 46

I

54

Slotbeschouwing drs. G. Dolsma 55

I

63

BEZINNING

'Gij badt op eenen berg' Mevr.mr. PC. Lodders-Elfferich 64

REGisTER 65 1 8o

(4)

!,

; I

z ...;

"'

0 0 c n ...;

Ter introductie

In het jaar 2000 -voor het CDA het Jaar van de Generaties- vraagt het CDA aandacht voor levensloopbeleid. De levensloop ziet er niet meer zo eenduidig uit. Sommigen ouders wil- len parttime werken in verband met de zorg voor kinderen, anderen juist fulltime met bet oog op de carriere. Sommigen willen een sab- batsjaar, anderen willen doorwerken na hun pensioen, etcetera. Zijn er wei voldoende mogelijkheden voor deze wensen in bet huidige beleid? 'De tweede levenshelft zit institutioneel dichtgetimmerd', is de diagnose van Knipscheer. 'Misschien zelfs wei de bele levensloop'.

De tijd is dus rijp voor een nieuwe visie op de levensloop. 'Een leef- tijdsloze levensloop, met meer ruimte voor individuele keuzes', stelt dr. Ellie Smolenaars voor, 'waarbij het vooral gaat om vergroting van de toegangsmogelijkheden tot onderwijs, arbeid, zorg en vrije tijd'.

'Met een andere visie op pensioenregelingen, verzekeringen en uitke- ringen", vult G. van Keeken aan. Die meer is aangepast aan deze tijd en zelfs 'onvermoede mogelijkheden biedt op beleidsterreinen die nu muurvast zitten'. Peter Cuyvers doelt daarmee onder andere op bet fileprobleem, personeelsscbaarste en solidariteit en zelfs op een pre- ven tief veiligheidsbeleid.

Ondanks de nadruk op individuele keuzes, vraagt een nieuw beleid meer van solidariteit dan nu bet geval is en biedt het ook voor gezin- nen nieuwe mogelijkheden. 'Levensloopgericht beleid, schrijft Van Keeken, 'zal een toename van beslag op de sociale zekerbeid vergen en derbalve een grater appel doen op het solidariteitgevoel van Nederlanders en dat terwijl wij vandaag de dag praten over individu- alisering en afnemende solidariteit.' Het tbema is in lijn met de CDA- uitgangspunten. In de slotbeschouwing zet drs. G. Dolsma uiteen wat de buidige knelpunten en de bouwstenen voor een nieuw levensloop- beleid zijn.

De laatste Christen-Democratische Verkenningen van de 20ste eeuw verschijnt aan de vooravond van hetJaar van de Generaties. Aan het eind van het jaar 2000 zullen concrete beleidsaanbevelingen voor een levensloopbeleid geformuleerd worden.

De redactie

(5)

Jeugd-, gezins- en ouderen- beleid in het perspectief van de moderne levensloop

DRS. P. CUYVERS

Hoe is het mogelijk dat het aantal echtscheidingen en eenoudergezinnen is gegroeid, dat het aantal alleenstaanden nog altijd (explosief) groeit, maar dat nog steeds driekwart van de bevolking nu - maar in 2020 ook - leeft in traditio- nee! gezinsverband? Een antwoord op deze vraag is aileen maar mogelijk van- nit een longitudinaal perspectief: in plaats van het nemen van momentopna- men worden burgers daarbij gevolgd in hun levensloop. In dit artikel wil ik Iaten zien dat vanuit een dergelijk levensloopperspectiefveel van dergelijke tegenstrijdigheden oplossen als sneeuw voor de zon. Het is dringend noodza- kelijk dat in het beleid rekening wordt gehouden met een dergelijk levens- loopperspectief dat toegesneden is op de mod erne Ievens loop van vandaag de dag.

In de eerste paragraaf zal ik beschrijven hoe de moderne standaardlevensloop van de Nederlander eruit zieten hoe deze verschilt van de traditionele. Daarna ga ik in op de sociale, culturele en de economische dimensies van de verschillen- de fasen in deze levensloop en economische posities die burgers (achtereenvol- gens) innemen in de modale levensloop. In de derde paragraaf zal ik Iaten zien dater structurele verschillen zijn in de bestaanscondities van de verschillende levensfasen. Het risico bestaat dat, zonder een beleid dat gericht is op (herstel van!) de uitruil tussen levensfasen, de groeiende segmentering nog wordt ver- sterkt. In de slotparagraaf zal ik enkele opties noemen voor herverdeling van tijd, geld en aandacht over de verschillende levensfasen.

1. Van oude naar nieuwe levensloop

De moderne levensloop verschilt op twee pun ten sterk van de traditionele, die eigenlijk volledig 'gezinsgebaseerd' was. Materieel, omdat het gezin van geboorte redelijk snel overging in het eigen gezin. Psychologisch omdat het gezin de 'poort tot de volwassenheid' vormde: getrouwd zijn betekende recht op eigen beslissingen, recht op seksualiteit en het dragen van verantwoordelijkheid.

Paren trouwden na een verlovingstijd meestal rechtstreeks uit huis- en soms wegens gebrek aan woonruimte zelfs 'in huis', en het eerste kind werd binnen

3

"

~

< C'l

-

>

"

z

-

"

z V>

"

1: "'

0 z

0 0

., c

"'

0

z tr

'"

.,

z

"

'"

"

-

z

(6)

0:

'"

..;

"

'"

"'

"' .., '"

n :::

'"

'" <

>

z

tJ 01

3:

0 tJ

'"

"'

z

"' ,..

m

<

m z

"'

~

,.. 0 0

"'

>

"'

:::

"'

'"

,..

;:-

'"

c

C"l tJ

C"l m

"

z

~ 01 z

0

c

tJ

'"

"'

m z

"'

m ,..

m tJ

-

z

~ Het risico bestaat dat, zonder een beleid dat gericht is op (her- stel van!) de uitruil tussen levensfasen, de groeiende seg- rnentering nog wordt versterkt.

]ans maakt maximaal gebruik van de praktijkcomponent en werkt vanaf haar 16e vier dagen per week bij het bejaardenhuis om de hoek. Zij krijgt tussen haar 20e en 26e drie kinderen, en is in die periode 10 jaar de organisator van de coiiperatieve creche in haar straat, en later op het niveau van de hele wijk. Na haar scheiding van Janus krijgt ze een jaar betaald verlof om de zaken op orde te krijgen. In de jaren dat haar kinderen al wat grater zijn volgt ze managementcursussen, en op haar 45e- haar jongste kind is dan al 19 - wordt ze manager van de bedrijfscreches in een grate onderneming. (In de huidige situatie hadden gebrek aan diploma's en de uitkeringssituatie na de scheiding haar met 45 jaar nag 20 jaar afhankelijk van bijstand of een eenvoudige baan gelaten).

enkele jaren (of zelfs maanden) geboren. De 'oude dag' volgde vrij direct op het eigen gezinsleven, in vee! gevallen werden ouders nog verzorgd door een van de kinderen die was 'achtergebleven'. Dit patroon komt ons nu als wat achterhaald voor. Het huwelijk heeft (vooral) de betekenis gekregen van de feitelijke en psy- chologische bekrachtiging van een relatie tussen twee a! samenlevende individu- en. Deze individuen hebben enige tijd- en experimenten- nodig gehad om elkaar te vinden. De gemiddelde jongere in Nederland geniet al in de laatste jaren van het thuiswonen aile vrijheden die vroeger aan de volwassenheid waren verbonden, verlaat het huis rond het 22e levensjaar om aileen of samen te gaan wonen. en bevindt zich tussen 20 en 30 jaar eigenlijk in wat we het 'relationele speelkwartier' van de moderne samenleving kunnen noemen. Een speelkwartier met dezelfde grimmigheid en intensiteit overigens als op het schoolplein van vandaag en gisteren. De bedoeling is immers wei uiterst serieus: het gaat nog steeds om een partner voor het (verdere) Ieven, en het feit dat 50 procent van de samenwoners weer uit elkaar gaat is mogelijk op zich goed om langdurige rela- tieproblemen te voorkomen, maar voor de betrokkenen stressvol genoeg. De daaropvolgende fase wordt echter nog steeds gekenmerkt door de klassieke stabi- liteit. Van de huwelijken gesloten in de 70-er jaren (30 jaar geleden dus) is een op de vier in echtscheiding geeindigd, en als er kinderen zijn is het echtscheidings- percentage zelfs niet hoger dan een op zes: vijfvan de zes kinderen maken der- halve in hun jeugd nooit een wisseling van leetverband mee.

Tussen 30 en 55 jaar domineert het (gehuwde) paar met kinderen. Daarna zien we- en daarmee zijn we bij de tweede 'vernieuwing' in de moderne levensloop gekomen - dat vooral het aantal paren zonder kinderen een serieuze omvang aan gaat nemen. Figuur 1 brengt dit moderne patroon in beeld. In de figuur is zichtbaar hoe de bevolking per leeftijdsgroep is verdeeld over leefsituaties.

Binnen de leefsituatie is verder aangegeven in welk percentage sprake is van een leefeenheid met kinderen. Dat geldt voor bijna aile gehuwde paren tussen de 30 en 50 jaar en natuurlijk voor aile eenoudergezinnen. De figuur laat ook zien dat het aantal alleenstaanden een stabiel percentage van de bevolking blijft: per leef- tijdsgroep nooit meer dan 10 procent van de burgers. Dit lijkt in tegenstelling

(7)

tot de explosieve groei van het aantal eenpersoonshuishoudens maar dat is niet

,.

'" "' zo. Het is simpel zo dat huishoudens met een persoon net zo zwaar in de statis- ~ ...,

""

"'

tiek 'staan' als huishoudens met vier personen. Een eenvoudig voorbeeld laat m

"'

w:=;-'" ,...

zien water gebeurt: als een kind uit huis gaat en alleen gaat wonen zijn er nog "'d :"rl '" c steeds evenveelmensen. maar twee keer zoveel huishoudens. is het percentage :J CJ

..;

"

'"

eenpersoonshuishoudens liefst 50. Tegelijkertijd daalt de gemiddelde huishou- .,

< C"l

densomvang van 4 naar 2.

,.

z

" z

Water gebeurd is. laat zich als volgt samenvatten: relatievorming. huwelijk en '" ':'

~ '"

ouderschap zijn niet 0 z

"

0

Figuur 1 meer de ondeelbare '" "' z

"

c '"

'trias· die ze zijn '" ,...

"'

m

alleen samen- gehuwd thuis een- overig geweest in het tradi- '" < "' z '" '"

won end ouder tionele gezin. maar z r.n ,... ~ drie onderscheiden

s "

0

.., z

15-19 0 u

...

0 momenten in de

[J

moderne levensloop.

20-24

u D .-·

0 En ook op latere leef-

tijd is sprake van

rj D IJ f'

nieuwe fasering.

25-29

c doordat de momen- ten van uithuisgaan

30-34

0 Ll

c:

c van kinderen en ver-

weduwing ver uit

K1c· Relatievorrning. 5-39

:1 u •

elkaar zijn gaan lig-

0

huwelijl< en ouder- gen. Deze ontwikke-

schap zijn niet 40-44

:r •

ling leidt tot een toe-

'"'

rneer de ondeelbare name van het aantal

'trias' die ze zijn 45-49

0

'mogelijke leefsitu-

,.,

aties·. zeker omdat geweest in het tra-

IJ

de overgangen per

ditionele gezin, 50-54

0

D G

;;;. individu kunnen ver-

maar drie onder-

ll

schillen en veel

scheiden rnornen- 55-59

I •

onvoorspelbaarder

ten in de rnoderne

=

Q

zij n dan vroeger.

Ievens loop. 60-64 n

Bovendien brengt

" "'

elke leefsituatie zijn

65-69

I

eigen specifieke ken-

;J

u merken met zich

~ verdeling per leeftijdsgroep in oppervlakte weergegeven mee. Dat wil echter

met kinderen absoluut niet zeg-

Bran: CBS, Huishoudensstatistiek 1998 gen dat er geen sys-

(8)

=

;>

'" "'

- - -

"

"'

H "'

"' -

~ ;::;

'" "' ., c::

n ..., (l

- "

'"

~

<

"'

> "' N

z

-

"

z

"' ~

3: "'

0 :.-:

"

0

"' c

"'

tJ

z "'

"'

,... "'

"' z

< "' '" '"

z ,...

~ tr

~

,... 0 tJ

~

0

-

'" z

tematiek in zit. In de volgende paragraafwordt de moderne modale levensloop wat nader inhoudelijk beschreven aan de hand van zes stadia.

2. Van infantia tot seniora

Het gebruik van een aantal pseudo-latijnse benamingen voor de zes beschreven stadia hieronder is meer dan een grapje. Het gebeurt vooral om begripsverwar- ring met het gewone spraakgebruik te voorkomen. Van elke fase wordt zeer kort het belangrijkste kenmerk genoemd.

INf<ANTIA: het jonge kind in een afhankelijkheidspositie.

Het behoeft weinig betoog dat het centrale kenmerk van het kind ten opzichte van het eigen gezin de vrijwel volledige afhankelijkheid is. Kinderen hebben geen 'serieus alternatief voor verzorging ofvoor men tale orientatie: het beeld van het verdwijnen van (de relatie met) een van de ouders is een absoluut schrik- beeld, hoe goed of slecht die verhouding ook is.

]UNIORA/ABSTRACTIA: het oudere kind met een zelfstandigheidspotentie.

De fase van het junior-burgerschap betekent dat op beperkte en vaak aileen nog symbolische wijze aan de maatschappij kan worden deelgenomen. De omvang van de toegestane ruimte varieert per maatschappij en per gezin: in sommige Ianden mag met 16 jaar a! auto gereden worden, of zonder ouderlijke handteke- ning een zakelijke overeenkomst worden gesloten. Een belangrijk kenmerk van de junior-fase is het gespletene ervan, vandaar ook de dubbele benaming.

Jongeren zijn- in de moderne levensloop!- sociaal en relationeel in staat alles te doen wat je vroeger pas mocht als je volwassen was, zoals het hebben van open- lijke seksuele relaties, maar ze zijn overwegend nog wei economisch afhankelijk.

De enige vorm van 'afrekening' waar ze bijna allemaal- soms zelts tot ver in de twintig- mee te maken hebben, is het leveren van onderwijsprestaties. Het lijkt er overigens op dat ouders en school een dubbele boodschap uitstralen: het gaat om zelfontplooiing, maar wie zich ontplooit zonder rekening te houden met de maatschappelijke werkelijkheid wordt wei degelijk onder druk gezet.

LIBERIA: jonge kinderloze volwassenen.

Het 'vrije bestaan' is een nieuwe fase, en direct gerelateerd aan de modernise- ring van de levensloop zoals hierboven omschreven. Het gaat om de eerste vijf tot tien jaar van iemands bestaan als zelfstandig burger, ook op economisch ter- rein, voordat de 'klassieke verantwoordelijkheid' voor partners of met name kin- deren van de gezinsfase aanbreekt. Door de toenemende economische zelfstan- digheid van vrouwen, de liberalisering van relaties en de steeds grotere 'homoga- mie' (partners met ongeveer dezelfde leeftijd, opleiding en inkomen) is dit ook een fase die wordt gekenmerkt door relatief egalitaire posities van mannen en vrouwen.

(9)

PARENTIA: ouderschap

Deze fase behoeft weinig uitleg. Het begin wordt niet gemarkeerd door het huwelijk, maar door de geboorte van het eerste kind. De fase wordt door de grote meerderheid van de bevolking bewust gepland: elk opinie-onderzoek laat nog steeds zien dat 90 procent van de mannen en vrouwen ooit vader en moeder wil worden (en 80 procent lukt dat ook).

CONSUMJYTIA: oudere volwassenen zonder inwonende kinderen.

De tweede nieuwe fase in de moderne levensloop. Met de kinderen het huis uit, relatief !age woonlasten, een gestegen salaris van de hoofdkostwinner en de vaak weer er wat bijwerkende partner, is er vaak een financieel overschot. Oat over- schot wordt overigens maar zeer ten dele besteed aan- meer bij jongeren horen- de- opzichtige consumptievormen. Vee! geld gaat naar (pre)pensioenregelingen, recent wordt ook hetzij voor dit laatste doel, hetzij vanwege de 'sport' aardig wat belegd. En een flink dee! gaat ook 'retour' richting de eigen kinderen en klein- kinderen: banken zijn erin geslaagd om heel wat opa's en oma's een spaarreke- ning voor de studie van de kleinkinderen te Iaten openen, maar vermoedelijk vinden ook vee! directe transfers plaats. De gekozen term 'consumptia' moet in dit verband dus niet gezien worden als negatief, net zoals de term 'liberia' voor de eerste relatief zorgvrije fase in principe positief dient te worden ge!nterpre- teerd. In beide fasen wordt een flink dee! van de beschikbare middelen ingezet voor verstandige en vaak ook altru!stische doelen (niet aileen de eigen kinderen maar ook allerlei actie- en hulporganisaties profiteren van de dona ties van bur- gers in deze fase). De term 'consumptia' wil eenvoudig zeggen dat het belangrijk- ste kenmerk van deze fase is dat men in staat is deze middelen vrij te besteden:

hoe men dit ook doet, het heeft uiteraard een effect op het zelfbeeld en de rela- tie met anderen.

SENIORA

De vraag waar consumptia ophoudt en seniora begint is per individu verschillend te beantwoorden. De grote meerderheid van de werknemers in Nederland heeft uitstekende pensioenvoorzieningen en daarom maar een kleine of zelfs geen inkomensachteruitgang na pensionering (zeker niet omdat de fiscale tarieven voor 65-plussers zeer gunstig zijn). De 'oude dag' lijkt eerder gekoppeld aan het probleem van de geleidelijk afnemende gezondheid: op dat moment wordt de mogelijkheid om geld uit te geven wat minder relevant voor het welzijn.

Tot zover een globaal overzicht van de zes te onderscheiden fasen of stadia in de moderne levensloop. Uiteraard gaat het hierbij om ideaaltypische onderscheidin- gen: per individu kan het heel anders !open. Maar voor de overgrote meerder- heid van de bevolking geldt deze levensloop wei degelijk: meer dan driekwart van de jongste genera ties woont samen voor het huwelijk, vrouwen werken voor- dat ze kinderen krijgen vee! meer dan daarna, 80 procent krijgt die kinderen

7

:::

,.

.,

"'

..; ::;

"' "'

"' tr

"'

,..

~ ;::-

., ..

"'

0

::;

"

tr .,

<

"

> "'

"

z

-

"

z "' '"

;<: '"

0 z

"

0

" "

z '"

'" "'

,.. "'

"' z

<

"' ., .,

z

-

~ ;:

,..

0

"

0

-

., z

(10)

0:

'"

-

"

M

"

~

"

"'

n ...;

-

tr

'"

<

)>

z

"

"' s:

0

"

'"

"

z

'"

r

'"

<

"'

z

vo

~

., r 0 0

)>

"

::::

"'

M r

"'

c::

0

"

0

'"

N

-

z vo

"'

z

0 c::

"

'"

"

'" z

"'

~

"'

- "

z

~~ Het probleern is dat de belasting van de verschillen- de levensfasen zich onevenwichtig ont- wikkelt.

ooit, en van de kinderen maakt maar een op de zes een echtscheiding mee, meestal ook weer snel gevolgd door hertrouwen. We kunnen dus met recht van een moderne standaard-levensloop spreken.

3_ Scheve verhoudingen tussen fasen in de levensloop

Op zich lijkt de moderne levensloop ten opzichte van de traditionele geen ver- slechtering. En dat hoeft het ook zeker niet te zijn: er is niets op tegen als het aantal situaties en opties dat mensen meemaken wordt verruimd. De 'verlengde jeugdfase' biedt mogelijkheden voor exploratie op allerlei terreinen en natuur- lijk voor een goede opleiding, de 'lege-nest-fase' betekent- zo blijkt ook uit onderzoek voor velen een hernieuwing van relaties en interessen, etc. Het pro- bleem is echter dat als gevolg van deze ontwikkeling- in samenhang met het tot nu gevoerde beleid- de belasting van de verschillende levensfasen zich oneven- wichtig ontwikkelt. Waarbij om het eenvoudig te zeggen de fasen waarin men het a! zwaar heeft steeds zwaarder worden belast en omgekeerd de lichtere fasen steeds meer voordelen krijgen. Het verlenen of moe ten ontvangen van zorg is hierbij uiteraard een sleutelwoord: naarmate het verlenen van zorg minder wordt gesteund door overheid en maatschappij, wordt de private druk zwaarder.

Er is echter meer aan de hand dan dat aileen: ook wat betreft de welvaartsont- wikkeling en de culturele verhouding tussen generaties is er sprake van toene- mende vergroting van de klooftussen de fasen. We concentreren ons hier vooral op de welvaartsontwikkeling, omdat dat met harde cijfers is aan te tonen. Op cultureel terrein willen we daaraan voorafgaand slechts enkele algemene opmer- kingen maken, die betrekking hebben op de verschuiving in betekenis (waarde- ring) van de begrippen 'oud' en 'jong'.

'Oud worden' is inmiddels een van de meest gevreesde en ongewenste zaken in het Ieven geworden. Paradoxaal genoeg gebeurt dat op een moment dat de voor- uitzichten van burgers op een lange en gezonde oude dag beter dan ooit in de geschiedenis zijn: de gemiddelde burger mag rekenen op meer dan tien jaar relatief goede gezondheid en inkomen nadat hij of zij gestopt is met werken.

Maar Plato's klassieke uitspraak dat het echte geluk pas aanbreekt met de oude dag, wanneer de vreugden van de geest niet Ianger gehinderd worden door de fysieke behoeften en drang van de eerdere perioden, heeft vandaag de dag niet bepaald vee! aanhangers. Datzelfde geldt voor de 'klassieke verantwoordelijkhe- den' van het gezinsleven: mannelijkheid en vrouwelijkheid worden niet meer afgemeten aan de prestaties op het terrein van ouderschap (kostwinnerschap cq.

kinderzorg). De levensfasen Parentia en Seniora hebben te lijden van de 'culturele hegemonie' van]uniora en vooral Liberia: succes gerelateerd aan de mate waarin de persoonlijke wensen en ontplooiingsmogelijkheden worden gerealiseerd.

(11)

44 42 40 38 36 34 ll

]0

21 26

u

Figuur 2

Gestandaardiseerd jaarinkomen x 1.000

22~---

22 24 26ll 30 32 3436l8 40 42 44 46 48 48 S2 54 S4 S8 60 6264

1996

1997

leeftijd

Het is echter essentieel dater ook een materiele basis is voor het verschil tussen de fasen in de levensloop. In het recente 'Gezinsrapport' van het Sociaal en Cultureel Plan bureau staat tamelijk summier aangegeven dat ouderschap welis- waar niet zozeer tot een inkomensdaling leidt, maar wel degelijk tot een wel- vaartsdaling van een kwart tot een derde. In het kader van de opdracht om een tweejaarlijks Signaleringsrapport over gezinnen te maken (te beginnen in 2000) heeft de Nederlandse Gezinsraad inmiddels een aantal berekeningen gemaakt op basis van CBS-gegevens over de koopkrachtontwikkeling tijdens de levensloop.

Het resultaat is zichtbaar in figuur 2, die enige toelichting behoeft.

De twee lijnen geven aan wat de meest voorkomende welvaartspositie is op ver- schillende leeftijden: meer dan driekwart van de burgers volgt het patroon waar- bij na het uithuisgaan en zelfstandig of samenwonen de welvaart eerst explosief groeit, en vervolgens inzakt in de gezinsfase (dit kunnen we ook het 'gezinsdal' noemen'). De welvaart neemt daarna weer toe met het uithuisgaan van kinde- ren, en daalt vervolgens weer na pensionering. De bovenste lijn geeft de huidige situatie weer, de onderste die van 20 jaar geleden (uiteraard gecorrigeerd voor inflatie). Wat daarbij opvalt is dat de toename van welvaart met name heeft plaatsgevonden in de beide fasen zonder kinderen (Liberia en Consumptia), terwijl de Parentia-fase nog veel dichter bij het niveau van 1977 zit.

Als we dan naar figuur 3 kijken, dan zien we dat de ontwikkeling van de druk in termen van tijd en inspanningen in de gezinsfase exact het omgekeerde patroon

9

:r )>

"'

"'

ei '"'

-

"

"

"' '"

"

,...

~

" '"

'" c:

n

>-l ("l

-

0

"' ~

< ("l

)> '"

:z N

0 :z

M ~

s: '"

0 :z

0 0

, c:

"

0

:z '"

"'

,...

'"

'" :z

< "' '" '"

:z ,...

~ "'

,...

-

0 0 0

-

" :z

(12)

j, tl

~

J:

"'

~

"

'"

"'

~ .,

~

n

"'

<

>

z

tJ

:":"l

~ 0 tJ :-:-:

"'

-

z

~

<

.,

z

V>

-

0 0 ..,

>

"'

...;

-

"' '"

.,

c 0 tJ

"

'"

"

-

z

~

'"

z

0 c tJ

~

"' '"

z

"'

"'

-

'"

-

tJ

z

-

Figuur 3

50

Q

40

Q g

Zorg en inkomen tijdens de levensloop 1997

25 35 45

leeftijd

65

zorguren vrouw inkomen paar

zorguren man

volgt. In de figuur is het inkomensdal schema tisch weergegeven in de middelste lijn, en afgezet tegen het aantal uren dat mannen en vrouwen besteden aan zorg en opvoeding. Het is duidelijk dat juist in de fase waarin de middelen het geringst zijn de druk het grootst is. Zeker als we tenslotte bedenken dat de leef- tijdsfase tussen 30 en 40 jaar normaliter ook nogal belangrijk is als periode waarin een carriere gemaakt zou moeten worden. De figuur laat ook zien dat het verschil tussen mannen en vrouwen in deze fase feitelijk explodeert tot een nauwelijks meer in te halen kloof.

Het bovenstaande maakt duidelijk dat in de huidige situatie Parentia en Seniora cultureel en structureel op achterstand staan ten opzichte van de nieuwe levens- loopfasen Liberia en Consumptia. Beide 'klassieke' fasen hebben te lijden van een afname van prestige van datgene wat van oudsher hun kracht was: volwassen zijn is niet Ianger een gevolg van het hebben van een eigen gezin, en oud zijn is niet Ianger synoniemmet ervaring en wijsheid. Toch maakt bijna iedereen deze fasen wei degelijk mee, maar in plaats van wensbeelden worden de gezinsvor- ming en het verlaten van de arbeidsmarkt eerder schrikbeelden. Op zijn minst zijn ze geassocieerd met verlies in plaats van winst, en we zien dan ook niet voor niets dat ouderschap- met name bij hoger opgeleiden- steeds vaker wordt uitge- steld of afgesteld uit vrees voor de onvermijdelijke keuze tussen vrijheidsverlies ofwelvaartsverlies (en meestal allebei). Ter indicatie hiervan: Nederland heeft niet alleen de wereldwijd hoogste leeftijd van vrouwen bij de geboorte van het

(13)

eerste kind (bijna 30 jaar), maar ook een extreem hoog percentage kinderloos- heid (25 procent) bij hoger opgeleide vrouwen.

4. levensloopbeleid?

In het bovenstaande is gewezen op het dreigende risico van verdergaande seg- mentering van fasen, en daarmee groepen burgers in de levensloop. Jongeren, ouders en ouderen lopen het risico zowel ideologisch als materieel tegen elkaar te worden uitgespeeld, niet omdat ze dat zelf zo graag willen, maar omdat de maatschappelijke organisatie en structuur nu eenmaal het meest voordelig uit- pakt voor degene die zich 'calculerend' opstelt. Bijvoorbeeld door na een lange opleiding het ouderschap zolang mogelijk uit te stellen, het kindertal te beper- ken, en tussentijds een rugzak vol gespaard verlof, sabbatical etcetera te verzame- len. Dat kan uiteraard alleen door de meest efficiente- dat wil in dit geval zeg- gen: inkomstengenererende - opstelling in alle fasen van de levensloop.

Ouderschap en zorg zelfvoor je rekening nemen is in dat geval dubbel onvoor- delig, vrijwilligerswerk doen tijdens je studie is zelfs riskant, het besturen van een sportclub kan nadelig zijn voor je carriere, etc. Het is echter een enorme denkfout dat hier 'egolsme' achter zit. Voor sommigen mag dit opgaan, de grote meerderheid van de burgers kiest onverkort voor het ouderschap, en daarmee voor de investering in anderen. Waarmee ze echter voor 'duivelse dilemma's' komen te staan: afzien van materiele goederen komt immers ook ten nadele van het eigen nageslacht; beperking van het kindertal is evenzogoed in het belang van de kinderen die straks moeten studeren, etcetera.

Constructief overheidsbeleid gaat ervan uit dat burgers zelf hun positieve poten- tieel en creativiteit graag zullen inzetten, als ze maar de randvoorwaarden daar- voor hebben. Hieronder wil ik trachten een aantal voorwaarden en opties te schetsen voor een dergelijk constructief overheidsbeleid, met de (moderne) levensloop als uitgangspunt.

Ouderschapsstelsel in plaats van kostwinnersstelsel

De eerste voorwaarde van een dergelijk beleid is dat het alleen kan werken als het integraal wordt ingevoerd en als basis van het sociale stelsel gaat fungeren.

We moeten niet vergeten dat het klassieke stelsel ook een levensloopbasis had, alleen met een wat eenvoudiger fasering. Kostwinnerschap begon met het huwe- lijk en eindigde met pensionering. Door de 'automatische koppeling' tussen uit- huisgaan, samenwonen/trouwen en (snel) kinderen krijgen was het mogelijk om alle voorzieningen voor vrouwen en kinderen als het ware in een enkel pakket te combineren en dat (via de man) aan het gezin ter beschikking te stellen. Het pro- bleem van de hervormingen - de individualisering van het stelsel -van de afgelo-

0:

"'

..;

"

'"

"

~

""

"'

n ::;

~

<

>

z

tl

""

;;:

0 d

""

"'

z

"'

11

>

""

::;

"'

"' ,..

;::-

"'

c

C'1 tl

C'1

"'

"

z

~

"'

z

0

c

tl

"'

""

.., z

""

"'

"

,.

-

tl

-

z

(14)

;r >

'"

"

..; :::

.,

"'

'" '"

"' ,..

~:::-

., "' '"

c:

n

"

:::

"

'"

'"

<

"

"'

> N

z

-

"

z

"' ~

):: "'

0 z

"

0

"' c:

I "'

z "' ,.. '" < '" '" z

"

'"

"' '"

z "' ,..

~ '"

,...

I

0 0 ""

"

;;

janet werkt na het afmaken van de Havo als intercedente bij een uitzendbureau. Bij de geboorte van haar kinderen gaat ze met haar vriend jan, hypotheekadviseur bij een bank, sa men een jaar voor het eerste kind zorgen, het tweede doet zij aileen, in combinatie met drie dagen opvang per week, omdat jan in een intensieve werkfase zit. Daarna gaan ze beiden drie dagen per week werken. (In de huidige situatie was Janet na twee kinderen te lang weg geweest om haar werk te continueren, en was het maar de vraag of jan het belang van meer thuiszijn zag.)

pen jaren is eigenlijk eenvoudig te karakteriseren als 'het weggooien van het kind met het badwater': voorzieningen voor kinderen verdwijnen tegelijk met die voor afhankelijke partners. En de oplossing daarvoor lijkt inderdaad gevon- den te kunnen worden door het stelsel niet op partnerschap maar op ouder- schap te 'ijken'. De cijfers Iaten immers zien dat de ouderschapsfase relatief zwaar onder druk staat, terwijl de fasen daarvoor en daarna veel ruimte hebben (zowel qua tijd als qua geld). Bovendien geldt- en dat is uit het oogpunt van een verdelingssystematiek erg belangrijk- dat in de moderne levensloop de periode dat kinderen in huis wonen ongeveer evenlang is als de periode dat men zonder kinderen leeft.

Er zijn diverse wegen denkbaar om de ouderschapsfase financieel te ondersteu- nen, waarbij overigens aangetekend moet worden dat voor met name bovenmo- dale inkomensgroepen de beschikbaarheid van tijd belangrijker is dan die van geld. We gaan verderop nog in op de 'tijdsopties', maar in zekere zin zijn tijd en geld natuurlijk inwisselbaar, omdat je voor geld jezelf kunt vrijmaken van ande- re activiteiten of iemand anders in kunt huren.

- Een eerste optie is ondersteuning van ouders via de belastingen door invoering van taxcredits, te financieren uit de tarieven voor hogere inkomens en winsten;

hierdoor vindt automatisch verdeling tussen hogere en lagere inkomens plaats.

- Een tweede optie, sterk daaraan gerelateerd, is het direct ondersteunen van ouders door verhoging van de kinderbijslag of een vorm van opvoedgeld. Elders heb ik al gesuggereerd om alle beschikbare middelen uit kinderbijslag, maar ook voor kinderopvang en de Bijstandswet in een Opvoedingsfonds onder te brengen.

- Een derde optie, en naar mijn mening een zeer interessante omdat het hier gaat om een herverdeling binnen de eigen levensloop van burgers is het invoe- ren van levensloopspreidingsarrangementen zoals een aantal andere Europese Ianden die kent voor bijvoorbeeld hypotheken met een oplopend rentepercenta- ge (goedkoop voor jonge gezinnen). Of een stelsel zoals wij hier al kennen voor studiefinanciering: extra middelen worden ter besch1kking gesteld in de vorm van een lening waarbij de terugbetaling is gekoppeld aan het latere inkomen.

Idealiter participeren burgers al voordat zij aan kinderen beginnen ondersteund

(15)

door de belasting in een 'ouderschapsverzekering', genieten zij premievrijstel- ling als zij zelf kinderen verzorgen, en be tal en zij tij dens de inkomenspiek daar- na juist meer. De vraag naar de omvang van de ondersteuning die dergelijke arrangementen moeten bieden, kan hier niet uitvoerig aan de orde worden gesteld, maar idealiter zouden ze zo fors moeten zijn dat ouders vijf jaar per kind 'vrijgesteld' kunnen worden. Het lijkt misschien onmogelijk om bij een gezin met twee kinderen tien jaar vrijstelling op te brengen, maar afgezet tegen de 30 jaar vrijstelling van de partner in het oude stelsel is het maar een derde.

Bovendien gaat het om vrijstellingen in de fase van de levensloop waarin het inkom en nog relatief laag is.

Flexibele economie

De tweede voorwaarde voor een levensloopbeleid klinkt mogelijk paradoxaal, maar dat is een flexibele economie. In het huidige stelsel zijn gezin en flexibili- teit elkaars natuurlijke vijanden: iedere vorm van uitbreiding van winkel- en arbeidstijden brengt ouders in moeilijkheden. Zo niet echter wanneer ouders gebruik kunnen maken van vrijstellingen. Het voert te ver om dit hier uit te wer- ken, maar waarom zouden we niet over kunnen schakelen op een 'dubbelstelsel' waarbij een aantal functies in de dienstverlening (ook die van de overheid) ver- vuld worden in meerdere 'ploegen'. Als ouders net zoals ze op vakantie mochten in het hoogseizoen voorrang krijgen bij de keuze van ploegen, levert ook met schoolgaande kinderen de combinatie van ouderschap en werk geen problemen op. En vanuit de werkgever gezien biedt meervoudige bezetting van functies ook een goed uitgangspunt om oplossingen te bieden bij ziekte, de gelegenheid posi- tief te werken aan zaken als periodiek verlof, gefaseerde uittreding, etcetera.

Daar is zeker ruimte voor: de moderne levensloop is immers weliswaar nog steeds voor de grootste groepen in de samenleving relatief gelijk, maar vee! min- der gestandariseerd dan vroeger. Nog afgezien van de 20 procent volwassenen die geen kinderen krijgen, zijn er tal van groepen die om wat voor reden dan ook de middelen voor de ouderschapsfase niet juist op dat moment zullen gebruiken, maar ze liever op andere pun ten willen inzetten.

Met de beide genoemde basisvoorwaarden, inkomensherverdeling ten gunste van ouderschap over de levensloop en een flexibel arbeidsstelsel waarmee werk en gezin beter kunnen worden gecombineerd, laten zich ook een aantal andere maatregelen treffen. Bespreking hiervan op basis van de huidige 'beleidssegmen- ten' als jeugd- ofveiligheidsbeleid is niet goed mogelijk, omdat de kracht juist ligt in het kunnen combineren van activiteiten voor en door burgers uit verschil- lende levensfasen (iets wat nu vrijwel onmogelijk is). Wei zal ik trachten per punt de verschillende mogelijke beleidsrelevante aspecten aan te geven. Als basis voor de bespreking dienen weer de hierboven onderscheiden 'segmenten' infan-

13

~ ""

0 z

"'

0

"' c

"'

tl

z , , '"

"'

"'

z

"'

"'

M tl

(16)

:I: >

"'

"'

...; ::;

..,

"

"' '"

"

,...

~~

" '"

'" c:

n ...; ("1

-

0

"'

""

< ("1

> '"

z N

0 z

"'

H

s: '"

0 z

0 0 tr c:

I

" "'

"

z '"

-

< tr z ,...

"'

"' ,... '"

-

0 '"

"'

'" z

I

0 .., 0 0

z

tia, juniora, liberia, parentia, consumptia en seniora.

Infantiafase

De infantia-fase begint vanuit beleidsperspectief met het stelsel van (pre)natale zorg, kraamzorg, consultatiebureaus etcetera. Op dit terrein kent Nederland a!

een van de beste stelsels ter wereld, maar in de afgelopen jaren zijn daarin de nodige gaten geslagen. Bovendien komt hier direct de kwestie van de betrokken- heid van beide ouders en hun taakverdeling aan de orde: ouderschap wordt mede uitgesteld in verband met ontbrekende voorzieningen voor de combinatie van arbeid en zorg. Ter vergelijking: in Noorwegen worden vrouwen gemiddeld bijna twee jaar eerder moeder, en wat minstens zo belangrijk is, bestaat er geen ver- schil in timing van kinderen krijgen tussen hoger en lager opgeleide vrouwen.

Hier is de kinderloosheid onder de groep vrouwen die het meest arbeidsgericht zijn, die met een hogere opleiding, al opgelopen tot 25 procent.

Een levensloopstelsel zou moeten voldoen aan de volgende criteria voor (aan- staande) ouders:

- keuzevrijheid van 'geboortemoment': combineerbaar met zowel studie als betaald werk;

- keuzevrijheid van zorgverdeling: geen doorslaggevende financiele gevolgen van keuzen van mann en of vrouwen om te (blijven) werken of tijdelijk te gaan zor- gen;

- keuzevrijheid van zorgarrangement: geen voor- of nadelen van de keuze om zelf voor kinderen te zorgen dan wel gebruik te maken van externe opvang.

Op de financiele en economische voorwaarden is hierboven al ingegaan: het is essentieel dat mannen en vrouwen voldoende ruimte hebben om juist de eerste cruciale hechtingsfase bij elkaar door te brengen. Zowel om te wennen aan elkaars nieuwe posities, als specifiek voor vaders om meer betrokkenheid bij zorg te krijgen. Er is echter nog veel gerichter beleid denkbaar. Zoals openstel- ling van consultatiebureaus in de avonduren, zodat ouders er gezamenlijk heen kunnen gaan. En vervolgens zou er in ieders omgeving een 'coi:iperatieve creche' moeten zijn, die wordt gedreven door ouders zelf. Twintig ouderparen, met een beetje professionele hulp voor coi:irdinatie, kunnen bijvoorbeeld op basis van deeltijdverlofuitstekend om toerbeurt de opvang draaiende houden. Het gevolg daarvan is niet aileen veel meer flexibiliteit in openingstijden, maar ook dater veelmeer 'natuurlijke communicatie' ontstaat tussen ouders in wijken. Mijn voorspelling is dat een wijk waarin een of meerdere van deze creches functione- ren, met betrokkenheid van zowel vaders als moeders, een enorm effectief cohe- sie-instrument heeft. De cruciale factor is hier telkens dat ondersteuning van de ouders met Uonge) kinderen hen de mogelijkheid biedt om de leefomgeving zelf vee! beter in handen te nemen en te organiseren. Daarmee ontstaat ook een

(17)

~/' Kern is de opheffing van de 'segmenterings- dwang' waardoor onderwijs gebon- den is aan een bepaalde leeftijd.

jeanette combineert haar studie rechten met het ouderschap. Na negen jaar heeft zij haar bul en een kind van 7, en gaat de advocatuur in terwijl haar man ]aap (ingenieur) zijn gespaarde ouderschapsverlof en sabbatical opneemt. Als hun kind wat ouders is beginnen zij samen een eigen advieskantoor. (In de huidige situatie was het zeer de vraag geweest of gezinsvorming had plaatsgevonden)

natuurlijk aanspreekpunt voor het systeem van kinder- en jeugdzorg, een aan- spreekpunt in de vorm van (georganiseerde en samenwerkende) ouders dat men nu node mist. Deze georganiseerde ouderstructuren kunnen in de volgende ont- wikkelingsfasen van kinderen eveneens een centrale rol krijgen- en zullen die zeker ook nemen- als aanspreekpunt voor het onderwijs. En tenslotte kunnen deze 'oudercooperaties' een rol spelen in de hulpverlening bij groepen jongeren waar het mis gaat, en dan in het allereerste stadium (ouders helpen ouders).

]uniorfase

Om overigens misverstanden te voorkomen, de meeste jongeren hebben weinig tot geen problemen. Maar, zoals hierboven a! werd gesignaleerd, als ze ouder worden leiden ze wei een beetje een 'dubbel bestaan': vroege toegang tot sociale volwassenheid, steeds later tot economische zelfstandigheid. Het is mijn overtui- ging dat zeer vee! jongeren, met name degenen die niet echt academisch zijn georienteerd (en dat is misschien wei 90 procent) toch lijden onder het feit dat ze aileen 'symbolisch' kunnen scoren met cijfers en diploma's. Een groot dee!

van hen is bereid en in staat om a! vee! eerder echt aan het arbeidsproces dee! te nemen. Dat zou kunnen als tegelijkertijd de leerplicht wat eerder partieel wordt gemaakt en de studiefinanciering niet meer wordt gebonden aan leeftijden of schooltypen. Vee! jongeren die nu hun tijd op school uitzitten (of gewoon spijbe- len!) zullen tien of twintig jaar later, als ze zelf een gezin hebben bijvoorbeeld, vee! intensiever en efficienter gebruik maken van onderwijs als ze nu doen. Voor wat oudere scholieren en studenten is het zeer nuttig om tijdens hun opleiding serieus in contact te komen met de arbeidsmarkt, en een tijdelijk arbeidscon- tract is heel wat dwingender dan een lange stage. En last but not least is de combi- natie van studie en ouderschap waarschijnlijk heel wat gemakkelijker als die van betaald werk en ouderschap. Kern hier is de opheffing van de 'segmente- ringsdwang' waardoor onderwijs gebonden is aan een bepaalde leeftijd.

Liberiafase

Met bovenstaande maatregelen wordt de overgang tussen leren en werken vloei- ender. Vervolgens komen we- ofliever gezegd de meeste burgers- terecht in de fase die hierboven 'liberia' is genoemd: jonge kinderloze volwassenen, meestal werkend en samenwonend in relatief egalitaire verhoudingen. Negentig procent van deze groep geeft a an ooi t zelf kinderen te will en. Honderd procen t wil een

15

:::

,.

'" "'

-; ::;

"' "'

h' '"

"'

r-

~

"' "' ..,

n

"

-;

- "'

0'

<

"

'"

>

"

"'

0

"'

~

"' s: '"

0 z

"' 0 '" c

"'

0

z ""

"'

,.. ,., '"

"'

< "' '" h'

z r-

~ '"

,..

-

0 0 0

-

., z

(18)

:::

,

m

"'

'""' ...;

., "'

'" '"

'"

,...

~;::-

., "'

m :::

n .-; "'

,... tJ

'"

"'

<

"'

,

"'

"

z

-

tJ z

m ~

~ tr 0 z

tJ 0

"' c:

I '"

m ,... '" < m m z 0 "' "' tr z ""

z ,...

~ "'

,...

i

0 0 ., tJ ,... z

vaste partner: de tolerantie ten opzichte van 'slippertjes' is in de afgelopen jaren sterk afgenomen. Het proces neemt enige tijd in beslag, omdat letterlijk sprake is van een proces van trial-and-error: van de samenwonende paren gaat ongeveer de helft weer uit elkaar, het is inderdaad het 'proefhuwelijk' geworden waar in de jaren zestig wei van gesproken werd. Interessant genoeg is men in deze fase ook a! zo concreet mogelijk bezig met het vervolg dater relatiefveel wordt gespaard: ongeveer 8000 gulden per paar per jaar volgens het CBS. Waarmee direct een verklaring gegeven wordt voor de sterk stijgende uitgaven aan bruilof- ten en baby-uitzetten. Een levensloopbeleid in deze fase zou eerder een zekere mate van in perking inhouden, door de invoering van heffingen of het fiscaal sti- muleren van de 'spreidingsverzekeringen' zoals hierboven genoemd. Op dit moment zijn bank- en verzekeringswezen zeer goede zaken aan het doen met spaarplannen voor studie van kinderen. Maar nu al is het zo dat de fase met jonge kinderen relatiefveel zwaarder ligt. Kortom, het is in hun eigen belang als jonge tweeverdieners wat extra opbrengen voor de ouderschapsfase. Verder is het in deze fase vermoedelijk uiterst nuttig als de voorlichting wordt gelntensi- veerd. Voorlichting over zowel de inhoud en eisen van het ouderschap, als de lange termijnperspectieven met betrekking tot de combinatie van ouderschap en werk.

Parentiafase

Op die marrier begint men zowel financieel als qua kennis beter aan het ouder- schap, de 'parentia'-fase. Op dit moment is het- zeker omdat er wat minder over- dracht is van oudere generaties, en omdat men een vrij bestaan gewend is!- nogal een overgang en hebben veel ouders het de eerste jaren extra moeilijk.

Ondersteuning van de fase van ouderschap in het algemeen is bij de bespreking van het basisstelsel aan de orde geweest: in de kern gaat het erom dat ouders als primair verantwoordelijken voor de opvoeding in staat zijn om te kiezen voor de door henzelf meest gewenste situatie. Daarnaast zijn specifieke voorzieningen nodig voor de verschillende fasen binnen het ouderschap. Zoals een goed stelsel van kraamzorg, en snelle advisering en ondersteuning als ouders in de proble- men komen. Ook specifieke ondersteuningsvormen, als echtscheidingsbemidde- ling, leveren een belangrijke bijdrage in het kader van levensloopsteun. Bekend is immers dat de eerste twee jaren na een scheiding voor ouders en kinderen het ergst zijn, en goede begeleiding in die periode kan veel ellende in de latere jaren voorkomen.

Consumptia- en Seniorfase

Maar ook hier geldt dat het vooral gaat om de basisvoorwaarden, met name flexibiliteit. Naarmate kinderen ouder worden zullen immers ook de mogelijk- heden voor ouders om geleidelijk weer in te strom en of meer te gaan werken in

(19)

~/, Een serieus en consistent Ievens- loopbeleid biedt onvermoede moge- lijkheden op be- leidsterreinen die nu muurvast zitten.

het arbeidsproces toenemen. En weer een fase verder, de 'consumptia'-periode gaat geleidelijk het omgekeerde gelden, liefst in een vloeiende overgang naar de senior-fase. Mensen van 50 jaar hebben meestal-'jobhoppen' is

veel beperkter dan men denkt- al 20 jaar of langer in hetzelfde beroep gezeten en willen graag iets anders proberen. Dat is nu onmogelijk zonder het schaden van rechtsposities. Naar mijn mening is het potentieel aan verzorgers. maar ook bijvoorbeeld aan docenten, politiemensen etcetera onder ervaren professionals enorm, maar de inzet en overdracht van levenservaring is totaal geblokkeerd in de huidige maatschappij. (Iedere jonge agent zou dolgraag net als vroeger eerst een paar jaar willen meelopen met iemand van 50 jaar die al het nodige heeft meegemaakt) Ook in het onderwijs kan de vraag gesteld worden ofhet goed is dat mensen gedwongen zijn om 30 jaar achter elkaar alleen maar 'abstract' bezig te zijn. En tenslotte zou ik kinderopvang en gezinshulpverlening graag minstens voor de helft willen bezetten met mensen die zelf jarenlang voor kin- deren gezorgd hebben. Op die marrier wordt ook voorkomen dat het grate uittre- den lang voor het echt ouder worden begint via de WAO bijvoorbeeld.

5. Tot slot

Het bovenstaande bevat uiteraard niet meer dan een aantal opties. waarvan de implicaties slechts schetsmatig zijn uitgewerkt. Een serieus en consistent levens- loopbeleid biedt veel meer onvermoede mogelijkheden op beleidsterreinen die nu muurvast zitten. Als bijvoorbeeld inderdaad in meer 'ploegen' gewerkt wordt, betekent dat ook het gedeeltelijk terugdringen van de files, omdat een groat deel van het personeel 's middags begint. Als jongeren eerder aan het arbeids- proces mogen deelnemen, betekent dat ook een gedeeltelijke oplossing voor de dreigende personeelsschaarste als gevolg van de ontgroening in de nabije toe- komst. En als ze bijvoorbeeld in de zorg werken om hun studie te betalen wordt tegelijkertijd het contact van jongeren met ouderen een institutioneel onderdeel van hun ervaring (met name van die jongeren die in de rest van hun carriere relatiefweinig met zorg in aanraking zullen komen). De implementatie van iets als 'maatschappelijke dienstplicht' is een stuk eenvoudiger als het op verschil- lende tijdstippen kan, afhankelijk van het stadium van iemands opleiding, etce- tera. En last but not least zijn er goede mogelijkheden voor een (preventief) veilig- heidsbeleid. Op de eerste plaats door vroegtijdig contact van jongeren met ver- plichtingen en verantwoordelijkheden (nu is de 'werkstraf aan het einde van het justitiele traject vaak het eerste serieuze arbeidscontact). Recrutering van gezinsbegeleiders. jeugdcoi:irdinatoren en dergelijke kan juist verder plaatsvin- den onder de oudere en ervaren krachten in het onderwijs, bij de politie, maar ook onder ervaren ouders.

17

= >

"'

"'

-; ::;

.., "' '" '"

"'

,...

V>

.., '"

m

=

n -; n

- "

"' .,

< n

> '"

z "

"

z

"' ~

;: "'

0 z

"

0

"

=

"'

"

z '"

'"

"'

,... m

"' z

< "'

" '"

z

-

V> m

,...

0 0

0

z

..,

(20)

:: >

m

"'

-

~

"

"'

t'1';

"'

"' -

Vl::-

., .,

"' c

n

~ ("l

-

c;

"'

< Cl

>

z

0 z

m ':' :<: "'

c z

"

0

I "'

z

-

'" < ' ' z ~ "' "

"

"' m z "' "'

-

I

0 0 "

" -

z

In het bovenstaande is voorlopig niet meer dan een aantal opties genoemd, die nadere uitwerking behoeven. Waar het om gaat is de constatering dat een beleid dat zich baseert op de (moderne) levensloop en de overdrachten daarbinnen mogelijkheden biedt om impasses te doorbreken. Vanuit een dergelijk perspec- tief is het ook- zoals Marnix van Rij onlangs zeer terecht stelde - volledig zinloos te discussieren over de vraag of het nu jeugd-, gezins-, of ouderenbeleid beet. De jeugd l1eeft zijn bestaan te danken aan de ouderen, en de ouderen zijn afhanke- lijk van de volgende generaties voor hun verzorging. Gezinnen vervullen daar- tussen de scharnierfunctie, en aile beleidsmaatregelen voor een van die fasen hebben direct effect op de bestaansvoorwaarden in andere fasen. De eerste stap zal zijn om dit te onderkennen, de tweede om dat met een aantal zeer welgeko- zen voorbeelden en een paar goed onderbouwde plannen in een programma te vertalen. Een programma waarin de talrijke goede plannen die al op deelterrei- nen zijn ontwikkeld- zoals het veiligheidsbeleid, de ondersteuning van gezinnen met kinderen en van de middengroepen, de toekenning van budgetten voor kin- deropvang en zorg van betrokkenen zelf, etcetera - elkaar onder ling kunnen ver- sterken.

drs. P. (Peter) Cuyvers is senior stafmedewerker van de Nederlandse Gezinsraad.

Noot

De gegevens in dit artikel zijn afkomstig uit een aantal analyses die in samenwerking tussen de Nederlandse Gezinsraad en het CBS zijn uitge- voerd. Zie voor meer informatie: J. Latten & P. Cuyvers (red), 'Gezinnen van deze tijd; P. Cuyvers & J. Latten(red)', J\lleen of sa men? Individu en gezin in de toekomst.

(21)

Een heel Ieven lang leren

PROF. DR. C.P.M. KNIPSCHEER

'De filosofie van een Ieven lang leren vraagt om herschikking van aile levens- loopdimensies'. Het paarse actieprogramma 'Een Ieven lang leren', schiet dan ook te kort. Kees Knipscheer, hoogleraar Sociale Gerontologie, plaatst in onderstaand artikel drie kanttekeningen bij het programma. 'Er is op grond van maatschappelijke gewenning en individuele aanspraken en in verband met de institutionele verankering in talloze arbeidsmarkt- en sociale zeker- heidsarrangementen geen beweging in te krijgen'. Om deze verstarring te doorbreken zijn baanbrekende initiatieven en grote overtuigingskracht onontbeerlijk.

Onder de aansprekende titel 'Een Ieven lang leren' is in januari 1998 een van de laatste actieprogramma's van Paars I gepubliceerd. Het actieprogramma is een vervolgactiviteit op het nationale kennisdebat dat bij het begin van Paars I door minister Ritzen werd gei:nitieerd. Het actieprogramma beschrijft een aantal maatregelen, concrete taken en verantwoordelijkheden die eraan bijdragen dat processen van 'een Ieven lang leren' ook werkelijk tot stand komen. Als zodanig sluit de idee direct aan bij de noodzaak om als burger en werknemer de snelle ontwikkeling van kennis en wetenschap te volgen en bij de overheidsintentie om van Nederland een kennisland te maken. Overheid, bedrijfsleven (werkgevers en werknemers) en burgers zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor een intensive- ring van scholingsprocessen in het algemeen en voor extra aandacht voor ach- terstandsgroepen onder de werkenden, zoals vroege schoolverlaters, werkzoeken- den en oudere werknemers. Aan nut en noodzaak van een dergelijke intensive- ring wil ik niets afdoen.

Wei zou ik me enkele kanttekeningen willen veroorloven bij de beperkte 'scope' van het actieprogramma, gezien de stand van zaken op de arbeidsmarkt, de snel veranderende leeftijdssamenstelling van de (arbeidsmarkt)bevolking en een levensloopgeorienteerd loopbaandenken. Dit laatste impliceert een accent op de oudere werknemer, hoewel consequenties worden doorgetrokken naar de gehele arbeidsmarkt.

Laat ik mijn kanttekeningen eerst kart noemen om ze daarna te bespreken. Ten eerste de argumentatie voor een Ieven lang leren. De noodzaak voor een Ieven lang leren wordt aileen onderbouwd met het oog op 'employability', op blijvende inzetbaarheid in het arbeidsproces. De wijze waarop 'leren' in de nota wordt gehanteerd lijkt te eenzijdig gericht op het bij de tijd zijn wat betreft 'techni- sche' kennis. Kwalificaties voor een groat aantal functies zijn echter slechts in

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De smaakbeoordeling (tabel 5) tenslotte geeft in geen van de 3 proeven aanleiding voor de veronderstelling dat het vlees van de met gedroogde batterijmest hou- dend mengvoer

Tot wijziging dezer bepalingen of tot ontbinding der Stichting kan door het Bestuur slechts worden besloten bij een besluit door tenminste wee-derde van het aantal

Bijlage: Op stap naar het secundair onderwijs.. MOET IK EEN

Een gering percentage van de bedrijfshoofden boven 50 jaar (7%) bleek geen opvolger te hebben (tabel 9.4). In de klasse van 45 tot 50 jaar bleek 36% of geen kinderen te hebben of

The likelihood-ratio is the probability of the score given the hypothesis of the prose- cution, H p (the two biometric specimens arose from a same source), divided by the probability

Bovine HapMap Consortium. Genome-wide survey of SNP variation uncovers the genetic structure of cattle breeds. Bovine Genome Sequencing and Analysis Consortium. The genome sequence of

Andere methoden maken koeling niet overbodig, maar dragen bij aan houdbaarheid bij koeling:. • Pasteuriseren (vaste of

The success of the vehicle- free developments was measured and the information utilised to guide recommendations for the demarcated study area within the town of