• No results found

Stedenbouwkundige voorschriften

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Stedenbouwkundige voorschriften"

Copied!
94
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Antea Group NV

Niets uit dit bestek/drukwerk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt d.m.v. drukwerk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Antea Group NV, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd.

Stedenbouwkundige voorschriften

Gemeentelijk Ruimtelijk uitvoeringsplan

“Borgloon Centrum”

dossier: 227403 Docnr: 2274033004 datum: Juni 2014

opdrachtgever: stad Borgloon

Antea Group nv

Jaarbeurslaan 25 3600 Genk

(2)

Colofon

Opdrachtgever Stadsbestuur Borgloon

Opdrachtgever contactpersoon Stefanie Grootaers, stedenbouwkundig ambtenaar

Opdrachthouder Antea Group n.v.

Roderveldlaan 1 2600 Antwerpen

Tel. 089 / 74 11 00 Fax 089 / 74 11 01

Projectverantwoordelijke Wim Smeets,

Projectleider

Datum Juni 2014

(3)

Voor Antea Group nv,

Miguel Vanleene, ruimtelijk planner Wim Smeets, projectleider

Gezien en voorlopig aangenomen door de gemeenteraad in zitting van 28/01/2014

DE SECRETARIS, Vera Leemans

DE VOORZITTER Frederic Debuyst Het college van burgemeester en schepenen bevestigt dat onderhavig plan ter inzage van het publiek

In het gemeentehuis werd neergelegd van 14/02/2014 tot 15/04/2014

DE SECRETARIS, Vera Leemans

DE BURGEMEESTER, Danny Deneuker

Gezien en definitief aangenomen door de gemeenteraad in zitting van 24/06/2014

DE SECRETARIS, Vera Leemans

DE VOORZITTER Frederic Debuyst

Gezien en goedgekeurd door de Deputatie op ...

DE GRIFFIER, DE GOUVERNEUR,

(4)

Inhoudsopgave

Inleiding...4

1 Hoofdstuk 1: Terminologie en meetwijze...5

1.1. Terminologie...5

1.2. Meetwijze...10

2 Hoofdstuk 2: Algemene voorschriften voor het ganse plangebied...12

1.1. Op te heffen voorschriften ...12

1.2. Voorrangsregels ...12

1.3. Categorieën van stedenbouwkundige voorschriften...12

1.4. Bouwcommissie...13

1.5. Ruimtelijke kwaliteit en contextuele inpassing...13

1.6. Algemene voorschriften voor alle delen van het grafisch plan ...14

1.6.1. Materialen ...14

1.6.2. Samenvoegen van twee of meerdere gebouwen ...15

1.6.3. Woondichtheden en toegangen...15

1.6.4. Terrassen en balkons bij wooneenheden...16

1.6.5. Afwijkingen op de rooilijn ...17

1.6.6. Erfscheidingen ...17

1.6.7. Wijziging van het bodemreliëf...17

1.6.8. Vellen van bomen ...17

1.6.9. Integraal waterbeheer...18

1.7. Parkeer- en/of stalplaatsen voor auto’s en fietsen bij woongebouwen...18

1.7.1. Algemeen...18

1.7.2. Aantal plaatsen om wagens en fietsen te parkeren of te stallen ...18

1.8. Overgangsbepaling...19

2 Hoofdstuk 3: Specifieke stedenbouwkundige voorschriften...20

0.1. Artikel 3.1. Zone voor wonen – woonzone type A...20

2.1. Artikel 3.2. Zone voor wonen – woonzone type B...27

2.2. Artikel 3.3. Zone voor wonen – etagewoningen...33

2.3. Artikel 3.4. Zone voor wonen – strategisch woonproject ...39

2.3.1. Artikel 3.4.1. Projectzone 1 (SP1)...41

2.3.2. Artikel 3.4.2. Projectzone 2 (SP2)...46

2.3.3. Artikel 3.4.3. Projectzone 3 (SP3)...49

2.3.4. Artikel 3.4.4. Projectzone 4 (SP4)...53

2.4. Artikel 3.5. Zone voor tuinen en bijgebouwen...57

2.5. Artikel 3.6. Zone voor tuinen - onbebouwbaar...59

2.6. Artikel 3.7. Zone voor openbaar nut ...61

2.7. Artikel 3.8. Zone voor zorgcampus...61

2.8. Artikel 3.9. Zone voor groen en openbaar nut ...61

2.9. Artikel 3.10. Zone voor openbaar nut en horeca ...61

2.10. Artikel 3.11. Zone voor groen ...61

2.11. Artikel 3.12. Zone voor openbaar domein - centrumstraten ...61

2.12. Artikel 3.13. Zone voor openbaar domein - woonstraten...61

2.13. Artikel 3.14. Aanduidingen in overdruk ...61

(5)

Inleiding

Hierna volgen de stedenbouwkundige voorschriften van het Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan “Borgloon Centrum”. De stedenbouwkundige voorschriften moeten samen gelezen worden met het grafisch plan, dat aangeeft voor welke gebieden de stedenbouwkundige voorschriften van toepassing zijn, en gehanteerd worden samen met de toelichtingsnota.

Leeswijzer

De stedenbouwkundige voorschriften zijn als volgt opgebouwd:

De hoofdstukken 1 en 2 bevatten algemene bepalingen die geldig zijn voor alle percelen en gebouwen gelegen in het plangebied.

Hoofdstuk 1 bevat de gehanteerde begrippen en meetwijzen binnen dit ruimtelijk uitvoeringsplan.

In hoofdstuk 2 worden de volgende elementen behandeld:

– een opsomming van bepalingen omtrent ruimtelijke kwaliteit van gebouwen en terreinen, en van de vergunningen;

– een opsomming van de voorschriften die door dit uitvoeringsplan opgeheven worden (art. 38 §1 van het decreet R.O. van 18 mei 1999 en latere wijzigingen).

Hoofdstuk 3 bevat bijzondere bepalingen en voorschriften per zone. Op het grafisch plan is voor elk perceel aangegeven in welke zone het gelegen is. Bijgevolg kan voor elk perceel binnen de begrenzing van dit ruimtelijk uitvoeringsplan een vast kader aangereikt worden voor het beoordelen van de stedenbouwkundige attesten of stedenbouwkundige vergunningsaanvragen. De stedenbouwkundige voorschriften hebben verordenende kracht.

Algemene opvatting

Het ruimtelijk uitvoeringsplan maakt in de eerste plaats gebruik van een aantal concreet bepaalde bestemmingszones binnen de begrenzing van het ruimtelijk uitvoeringsplan. Daarnaast worden accenten in de gewenste ruimtelijke structuur van het plangebied gelegd d.m.v. de elementen genaamd “symbolen in overdruk”, die een bijkomend aantal bepalingen vastleggen voor percelen of gebouwen door middel van een overdruk.

(6)

1 Hoofdstuk 1: Terminologie en meetwijze

1.1. TERMINOLOGIE

Aanplakborden:

Aanplakborden zijn reclame-inrichtingen waarop publiciteit (werving voor het kopen van merkproducten) wordt aangeplakt.

Kleinambacht:

Kleinschalige activiteiten die gericht zijn op handwerk waarbij de omvang van de activiteit zodanig beperkt is dat deze in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen kunnen worden uitgeoefend en de woonfunctie wordt gehandhaafd, en bovendien de producten voortvloeiend uit het handwerk ter plaatse verkocht worden. De activiteiten zijn onderworpen aan de wetgeving ter zake.

Appartement:

Een appartement is een wooneenheid in een meergezinswoning (of meergezinsgebouw) waarin de verschillende leeffuncties verdeeld zijn over verschillende ruimtes. Het appartement omvat alle lokalen die het gezin primair nodig heeft om comfortabel te leven (leefruimten, keuken, slaapruimten en de bijhorende dienstruimten zoals badkamer, WC, wasplaats en bergplaats). Een appartement is steeds toegankelijk via een gemeenschappelijke traphal, inkomhal of galerij.

Balkon:

Uitkraging aan een gevel van een gebouw, waarvan het bovenvlak als buitenruimte vanuit het gebouw toegankelijk is, en aansluitend bij één of meer vertrekken van een wooneenheid, die niet gelegen is op maaiveldhoogte, en in rechtstreeks contact met de buitenlucht, waar personen buiten kunnen verblijven, rusten, enz.; een balkon kan geheel of ten dele overdekt zijn, maar minstens één zijwand van de balkonruimte is permanent open naar het buitenklimaat.

Beheer:

Beheer is de instandhouding van alle omstandigheden die voor een goed gebruik en inrichting van de functies van een gebied nodig zijn (oa. oeverrandenbeheer, beheer van houtwallen, enz.)

Bestemming:

De bestemming duidt de functie aan die door het verordenend grafisch plan juridisch vastgelegd wordt.

Bijgebouw:

Een constructie of gebouw dat ruimten en/of bestemmingen bevat die een ondersteunende functie hebben voor de eigenlijke woning. Het gaat hier over overdekte terrassen, pergola’s, garages, carports, fietsenstallingen, tuinbergplaatsen, tuinhuizen en technische lokalen horende bij de woning (bv. verwarmingslokaal, het filterhuis van een zwembad, ...). De bijgebouwen die ingericht zijn voor een nevenbestemming vallen niet onder deze definitie.

Bouwlaag:

Een niveau van aaneensluitende volwaardige leefvertrekken die boven elkaar binnen een gebouw voorkomen, en dat bestaat uit een doorlopend gedeelte van dit gebouw, aan boven- en onderzijde begrensd door een op gelijke hoogte liggende vloer.

Bouwlagen:

Zijn de niveaus van aaneensluitende volwaardige leefvertrekken die boven elkaar binnen een gebouw voorkomen. De 1ste bouwlaag komt overeen met het gelijkvloers of de vertrekken op maaiveldniveau; de 2de bouwlaag komt overeen met de vertrekken op de 1ste verdieping, enz. Bouwlagen volledig ondergebracht in een hellend-dakconstructie worden niet als bouwlaag meegeteld. Er wordt enkel rekening gehouden met bouwlagen boven het peil van het maaiveld, waarbij een bouwlaag als ondergronds beschouwd wordt wanneer meer dan 75% van de totale hoogte van de bouwlaag onder het peil van het maaiveld gelegen is.

(7)

Constructie:

Elk bouwwerk van hout, steen, metaal of ander bouwmateriaal dat hetzij met de grond verbonden is, hetzij op de grond geplaatst is en zodanige afmetingen heeft dat het niet zonder voorbereidende werkzaamheden kan worden verplaatst.

Contextualiteit:

In het plan opgevat als stedenbouwkundige aanpak die wil dat bouwvormen en detailleringen aansluiten bij de bestaande elementen in de omgeving of er op een creatieve wijze mee corresponderen. Contextualiteit heeft een eigen tijd- en ruimte dimensie.

Diensten:

Activiteiten gericht op een frequente (voor een groot deel van de dag en een groot deel van de werkzaamheden) dienstverlening (met een onmiddellijke bediening ter plaatse) naar de burger (loketfuncties). Het betreft reisbureaus, bankinstellingen, verzekerings- en/of administratiekantoren, makelaarskantoren, advocaten- en of notariskantoren, uitzendbureaus, wasserijen, consultancybureaus, boekhoudingskantoren, huisartsenpraktijken, tandartsenpraktijken, praktijkvestigingen voor fysiotherapie en tandtechniek. Bij een dienst wordt geen fysiek product verkocht, zoals bij de bestemming handel, maar wel een intellectueel of “niet-tastbaar” product.

Diensten met privaat, persoonsgebonden karakter:

Deze specifieke dienstverlening situeert zich in de private verzorging (schoonheidssalons, kapsalons, massage, wellness) of in de persoonlijke dienstverlening (verzekeringen, boekhouding, accountancy).

Duurzame aspecten:

Aspecten die een duurzame ontwikkeling behoeven. Bij de ontwikkeling wordt tegemoet gekomen aan de noden van de huidige generaties, zonder de mogelijkheid van de toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien op het spel te zetten.

Eengezinswoning / woning:

De woning is het huis of het gedeelte van het huis, bestemd voor de huisvesting van een gezin en als dusdanig gebruikt. De woning omvat alle lokalen die het gezin primair nodig heeft om comfortabel te leven (leefruimten, keuken, slaapruimten en de bijhorende dienstruimten zoals badkamer, WC, was-/bergplaats, …). Een woning heeft een rechtstreekse toegang van op het openbaar domein of van in de voor- of zijtuin, zonder eerst via een gemeenschappelijke traphal te moeten passeren.

Erfdienstbaarheid:

Een last waarmee een erf of een onroerend goed bezwaard is tot gebruik en ten nutte van een ander onroerend goed, bijvoorbeeld recht van toegang, bouwverbod, etc.

Formele sport:

Activiteiten vooral uitgevoerd in openlucht en in team- en/of verenigingsverband met een sportief en competitief karakter. Er wordt gebruik gemaakt van specifieke sportinfrastructuur. Dergelijke activiteiten zijn mede bedoeld om toeschouwers aan te trekken.

Gemeenschapsvoorzieningen:

Dit zijn voorzieningen en functies, met uitzondering van recreatie, die op bepaalde tijdstippen of altijd voor de burger toegankelijk zijn en een dienst verlenen aan de gemeenschap. Het betreft ondermeer alle vormen van onderwijs (van kleuter, lager tot hoger onderwijs, dag- en avondonderwijs, …), cultuur en erediensten (museum, cultureel centrum, tentoonstellings- en congresruimten, bibliotheek,, jeugdhuis, kerk, gebedshuis, …), overheidsdiensten (politie, brandweer, administratie, opslag, bescherming, …), verzorging (poliklinieken, materniteiten, ziekenhuizen en bijhorende diensten, bejaardentehuizen, aanleunwoningen/serviceflats voor bejaarden, …), nutsvoorzieningen (elektrische verdeelcabines, pompstations, drukstations, …).

Geveltuin:

(8)

Kleinschalig groenelement aan de voorgevel van een pand, bestaande uit een kleine oppervlakte van het openbaar domein, grenzend aan de gevelwand, die niet verhard wordt en beplant met aangepaste soorten, bij voorkeur klimplanten.

Handel:

Commerciële activiteit die erin bestaat dat fysieke (tastbare) goederen tussen twee partijen worden uitgewisseld tegen betaling van een geldsom. Voorbeelden: bakker, kruidenier, slager, kledingzaak, parfumerie, …

Bij een handelsbestemming wordt een fysiek product verkocht, en geen intellectueel of “niet-tastbaar” product, zoals bij diensten.

Harmonisch:

(zoals in harmonische samenhang, op harmonieuze wijze aansluiten op), dit houdt in dat de gebouwen voor de meeste elementen die hun voorkomen in de omgeving bepalen, een samenwerking of verband aangaan; dit moet leiden tot een welgeordend en aangenaam ogend geheel, wat niet uitsluit dat er op een verantwoorde en bewust doordachte manier aparte accenten kunnen gelegd worden.

Hemelwater:

Het geheel van regen, sneeuw en hagel.

Horeca:

Dit is de bedrijfstak in de economie die alle eet- en drinkgelegenheden (restaurants, taveernes, cafés, …) en toeristische verblijfsaccommodaties (hotels, pensions, gastenkamers, …) omvat.

Inpandig volume:

Bouwvolume dat gelegen is op één of meerdere percelen van een goed en geen enkele gevel heeft die uitgeeft op het openbaar domein

Kangoeroewoning:

Een kangoeroewoning bestaat vormelijk uit één geheel; functioneel bestaat deze woning uit twee wooneenheden, maar beide wooneenheden zijn met elkaar verbonden door middel van een aantal gemeenschappelijke delen. Eén van de twee wooneenheden is steeds ondergeschikt aan de andere en ontstaat steeds uit een sociale noodzaak. Zo kan een kangoeroewoning bv. aan een oudere persoon de kans bieden om bij het gezin van één van zijn/haar kinderen of kleinkinderen in te trekken zonder de eigen zelfstandigheid te verliezen. Beiden kunnen tegelijkertijd genieten van wederzijdse hulp.

Kantoor:

Een kantoor is een ruimte waar “hoofdarbeid” wordt uitgevoerd. Het betreft onder meer ruimten van banken, verzekeringsgroepen, vrije beroepen, studie- en adviesbureaus e.a.

Kroonlijst:

Een geaccentueerd (dikwijls uitstulpend) deel aan de bovenrand van een gevel dat de bovenkant van de gevel aanduidt, de ruimtelijk verticale beëindiging van de bovenzijde van de gevel van het gebouw.

Landschapsscherm:

Ruimtelijk scherm dat op een dusdanige manier wordt ingericht dat zij een afschermende functie kan vervullen tussen een zone die visuele, geluids- of andere hinder kan veroorzaken voor een andere zone of bestemming, hetzij binnen of hetzij buiten het plangebied van het RUP.

Perceel:

Een grondstuk aangegeven op de kadastrale kaarten en leggers, en die bepaald wordt door de kadastrale perceelsgrenzen zoals die op de kaarten van de bestaande feitelijke en juridische toestand zijn weergegeven.

Reclame-inrichtingen:

Zijn dragers van merknamen van producten die te koop worden aangeboden.

(9)

Recreatie:

Het geheel van gedragingen die primair gericht zijn op de eigen verlangens betreffende fysieke ontspanning (sport, spel, etc.) en die plaatsvinden binnen de vrije tijd (de tijd die overblijft na de maatschappelijke en fysiologische activiteiten). De recreatieve activiteiten kunnen o.a. worden ontplooid binnen de daartoe aangeduide gebieden voor recreatie.

Rooilijn:

Deze lijn vormt de grens tussen de openbare weg en de aanpalende eigendommen, hetzij op basis van feitelijke waarnemingen (percelen, kadasterplan), hetzij in overeenstemming met wat door de administratieve overheid is voorgeschreven voor de toekomst in een rooilijnenplan.

Spel- en ontspanningsactiviteiten:

Informele dagelijkse en niet-competitieve activiteiten (vooral in functie van de kinderen en jeugd) met een recreatief karakter waarbij deelnemers van buiten de onmiddellijke omgeving en/of toeschouwers niet aangetrokken worden.

Streekeigen plantensoorten:

Beplanting of plantengroei die van nature, spontaan voorkomt bij de fysische omstandigheden die zich in een bepaalde streek en/of op een specifieke plaats voordoen. Een plant is autochtoon of oorspronkelijk inheems in een bepaalde streek in Vlaanderen als deze een nakomeling is van planten die zich sinds hun spontane vestiging na de laatste ijstijd altijd natuurlijk hebben verjongd, of kunstmatig vermeerderd werden met strikt lokaal materiaal. Deze bepaalde streken in Vlaanderen worden afgebakend als zogenaamde herkomstgebieden. De afbakening van de herkomstgebieden is gebaseerd op bodemkundige, hydrologische en klimatologische factoren, en op de verspreiding van soorten. Binnen één herkomstgebied heersen uniforme ecologische groeicondities. Het plangebied situeert zich binnen het herkomstgebied “Brabants District oost”, gekenmerkt als leemstreek.

Struweel:

Is een struikvormige gesloten vegetatie, opgebouwd uit houtige planten niet hoger dan 2,00m tot 4,00m, zonder bomen.

Terras:

Verblijfsruimte in de buitenlucht, doorgaans afgescheiden, besloten en verhard, en aansluitend bij één of meer vertrekken van een wooneenheid, en in rechtstreeks contact met de buitenlucht; een terras kan geheel of ten dele overdekt zijn, maar minstens één zijwand van de terrasruimte is permanent open naar het buitenklimaat. Een terras bevindt zich ofwel op maaiveldniveau, ofwel op (een deel van) een plat dak.

Terrein:

In de context van een stedenbouwkundige aanvraag zijn dit alle kadastrale percelen en/of loten, die fysiek één geheel vormen en aan elkaar grenzen, en die, eventueel samen met het gebouw of de woning op dat terrein, tot dezelfde eigenaar behoren.

Uithangborden:

Uithangborden verkondigen de ter plaatse, in een gebouw of op een terrein beoefende activiteit. Ze vermelden de activiteit of verwijzen naar de uitbater, de zaak of vereniging. Voorbeelden zijn infopanelen of naamborden.

Verblijfsaccommodatie:

Dit is een vorm van horeca (zie hoger), maar hier beperkt tot de toeristische verblijfsaccommodatie, meerbepaald hotels, pensions, groepsverblijven en gastenkamers. Horeca is de algemene benaming, verblijfsaccommodatie is er een welbepaald onderdeel van.

Verhardingen:

Alle materialen voor bodembedekking en alle behandelingswijzen van de bodem die het grondoppervlak hard maken en dit karakter garanderen onder alle omstandigheden.

(10)

Verkrot:

Een gebouw wordt beschouwd als verkrot indien het niet voldoet aan de elementaire vereisten van stabiliteit op het moment van de eerste vergunningsaanvraag tot het uitvoeren van onderhouds-, instandhoudings-, verbouwings- of renovatiewerken, of uitbreidingswerken. Stabiliteit is geen visueel of esthetisch aspect, maar heeft betrekking op de constructie van het betrokken gebouw. Ingestorte, al lang verwoeste, met de grondvesten gelijkgemaakte of instabiele gebouwen worden beschouwd als verkrot. Indien de gemeente een gebouw als verkrot beschouwt, wordt dit gemotiveerd met een deskundigenverslag.

VIOE: Gebouw opgenomen in VIOE - Cultuurhistorisch waardevol gebouw:

Een gebouw dat opgenomen is in de Vlaamse Inventaris van het Onroerend Erfgoed (VIOE), opgesteld met toepassing van artikel 3, 2° van het koninklijk besluit van 1 juni 1972 tot oprichting van een Rijksdienst voor Monumenten- en Landschapszorg bij het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur, en vastgesteld door de Vlaamse minister, bevoegd voor de monumenten en landschappen.

Vrij beroep:

Onder de definitie vrij beroep vallen de volgende beroepen of activiteiten:

advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingsconsulent, architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, leraar, logopedist, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tandartsspecialist, tolk-vertaler (al dan niet beëdigd), tuin- en landschapsarchitect, verloskundige.

Wooneenheid:

Één woon- en verblijfplaats van een alleenstaande of van meerdere personen die een sociale (familiale) band met elkaar hebben.

Zone:

Afgebakend gebied op het grafisch plan, dat één of meerdere bestemmingen kan hebben en waarbinnen specifieke stedenbouwkundige voorschriften gelden.

(11)

1.2. MEETWIJZE

Bebouwde oppervlakte:

Dit is de bruto-oppervlakte van alle ruimten en kamers op de verschillende bovengrondse vloerniveaus van een woning of gebouw, met inbegrip van de dikte van binnen- en buitenmuren, verluchtingsschachten en schouwen. De oppervlakte van de vrijstaande woningbijgebouwen en van de aansluitende overdekte terrassen, carports en andere open overdekte constructies wordt niet meegeteld in deze bruto-oppervlakte.

Bebouwingspercentage:

Een in de voorschriften aangegeven percentage, dat de maximale oppervlakte van het perceel of lot aangeeft dat mag worden bebouwd. De oppervlakte van de woningbijgebouwen en van de aansluitende overdekte terrassen, carports en andere open overdekte constructies wordt meegeteld in deze bruto-oppervlakte. Bij het berekenen hiervan tellen ondergrondse ruimtes (kelders, garages, parkeergarages, technische ruimtes, …) niet mee.

Bebouwingsindex B/T:

De bebouwingsindex is de verhouding van het geheel van de bebouwde en/of overdekte terreinoppervlakte op de totale terreinoppervlakte van een perceel, of desgevallend alle percelen die deel uitmaken van een totaalproject, en uitgedrukt als een decimaal getal.

Begroeningspercentage:

Een in de voorschriften aangegeven percentage, dat de minimale oppervlakte van het perceel of lot aangeeft dat onverhard en met vegetatie begroeid moet zijn. Een groen dak boven op een ondergrondse parkeergarage of andere ondergrondse ruimte telt mee in het bepalen van de oppervlakte die groen en onverhard is aangelegd.

Bouwwerken: werken die uitgevoerd worden in, aan of in de onmiddellijke nabijheid van bestaande gebouwen, met als doel het onderhoud, de instandhouding, de aanpassing, de uitbreiding of de vernieuwing van deze bestaande gebouwen. De volgende categorisering van bouwwerken wordt aangehouden in de voorschriften bij dit ruimtelijk uitvoeringsplan:

• Onderhouds- en instandhoudingswerken: onder onderhouds- of instandhoudingswerken worden werken verstaan die het gebruik van het gebouw voor de toekomst ongewijzigd veilig stellen door het bijwerken, herstellen of vervangen van geërodeerde of versleten materialen of onderdelen. Hieronder wordt ook verstaan het vervangen van dakgebinten en het gedeeltelijk vervangen van de bestaande buitenmuren (maximum 50%). Het betreft ingrepen die noch de bestemming, noch het gabariet, noch de morfologie van het gebouw wijzigen.

• Verbouwings- en renovatiewerken: verbouwings- en renovatiewerken zijn werken die tot doel hebben een beter functioneel gebruik van het betrokken gebouw te realiseren. Dit zijn herstellings- en/of aanpassingswerken waarbij structurele herstellingen, constructieve wijzigingen en/of ingrepen worden uitgevoerd, en de bestemming, het functioneel gebruik en/of de morfologie van het gebouw wel wijzigen. Het gabariet blijft ook hier gelijk aan het bestaande.

Algemeen worden de werken slechts onder de noemer “verbouwing” of “renovatie” gevat voor zover aan de volgende twee voorwaarden tegelijk voldaan is:

o 60% van de buitenmuren blijft fysiek behouden;

o de dakvorm blijft behouden als verschijningsvorm.

• Vernieuwbouw: vernieuwbouw betekent het geheel of gedeeltelijk wederopbouwen van een bestaand vergund gebouw in geval van gehele of gedeeltelijke vernietiging door overmacht (bv. brand, blikseminslag, instorting, verkrotting, enz…), waarbij het oorspronkelijk volume en de afmetingen behouden blijven.

• Uitbreidingswerken: wanneer het bestaande, vergunde volume van een gebouw vergroot wordt door de toevoeging van nieuwe delen of volumes, eventueel tot een bruto maximumvolume, dan betreft het uitbreidingswerken. Uitbreidingswerken kunnen gecombineerd worden met verbouwingswerken.

• Nieuwbouw: wanneer een constructie of gebouw volledig nieuw opgebouwd wordt, al of niet na afbraak van bestaande gebouwen op het betrokken perceel, of wanneer werken uitgevoerd worden die hiermee gelijkgesteld kunnen worden, betreft het nieuwbouw.

(12)

• Het vergroten van een bestaand gebouw met een bepaalde bestemming door het in gebruik nemen van een reeds bestaand of verbouwd gebouwvolume, wordt niet beschouwd als uitbreidingswerken. Deze werken vallen onder de noemer verbouwings- of renovatiewerken.

Bruto bouwvolume:

Het bruto bouwvolume van een woning wordt gemeten met inbegrip van de binnenmuren, buitenmuren, dakconstructie, verluchtingsschachten en schouwen, te vertrekken van het gemiddelde maaiveldpeil. Bij de volumeberekening wordt het bruto volume van de woningbijgebouwen en van aansluitende overdekte terrassen, carports en andere open overdekte constructies meegeteld in dit bruto bouwvolume. Keldervolumes onder het gemiddeld maaiveldpeil worden niet meegerekend, op voorwaarde dat het gaat over gebruikelijke onderkeldering van het woongebouw. Wanneer ondergrondse ruimtes woonfuncties herbergen (woonlokalen, hobbyruimte, nevenbestemming) moeten ze wel meegerekend worden.

Kroonlijsthoogte:

De kroonlijsthoogte van het gebouw wordt gemeten vanaf het gemiddeld maaiveldpeil ter hoogte van de voorgevel, tot aan de bovenzijde van de goot, de kroonlijst of de gevelbeëindiging. De hoogte van het (eventuele) hellende dak wordt hierin niet meegerekend.

Totale bouwhoogte:

De totale bouwhoogte van het gebouw wordt gemeten vanaf het gemiddeld maaiveldpeil ter hoogte van de voorgevel, tot aan het hoogste punt van het dak (de nok). Schouwen, antennes, bliksemafleiders, verluchtingselementen, technische installaties en sierelementen op het dak worden in deze hoogte niet meegeteld.

Verhardingspercentage:

Een in de voorschriften aangegeven percentage, dat de maximale oppervlakte van het perceel of lot aangeeft dat verhard mag worden.

Vloerindex V/T:

De vloerindex is de verhouding van de bruto-vloeroppervlakte van een gebouw, geteld over alle bovengrondse bouwlagen, op de totale terreinoppervlakte van een perceel, of desgevallend alle percelen die deel uitmaken van een totaalproject, en uitgedrukt als een decimaal getal.

(13)

2 Hoofdstuk 2: Algemene voorschriften voor het ganse plangebied

1.1. OP TE HEFFEN VOORSCHRIFTEN

Door de goedkeuring van dit gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan door de bevoegde overheid, worden de volgende voorschriften opgeheven:



De voorschriften van het gewestplan Sint-Truiden - Tongeren, (K.B. van 5 april 1977), die binnen de begrenzing van dit gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan liggen. De op te heffen bestemmingen zijn in dit geval:

“woongebieden (code 0100)”;

“woongebieden met cultureel, historische en/of esthetische waarde (code 0101)”;

“parkgebieden (code 0500)”;



De voorschriften van het nog bestaande BPA “Centrum 1B” in hun integraliteit. Het plangebied van het vernoemde BPA wordt immers volledig door het plangebied van dit gemeentelijk RUP bedekt.

Bovenstaande bestemmingsplannen worden vervangen door de bestemmingszones en door de bestemmingsvoorschriften van dit gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

1.2. VOORRANGSREGELS

Deze stedenbouwkundige voorschriften vormen één geheel met het grafisch plan. Indien er afwijkingen voorkomen tussen voorschriften en grafisch plan, moet rekening gehouden worden met die welke de oogmerken van het RUP het best verwezenlijken. In de regel zullen dit de meest beperkende bepalingen zijn.

1.3. CATEGORIEËN VAN STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN

Volgens het besluit van de Vlaamse overheid van 18 mei 2008 tot vaststelling van nadere regels met betrekking tot de vorm en inhoud van de ruimtelijke uitvoeringsplannen, dienen de bestemmingen van het RUP overeen te komen met de 10 door de overheid vooropgestelde categorieën.

In onderstaande tabel worden enerzijds de bestemmingen uit het RUP, anderzijds worden de door de overheid vastgelegde categorieën weergegeven waar de bestemmingen ondergebracht worden.

Bestemming in het RUP Categorie

Artikel 3.1. Zone voor wonen – woonzone type A wonen Artikel 3.2. Zone voor wonen – woonzone type B wonen Artikel 3.3. Zone voor wonen – etagewoningen wonen Artikel 3.4. Zone voor wonen – strategisch woonproject wonen Artikel 3.5. Zone voor tuinen en bijgebouwen wonen Artikel 3.6. Zone voor tuinen – onbebouwbaar wonen

Artikel 3.7. Zone voor openbaar nut gemeenschapsvoorzieningen en nutsvoorzieningen Artikel 3.8. Zone voor zorgcampus gemeenschapsvoorzieningen en nutsvoorzieningen Artikel 3.9. Zone voor groen en openbaar nut gemeenschapsvoorzieningen en nutsvoorzieningen Artikel 3.10. Zone voor openbaar nut en horeca gemeenschapsvoorzieningen en nutsvoorzieningen /

private voorzieningen

Artikel 3.11. Zone voor groen groenzone

Artikel 3.12. Zone voor openbare domein – centrumstraten lijninfrastructcuur Artikel 3.13. Zone voor openbaar domein – woonstraten lijninfrastructuur Artikel 3.14. aanduidingen in overdruk

(14)

1.4. BOUWCOMMISSIE

Er wordt een Bouwcommissie opgericht voor bepaalde onderdelen van dit RUP. De Bouwcommissie moet samengesteld worden binnen 6 maanden na de definitieve goedkeuring van dit RUP door de Deputatie. De Bouwcommissie blijft aangesteld zolang nodig is om de bestemming, de bebouwing en de inrichting te realiseren van de zones waarover zij bevoegd wordt .

De Bouwcommissie is bevoegd voor stedenbouwkundige aanvragen en attesten die geheel of gedeeltelijk binnen de volgende zones van het RUP liggen:

• Artikel 3.4. – zone voor strategisch project

• Artikel 3.7. – zone voor openbaar nut

• Artikel 3.8. – zone voor zorgcampus

• Artikel 3.10. – zone voor openbaar nut en horeca

De Bouwcommissie wordt als volgt samengesteld:

• Een afgevaardigde van RO Vlaanderen – Agentschap Ruimtelijke Ordening;

• Een afgevaardigde van RO Vlaanderen - Agentschap Onroerend Erfgoed;

• De stedenbouwkundige ambtenaar van Borgloon of zijn (haar) afgevaardigde;

• De Voorzitter van de GECORO of zijn ondervoorzitter;

Elke stedenbouwkundige aanvraag en attest, die betrekking hebben op bouwwerkzaamheden die onder architectuurplicht vallen, worden voorgelegd aan de Bouwcommissie. De Bouwcommissie formuleert een geschreven advies over het voorgelegde dossier op basis van een voorontwerp en op uitdrukkelijk verzoek van de aanvrager, die op zijn beurt dit advies toevoegt aan zijn stedenbouwkundige aanvraag/attest. De Bouwcommissie zal haar advies formuleren binnen de vijftig kalenderdagen.

Op vraag van de Bouwcommissie kan de Bouwcommissie uitgebreid worden met één of meerdere externe deskundigen, en dit kan voor een bepaald dossier of op permanente basis.

1.5. RUIMTELIJKE KWALITEIT EN CONTEXTUELE INPASSING

Elke handeling die vergunningsplichtig is binnen het plangebied zal moeten beantwoorden aan twee criteria, met name ruimtelijke kwaliteit en contextuele inpassing.

Het onderzoek van de ruimtelijke kwaliteit steunt op het principe van de “toegevoegde waarde”: elke vergunningsplichtige handeling zal op haar eigen schaalniveau moeten zorgen voor een toegevoegde waarde aan de bestaande ruimte. Een toegevoegde waarde wordt bekomen in de volgende gevallen:

 De handeling versterkt een aanwezige ruimtelijke kwaliteit: versterken van straat- of pleinwand, benadrukken van straat- en stadszichten, door discretie in vormgeving een beeldbepalend gebouw extra in beeld brengen, herstructureren in positieve zin van de openbare ruimte, (gedeeltelijke) herbestemming van een gebouw dat beschermd is als monument of opgenomen is als waardevol, beeldbepalend pand.

 De handeling herstelt door haar uitwerking de ruimtelijke kwaliteit die (gedeeltelijk) verloren gegaan is: invulling van open plekken binnen de kleinschalige ruimtelijke structuur van het plangebied, vervangen van een verkrot of versleten gebouw door een nieuwbouw.

Als de toegevoegde waarde duidelijk herkenbaar is in de aanvraag, kan er sprake zijn van ruimtelijke kwaliteit.

Het onderzoek van de geslaagdheid van de contextuele, eerlijke inpassing wordt onder meer gebaseerd op:

– de inplantingsplaats van de gebouwen: gebouwen dienen op zowel een functioneel verantwoorde als een ruimtelijk verantwoorde wijze ingeplant te worden;

(15)

– de relatie met de overige bebouwing in de omgeving: de bebouwing en harde infrastructuurelementen worden zoveel mogelijk gebundeld en sluiten zowel morfologisch als naar opbouw aan met andere bebouwing in de omgeving;

– de ruimtelijke draagkracht;

– de architecturale kwaliteit, de verschijningsvorm en de gebruikte bouwmaterialen;

– het eigentijdse en oorspronkelijke karakter van de architectuur;

Bij het indienen van een stedenbouwkundige aanvraag binnen het plangebied dient deze geslaagde contextuele inpassing te worden aangetoond en gemotiveerd. Het einddoel van elke stedenbouwkundige vergunning moet een nieuw of verbouwd gebouw zijn dat volledig past in de omgeving waarin het ingeplant is. Dit wil zeggen dat de volumetrie, typologie en architectuur tegelijk moeten passen binnen de ruimtelijke structuren van de omgeving, en een eigentijdse toevoeging moeten vormen tot de bebouwde omgeving en de diverse architectuurvormen en -stijlen.

Elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning met architectuurplicht binnen dit gemeentelijk RUP zal naast de toetsing aan de hierboven vermelde basiscriteria, en aan de bestemmings- en inrichtingsvoorschriften, ook beoordeeld worden aan de hand van de volgende criteria van het principe van “duurzaam bouwen”:

– Energiezuinig bouwen, dus compact bouwen;

– Maximaal gebruik maken van passieve zonne-energie;

– Het gebruik van natuurlijke materialen verkiezen boven kunstmatige materialen;

– Het nastreven van hemelwaterbeheersing en efficiënte waterhuishouding;

– Tuinen en groene ruimten als natuurlijke, streekeigen ruimtes aanleggen.

De aanvrager van een stedenbouwkundige vergunning moet, naast de verplichte inhoud van de nota die decretaal verplicht is bij een uitgebreid dossier voor een stedenbouwkundige aanvraag, ook de volgende elementen belichten in deze nota:

– De maatregelen om te voldoen aan het basiscriterium van “ruimtelijke kwaliteit”;

– De maatregelen om te voldoen aan het basiscriterium van “contextuele inpassing”;

– De maatregelen die genomen werden om te voldoen aan het algemeen criterium van “duurzaam bouwen”

De aanvrager moet duidelijk aantonen dat aan deze drie criteria maximaal voldaan is. Indien uit het dossier tot aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning blijkt dat niet is voldaan aan de gestelde criteria, wordt de vergunning geweigerd. Een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning kan dus, niettegenstaande het voldoet aan de bestemmings- en inrichtingsvoorschriften, geweigerd worden omwille van het feit dat de aanvraag niet voldoet aan de drie hierboven opgesomde criteria.

1.6. ALGEMENE VOORSCHRIFTEN VOOR ALLE DELEN VAN HET GRAFISCH PLAN

1.6.1. MATERIALEN

Vanwege het sterk historisch-erfgoedkarakter van het plangebied, wordt een strak schema opgelegd voor de te gebruiken materialen. Dit schema geldt voor alle gebouwen binnen het grafisch plan, en dit schema geldt bij alle vormen van bouwwerken zoals beschreven onder artikel 1.2.

Als hoofd-gevelmaterialen worden toegelaten:

• baksteen in natuurlijke tinten: schakeringen van bruin, rood en aardetinten, of een menging hiervan. Andere, blekere tinten of donkergrijze of zwarte, of enige anders gekleurde bakstenen zijn verboden;

• natuursteen in alle grijze kleuren of lichte kleur zoals schakeringen van gebroken wit, zandkleur of licht oker;

• gevelbepleistering of gevelcementering in lichte, natuurlijke kleur (schakeringen van wit, gebroken wit, zandkleur, licht oker);

• Gevelschilderwerk in lichte, natuurlijke kleur (schakeringen van wit, gebroken wit, zandkleur, licht oker).

(16)

Houten bekledingen in de vorm van beplankingen zijn alleen toegelaten als accent in de gevels, met een maximum oppervlakte van 30% van de gesloten delen van elke gevel.

Kleuraccenten zijn in de gevelafwerking toegelaten in de volgende tinten: grijs, blauwgrijs, bruingrijs of aardetinten; de maximum oppervlakte bedraagt dan 20% van de gesloten delen van elke gevel.

Gevelafwerkingen in kunstmaterialen, zoals allerlei kunst- en betonsteen, metalen bekledingen of allerlei plaatmateriaal, of gevelafwerkingen in materialen die hieronder opgelijst worden als dakmateriaal, zijn niet toegelaten.

Afwijkingen zijn slechts mogelijk cfr. art. 4.4.1. van de VCRO in functie van een kwalitatief ontwerp.

Als dakmaterialen voor hellende daken zijn toegelaten:

• Dakpannen van rode, zwarte of donkerblauwgrijze kleur;

• Leien (kunst- of natuurleien) in zwarte of donkerblauwe kleur.

Platte daken mogen met alle daartoe geschikte materialen afgewerkt worden, en de toepassing van een extensief of intensief “groen dak” is eveneens toegelaten.

De materialen voor losstaande bijgebouwen zijn dezelfde als voor de hoofdgebouwen, zoals hierboven beschreven, maar met dit verschil dat houten gevelafwerking toegelaten is als bijkomend hoofd-gevelmateriaal en niet meer alleen als accent.

Alle zichtbare en zichtbaar bedoelde gevels van het bouwvolume zijn evenwaardig en dit zowel naar materiaalgebruik als in functie van representatie. Vrijblijvende delen van de gemeenschappelijke muren (zijgevels) zullen door de vorm en het volume van het op te richten of te verbouwen gebouw een harmonisch geheel vormen en met een geschikt gevelmateriaal afgewerkt worden. Het aanbrengen van reclame in de vorm van panelen of schilderwerk op de blinde (wacht)gevels is verboden. De tijdelijke wachtgevels worden afgewerkt in harmonie met de gebruikte gevelmaterialen van de voorgevel. De vrijblijvende geveldelen worden afgewerkt door de laatst bouwende met gevelmateriaal gelijkwaardig en in harmonie met de voorgevel van de eerst bouwende.

1.6.2. SAMENVOEGEN VAN TWEE OF MEERDERE GEBOUWEN

Bij verbouwingswerken en renovatiewerken is het toegelaten om twee of meer bestaande woningen of gebouwen samen te voegen tot één groter gebouw, woning of woninggroep. Dit moet echter gebeuren met behoud van de voorgevelopbouw van de bestaande woningen en/of gebouwen. Verder zal ook de gevelritmiek en verticaliteit, evenals de kroonlijsthoogte of verschillende kroonlijsthoogten behouden blijven, om het historische straatbeeld maximaal te bewaren.

Het is dus niet toegelaten om bv. één van de kroonlijsthoogtes van een gebouw/woning aan de andere kroonlijsthoogte aan te passen, dit om reden van een eenvormige voorgevel. De bestaande verschillen in type, volume, gevelritmiek ,verticaliteit en kroonlijsthoogte/dakvorm moeten na de verbouwing behouden blijven.

1.6.3. WOONDICHTHEDEN EN TOEGANGEN

Het maximaal aantal wooneenheden per gebouw of inpandig volume mag niet meer bedragen dan de bebouwde oppervlakte van het gebouw gedeeld door 75 (= gemiddelde appartementsoppervlakte), afgerond naar het lagere gehele getal.

Elke wooneenheid moet, ongeacht de ligging of de bouwlaag waarin de wooneenheid zich bevindt, voorzien zijn van:



Ofwel een eigen toegang naar het openbaar domein in het geval van een woning;



Ofwel een toegang naar een gemeenschappelijke hal, overloop, galerij of andere gemeenschappelijke ruimte die op haar beurt uitgeeft op het openbaar domein, in het geval van een appartement of groepswoning.

In geen geval mag de toegang tot de woning of de gemeenschappelijke toegangsruimte via een andere bestemming (hoofd- of nevenbestemming) georganiseerd worden. Dit wil o.a. zeggen dat in een voorgevel van een pand dat tegelijk én wonen én een andere bestemming herbergt, twee onderscheiden rechtstreekse toegangen van op het openbaar domein moeten

(17)

voorzien worden. Desgevallend mag de toegang tot woongelegenheden via de achtergevel of een gemeenschappelijke binnenkoer georganiseerd worden.

Een voorbeeld: appartementen boven een handelsbestemming moeten een aparte toegang van op het openbaar domein krijgen.

1.6.4. TERRASSEN EN BALKONS BIJ WOONEENHEDEN

Algemeen:

Iedere wooneenheid die gerealiseerd wordt of na renovatie of verbouwing van een bestaand pand ontstaat, moet beschikken over een bruikbare private buitenruimte van minimaal 25,00m2 voor een wooneenheid in de eerste bouwlaag (op het gelijkvloers), en minimaal 6,00m2 vanaf de tweede bouwlaag, dit in de vorm van een terras of een balkon. Terrassen en balkons mogen geen afmeting (lengte of breedte) hebben die kleiner is dan 1,80m.

Het terras/balkon moet toegankelijk zijn vanuit minstens één van de volgende ruimten in de wooneenheid: keuken, living, salon, eetkamer of bureau. Een terras/balkon dat enkel vanuit een slaapkamer, badkamer, bergplaats of inkomhal toegankelijk is, is niet toegelaten.

Balkons

Een balkon aan de voorgevel mag slechts 0,60m uitsteken voorbij de rooilijn, en dit vanaf een hoogte van 3,00m boven het peil van het voetpad op die plaats. Maximum 1/3 van de gevelbreedte mag door een balkon ingenomen worden, met een maximum van 3,50m.

Terrassen:

Een terras op maaiveldniveau mag aangelegd worden op een plaats naar keuze binnen de niet-bebouwde ruimte van een perceel, aansluitend op de woon- en leefvertrekken van de wooneenheid waarbij ze hoort. Indien de zijranden van een terras op de perceelsgrens gelegen zijn, moet een erfscheiding kunnen opgetrokken worden volgens de voorschriften onder de alinea “Erfscheidingen”. Bijkomende terrassen op maaiveldniveau die niet aansluiten op de woon- en leefvertrekken van een wooneenheid, mogen eveneens aangelegd worden binnen de grenzen van het perceel (tuinterrassen).

Indien terrassen op platte daken worden aangelegd, dan gelden de volgende beperkingen en parameters:

1. Aan de achtergevel mag een terras op een plat dak aangelegd worden binnen het maximaal toegelaten bouwvolume (zogenaamde inpandige terrassen). Dit wil dan zeggen dat de uiterste buitenrand van het terras steeds tussen voorgevelbouwlijn en maximale achtergevelbouwlijn voorzien wordt. Indien het terras tot aan de perceelsgrens reikt, moet de afscheiding met het naburig perceel daar uitgevoerd worden met een gemene muur, opgetrokken volgens de wettelijke voorschriften, en afgewerkt met een weersbestendig gevelmateriaal.

2. De delen van het platte dak waarop het terras wordt aangelegd, die begrensd zijn door vergunde of vergund geachte muren op de perceelsgrenzen, mogen ingericht worden als terras over de volledige oppervlakte van dat deel. De muren moeten minstens 1,90m hoog zijn, gemeten ten opzichte van het vloerpeil van het afgewerkte dakterras.

3. Indien er geen bestaande muren aanwezig zijn op de perceelsgrenzen, die het terras kunnen afschermen, mag een scheidingswand in metselwerk, draadgaas of stalen roosterwerk met klimplanten of ondoorzichtig glas (dit laatste slechts over max. 2,00m lengte opgericht worden, met een maximum van 1,90m hoogte boven het afgewerkte vloerpeil van het dakterras in kwestie. Dit kan slechts gebeuren indien de eigenaar(s) van het aangrenzende perceel of de aangrenzende percelen hiertoe hun akkoord geven.

4. Indien er geen bestaande muren aanwezig zijn op de perceelsgrenzen, die het terras kunnen afschermen, en er is geen akkoord met de betrokken eigenaars van aanpalende percelen om de onder punt 2 vermelde scheidingswand op te trekken, dan moet het terras op die plaatsen op minstens 1,90m afstand van de perceelsgrens aangelegd worden, en de vermelde breedte van 1,90m moet ontoegankelijk gemaakt worden met groenaanleg of verhoogde plantenbakken met groenaanleg.

Beschermde gebouwen of beeldbepalende gebouwen kunnen hierop een uitzondering vormen, mits grondige motivatie.

(18)

1.6.5. AFWIJKINGEN OP DE ROOILIJN

Maximum 1/3de van de voorgevel, gemeten over de volledige hoogte ervan, mag maximaal 2,00m inspringen ten opzichte van de rooilijn. De daardoor ontstane onbebouwde zones tussen de voorgevel en het openbaar domein worden ingericht als representatieve voortuintjes of worden aangelegd met verhardingsmaterialen die aansluiten op het openbaar domein.

Vanaf de tweede bouwlaag mag de voorgevel uitspringen ten opzichte van de rooilijn, en dit tot een maximum van 0,60m voorbij deze rooilijn, en maximaal 1/3de van de totale perceelsbreedte. Bij dergelijke uitsprongen zal de afstand van de uitsprong tot aan de zijdelingse perceelsgrens telkens minimaal 1,00m bedragen.

1.6.6. ERFSCHEIDINGEN

Alle erfscheidingen moeten uitgevoerd worden op de volgende wijzen:

1. Ofwel met een muur in baksteen of natuursteen, met een maximumhoogte van 2,20m. Een afsluitingsmuur bekleed met houten planken is eveneens toegelaten.

2. Ofwel met een levende, inheemse en streekeigen haag, ingeplant op de erfscheiding of op 0,50m van deze scheiding verwijderd, en met een maximum hoogte van 2,00m.

3. Ofwel in een combinatie van draad met palen; de palen mogen in beton of staal zijn, dat laatste al dan niet geplastificeerd, en worden voorzien van een geplastifieerde metalen draadgaas. De hoogte van deze constructie is maximum 2,00m.

Houten schuttingen, kunststof schuttingen of vlechtwerk, prefab en imitatie houtelementen in gewapend beton, prefabbeton elementen, rieten vlechtwerk, en alle andere vormen van afscheiding dan hierboven beschreven zijn verboden. Voor terrassen en/of balkons vanaf de tweede bouwlaag gelden de regels vermeld onder punt 1.6.4.

1.6.7. WIJZIGING VAN HET BODEMRELIËF

Onbebouwde gronden kunnen enkel afgegraven of aangevuld worden in functie van een stedenbouwkundige vergunning.

Bomen en heesters op deze onbebouwde gronden mogen enkel verwijderd worden ter voorbereiding van bouwwerkzaamheden of in het kader van een verantwoord groenbeheer. Reclame- inrichtingen mogen niet op onbebouwde gronden geplaatst worden.

Wijzigingen van het bodemreliëf zijn slechts toegelaten voor zover het maaiveld niet hoger of lager gebracht wordt dan 1,00m verschil met het bestaande peil en/of het niveau van de aanpalende eigendommen.

Een uitzondering wordt gemaakt in de volgende gevallen:

 Voor de toegang van halfondergrondse en ondergrondse parkeergarages waarbij een hellende in- en/of uitrit toegelaten wordt in de bouwvrije voortuinstrook vanaf de gevel tot maximum 5,00m van de rooilijn of tot de rooilijn voor zover een goed zicht op het aanpalende openbaar domein gewaarborgd is.

 Voor reliëfwijzigingen die enkel tot doel hebben de nieuwe of verbouwde gebouwen op een normale wijze toegang tot het openbaar domein te verschaffen, en dit conform met de wetgeving op de toegankelijkheid van gebouwen voor personen met verminderde mobiliteit.

1.6.8. VELLEN VAN BOMEN

Het vellen van bomen kan, behoudens andersluidende beperkingen in de bijzondere bepalingen, onder andere worden toegelaten als dat noodzakelijk is met het oog op de veiligheid, de oprichting van de gebouwen en het nemen van toegang tot die gebouwen, alsmede indien de boom in kwestie oud en kaprijp geworden is. Elke velling van een bestaande boom moet gevolgd worden door een heraanplant met een streekeigen hoogstamboom van vergelijkbare omvang en hoogte.

(19)

In alle bestemmingszones zijn handelingen toegelaten in functie van de retentie en infiltratie van hemelwater en gescheiden behandeling en afvoer van huishoudelijk afvalwater.

Bij projecten met een verharding > 1.000m2 moet een zone voorzien worden in het project voor globale buffering van het hemelwater.

Bij het uitvoeren van bufferings- en infiltratiemaatregelen moet voor nieuwe structuren zoveel mogelijk gekozen worden voor open waterstructuren zoals grachten of vijvers (wadi’s). Het uitloopdebiet met worden gerealiseerd door een vertraagde afvoer.

Stedenbouwkundige vergunningen kunnen enkel verleend worden wanneer uit de vergunningsaanvraag onvoorwaardelijk blijkt dat er geen negatieve impact bestaat voor het waterbeheer. Dit houdt in dat regenwaterafvoer zoveel mogelijk beperkt wordt door opvang en hergebruik en dat er voldoende mogelijkheden aangewend worden om het water in de grond te laten infiltreren, voor zover de plaatselijke terreinkenmerken infiltratie mogelijk maken.

Bij de aanleg van verharde oppervlakte(s) dient steeds voldoende ruimte voor water gecreëerd te worden. Ook de bestaande verharde oppervlakte moet afwateren naar de aan te leggen open wateropvangvoorziening. Bij de dimensionering hiervan moet uitgegaan worden van een terugkeerperiode van de overloop van minimaal 20 jaar, met een minimum van 250m³/ha verharde oppervlakte. De dimensionering moet aangepast worden aan de totaal aangesloten verharde oppervlakte. Hieraan kan enkel voorbijgegaan worden indien aan de hand van een haalbaarheidsstudie blijkt dat afkoppelen van de bestaande verharding niet mogelijk is.

1.7. PARKEER- EN/OF STALPLAATSEN VOOR AUTO’S EN FIETSEN BIJ WOONGEBOUWEN

1.7.1. ALGEMEEN

Binnen de grenzen van het terrein waarop een woongebouw wordt opgericht of verbouwd, rekening houdend met de voorwaarden vermeld in de specifieke voorschriften en met de beperkingen inzake oppervlakte en toegankelijkheid van het terrein, dienen tegelijkertijd parkeer- en/of stalplaatsen voor auto’s en fietsen te worden aangelegd met een minimale en maximale stallingscapaciteit zoals hierna bepaald onder punt 1.7.2.

Een maximum aantal parkeerplaatsen wordt opgelegd in functie van het stimuleren van het openbaar vervoer en het fietsgebruik. Doordat een gebrek aan parkeer- en stalplaatsen eveneens een negatieve invloed heeft op de leefkwaliteit van de omgeving, wordt tevens een minimum aantal parkeer- en stalplaatsen opgelegd.

Elke aanvraag tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning voor een woongebouw moet worden aangevuld met een berekeningsnota waaruit blijkt dat aan de minimale en maximale vereiste stallingscapaciteit voor auto’s en fietsen is voldaan. Op het grondplan dat bij de aanvraag is gevoegd moet de aanvrager de nodige stallingsplaatsen intekenen die voldoen aan de hieronder (punt 2.7.2.) bepaalde minimale afmetingen. Op dat grondplan moeten ook de toegangen met hun afmetingen duidelijk worden opgetekend.

De parkeer- en/of stalplaatsen kunnen enkel worden aangelegd voor zover voldaan is aan de specifieke stedenbouwkundige voorschriften van dit RUP.

Naast de bepalingen van dit RUP blijven de bepalingen van bestaande en toekomstige stedenbouwkundige verordeningen met betrekking tot parkeerplaatsen, autostalplaatsen en/of fietsenstalplaatsen onverminderd van kracht voor wat betreft het plangebied, voor zover zij niet strijdig zijn met de bepalingen van dit RUP.

1.7.2. AANTAL PLAATSEN OM WAGENS EN FIETSEN TE PARKEREN OF TE STALLEN

Als vloeroppervlakte van de gebouwen worden de bebouwde oppervlakte genomen: de bruto-oppervlakte van alle ruimten en kamers op de verschillende bovengrondse vloerniveaus van een woning of gebouw, met inbegrip van de dikte

(20)

van binnen- en buitenmuren, verluchtingsschachten en schouwen. De oppervlakte van de woningbijgebouwen en van de aansluitende overdekte terrassen, carports en andere open overdekte constructies wordt meegeteld in deze vloeroppervlakte

Bij verbouwing of uitbreiding van een bestaand woongebouw dat nog niet beschikt over de minimale parkeer- of stallingscapaciteit dient deze integraal te worden gerealiseerd indien de totale woningoppervlakte met meer dan 50%

toeneemt ten opzichte van de bestaande vergunde toestand op datum van goedkeuring van dit RUP.

Zelfs indien deze uitbreidingen van vloeroppervlakte niet wordt overschreden, blijft voor woongebouwen de verplichting om per bijkomende woning de nodige plaatsen te realiseren.

Rekenmatrix voor de benodigde min. en max. aantal stallingsplaatsen voor motorvoertuigen

Functie van het gebouw Minimum aantal Maximum aantal

Eengezinswoning (perceelsgebonden) 1,0 per wooneenheid 2

appartement 1,0 per wooneenheid 1,5

Studio of serviceflat of kamer 0,25 per wooneenheid 1 per wooneenheid

De aldus bekomen totale aantallen worden afgerond naar het lagere gehele getal.

Opdat een stallingsplaats in aanmerking zou kunnen worden genomen bij de berekening van de stallingscapaciteit zijn de volgende minimale afmetingen vereist:

– garage of carport: 5,50m x 3,00m x 2,20m (l x b x h);

– standplaats: 5,00m x 2,50m (l x b);

– maximale hellingsgraad hellende in- en/of uitrit: 4% over een lengte van 5,00m te rekenen vanaf de rooilijn.

Rekenmatrix voor de benodigde min. en max. aantal stallingsplaatsen voor fietsen

Functie van het gebouw Maximum aantal Minimum aantal

Eengezinswoning onbeperkt 2 per woning

Appartement onbeperkt 2 per woning

Studio of serviceflat onbeperkt 1 per woning

Elke stallingsplaats, zowel voor auto’s als voor fietsen, moet aan een toegangsweg grenzen.

Voor andere dan woongebouwen moet in voldoende mate stallingsplaatsen worden voorzien, rekening houdend met de plaatselijke omstandigheden.

Deze algemene voorschriften kunnen in de gedetailleerde voorschriften per artikel en per zone verder worden gedetailleerd, beperkt of uitgebreid.

1.8. OVERGANGSBEPALING

Aan de behoorlijk vergunde gebouwen die volledig niet of slechts gedeeltelijk beantwoorden aan de voorschriften van het voorliggend RUP kunnen enkel beperkte verbouwingen, onderhouds- en instandhoudingswerken toegelaten worden. Onder beperkte verbouwingen worden werken verstaan die tot oogmerk hebben het bestaande volume en de daar aanwezige bestemming in overeenstemming te brengen met de actuele en minimale eisen van comfort, milieuhygiënische aspecten en veiligheid.

Bestemmingswijzigingen moeten altijd (ook die binnen het bestaande volume blijven) in overeenstemming zijn met de bepalingen van het RUP.

(21)

2 Hoofdstuk 3: Specifieke stedenbouwkundige voorschriften

Dit hoofdstuk is een opsomming van de stedenbouwkundige voorschriften voor de verschillende zones en overdrukken van het grafisch plan. De bladschikking is uniform gehouden, met een indeling in drie kolommen:

Kolom 1: de toelichting bij de juridische voorschriften, ruimtelijke principes, visie-elementen;

Kolom 2: essentiële inhoudelijke aspecten die noodzakelijk zijn om het beoogde doel uit kolom 1 te realiseren;

Kolom 3: deze kolom bevat het verordenende deel en is voor de duidelijkheid van een achtergrondkleur voorzien.

Kolommen 1 en 2 hebben een informatieve en toelichtingfunctie.

Toelichting, ruimtelijke principes Essentiële aspecten Juridische voorschriften

De toegelaten bestemming kan hier zowel wonen als andere bestemmingen zijn. Wonen in het historische centrum wordt als een belangrijke bestemming beschouwd, en krijgt veel ruimte op niveau van de voorschriften (zie verder).

Het gehanteerde principe van evenwaardige bestemmingen leidt tot het werken met een aantal gelijkwaardige bestemmingen, zonder onderscheid tussen hoofd- of nevenbestemming, die onder bepaalde voorwaarden kunnen toegepast en ingericht worden. Deze voorwaarden hebben te maken met het aanwezige erfgoed en met de ligging ten opzichte van het stratennet in het plangebied.

Wonen wordt aangeduid als voornaamste bestemming

Een aantal evenwaardige bestemmingen zijn ruim toegelaten

0.1. ARTIKEL 3.1. ZONE VOOR WONEN – WOONZONE TYPE A

(symbolische weergave van aanduiding op grafisch plan)

§1. Bestemmingsvoorschriften

Deze zone is in het algemeen bestemd voor allerlei bestemmingen, in hoofdzaak wonen, onder de vorm van ééngezinswoningbouw en groepswoningbouw (appartementen) in gesloten bouworde. De bestemming wonen is eveneens toegelaten in het dakvolume van een hellend dak. De mogelijke bestemmingen verschillen naargelang de aanwezigheid van erfgoed of naargelang de ligging in het stratenpatroon van het plangebied: onderstaande tabellen geven deze twee criteria weer, met de mogelijke bestemmingen.

In gebouwen of gebouwencomplexen die beschermd zijn als monument of die aangeduid zijn als beeldbepalend, waardevol gebouw op het grafisch plan, zijn binnen alle bestaande volumes en op alle vloerniveaus de onderstaande bestemmingen mogelijk, naargelang de voorgevel georiënteerd is naar, of aanliggend is aan de zone

(22)

Toelichting, ruimtelijke principes Essentiële aspecten Juridische voorschriften

Eerste voorwaarde: aanwezigheid van waardevol erfgoed of beschermd monument:

Monumenten en beeldbepalende gebouwen krijgen een grote vrijheid van bestemming, op voorwaarde dat de nieuwe of gemengde bestemming de erfgoedwaarde behoudt en bestendiging van het monument verzekert.

Tweede voorwaarde: de ligging aan een Centrumstraat of niet:

Er wordt een grote vrijheid gegeven voor de mogelijke bestemmingen op de gelijkvloerse verdieping, maar met een onderscheid naargelang de ligging van de bestemmingszone, na afbakening van centrumstraten en woonstraten:

• Mogelijke bestemmingen in centrumstraten: wonen, handel, diensten, horeca, kleinambacht, vrije beroepen, persoonsgebonden diensten.

• Mogelijke bestemmingen in woonstraten: wonen, persoonsgebonden diensten, vrije beroepen.

Er zijn geen nevenbestemmingen omschreven: dit centrum is in de eerste plaats een plek voor meerdere “hoofdbestemmingen” of gelijkberechtigde bestemmingen (naast wonen) zoals hoger opgesomd.

Eerste onderscheid:

Ruime bestemmingen toegelaten in waardevolle gebouwen, om behoud van de gebouwen te verzekeren

Tweede onderscheid: de ligging aan een Centrumstraat of andere straat

beschreven in artikels 3.12 of 3.13. Dit is enkel mogelijk op voorwaarde dat de nieuwe bestemming(en) de erfgoedwaarde behoudt en bestendiging van het erfgoed verzekert.

Ligging voorgevel Bestemmingen

Art. 3.12.

Centrumstraten

Art. 3.13.

Woonstraten

Wonen Ja Ja

Handel Ja Neen

Diensten Ja Neen

Persoonsgebonden diensten Ja Ja

Kleinambacht Ja Neen

Vrije beroepen Ja Ja

Horeca Ja Neen

Verblijfsaccommodatie Ja Ja

Gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut

Ja Neen

In alle andere gebouwen en op alle andere percelen zijn onderstaande bestemmingen mogelijk, naargelang de voorgevel georiënteerd is naar, of aanliggend is aan de zone beschreven in artikels 3.12 of 3.13.

Ligging voorgevel Bestemmingen

Art. 3.12.

Centrumstraten

Art. 3.13.

Woonstraten

Wonen Ja Ja

Handel Ja Neen

Diensten Ja Neen

Persoonsgebonden diensten Ja Ja – enkel glvl

Kleinambacht Ja – enkel glvl Neen

Vrije beroepen Ja – enkel glvl Ja – enkel glvl

Horeca Ja – enkel glvl Neen

Verblijfsaccommodatie Ja Ja

Gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut

Ja Neen

(23)

Toelichting, ruimtelijke principes Essentiële aspecten Juridische voorschriften

In de tuinstrook mogen enkel gebouwen opgetrokken worden op het gelijkvloers, verplicht met plat dak. Bestaande volumes mogen onderhouden, verbouwd, gerenoveerd en herbestemd worden volgens de zone waarin het perceel gelegen is. Het volledig volbouwen van de gemengde tuinstrook is toegelaten.

Indien er toch bijgebouwen op het perceel opgetrokken worden, zullen deze het gebruik van de tuin sterk bepalen. Vanwege de kleine perceelsoppervlakte in het centrum wordt opgelegd dat de bijgebouwen los van het hoofdgebouw in de tuin van het perceel worden ingeplant, Het streefdoel is eigenlijk dat er zo een opdeling groeit volgens het principe straat – gebouw/woning – tuin – bijgebouwen. De bijgebouwen zouden dan ahw achteraan in elke tuin de “rug” vormen, en de tuin komt zo dicht bij het woonvolume te liggen, wat bevorderlijk is voor het wooncomfort.

Strikte voorschriften voor vrijblijvende kopgevels

Bouwoppervlakte ruim toegelaten, zelfs volledig dichtbouwen van perceel, maar onder strikte voorwaarden

Een laatste beperking inzake bestemmingen geldt voor de percelen en gebouwen, waarvan de voorgevel/rooilijn georiënteerd is naar of aanliggend is aan de straat genoemd “Graaf”: daar zijn als bestemming

“wonen” enkel perceelsgebonden ééngezinswoningen toegelaten, met inbegrip van zorgwoningen.

De onbebouwde delen van de zone zijn bestemd voor private tuinen en toegangverlening ter ondersteuning van de diverse bestemmingen.

§2. Bebouwings- en inrichtingsvoorschriften

Typologie, inplanting

Enkel gesloten bebouwing is vergunbaar. Het begin en einde van de gebouwenrijen worden afgewerkt met een kopgevel. De zone tussen de kopgevel en de laterale perceelsgrens moet beschouwd worden als een zone non-aedificandi. Er zijn hier twee mogelijkheden:

• De vermelde kopgevel wordt op de perceelsgrens ingeplant, omdat de perceelsgrens ook rooilijn is: dan is de zone non- aedificandi niet van toepassing.

• De vermelde kopgevel wordt niet op de perceelsgrens ingeplant: in dat geval zal de zone non-aedificandi minimaal 3,00m bedragen.

Bij herverkaveling heeft elk perceel (en dus mogelijk bouwvolume) een minimale breedte van 5,00m.

Volumes, afmetingen

De B/T van hoofd- en bijgebouwen samen bedraagt in hun totaliteit maximaal 1,0. Op het gelijkvloers is geen maximale bouwdiepte opgelegd, het perceel kan over de volledige oppervlakte bebouwd worden indien aan beide volgende voorwaarden voldaan is:

(24)

Toelichting, ruimtelijke principes Essentiële aspecten Juridische voorschriften

Het toegelaten bouwgabariet is omschreven in de voorschriften. De dakvorm is altijd verplicht hellend, waarbij soms een meerdiepte achteraan kan ontstaan. Deze kan op twee manieren worden afgedeklt:

• Met een plat dak;

• Met een helllend dak, met de nok loodrecht op de straat gericht en met de nodige beperkingen qua nokhoogte en dakhelling.

Aan de hand van onderstaande schetsen wordt toegelicht hoe de meerdiepte kan afgedekt worden ingeval van een hellend dak, en dit achtereenvolgens voor 6,50 max. kroonlijsthoogte en 8,50 max.

kroonlijsthoogte. Hier zijn de maximale afmetingen af te lezen die toegelaten zijn volgens de voorschriften. Dit moet een ruime invulling toelaten van de bestaande percelen. De gemiddelde oppervlakte van veel percelen in het centrum is klein tot zeer klein.

Max. gabariet bij kroonlijst max. 6,50m en dakhelling 50°

Maximale bouwdiepte bepaald in functie van hedendaagse woonnormen voor woningen en appartementen

Hellende daken vormen de hoofddakvorm

• De bestemming op de gelijkvloerse verdieping is een andere bestemming dan wonen;

• De afwerking van het platte dak op de gelijkvloerse verdieping gebeurt verplicht als extensief groen dak, met uitzondering van de ingerichte terrassen.

Vanaf de tweede bouwlaag is de maximale bouwdiepte gemeten vanaf de voorgevel vastgelegd op 12,00m.

Het hoofdgebouw moet opgericht worden binnen de verder in dit artikel beschreven enveloppe, te starten vanaf de voorgevelbouwlijn of rooilijn.

De voorgevel van het hoofdgebouw moet vast ingeplant worden op de voorgevelbouwlijn voor tenminste 50% van de totale breedte van de voorgevel.

Het hoofdvolume heeft verplicht een hellend zadeldak van minimaal 35°

en maximaal 50° helling, waarbij de nok van het hoofddak evenwijdig loopt met de voorgevel. Afwijkende dakvormen, dakkapellen, vensters, dakterrassen zijn in functie van de architecturale accenten of harmonieuze opbouw van het volume, toegelaten tot een maximum van 30% van de totale dakoppervlakte en dit indien zij kleinschalig zijn uitgevoerd, ondergeschikt zijn aan de dakvorm en in harmonie met de totale opbouw van het gebouw.

Afhankelijk van de gekozen dakhelling en de bouwdiepte kan het voorkomen dat delen achteraan van de hoofdbouw niet met het hoofddak (zadeldak) afgedekt kunnen worden. Hier zijn twee mogelijkheden:

• De resterende delen van de hoofdbouw worden met een al dan niet toegankelijk plat dak afgewerkt;

• De resterende delen worden afgewerkt met een hellend zadeldak, met een secundaire nok, die loodrecht op de nok van het hoofddak geplaatst wordt. Deze nok kan maximaal even hoog liggen dan de hoofdnok. De helling van dit zadeldak is vrij te kiezen in functie van de breedte van het gebouw en de hoogte van de secundaire nok,

(25)

Toelichting, ruimtelijke principes Essentiële aspecten Juridische voorschriften

Max. gabariet bij kroonlijst max. 6,50m en dakhelling 35°

Max. gabariet bij kroonlijst max. 8,50m en dakhelling 50°

Verdichting in historische inpandige bouwvolumes is mogelijk, maar onder bepaalde voorwaarden

Bouwvolume wordt begrensd door de hoogtes strikt te bepalen

maar mag nooit minder zijn dan 35°. De kopgevel van dit zadeldak wordt gevormd door het verlengde van de achtergevel of door een teruggeplaatste gevelwand.

Lichtkoepels en/of lichtstraten zijn toegelaten mits ze minder dan 1,20m boven de dakoppervlakte uitsteken en minder dan 25% van de dakoppervlakte van het platte dak innemen.

Indien de perceelsoppervlakte op het gelijkvloers niet volledig dichtgebouwd wordt, zijn bijgebouwen toegelaten; deze staan altijd los van het hoofdgebouw, en bestaan uit één bouwlaag met een verplicht plat dak, waarbij de maximale bouwoppervlakte beperkt wordt tot 45,00m2 per perceel en de dakrandhoogte maximaal 3,50m bedraagt.

Inpandige volumes

Inpandige volumes, die op het moment van goedkeuring van dit RUP als behoorlijk vergund en niet verkrot kunnen beschouwd worden, en een onderdeel vormen van een gebouw of gebouwencomplex dat een beschermd monument is, of aangeduid is als waardevol, beeldbepalend gebouw, mogen een bestemming krijgen in het kader van wonen. Dit kan enkel onder de volgende voorwaarden:

• De wetgeving omtrent lichten en zichten van het Burgerlijk Wetboek zal strikt gerespecteerd worden;

• Eventuele buitengevels van de inpandige volumes, die op of tegen perceelsgrenzen met aangrenzende eigendommen liggen, moeten voldoen aan de voorschriften voor mandelige muren;

• Een toegang tot deze inpandige wooneenheden via een openbaar pad, een openbaar te maken pad of een erfdienstbaarheid van doorgang is verplicht.

Maximale kroonlijst- en nokhoogtes

Bestaande panden die verbouwd of gerenoveerd worden, mogen hun oorspronkelijke, vergunde of vergund geachte volume, kroonlijsthoogte

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een stedenbouwkundige vergunning voor de verwijdering van de muur kan pas afgeleverd worden nadat de nodige garanties gegeven zijn voor de realisatie van een groenscherm rond

Waterdichte vlakken zijn enkel voor de verhardingen van de terrassen, aansluitend achter de woning, toegelaten (max. 30 m²) mits ze afwateren naar de tuin en mits een

De gronden binnen deze zone gelegen zijn bestemd voor ambachtelijke bedrijvigheid voor zover de ruimtelijke draagkracht van de omgeving niet wordt overschreden, de

1 Zone voor lokaal woongebied categorie van gebiedsaanduiding: wonen 1.1 Het gebied is bestemd voor wonen, openbare groene en verharde ruimten.. en aan het wonen

stedenbouwkundige voorschriften toelichtend toelichting en visie artikel 1: zone voor lokale bedrijvigheid.. oppervlakte zone voor lokale bedrijvigheid: circa

In artikel 5 wordt de buffering van het bedrijf in zone 5 ten opzichte van de omgeving en dus ook ten opzichte van deze zone voor gemengd open ruimte gebied opgelegd. Vanuit

Binnen alle bestemmingszones worden bovengrondse en ondergrondse constructies en inrichtingen voor hernieuwbare energie toegelaten, voor zover ze in hun uitbating en

Ten laatste in het plantseizoen volgend op het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning voor het plangebied na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, moet de