• No results found

STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN ONTWERP

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN ONTWERP"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ONTWERP

RUP ontsluitingsweg kanaalzone gemeente Beerse

oktober 2019

(2)
(3)

INHOUD

INLEIDING ... 4

0.1. Leeshandleiding ... 4

0.2. Algemene opvatting ... 4

I ALGEMENE BEPALINGEN ... 5

Begrenzing van het gebied ... 5

Toepassingsniveau van de stedenbouwkundige voorschriften ... 5

Begrippen ... 6

Parkeervoorschriften ... 7

II VOORSCHRIFTEN VOOR BESTEMMING, INRICHTING EN BEHEER... 9

Zonering en bestemmingen ... 9

Voorschriften per bestemmingszone ... 10

6.1 Zone voor ontsluitingsweg ... 10

6.2 Bedrijventerrein ... 13

6.3 Natuurgebied ... 17

6.4 Gemengd open ruimtegebied ... 19

6.5 Zone voor openbaar domein ... 20

6.6 Groenstrook GR ... 21

6.7 Plaatsen bestemd voor wegen en parking ... 22

6.8 Bestaande hoogspanningslijn ... 23

(4)

INLEIDING

0.1. LEESHANDLEIDING

Deze voorschriften bestaan uit twee delen. Voor elk perceel zijn bepaalde artikels van tel en andere niet. De aanduidingen op het grafisch plan wijzen dit aan.

Van deel I, algemene bepalingen, zijn alle artikels voor alle werken en handelingen en bij elk (ver)bouwiniti- atief in het plangebied van belang, ook deze die niet vergunningsplichtig zijn.

Deel II bevat de voorschriften voor bestemming, inrichting en beheer. Hierbij zijn alle voorschriften die op een bepaalde bestemmingszone betrekking hebben gebundeld in één artikelonderdeel. Op het grafisch plan staat voor elk perceel aangegeven in welke bestemmingszone(s) het gelegen is. De lezer hoeft alleen de desbetreffende artikelonderdelen door te nemen.

0.2. ALGEMENE OPVATTING

Dit gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan wordt opgemaakt op basis van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO), en meer in het bijzonder in uitvoering van de artikelen 2.2.1 tot 2.2.5 en 2.2.13 tot 2.2.18 van de VCRO.

Dit uitvoeringsplan voor de ontsluitingsweg van de kanaalzone heeft een verruimd karakter. Binnen vastge- legde marges geeft het ontwerpers, bouwheren en gebruikers een grote flexibiliteit en dus ook een grotere verantwoordelijkheid naar het ontwerp toe.

Voor de verschillende aspecten (bestemmingen, inrichtingsregels, beheersregels) hanteert dit RUP een- zelfde basisstramien.

Voor bestemmingscategorieën die overgenomen worden uit of vergelijkbaar zijn met die in (ontwerpen van) aanpalende gewestelijke RUP’s worden de voorschriften daaruit als basis overgenomen en alleen op punten waar dit nodig is aangevuld. Hetzelfde gebeurt met de bestemmingscategorieën die worden overgenomen uit het gemeentelijk B.P.A. Metallo Chimique.

Bij de beheersvoorschriften wordt, daar waar zinvol, de relatie met bestaande of nog op te maken overeen- komsten opgenomen.

(5)

I ALGEMENE BEPALINGEN

BEGRENZING VAN HET GEBIED

De stedenbouwkundige voorschriften bepalen de bestemming en de inrichtingsmogelijkheden van alle gron- den en gebouwen in het plangebied, zoals dat op het grafisch plan is afgebakend.

TOEPASSINGSNIVEAU VAN DE STEDENBOUWKUNDIGE VOOR- SCHRIFTEN

Deze voorschriften vormen één geheel met het grafisch plan. Bij twijfel over tegenstrijdigheden tussen de planaanduidingen en de voorschriften voor een bepaald perceel zijn de aanduidingen op het plan van tel.

De bestemmings- en inrichtingsvoorschriften zijn van toepassing op:

1. elke sloping van bebouwing

2. elke toekomstige bebouwing, elke verbouwing en verandering van uitzicht van bestaande bebouwing en constructies

3. de bestemming van elke grond en van elke bestaande en toekomstige bebouwing

4. de basisinrichting van alle gronden zoals openbaar domein, natuurgebieden, tuinen, landbouwgronden en andere open ruimten wat betreft verharding, afsluitingen en andere constructies, ook ondergrondse, hoogstammig groen en reliëf, ook voor werken en handelingen die in deze voorschriften zijn beschreven maar waarvoor geen omgevingsvergunning vereist is

5. alle straten, wegen en doorgangen met hun respectievelijke erfdienstbaarheden.

De bestemmings- en inrichtingsvoorschriften worden binnen het plangebied toegepast op het perceel waarop de handelingen of bouwwerken betrekking hebben en op het geheel van daarbij aansluitende per- celen die eigendom zijn van de aanvrager, evenals op alle percelen die in de feiten met het beschouwde perceel zijn verbonden (doorgeslagen scheimuren binnenin, dooreenlopende weiden, akkers of boomgaar- den zonder tussenliggende afsluitingen of met afsluitingen met opengaande delen ertussen, …).

Waar er in deze stedenbouwkundige voorschriften sprake is van percelen, worden deze bepaald door de kadastrale perceelsgrenzen (GRB juni 2018), zoals die op de kaart van de feitelijke en juridische toestand zijn weergegeven. Opmetingsplannen van beëdigde landmeters kunnen deze verfijnen.

Om de toepassing van de voorschriften voor het geheel van het betrokken perceel(en) te kunnen beoorde- len, zal steeds het geheel van de bebouwing en de open ruimte op het perceel(en) in de aanvraagdocumen- ten worden weergegeven, en dit zowel in bestaande als in nieuwe toestand.

Het nemen van maatregelen in functie van veiligheid zoals het plaatsen van (tijdelijke) afsluitingen, het ver- wijderen van in onbruik geraakte constructies, het dempen van tunnels is in alle bestemmingszones toege- laten.

Dit RUP heft de delen van de afbakeningslijn van het regionaalstedelijk gebied Turnhout binnen zijn plan- gebied niet op. De bepalingen ervan blijven ook na de goedkeuring van dit RUP van toepassing.

(6)

BEGRIPPEN

Waar er in deze stedenbouwkundige voorschriften sprake is van het College of het College van Burgemees- ter en Schepenen, zijn de betreffende bepalingen in voorkomend geval eveneens van toepassing voor alle andere vergunningverlenende overheden.

Voor toepassing van deze stedenbouwkundige voorschriften wordt verstaan onder

1. beplantingsplan: plan dat de krachtlijnen van de beplanting op een perceel aangeeft en dus de hoog- stammige bomen, de zones voor hoge en lage beplanting en de te verharden delen situeert.

2. bouwlaag: het geheel van lokalen en ruimten die in eenzelfde gebouw aanwezig zijn op eenzelfde niveau, of (bij gebouwen met niveauverschillen, split-levels en dergelijke) waarvan de vloer op maximaal 2 meter onder of boven dat niveau gelegen is. Indien zowel onder als boven het gekozen niveau binnen de 2 meter een vloer aanwezig is, wordt slechts een daarvan bij de betreffende bouwlaag ingerekend.

3. collectieve autostandplaatsen: openbare of private standplaatsen voor autovoertuigen -(half)onder- gronds, in open lucht of overdekt- die verplicht ter beschikking voor iedereen worden gesteld. Aan deze terbeschikkingstelling kunnen voorwaarden en modaliteten worden gekoppeld.

4. fietsinfrastructuur: infrastructuur voor fietssnelweg, (bovenlokale) functionele fietsverbindingen, lokale verbinding en ontsluiting , recreatieve fietsroutes.

5. fietsenstalplaats: een open of overdekte ruimte die voldoende groot en uitgerust is (bijvoorbeeld met klemmen, rekken, een steunmuur) voor het stallen van een of meer fietsen.

6. industrie: bedrijven in de verwerking, productie, distributie en logistiek, onderzoek en ontwikkeling, met uitsluiting van loutere handelsactiviteiten en loutere kantoren. Inrichtingen zoals bedoeld in het Samen- werkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn hierbij mogelijk 1.

7. inrichtingsplan: het inrichtingsplan geeft in grondplan op schaal 1/500 en in snede op schaal 1/100 een ontwerp van inrichting weer met aanduiding op het betrokken perceel en alle aanliggende perce- len (voor zover door vergunningen gekend) de bestaande en gewenste toestand van:

- de omliggende bestaande, de ontworpen en de eventueel te slopen gebouwen - toegangen, ontsluitingswegen, interne circulatie en verblijfsruimten

- situering en types van groene massa’s en ruimten zoals bomengroepen en -rijen, hagen, heester- groepen, vaste plantengroepen, gazon, … (beplantingsplan op schaal 1/200 of groter)

- situering en types van verharde ruimten zoals pleinen, paden, parkeerplaatsen, … - situering en types van afsluitingen en verlichting

- inplanting van straat- en parkmeubilair.

Het inrichtingsplan wordt bij het aanvraagdossier gevoegd.

8. kantoren: ruimten die in hoofdzaak gebruikt worden voor bezoldigde hoofdarbeid, dienstlokalen inbe- grepen. Kleine kantoorruimten ten behoeve van een winkel of een ambachtelijk bedrijf worden als een onderdeel van deze functies beschouwd. Kantoren van publieke diensten worden als gemeenschaps- voorziening aanzien.

Kantoren van industriële bedrijven worden als onderdeel van dat bedrijf beschouwd.

9. rooilijn: grens van het perceel met de openbare weg.

1 Momenteel is het Samenwerkingsakkoord van 16 februari 2016 tussen de federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van toepassing.

(7)

10. verharding: alle bodembedekkingsmaterialen en -behandelingswijzen die het grond-oppervlak hard en minder waterdoorlatend maken. Zowel waterdichte verhardingen, zoals bijvoorbeeld betonvloeren, as- falt en andere koolwaterstoflagen, betonstraatstenen, klinkers, dals, tegels, kunststoffolies als halfver- hardingen zoals bijvoorbeeld betonklinkers met afwateringsprofielen, grastegels, steenslagverharding, grindafwerking en dolomiet die beperkt waterdoorlatend zijn (wanneer dit tot in de fundering wordt door- getrokken), horen bij de verhardingen.

11. woningen: elk gebouw of deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande. Woningen kunnen zich in dit RUP bevinden in ééngezinshuizen.

Kantoren, kabinetten en wachtkamers voor de uitoefening van een vrij beroep worden niet als onderdeel van een woning beschouwd.

PARKEERVOORSCHRIFTEN

4.1 GEBOUWGEBONDEN PARKEERPLAATSEN

Dit zijn de parkeerplaatsen die, naargelang de oppervlakte en de functies van een gebouw, voor de gebrui- kers ervan worden voorzien.

Alle gebouwgebonden parkeerplaatsen die effectief worden voorzien, moeten gerealiseerd worden binnen de grenzen van het betrokken perceel(en) en binnen de toegelaten bouwdiepten of bouwzones. Deze par- keerruimte voldoet aan de inrichtingsvoorschriften van dit RUP.

4.2 COLLECTIEVE AUTOSTANDPLAATSEN

Collectieve autostandplaatsen zijn alleen toegelaten in de zone ‘plaatsen bestemd voor wegen en parking’.

De technische voorschriften van artikel 4.3 zijn ook voor collectieve standplaatsen van toepassing.

4.3 TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR ALLE PARKEERPLAATSEN

4.3.1 MINIMALE AFMETINGEN VAN DE PARKEERRUIMTE EN VAN DE TOEGANGEN

Voor een gebouwgebonden parkeerplaats en een collectieve autostandplaats zijn volgende minimale afme- tingen vereist. Een open parkeerplaats heeft een minimale afmeting van 2,50 m op 5,50 m. Een gesloten individuele garage heeft een minimale afmeting van 3,00 m op 6,00 m.

In afwijking op het voorgaande bedraagt de minimumbreedte van parkeerplaatsen voorbehouden voor ge- handicapten of voor personen met beperkte beweeglijkheid 3,5 m; deze parkeerplaatsen worden bij voor- keur aangelegd op de hoek van het parkeerterrein. Ze worden aangeduid met het internationale kenteken zowel op de grond als op een paaltje. Voor de toegangen naar deze parkeerplaatsen zijn de bepalingen van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening van toepassing.

De minimumbreedte van de aanpalende toegangsweg moet daarenboven bedragen: 7 m bij 90°-opstelling;

5,6 m bij 60°-opstelling; 4,5 m bij 45°-opstelling en 4 m bij 30°-opstelling van de parkeervakken ten opzichte van deze toegangsweg.

(8)

Bij collectieve autostandplaatsen moet de volledige toegangsweg vanaf de openbare weg een gabarit heb- ben dat voldoet aan de eisen van de brandweer (vrije breedte minimum 4 m vrije hoogte afhankelijk van de situatie).

Bij een (half)ondergrondse parkeerruimte mag de helling van de afrit, over een afstand van 5 m gemeten vanaf de rooilijn, niet meer dan 4 % bedragen.

Voor het lokaal of afgescheiden lokaaldeel waarin een fietsenstandplaats wordt voorzien, zijn volgende mi- nimale afmetingen vereist: 0,5 m², vermeerderd met 0,5 m² per fiets.

De minimum afmetingen van de standplaats/fiets zijn 1,90 m lang en 0,70 m breed. De standplaats dient minimaal verhard te worden met een vlak materiaal. De stalling moet gemakkelijk toegankelijk zijn vanaf het openbaar domein d.w.z. zonder door woon- of bureelgedeelten van het gebouw te gaan. Ze heeft een vol- doende vrije hoogte om te kunnen fietsen. De vrije breedte van de toegangsweg tot de berging moet min. 2 m bedragen, en binnen een gebouw min. 1 m.

4.3.2 GEGEVENS TE VERSTREKKEN DOOR DE AANVRAGER

- Elke aanvraag voor een omgevingsvergunning en motiverend hoofdstuk in de beschrijvende nota moe- ten worden aangevuld met een berekeningsnota waaruit de maximum stallingscapaciteit met betrekking tot het bouwinitiatief of evenement blijkt, alsook het aantal plaatsen dat de bouwheer effectief wil voor- zien. Eventuele collectieve standplaatsen worden in deze nota apart vermeld.

- Op het grondplan dat bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning is gevoegd moeten rechthoekjes die voldoen aan de hiervoor bepaalde minimale afmetingen (zie artikel 4.3.1.) de vereiste parkeervakken aangeven. Op dat grondplan zijn ook de toegangen met hun afmetingen duidelijk opgetekend.

(9)

II VOORSCHRIFTEN VOOR BESTEMMING, IN- RICHTING EN BEHEER

ZONERING EN BESTEMMINGEN

Volgende gebiedsdekkende bestemmingen en overdrukken van dit RUP vervangen de overlappende be- stemmingen en voorschriften van het gewestplan Turnhout en van het gewestelijk RUP Afbakening van het Regionaalstedelijk gebied Turnhout :

- Art. 6.1 zone voor ontsluitingsweg

- Art. 6.1.4 zone voor ontsluitingsweg – flexibel deel - Art. 6.1.5 (overdruk)bouwvrije strook

- Art. 6.2 bedrijventerrein

- Art. 6.2.4 (overdruk)natuurbuffer bedrijventerrein

- Art. 6.2.5 (overdruk)natuurverbindingszone bedrijventerrein - Art. 6.2.6 (overdruk)bouwvrije strook

- Art. 6.3 natuurgebied

- Art. 6.3.4 (overdruk) met ontsnippersmaatregelen en optimalisatie ontsluitingsweg - Art. 6.4 gemengd open ruimtegebied

- Art. 6.5 zone voor openbaar domein - Art. 6.6 groenstrook GR

- Art. 6.7 plaatsen bestemd voor wegen en parking - Art. 6.8 bestaande hoogspanningslijn.

In ieder van deze zones is er een hoofdbestemming verplicht en zijn bepaalde nevenbestemmingen onder welomschreven voorwaarden toegelaten. Het grafisch plan duidt voor elk perceel of gedeelte van een per- ceel de desbetreffende zone aan.

In de bebouwbare zones mogen bestaande vergunde en vergund geachte bestemmingen die afwijken van de bestemmingsvoorschriften (zie artikel 6), behouden worden. Zij mogen op geen enkele manier worden uitgebreid.

(10)

Voor deze afwijkende bestemmingen mogen her- en verbouwingswerken worden uitgevoerd mits toepas- sing van de inrichtingsvoorschriften.

VOORSCHRIFTEN PER BESTEMMINGSZONE

Voor de verschillende bestemmingszones gelden volgende voorschriften voor bestemming, inrichting en beheer.

6.1 ZONE VOOR ONTSLUITINGSWEG categorie van gebiedsaanduiding: lijninfrastructuur

6.1.1 BESTEMMING

De straten en wegen in deze zone hebben een verkeers- en een verblijfsfunctie. Ze behoren tot het openbaar domein. Ze hebben geen bovenlokale doorgaande verkeersfunctie, maar een ontsluitende functie voor de aanpalende functies en de bedrijvenzones langsheen het kanaal Schoten – Dessel.

In het gedeelte Nieuwe Dreef van de bestemmingszone is de verkeersfunctie voor auto’s daarbij nevenge- schikt qua aandacht en ruimte. Het rijdend en stilstaand autoverkeer blijft er ingeperkt qua hoeveelheid, snelheid en ruimtebeslag; de rijweg neemt er gemiddeld minder dan 40 % van de oppervlakte in.

6.1.2 INRICHTING

De inrichting van de ontsluitingsweg gebeurt in functie van zijn categorie ‘lokale weg type I’.

De straat en weg worden sober qua kleuren, materialen en straatmeubilair ingericht. Zij hebben een neutraal karakter.

Ondergrondse constructies en het verleggen van waterlopen zijn in deze zone toegelaten.

In het gedeelte van Nieuwe Dreef tot aan de bedrijfstoegang van Wienerberger, met uitzondering van enkele percelen met vooruitspringende huizen in Nieuwe Dreef, de passage aan het waardevolle ven, de brug over het kanaal en het deel met de keerwand in de noordelijke burghelling, wordt de rijweg begeleid door een dubbele bomenrij. Deze bomenrijen bestaat uit minstens twee soorten inheems hoogstammige bomen met een potentiële groeihoogte van minstens 10 m en met in beide rijen minstens een boom om de10 m.

Op de brug over het kanaal is de aanleg van een faunapassage, die aansluit op de natuurverbindingen op beide oevers, verplicht.

Behoudens in het gedeelte Nieuwe Dreef, de aansluitende toegangsrotonde tot het bedrijf Metallo Belgium en lage verlichting van het knooppunt met Rijkevorselseweg, mag langs de ontsluitingsweg geen verlichting worden voorzien. De geplaatste verlichtingstoestellen zijn volledig naar beneden gericht.

(11)

6.1.3 BEHEER

De eigenaar en elke houder van een zakelijk recht op het perceel zorgen als een goede huisvader voor het beheer en onderhoud van de constructies, buitenaanleg en kleine landschapselementen op zodanige wijze dat de esthetische waarde ervan optimaal behouden blijft.

6.1.4 ZONE VOOR ONTSLUITINGSWEG – FLEXIBEL DEEL

6.1.4.1 BESTEMMING

Het op het grafisch plan als flexibel deel A aangeduide gebied is bestemd voor een eventuele afrit van op de brug over het kanaal naar het jaagpad langs het kanaal voor een fietsverbinding. Indien bij de beslissing over het effectieve tracé van fietssnelweg F15 Schoten – Turnhout door de provincie blijkt dat deze afritlus niet nodig is voor de fietssnelweg of aantakkende lokale fietsverbindingen, vervalt de bestemming ‘zone voor ontsluitingsweg’ voor dit flexibel deel A zodra deze fietsinfrastructuren in de directe omgeving van het plangebied van dit RUP operationeel zijn en wordt de bestemming ‘bedrijventerrein’ er van kracht. Deze omzetting gebeurt in elk geval twintig jaar na het van kracht worden van dit RUP wanneer dan deze fietsin- frastructuren nog niet gerealiseerd zouden zijn. Wanneer deze fietsinfrastructuren aangelegd worden en operationeel zijn, krijgt het gedeelte tussen de aangelegde fietsverbinding en de brughelling de bestemming van (overdruk) natuurbuffer bedrijventerrein.

Het op het grafisch plan als flexibel deel B aangeduide gebied behoort in tegenstelling tot de bepaling in punt 6.1.1 niet tot het openbaar domein.

Het op het grafisch plan als flexibel deel B aangeduide gebied is gedurende tien jaar na het van kracht worden van dit RUP bestemd voor een eventuele private bedrijfstoegang van het bedrijf Wienerberger. Is er in die periode geen vergunning voor die private toegang verleend, dan vervalt deze bestemming en wordt de huidige bestemming natuurgebied weer van kracht. De ruimten aan de noord- en oostzijden van deze bestemmingszone buiten de afbakeningslijn van het regionaalstedelijk gebied die niet voor de bedrijfstoe- gang en zijn aanhorigheden worden benut, krijgen met de definitieve vergunningverlening van die toegang automatisch opnieuw de bestemming ‘natuurgebied’. De ruimte tussen de private toegangsweg en de ont- sluitingsweg krijgt dan de bestemming bedrijventerrein.

6.1.4.2. INRICHTING

De fietsverbinding in flexibel deel A wordt, in overeenstemming met haar statuut en rekening houdend met de goede praktijk, zo compact mogelijk en zo dicht mogelijk bij de brughelling aangelegd. De fietsverbinding heeft een maximale verhardingsbreedte van 4 m en een minimale van 3,60 m. Het gedeelte van flexibel deel A tussen de brughelling en de fietsverbinding wanneer die wordt gerealiseerd, wordt dan aangelegd als bos.

Het gedeelte van flexibel deel A tussen de fietsverbinding en het bedrijventerrein kan dan worden ingericht conform de voorschriften van art. 6.2.2.

De private bedrijfstoegang in flexibel deel B wordt, met in achtname van de veiligheid en een vlotte ver- keersafwikkeling, zo compact mogelijk en zo dicht mogelijk bij de ontsluitingsweg gerealiseerd. De rijweg is er maximum 12 m breed. De delen van flexibel deel B ten noorden en ten oosten van de vergunde private bedrijfstoegang buiten de afbakeningslijn van het regionaalstedelijk gebied worden samen met deze toe- gangsweg behouden of ingericht als natuurgebied. Over deze inrichting is een bindend advies van het Agentschap voor Natuur en Bos vereist. In dit flexibel deel B wordt geen verlichting voorzien.

(12)

6.1.5 (OVERDRUK) BOUWVRIJE STROOK categorie van gebiedsaanduiding: lijninfrastructuur

6.2.6.1 BESTEMMING

In de (overdruk) bouwvrije strook zijn alle werken en handelingen toegelaten voor de aanleg, het functione- ren, het beheer of de aanpassing van de waterweg en zijn aanhorigheden.

6.2.6.2 INRICHTING

Het oprichten van gebouwen en constructies, andere dan voor de waterhuishouding en het beheer van de waterweg, zijn er niet toegelaten. Verhardingen en ondergrondse leidingen mogen worden aangelegd.

6.2.6.3 BEHEER

De eigenaar en elke houder van een zakelijk recht op het perceel zorgen als een goede huisvader voor het beheer en onderhoud van de constructies op zodanige wijze dat de esthetische waarde ervan optimaal behouden blijft.

(13)

6.2 BEDRIJVENTERREIN

categorie van gebiedsaanduiding: bedrijvigheid

6.2.1 BESTEMMING

Dit gebied is bestemd voor bedrijven van regionaal belang met een van de volgende hoofdactiviteiten:

- productie en verwerking van goederen

- bewerking en verwerking van grondstoffen en delfstoffen

- onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten die direct verbonden zijn met de hoofdactiviteiten van het bedrijf - op- en overslag, voorraadbeheer, groupage en fysieke distributie.

Volgende activiteiten zijn niet toegelaten : - kleinhandel

- dienstverlenende en commerciële bedrijven - autonome kantoren

Een beperkte oppervlakte voor kantoren en toonzalen (minder dan 400 m²) gekoppeld aan de productie- activiteit van individuele bedrijven is als nevenbestemming toegelaten, voor zover deze activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken.

Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte ongelijk- vloers geïntegreerd in het hoofdgebouw zijn toegelaten.

Gebouwgebonden parkeerplaatsen zijn toegelaten.

Inrichtingen zoals bedoeld in het Samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, kunnen maar worden toegelaten in zoverre de externe risico’s verbonden aan deze gevaarlijke stoffen (in het bedrijf) aanvaardbaar zijn. Over de aanvraag van een omge- vingsvergunning wordt voor de beoordeling hiervan het advies ingewonnen van de betrokken dienst voor veiligheidsrapportering van de voor het Leefmilieu bevoegde administratie van de Vlaamse overheid.

6.2.2 INRICHTING

De op het grafisch plan weergegeven bestemmingszones mogen voor maximum 75 % van de oppervlakte worden bezet door gebouwen en/of constructies en mogen worden verhard.

De verharding moet uitgevoerd worden in waterdichte, opbreekbare en stofvrije materialen (klinkers enz.) tenzij uit milieutechnische overwegingen andere maatregelen meer aangewezen zijn.

De gebouwen en constructies worden binnen deze bestemmingszone geplaatst, rekening houdend met de richtlijnen van de brandweer betreffende de bereikbaarheid van de gebouwen.

De maximum toegelaten bouwhoogte van de gebouwen en constructies bedraagt: maximum kroonlijst- hoogte 15 meter, maximum nokhoogte 20 meter. Vrijstaande silo’s, schouwen, verlichtingskanalen e.d. mo- gen hiervan afwijken indien ze ook op minstens 35 m van de grens van deze bestemmingszone met de ontsluitingsweg worden geplaatst.

Inzake welstand en architecturaal karakter van de bebouwing genieten compacte gebouwen en zuinig ruim- tegebruik de voorkeur. De dakvorm is vrij. De materialen moeten esthetisch verantwoord zijn en van duur- zame aard. De gebouwen moeten akoestisch geïsoleerd zijn om geluidshinder naar de omgeving te voor- komen.

(14)

Behoudens beplantingen mogen erfscheidingen slechts een hoogte van 4 meter hebben.

Ondergrondse constructies en het verleggen en dempen van waterlopen zijn in deze zone toegelaten.

6.2.3 BEHEER

Op de percelen en perceeldelen in de bestemming mogen, zolang bestemming natuurgebied aan de zuid- zijde van de ontsluitingsweg niet is ingericht en afgewerkt zoals bepaald in art. 6.3 en zolang de perceeldelen van de eigenaar van het bedrijventerrein die nodig zijn voor de aanleg van de ontsluitingsweg en zijn aan- horigheden zoals bepaald in art. 6.1 niet zijn overgedragen aan de gemeente Beerse geen nieuwe verhar- dingen, constructies of gebouwen worden opgericht of ondergrondse kabels worden aangelegd en zijn er alleen instandhoudings- of herstelwerken en maatregelen in functie van de veiligheid of het watersysteem toegelaten.

De eigenaar en elke houder van een zakelijk recht op het perceel zorgen als een goede huisvader voor het beheer en onderhoud van de gebouwen, constructies en de buitenruimten op zodanige wijze dat de esthe- tische waarde ervan optimaal behouden blijft.

6.2.4 (OVERDRUK) NATUURBUFFER BEDRIJVENTERREIN

categorie van gebiedsaanduiding: bedrijvigheid

6.2.4.1 BESTEMMING

De natuurbuffer bedrijventerrein is integraal als open ruimte te behouden en in te richten; zij zorgt op een wijze die zich in het landschap inpast voor een degelijke visuele buffering van de achtergelegen gebouwen, constructies en weginfrastructuur en voor geluids- en luchtkwaliteitsbuffering van de naastgelegen open ruimte en natuurgebieden. Voetgangers- en fietspaden kunnen doorheen deze zone worden aangelegd;

wateropvangbuffers en andere elementen van het watersysteem kunnen er in worden aangelegd, aangepast of verlegd. Het stallen van wagens of oprichten van constructies, behoudens deze vermeld onder artikel 6.2.4.2, is er niet toegelaten.

6.2.4.2. INRICHTING

Om hun visueel en geluidsbufferende rol terdege te vervullen wordt de natuurbuffer bedrijventerrein over een breedte van min. 10 m ingericht met een landschapsduin van minimum 3 m en maximum 5 m hoogte, die aangeplant en blijvend ingericht wordt met lage beplantingen (grassen, heide, …). Dit wordt in het be- plantingsplan aangeduid en verantwoord. Op plaatsen waar de landschapsduin beëindigd wordt is een smal- lere breedte toegelaten.

In de natuurbuffer bedrijventerrein mogen :

− een tunnel voor een toegang naar het natuureducatiecentrum en de bestaande vergund (geachte) wo- ningen met daarbijhorende verhardingen aangelegd. Deze tunnel heeft conform de brandvoorschriften een vrije hoogte en een vrije breedte van 4 m; hij wordt uitgevoerd en afgewerkt in metaal of beton

− geluidsafschermende constructies die zich in het landschap inpassen worden aangelegd

− grachten, poelen of bekkens voor wateropvang en –buffering en brugconstructies over waterlopen wor- den aangelegd en waterlopen verlegd

(15)

− draadafsluitingen voor het afbakenen van graasweiden en percelen worden geplaatst; deze kunnen en- kel bestaan uit metaaldraad bevestigd aan donkerkleurige, houten of uit recyclagematerialen geperste weidepalen met een maximale hoogte van 1,80 meter boven het maaiveld; onderaan mag een folie voor het begeleiden van amfibieën en andere kleine dieren worden aangebracht. Andere materialen zoals kunststofdraad en vangrails zijn verboden

− een picknickplaats met uitkijk op de aanpalende open ruimte worden ingericht

− ondergrondse leidingen worden aangelegd.

De plaatsing van andere constructies en van gebouwen in de natuurbuffer bedrijventerrein is verboden.

6.2.4.3 BEHEER

De inrichting en het beheer van dit gebied wordt afgestemd op het beheer van het SBZ-gebied. Voor de inrichting van deze zone is een bindend advies van het Agentschap voor Natuur en Bos vereist.

Wanneer in deze zone een picknickplaats wordt gerealiseerd, stelt dit RUP hiervoor een openbare erfdienst- baarheid van publieke toegang in.

De eigenaar en elke houder van een zakelijk recht op het perceel zorgen als een goede huisvader voor het beheer en onderhoud van de constructies en de natuurinrichting op zodanige wijze dat de esthetische waarde ervan optimaal behouden blijft.

6.2.5 (OVERDRUK) NATUURVERBINDINGSZONE BEDRIJVENTERREIN categorie van gebiedsaanduiding: bedrijvigheid

6.2.5.1 BESTEMMING

De natuurverbindingszone bedrijventerrein is integraal als open ruimte te behouden en in te richten; zij zorgt langsheen de ontsluitingsweg op een wijze die zich in het landschap inpast voor een degelijke natuurver- binding voor meerdere plant- en dierensoorten tussen de verschillende natuurgebieden ten noorden en ten zuiden van het kanaal. Wateropvangbuffers en andere elementen van het watersysteem kunnen er in wor- den aangelegd of aangepast.

6.2.5.2 INRICHTING

Om haar verbindende rol terdege te vervullen wordt de natuurverbindingszone bedrijventerrein over haar volledige breedte van 30 m ingericht met lage beplantingen (grassen, heide, …) en een aantal streekeigen hoogstammige bomen. Ook het gepaste reliëf en de gewenste waterpartijen worden aangebracht. Dit wordt in het beplantingsplan aangeduid en verantwoord. Voor deze inrichting is een bindend advies van het Agent- schap voor Natuur en Bos vereist.

Het oprichten van constructies, andere dan voor de waterhuishouding en ter beveiliging van de fauna, zijn er niet toegelaten. Ondergrondse leidingen mogen worden aangelegd.

(16)

6.2.5.3 BEHEER

De inrichting van deze overdrukzone gebeurt parallel aan de aanleg van het aanpalend deel van de ontslui- tingsweg. Deze inrichting gebeurt mede conform de raamovereenkomsten tussen de omliggende bedrijven en de Vlaamse overheid, zo ook het beheer ervan nadien.

De eigenaar en elke houder van een zakelijk recht op het perceel zorgen als een goede huisvader voor het beheer en onderhoud van de constructies en de natuurinrichting op zodanige wijze dat de esthetische waarde ervan optimaal behouden blijft.

6.2.6 (OVERDRUK) BOUWVRIJE STROOK categorie van gebiedsaanduiding: bedrijvigheid

6.2.6.1 BESTEMMING

In de (overdruk) bouwvrije strook zijn alle werken en handelingen toegelaten voor de aanleg, het functione- ren, het beheer of de aanpassing van de waterweg en zijn aanhorigheden.

6.2.6.2 INRICHTING

Het oprichten van gebouwen en constructies, andere dan voor de waterhuishouding en het beheer van de waterweg, zijn er niet toegelaten. Verhardingen en ondergrondse leidingen mogen worden aangelegd.

6.2.6.3 BEHEER

De eigenaar en elke houder van een zakelijk recht op het perceel zorgen als een goede huisvader voor het beheer en onderhoud van de constructies op zodanige wijze dat de esthetische waarde ervan optimaal behouden blijft.

(17)

6.3 NATUURGEBIED

categorie van gebiedsaanduiding: reservaat en natuur

6.3.1 BESTEMMING

Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en het bos.

6.3.2 INRICHTING

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de na- tuur, het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden, zijn toegelaten.

Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur in functie van de sociale, educatieve en recreatieve functies van het natuurgebied is toegelaten voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het natuurgebied niet overschreven wordt.

Handelingen die nodig of nuttig zijn voor de volgende activiteiten zijn toegelaten voor zover daarbij gebruik gemaakt wordt van de technieken van natuurtechnische milieubouw :

− het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien

− het behoud en herstel van de structuurkenmerken van rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie, alsook het verleggen van waterlopen

− het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromin- gen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden

− het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen.

Alle voorgaand genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheersfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.

6.3.3 BEHEER

De percelen in de bestemming natuurgebied ten zuiden van het kanaal worden ingericht voorafgaand aan of parallel met de aanleg van de ontsluitingsweg aldaar; de te verwijderen bovenlaag ervan kan, zo dit mogelijk is, in de natuurbuffer van het bedrijventerrein worden geborgen. Deze inrichting gebeurt conform de raamovereenkomst tussen het bedrijf Metallo Belgium en de Vlaamse overheid, zo ook het beheer ervan nadien. Zolang deze inrichting niet is gerealiseerd en afgewerkt kunnen in de delen met bestemming bedrij- venterrein in dit RUP geen nieuwe verhardingen, constructies of gebouwen worden opgericht en zijn er alleen instandhoudings- of herstelwerken en maatregelen in functie van de veiligheid of het watersysteem toegelaten.

De eigenaar en elke houder van een zakelijk recht op het perceel zorgen als een goede huisvader voor het beheer en onderhoud van de constructies en de natuurlijke vegetatie op zodanige wijze dat de esthetische waarde ervan optimaal behouden blijft.

(18)

6.3.4 (OVERDRUK) MET ONTSNIPPERINGSMAATREGELEN EN OPTIMALISATIE ONTSLUITINGS- WEG

categorie van gebiedsaanduiding: lijninfrastructuur

6.3.4.1 BESTEMMING

De overdrukzone ‘met ontsnipperingsmaatregelen en optimalisatie ontsluitingsweg’ is bestemd voor de ver- sterking van de natuurwaarden in het SBZ-gebied ‘Het Blak, Kievitsheide, Ekstergoor en nabijgelegen kam- salamanderhabitats’ met bijkomende natuurverbindingen, evenals voor het optimaliseren van de ontslui- tingsweg.

6.3.4.2 INRICHTING

Als verbinding voor kleine en grote dieren tussen beide zijden van de op te waarderen bestaande weg wordt in deze overdrukzone minimaal een wildtunnel voorzien. De ontsluitingsweg wordt aan beide zijden afge- schermd door een draadhekken, met onderaan een folie om amfibieën en andere kleine dieren te begelei- den.

De bestaande weg kan licht worden verbreed, tot max. 7 m inclusief de hoge boordstenen aan weerszijden om de (vracht)wagens op de rijweg te houden. De wegbedekking wordt in asfalt uitgevoerd. De weg wordt uitgerust met een riolering die het hemelwater afvoert en na filtering naar het watersysteem voert.

Behoudens lage verlichting van het knooppunt met Rijkevorselseweg, mag langs de ontsluitingsweg geen verlichting worden voorzien. De geplaatste verlichtingstoestellen zijn volledig naar beneden gericht.

6.3.4.3 BEHEER

De eigenaar en elke houder van een zakelijk recht op het perceel zorgen als een goede huisvader voor het beheer en onderhoud van de constructies en de natuurinrichting op zodanige wijze dat de esthetische waarde ervan optimaal behouden blijft.

(19)

6.4 GEMENGD OPEN RUIMTEGEBIED categorie van gebiedsaanduiding: overig groen

6.4.1 BESTEMMING

Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies.

6.4.2 INRICHTING

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de functies natuurbehoud, bosbouw, landbouw, landschapszorg en recreatie zijn toegelaten, met uitzondering van het oprichten van gebouwen.

Voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet wordt overschreden zijn, in uitzonde- ring op het onbebouwde karakter van het gebied, de volgende handelingen toegelaten :

− het aanbrengen van een veeschuilhok kleiner dan 20 m² voor landbouw of hobbylandbouw

− het inrichten van het gebied als toegangspoort tot de aangrenzende natuurgebieden of recreatiegebie- den.

Handelingen die nodig of nuttig zijn voor :

− het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien

− het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie, alsook het verleggen van waterlopen

− het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromin- gen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden

− het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen zijn toegelaten voor zover daarbij gebruik gemaakt wordt van de technieken van natuurtechnische milieu- bouw.

Alle voorgaand genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.

6.4.3 BEHEER

De eigenaar en elke houder van een zakelijk recht op het perceel zorgen als een goede huisvader voor het beheer en onderhoud van de constructies, buitenaanleg en kleine landschapselementen op zodanige wijze dat de esthetische waarde ervan optimaal behouden blijft.

(20)

6.5 ZONE VOOR OPENBAAR DOMEIN categorie van gebiedsaanduiding: lijninfrastructuur

6.5.1 BESTEMMING

De straten en eventuele pleinen in deze bestemmingszone hebben een verkeers- en een verblijfsfunctie. Ze behoren tot het openbaar domein.

De verkeersfunctie voor de auto’s is daarbij ondergeschikt qua aandacht en ruimte: zij wordt enkel voorzien voor het noodzakelijk plaatselijk verkeer. Het langzaam verkeer en de verblijfsfunctie krijgen in alle straat- delen en eventuele pleinen voldoende mogelijkheden en ruimte (minstens 50 % van de oppervlakte), zij het apart, zij het in dubbel gebruik met de ruimte die ook de auto’s gebruiken.

6.5.2 INRICHTING

Alle werken en handelingen voor de gebruikelijke aanleg van openbaar domein zijn toegelaten.

De inrichting van de straten en pleinen gebeurt verder mee in functie van hun categorie. Alle straten en pleinen in deze bestemmingscategorie behoren tot categorie erftoegangsweg.

De straten en pleinen worden sober qua kleuren, materialen en straatmeubilair ingericht. Zij hebben een neutraal karakter.

6.5.3 BEHEER

Voor de zone voor openbaar domein aan Waterblokstraat vindt voorafgaandelijk aan de aanleg een grondruil tussen de gemeente en het bedrijf Metallo Belgium plaats. Het bedrijf draagt daarbij de strook op haar per- ceel ten oosten van de straat over aan de gemeente. De gemeente draagt de westelijke strook van het huidige openbaar domein die met dit RUP de bestemming van groenstrook GR krijgt over aan het bedrijf.

Vooraleer deze grondruil is doorgevoerd en afgerond en de groenstrook GR volgens haar inrichtingsvoor- schriften is ingericht, kan de strook ‘plaatsen bestemd voor wegen en parking’ in dit RUP niet als dusdanig worden ingericht of gebruikt.

(21)

6.6 GROENSTROOK GR

categorie van gebiedsaanduiding: bedrijvigheid

6.6.1 BESTEMMING

De groenstrook GR is bestemd als groenstrook met hoogstammige bomen en winterhard ondergroen.

6.6.2 INRICHTING

Binnen de groenstrook GR zijn alle gebouwen en constructies verboden. Maximum 10 % van de oppervlakte van deze groenstrook mag verhard worden, in functie van de toegang voor langzame verkeersdeelnemers en personenwagens tot Waterblokstraat. Deze verharding moet uitgevoerd worden in waterdoorlatende en opbreekbare materialen.

De beplanting moet bestaan uit winterhard ondergroen en uit hoogstammige streekeigen bomen. De bomen moeten maximaal 5 m uit elkaar worden geplaatst zodat ze een groen scherm vormen. Vanuit het openbaar domein mag men geen zicht hebben op de stapelplaatsen. De bomen moeten een hoogte hebben van minimum 10 m (tot bovenzijde kruin in volwassen toestand). Bestaande bomen en heesters moeten zoveel mogelijk worden behouden en in de groenstrook GR worden geïntegreerd. Een gedetailleerd beplantings- plan van deze groenstrook GR moet bij de aanvraag tot omgevingsvergunning worden gevoegd.

6.6.3 BEHEER

Deze groenstrook GR is mee gevat door de grondruil beschreven in art. 6.5.3, maar de inrichting ervan kan in onderlinge afspraak ook al vroeger gebeuren. Zolang de groenstrook GR niet volgens haar inrichtings- voorschriften is ingericht, kan de strook ‘plaatsen bestemd voor wegen en parking’ in dit RUP niet als dus- danig worden ingericht of gebruikt.

De eigenaar en elke houder van een zakelijk recht op het perceel zorgen als een goede huisvader voor het beheer en onderhoud van de constructies, buitenaanleg en kleine landschapselementen op zodanige wijze dat de esthetische waarde ervan optimaal behouden blijft.

(22)

6.7 PLAATSEN BESTEMD VOOR WEGEN EN PARKING categorie van gebiedsaanduiding: lijninfrastructuur

6.7.1 BESTEMMING

De hoofdbestemming van deze zone is wegenis en parking voor vrachtwagens en wagens.

Volgende nevenbestemmingen kunnen worden toegelaten: laad- en loskades, weegbrug, kleinschalige ge- bouwen en constructies en collectieve autostandplaatsen.

Binnen deze zone zijn geen industriële activiteiten zoals productieactiviteiten en opslag van materialen en goederen toegelaten. Gebouwen in deze zone mogen uitsluitend gebruikt worden als onthaalruimte, schuil- ruimte of klein kantoortje in functie van bijv. onthaal, controle, bediening weegbrug.

6.7.2 INRICHTING

Deze zone mag voor maximum 5 % bezet worden door gebouwen of constructies.

De verharde delen van de zone moeten worden verhard in stofvrije, opbreekbare en waterdoorlatende ma- terialen, tenzij die anders wordt opgelegd omwille van milieutechnische redenen. Het niet verharde en niet bebouwde deel moet met winterhard groen worden aangelegd.

Bij de plaatsing van de gebouwen en constructies moet rekening gehouden worden met de richtlijnen van de brandweer.

De eventuele gebouwen hebben een maximale kroonlijsthoogte van 4 m, maximale nokhoogte van 7 m en maximale hoogte tot bovenzijde dakopstand van 4 m. De dakvorm is vrij. De materialen moeten esthetisch verantwoord zijn, van duurzame aard en met materialen die na verloop van tijd hun uitzicht behouden. De gebouwen moeten akoestisch geïsoleerd zijn om geluidshinder naar de omgeving te voorkomen.

6.7.3 BEHEER

Deze zone plaatsen bestemd voor wegen en parking is mee gevat door de grondruil beschreven in art. 6.5.3.

Zolang de groenstrook GR uit dit RUP niet volgens haar inrichtingsvoorschriften is ingericht, kan de strook

‘plaatsen bestemd voor wegen en parking’ niet als dusdanig worden ingericht of gebruikt.

De eigenaar en elke houder van een zakelijk recht op het perceel zorgen als een goede huisvader voor het beheer en onderhoud van de constructies, buitenaanleg en kleine landschapselementen op zodanige wijze dat de esthetische waarde ervan optimaal behouden blijft.

(23)

6.8 BESTAANDE HOOGSPANNINGSLIJN

categorie van gebiedsaanduiding: geen – volgt bestemmingscategorie van de grondkleur

In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en de wijzigingen van een hoogspanningsleiding en haar aanhorigheden. De aan- vragen voor vergunningen voor een hoogspanningsleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming.

De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzi- gingen van de bestaande hoogspanningsleiding niet in het gedrang worden gebracht.

(24)

COLOFON

project RUP ontsluitingsweg kanaalzone

projectnummer 17204

opdrachtgever Gemeente Beerse

opdrachtnemer OMGEVING cvba

Uitbreidingstraat 390 2600 Antwerpen-Berchem tel +32 3 448 22 72 fax +32 3 440 13 93

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien in de zone voor hoofdgebouwen op het gelijkvloers geen handels- of ambachtelijke functie wordt uitgeoefend, doch slechts een woonfunctie bestaat, zullen de

Binnen alle bestemmingszones worden bovengrondse en ondergrondse constructies en inrichtingen voor hernieuwbare energie toegelaten, voor zover ze in hun uitbating en

 ondergrondse leidingen en constructies zijn toegelaten voor zover dit het uitzicht van de buffer niet hypothekeert.  minimale breedte van

• U mag geen werkzaamheden onder de Land Rover uitvoeren, wanneer het voertuig alleen door een krik voor het verwisselen van de wielen wordt ondersteund.. • Zorg dat er geen

Waterdichte vlakken zijn enkel voor de verhardingen van de terrassen, aansluitend achter de woning, toegelaten (max. 30 m²) mits ze afwateren naar de tuin en mits een

Het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 (en latere wijzigingen) tot bepaling van de vergunningsplichtige functiewijzigingen en van de werken, handelingen en

In deze zone zijn alle bovengrondse en ondergrondse werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van die openbare

In artikel 5 wordt de buffering van het bedrijf in zone 5 ten opzichte van de omgeving en dus ook ten opzichte van deze zone voor gemengd open ruimte gebied opgelegd. Vanuit