Onderhoud
Onderhoud
REGELMATIG ONDERHOUD
Systematisch regelmatig onderhoud is de sleutel tot een voortdurende betrouwbaarheid en efficiëntie van uw voertuig.
U als eigenaar bent verantwoordelijk voor het onderhoud. U dient ervoor te zorgen dat het uitgevoerde onderhoud, het verversen van olie, de inspecties en het verversen van rem- en koelvloeistof op de vereiste tijdstippen en overeenkomstig de aanbevelingen van de fabrikant worden uitgevoerd.
De vereisten voor het regelmatige onderhoud van uw voertuig staan in het onderhoudsboekje.
Voor het grootste deel van dit noodzakelijke werkplaatsonderhoud is gespecialiseerde kennis en apparatuur nodig. Dit dient bij voorkeur aan een Land
Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur te worden overgelaten.
Onderhoudsboekje
In het onderhoudsboekje is een onderhoudsrapportgedeelte opgenomen, waarin u alle oliebeurten en inspecties kunt vastleggen die op het voertuig zijn uitgevoerd.
In dit deel van het boekje kan het Land Rover-dealerbedrijf/de erkende reparateur ook aangeven wanneer remvloeistof is ververst.
Let erop dat het Land Rover-dealerbedrijf/de erkende reparateur na iedere oliebeurt en inspectie zijn paraaf en stempel in het boekje zet.
ONDERHOUD DOOR DE EIGENAAR
Behalve de hierboven genoemde regelmatige onderhoudsbeurten en inspecties dient u een aantal eenvoudige controles vaker uit te voeren.
U kunt deze controles zelf uitvoeren. Op de volgende pagina's vindt u hierover het benodigde advies.
Als de vloeistofpeilen te veel of plotseling dalen of als de banden ongelijk slijten, dient u dit meteen aan een Land
Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur te melden.
Dagelijkse controles
• Werking van de verlichting, claxon, richtingaanwijzers, ruitenwissers, ruitensproeiers en waarschuwingslampjes
• Werking van de veiligheidsgordels en remmen
• Kijk of er zich onder de Land Rover vloeistofplassen bevinden, die op een lek kunnen duiden
Condensatie die uit de airconditioning druppelt, is normaal.
Wekelijkse controles
• Motoroliepeil
N.B. U dient het motoroliepeil vaker te controleren als u langdurig met hoge snelheden rijdt.
• Remvloeistofpeil
• Peil van stuurbekrachtigingsvloeistof
• Ruitensproeiervloeistofpeil
• Bandenspanningen en -conditie
• Bedien de airconditioning
Alle vloeistofspecificaties en inhouden staan aangegeven in SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN, pagina 307.
WARNING
Als het rempedaal ongewoon ver moet worden ingetrapt of als er duidelijk remvloeistof wordt verloren, neem dan onmiddellijk contact op met uw Land Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur. Het rijden onder dergelijke omstandigheden kan langere remafstanden tot gevolg hebben of zelfs het volledig uitvallen van de remmen.
Onderhoud
VEILIGHEID IN DE GARAGE
WAARSCHUWINGOnder geen enkele voorwaarde mag een deel van het brandstofsysteem gedemonteerd of vervangen worden door een niet voor dat werk deskundige monteur. Als u deze instructie niet opvolgt, kan er brandstof gemorst worden met als gevolg brandgevaar.
• U mag geen werkzaamheden onder de Land Rover uitvoeren, wanneer het voertuig alleen door een krik voor het verwisselen van de wielen wordt ondersteund.
• Zorg dat er geen vonken en open vuur in de buurt van de motorruimte komen.
• Draag beschermende kleding, waaronder, indien praktisch gezien mogelijk, handschoenen gemaakt van ondoorlatend materiaal.
• Verwijder voordat u in de motorruimte werkzaamheden gaat uitvoeren, eerst metalen armbanden en sieraden.
• Zorg dat gereedschap of metalen delen van de Land Rover geen contact maken met de accukabels of -aansluitklemmen.
• Laat de motor nooit in een ongeventileerde ruimte lopen – de uitlaatgassen zijn giftig en bijzonder gevaarlijk.
WAARSCHUWING
Koelventilatoren kunnen door blijven draaien nadat de motor is uitgeschakeld. Wanneer de motor heet is, kunnen de koelventilatoren ook gaan werken nadat de motor is uitgeschakeld. De ventilatoren blijven maximaal 10 minuten doordraaien. Blijf uit de buurt van alle ventilatoren bij werkzaamheden in de motorruimte.
• Houd uw handen en kleding uit de buurt van de aandrijfriemen en poelies.
• Als er net met de Land Rover is gereden, mag u de onderdelen van het uitlaat- en
koelsysteem pas aanraken als de motor is afgekoeld.
• Terwijl de motor loopt of het contact is ingeschakeld, mag u de elektrische kabels of onderdelen niet aanraken.
Giftige vloeistoffen
De in motorvoertuigen toegepaste vloeistoffen zijn giftig en mogen niet worden ingenomen of met open wonden in contact komen. Het betreft onder andere: accuzuur, antivries, rem- en stuurbekrachtigingsvloeistof, benzine, diesel, motorolie en additieven voor
ruitensproeiervloeistof.
Voor uw eigen veiligheid dient u altijd alle op de labels en flessen/blikken gedrukte instructies te
Onderhoud
EMISSIEREGELING
Uw voertuig is uitgerust met diverse emissie- en dampregelapparatuur, die aan de specifieke plaatselijke voorschriften voldoet. Wij maken u erop attent dat het onbevoegd vervangen of modificeren van, of knoeien aan deze apparatuur door een eigenaar of reparateur, onwettig kan zijn en hoogstwaarschijnlijk aan wettelijke strafmaatregelen onderhevig is.
Daarnaast mag er niet aan de motorafstellingen worden geknoeid. Deze zijn afgesteld om te waarborgen dat uw Land Rover aan de meest stringente regels voor uitlaatgasemissie voldoet. Verkeerde motorafstellingen kunnen de uitlaatgasemissies, de motorprestaties en het brandstofverbruik nadelig beïnvloeden. Ze kunnen tevens hoge temperaturen veroorzaken, die schade aan de katalysator en het voertuig tot gevolg kunnen hebben.
PROEFRITTEN MET DYNAMOMETERS (ROLBANKEN)
Omdat uw Land Rover met een antiblokkeersysteem en permanente
vierwielaandrijving is uitgerust, is het uitermate belangrijk dat proefritten met dynamometers alleen worden uitgevoerd door een deskundig persoon, die vertrouwd is met het testen via dynamometers en met de
veiligheidsprocedures (alleen een dynamometer voor vierwielaandrijving), die door Land Rover-dealerbedrijven/erkende reparateurs worden aangehouden. Neem voor meer informatie contact op met een Land Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur.
RIJDEN ONDER ZWARE OMSTANDIGHEDEN
Wanneer u met de Land Rover onder extreem zware omstandigheden rijdt, dient u vaker aandacht aan de onderhoudseisen te besteden.
Bijvoorbeeld: als u met uw Land Rover door diep water rijdt, moet het voertuig misschien dagelijks een onderhoudsbeurt krijgen, om te waarborgen dat de Land Rover veilig en betrouwbaar blijft werken.
Rijden onder zware omstandigheden houdt onder andere het volgende in:
• Herhaaldelijke korte ritten tot 10 km (6 mijl), rijden in langzaam rijdend en stilstaand verkeer of langdurig stationair lopen van de motor
• Rijden onder stoffige en/of zanderige omstandigheden
• Rijden op ruwe en/of modderige wegen en/of door water
• Rijden onder extreem hete omstandigheden
• Het trekken van een aanhanger of rijden in de bergen
Neem voor advies contact op met een Land Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur.
VOORBEREIDING OP DE WINTER
Voordat de winter begint, dient u aan de bovenzijde van de portieren
Carbaflo-smeermiddel aan te brengen om te voorkomen dat deze portierafdichtingen dichtvriezen.
Deze handeling dient u aan het begin van iedere winter te herhalen. Neem voor meer informatie contact op met een Land
Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur.
De motorkap openen
De motorkap openen
DE MOTORKAP OPENEN
De motorkap sluitenWAARSCHUWING
U mag niet met de Land Rover rijden, terwijl de motorkap alleen met de veiligheidsvergrendeling vastzit.
Controleer na het sluiten van de motorkap of de vergrendeling helemaal ingrijpt door te proberen de voorrand van de motorkap op te tillen. Hier mag geen beweging in zitten.
Motorruimte
Motorruimte
VLOEISTOFCONTROLES
Benzinemotor
Dieselmotor
WAARSCHUWING
Neem tijdens het uitvoeren van werkzaamheden in de motorruimte, de
veiligheidsvoorzorgsmaatregelen onder VEILIGHEID IN DE GARAGE, pagina 238 in acht.
LAN0475G
LAN0504G
Motorruimte
1. Remvloeistofreservoir
N.B. Het remvloeistofreservoir bevindt zich rechts in de motorruimte op bij voertuig met het stuur rechts en links bij een voertuig met het stuur links.
2. Motorolievuldop
3. Sproeiervloeistofreservoir
4. Reservoir koelsysteem
5. Peilstok motorolie
6. Reservoir stuurbekrachtiging
LAN0509G
LAN0510G
LAN0512G
LAN0513G
Motorolie
Motorolie
CONTROLEREN EN BIJVULLEN
WAARSCHUWINGWees voorzichtig dat u geen motorolie op een hete motor morst. Hierdoor kan brand ontstaan.
Het olieverbruik van de motor wordt door veel factoren beïnvloed. Dieselmotoren verbruiken iets meer motorolie dan benzinemotoren. Bij hoge belastingen verbruikt de motor meer olie.
Controleer het oliepeil wekelijks, bij koude motor en terwijl de Land Rover horizontaal staat.
N.B. Als u het oliepeil toch bij warme motor moet controleren, schakelt u de motor uit en laat u de Land Rover vijf minuten stilstaan, zodat de olie naar het oliecarter terug kan stromen. U mag de motor niet starten.
Wanneer het peil op de peilstok:
• dichter bij het hoogste merkteken dan het laagste staat, vult u geen olie bij;
• dichter bij het laagste merkteken staat, vult u 0,5 liter (1 pint) olie bij;
• onder het onderste merkteken staat, vult u 1 liter (1,8 pint) olie bij en controleert u het peil na vijf minuten nogmaals.
Voorzichtig: door met de Land Rover te rijden terwijl het motoroliepeil boven het bovenste merkteken of onder het onderste merkteken op de peilstok staat, kunt u de motor beschadigen.
1. Haal de peilstok uit de buis en veeg hem schoon.
2. Steek de peilstok weer helemaal in de buis en haal hem er weer uit om het peil te controleren. Het peil mag nooit lager staan dan het onderste merkteken op de peilstok.
3. Voor het bijvullen schroeft u de olievuldop los en voegt u olie toe tot het peil tussen de bovenste en onderste merktekens op de peilstok staat.
Niet te veel vloeistof bijvullen. Veeg de olie op die tijdens het bijvullen is gemorst.
4. Controleer het oliepeil opnieuw.
MIN
MAX
LAN0476G
MIN
MAX
Motorolie
Oliespecificatie
Het is zeer belangrijk dat u olie gebruikt die geschikt is voor het klimaat waarin het voertuig wordt gebruikt. Nauwkeurige specificaties staan aangegeven in SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN, pagina 307. Neem bij twijfel contact op met een Land
Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur.
Voorzichtig: de garantie op uw voertuig kan komen te vervallen indien er schade ontstaat als gevolg van het gebruik van motorolie met een onjuiste specificatie. Een olie van lage kwaliteit of waarvan de datum is verlopen biedt niet de juiste bescherming die moderne, krachtige motoren nodig hebben.
Als u geen olie gebruikt die aan de vereiste specificatie voldoet, kunt u overmatige motorslijtage, ophoping van drab en afzettingen, en grotere milieuvervuiling veroorzaken. De motor kan er ook door stuk gaan.
H6690G
Koelsysteem
Koelsysteem
KOELVLOEISTOF CONTROLEREN EN BIJVULLEN
WAARSCHUWING
U mag de vuldop nooit verwijderen terwijl de motor heet is, want de ontsnappende stoom of het hete water kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.
Schroef de vuldop langzaam los, zodat de druk kan ontsnappen voordat u hem er helemaal af draait.
Vermijd het morsen van antivries op een hete motor, aangezien hierdoor brand kan ontstaan.
Voorzichtig: laat de motor nooit zonder koelvloeistof draaien.
Antivries beschadigt de lak. Leg bij morsen onmiddellijk een absorberende doek op de plek en maak de plek schoon met een mengsel van voertuigshampoo en water.
Vul nooit zout water bij. Zorg dat u bij het rijden in gebieden waar zout in de
waterleiding zit, altijd een hoeveelheid vers (regen of gedestilleerd) water bij u hebt.
Het koelvloeistofpeil in het expansiereservoir hoeft alleen te worden gecontroleerd wanneer het bericht CHECK COOLANT LEVEL
(koelvloeistofpeil controleren) op het message centre wordt weergegeven. Controleer het peil altijd wanneer het systeem koud is.
N.B. Koelvloeistof zet uit wanneer het heet wordt. Dit kan betekenen dat het peil tot boven het bovenste merkteken aan de zijkant van het expansiereservoir stijgt.
Indien de vuldop moet worden verwijderd voordat het systeem volledig is afgekoeld, draait u de dop langzaam los, zodat de druk geleidelijk kan ontsnappen.
Vul bij met een mengsel van 50% antivries en 50% water. Raadpleeg SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN, pagina 307. Vul bij tot aan het merkteken voor het hoogste peil, dat zich boven de tekst COLD FILL RANGE (MAX-peil voor koude vloeistof) aan de zijkant van het expansiereservoir bevindt. U kunt dit controleren door vóór het voertuig te gaan staan. Negeer eventuele koelvloeistof die u in het bovenste deel van het reservoir kunt zien.
Let erop dat de dop na het bijvullen helemaal wordt vastgedraaid.
Als het peil duidelijk is gedaald, ga er dan vanuit dat er sprake is van een lek of oververhitting en maak een afspraak met uw Land
Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur om het voertuig te laten controleren.
Voorzichtig: als het vloeistofpeil in het expansiereservoir te hoog is, kan de druk oplopen en kan er vloeistof via de vuldop naar buiten spuiten.
H6470
Koelsysteem
ANTIVRIES
WAARSCHUWING
Antivries is giftig en kan bij doorslikken dodelijk zijn – bewaar de flessen afgesloten en buiten het bereik van kinderen. Als u vermoedt dat iemand dit per ongeluk heeft doorgeslikt, dient u onmiddellijk een dokter te raadplegen.
Zorg ervoor dat antivries niet in aanraking komt met huid of ogen. Gebeurt dit wel, spoel het dan onmiddellijk met veel water weg.
Antivries bevat belangrijke
anti-corrosiemiddelen. Het antivriesgehalte van de koelvloeistof moet het hele jaar door op 50%
± 5% worden gehouden (niet alleen bij koude weersomstandigheden). Het antivriesgehalte moet een keer per jaar worden gecontroleerd, zodat de antiroesteigenschappen van de koelvloeistof op peil worden gehouden.
Het soortelijk gewicht van een 50%
antivriesoplossing bij 20 °C (68 °F) is 1,068 en beschermt tegen vorst tot -40 °C (-40 °F).
Antivries moet regelmatig worden ververst, ongeacht de afgelegde afstand (raadpleeg het onderhoudsboekje). Als u dit nalaat, kan er corrosie van de radiateur en de
motoronderdelen worden veroorzaakt.
Koelvloeistofspecificatie
U mag alleen een mengsel van 50% water en een goedgekeurde antivries gebruiken.
Raadpleeg Motorkoelsysteem, pagina 307.
In een noodsituatie - en alleen wanneer dit type antivries niet beschikbaar is - vult u het koelsysteem bij met schoon water, maar houd er rekening mee dat de vorstbescherming aanzienlijk kleiner is. U mag niet bijvullen of verversen met conventionele antivriessoorten.
Neem bij twijfel contact op met een Land Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur.
N.B. Wanneer er in een noodgeval schoon water wordt toegevoegd, licht het waarschuwingslampje voor laag koelvloeistofpeil op wanneer het antivriesmengsel te sterk is verdund. Dit waarschuwingslampje gaat uit wanneer de mengselverhouding weer wordt teruggebracht op 50% water/antivries. Dit moet zo snel mogelijk worden gedaan.
Remmen
Remmen
REMVLOEISTOF
WAARSCHUWING
Remvloeistof is uitermate giftig – bewaar de blikken/flessen afgesloten en buiten het bereik van kinderen. Als u vermoedt dat iemand de vloeistof per ongeluk heeft doorgeslikt, dient u onmiddellijk een dokter te raadplegen.
Als er remvloeistof met de huid of ogen in contact komt, dient u deze onmiddellijk met een grote hoeveelheid water uit te spoelen.
Mors geen vloeistof op een hete motor - hierdoor kan brand ontstaan.
Rijd niet met de Land Rover terwijl het vloeistofpeil onder het MIN-merkteken staat.
Voorzichtig: remvloeistof beschadigt de lak.
Leg bij morsen onmiddellijk een
absorberende doek op de plek en maak de plek schoon met een mengsel van voertuigshampoo en water.
Controleren
Tijdens normaal gebruik kan het vloeistofpeil iets zakken vanwege het slijten van de remblokken, maar u mag het niet onder het MIN-merkteken laten zakken. Als het
vloeistofpeil aanzienlijk zakt, kan dit duiden op een lek in het systeem. In dat geval mag u niet met het voertuig rijden en dient u tevens contact op te nemen met uw Land
Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur.
WAARSCHUWING
Neem onmiddellijk contact op met uw
dealerbedrijf/erkende reparateur als het rempedaal uitzonderlijk ver kan worden ingetrapt of als het remvloeistofpeil sterk is gedaald.
Zet de Land Rover op een vlakke ondergrond en controleer het vloeistofpeil minstens een keer per week (bij hogere kilometerstanden of zware bedrijfsomstandigheden vaker). Controleer het pijl door de zijkant van het doorzichtige reservoir, zonder de vuldop te verwijderen.
Remmen
Bijvullen
Veeg de vuldop schoon voordat u hem verwijdert, zodat er geen vuil in het reservoir komt. Schroef de dop (1/8 slag) los en vul het reservoir tot aan het MAX-merkteken met remvloeistof volgens de DOT 4-specificatie.
Raadpleeg SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN, pagina 307 voor de
H6472G
Stuurbekrachtiging
Stuurbekrachtiging
STUURBEKRACHTIGINGSVLOEISTOF
WAARSCHUWINGStuurbekrachtigingsvloeistof is uitermate giftig – bewaar de blikken/flessen afgesloten en buiten het bereik van kinderen. Als u vermoedt dat iemand de vloeistof per ongeluk heeft doorgeslikt, dient u onmiddellijk een dokter te raadplegen.
Als de vloeistof met de huid of ogen in contact komt, dient u deze onmiddellijk met een ruime hoeveelheid water uit te spoelen.
Mors geen vloeistof op een hete motor – hierdoor kan brand ontstaan.
Voorzichtig: stuurbekrachtigingsvloeistof beschadigt de lak. Leg bij morsen onmiddellijk een absorberende doek op de plek en maak de plek schoon met een mengsel van voertuigshampoo en water.
Controleren en bijvullen
Controleer het vloeistofpeil en vul het alleen bij wanneer de motor uitgeschakeld is en het systeem is afgekoeld. Zorg ook dat het stuurwiel niet is gedraaid nadat de motor is uitgeschakeld.
Het voertuig moet op een vlakke ondergrond staan. Controleer het peil door de zijkant van het doorzichtige reservoir, zonder de vuldop te verwijderen.
Het vloeistofpeil moet tussen de MIN- en MAX-merktekens op het reservoir staan.
Als er moet worden bijgevuld, veeg de vuldop dan schoon om te voorkomen dat er vuil in het reservoir terechtkomt. Verwijder de vuldop en vul het reservoir tot aan het MAX-merkteken.
Het peil mag niet boven het MAX-merkteken op de zijkant van het reservoir komen.
Werking in noodgevallen
U dient een grote of plotselinge daling van het vloeistofpeil door een Land
Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur te laten onderzoeken
Als u kunt vaststellen dat er langzaam vloeistof wordt verloren, mag u het reservoir bijvullen tot het hoogste peilmerkteken, zodat u de Land Rover naar het dichtstbijzijnde deskundige Land Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur kunt rijden om hem te laten inspecteren.
Als het vloeistofpeil tot onder het onderste merkteken is gedaald, vul dan vloeistof bij alvorens de motor te starten, omdat de stuurbekrachtigingspomp anders beschadigd kan raken.
Voorzichtig: de motor mag niet worden gestart als het vloeistofpeil tot onder het
MIN-merkteken aan de zijkant van het reservoir is gedaald. Dit kan ernstige schade aan de stuurbekrachtigingspomp
veroorzaken.
H6473G
Sproeiers
Sproeiers
DE VOORRUITSPROEIERVLOEISTOF BIJVULLEN
Vloeistof bijvullen
WAARSCHUWING
Als u rijdt bij temperaturen lager dan 5 °C (40 °F), gebruik dan sproeiervloeistof met
antivriesbescherming. Als u bij koud weer geen ruitensproeiervloeistof met antivriesbescherming gebruikt, kan het zicht door de voorruit
verslechteren en is het risico op een botsing hoger.
Sommige ruitensproeierproducten zijn brandbaar, vooral wanneer ze in hoge of onverdunde concentratie met vonken in aanraking komen. Laat de ruitensproeiervloeistof niet in contact komen met open vuur of ontstekingsbronnen.
Controleer het vloeistofpeil in het reservoir ten minste een maal per week en vul het bij met een mengsel van water en Land Rover Screenwash, onderdeelnr. STC 8249. Aangeraden wordt de aanbevolen hoeveelheden water en
sproeiervloeistof in een aparte houder te mengen alvorens de vloeistof bij te vullen. Volg altijd de instructies. Bij zeer koud weer is een goedgekeurde sproeiervloeistof nodig die niet bevriest.
Voorzichtig: gebruik in het sproeierreservoir geen mengsel van antivries of azijn met water - antivries beschadigt de lak, terwijl azijn de ruitensproeierpomp kan beschadigen.
Voorzichtig: als gevolg van het morsen van ruitensproeiervloeistof kunnen de
carrosseriepanelen verkleuren. Zorg dat u geen vloeistof morst, vooral als u de vloeistof onverdund of met een hoge concentratie gebruikt. Mocht u toch wat morsen, dan dient u de plek onmiddellijk met water te wassen.
Sproeiers
SPROEIERSPUITMONDEN
Schakel de sproeiers regelmatig in om te controleren of de spuitmonden zowel open als goed gericht zijn.
De sproeierspuitmonden worden tijdens de productie afgesteld en hoeven verder niet meer te worden aangepast. Indien dit echter wel nodig mocht zijn, steekt u een naald in de spuitmondopening en verplaatst u de spuitmond voorzichtig naar de juiste stand, zodat de straal op het midden van de voorruit is gericht.
De achterruitspuitmonden in de wisserarm kunnen niet worden afgesteld.
WARNING
Indien een spuitmond verstopt raakt, steekt u een naald of een dunne ijzerdraad in de opening om de verstopping te verwijderen. U mag de ruitensproeiers tijdens het verstellen niet inschakelen. Ruitensproeiervloeistof kan de ogen en de huid irriteren.
U dient de instructies van de
ruitensproeiervloeistoffabrikant altijd te lezen en in acht te nemen.
KOPLAMPSPROEIERS
De spuitmonden worden tijdens de productie afgesteld en hoeven verder niet meer te worden aangepast.
Voorzichtig: gebruik een goedgekeurde ruitensproeiervloeistof om te voorkomen dat de vloeistof in het sproeierreservoir bevriest.
H3910
Wisserbladen
Wisserbladen
DE WISSERBLADEN VERVANGEN
U mag ter vervanging alleen ruitenwisserbladen aanbrengen die met de originele specificatie overeenkomen.
Als er producten op vet-, siliconen- en benzinebasis worden gebruikt, dan wissen de wisserbladen niet goed. Veeg de wisserbladen met een warm sopje af en controleer hun toestand regelmatig.
Als het rubber harde plekken of scheuren vertoont, als de wissers strepen op de ruiten achterlaten of als ze niet alle delen van de ruit schoonvegen, moeten ze worden vervangen.
Reinig de voorruit regelmatig met een goedgekeurde glasreiniger en controleer of de ruit helemaal schoon is, alvorens nieuwe wisserbladen aan te brengen.
Wisserbladen voorruit
Voor het aanbrengen van het nieuwe wisserblad wordt de omgekeerde volgorde aangehouden.
Controleer of het wisserblad correct is vastgezet alvorens de wisserarm weer terug op de voorruit te zetten.
Wisserblad achterruit
Til de ruitenwisserarm van de achterruit en draai het blad weg van de arm. Druk op het lipje (pijl in afbeelding) om het blad los te maken en
LOCK
LO
CK H3913
Accu
Accu
WAARSCHUWINGSSYMBOLEN VAN DE ACCU
Op de accu is een etiket aangebracht met een aantal waarschuwingssymbolen. Dit zijn de waarschuwingssymbolen:
ACCU'S EN VEILIGHEID
WAARSCHUWINGDraag altijd een veiligheidsbril wanneer u met accu's werkt.
Accu's bevatten een zuur dat corrosief en giftig is.
Bij morsen:
• Op kleding of huid - trek besmeurde kleding onmiddellijk uit, spoel de huid met veel water af en roep snel medische hulp in.
• In de ogen - spoel de ogen ten minste 15 minuten met schoon water uit. Roep snel medische hulp in.
Als er accuzuur wordt doorgeslikt, is dit meestal dodelijk, tenzij snel wordt gereageerd – raadpleeg met spoed een arts.
Tijdens het normale gebruik stoten accu's explosief waterstofgas uit – zorg dat er geen vonken of open vuur in de buurt van de motor aanwezig zijn.
Probeer het voertuig nooit te starten als het mogelijk is dat het elektrolyt in de accu bevroren is.
Voor uw eigen veiligheid is het een goed idee om alle metalen polsbanden en juwelen te verwijderen voordat u werkzaamheden onder de motorkap uitvoert. Laat accupolen en voertuigkabels nooit in contact komen met uw gereedschap of met metalen voertuigonderdelen.
Accupolen, -klemmen en bijbehorende accessoires bevatten lood en loodsamenstellingen. Was uw handen nadat u aan de accu hebt gewerkt.
Wees voorzichtig wanneer u in de buurt van bewegende motoronderdelen werkt.
Verboden te roken, geen open vuur, geen vonken (rood).
Veiligheidsbril dragen (blauw).
Buiten bereik van kinderen houden (rood).
Explosief gas (geel).
Accuzuur (geel).
LAN0579
LAN0580
LAN0581
LAN0582
LAN0583
Accu
VERZORGING VAN DE ACCU
WAARSCHUWING
Als de accu zich in het voertuig bevindt, dienen de accuvuldoppen en de ontluchtingsleiding altijd op hun plaats te zitten. Als deze onderdelen niet goed passen of niet correct zijn aangebracht, kan dit gevaar opleveren. De ontluchtingsleiding mag niet zijn geknikt of beschadigd.
Mocht er accuzuur op uw huid of in uw ogen terechtkomen, spoel dan onmiddellijk af met koud water en roep medische hulp in.
Een bevroren accu mag nooit worden opgeladen of
De buitenkant van de accu moet af en toe worden schoongeveegd om al het vuil en vet te verwijderen.
N.B. Het productleven van de accu hangt van de ladingconditie af. De accu moet altijd voldoende opgeladen zijn om zo lang mogelijk mee te kunnen gaan.
N.B. Sluit geen apparatuur van 12 V (bijv. een lamp van 12 V) rechtstreeks op de accupolen aan. Gebruik hiervoor een van de
accessoirecontactpunten in het voertuig, waarop door Land Rover goedgekeurde accessoires kunnen worden aangesloten.
Vervangingsaccu's
WAARSCHUWING
Monteer alleen een vervangingsaccu van hetzelfde type en met dezelfde specificatie als de originele accu. Andere accu's kunnen andere afmetingen hebben of de accupolen kunnen op een andere plaats zitten, waardoor er gevaar voor brand kan ontstaan wanneer ze op het elektrische systeem van het voertuig worden aangesloten.
De accu weggooien
Oude accu's moeten worden gerecycled.
Accu's bevatten echter giftige
afvalstoffen. U dient advies in te winnen over
LAN0478G
Accu
DE ACCU LOSKOPPELEN, LADEN, WEGGOOIEN EN VERVANGEN
WAARSCHUWING
Op de pluspool (+) van de accu staat een pyrotechnische lading. Dit is een
veiligheidsmaatregel waardoor de accu bij een zwaar ongeval wordt losgekoppeld. Daarom mogen accu's alleen door hiertoe opgeleid personeel worden geladen en verwijderd.
Het kan soms nodig zijn de accu los te koppelen.
• Schakel het contact uit en haal de sleutel uit het contact.
• Wacht ten minste twee minuten alvorens de accu te ontkoppelen. Houd de
afstandsbediening bij de hand, omdat u misschien de alarmsirene moet uitschakelen.
• Ontkoppel alleen de minpool (-).
• Wacht twee minuten alvorens de accu weer aan te sluiten.
Als het alarm afgaat wanneer de accu weer wordt aangesloten, schakel dit dan met de afstandsbediening uit.
Gevolgen van het ontkoppelen van de accu Wanneer de accu wordt ontkoppeld en weer aangesloten, wordt een aantal
voertuigsystemen automatisch teruggesteld.
Dit kan enkele minuten duren en sommige systemen hebben sensors die tijdens het rijden bepaalde handelingen opmerken, voordat alle systeem weer volledig functioneel zijn. Dit heeft geen enkele invloed op de veilige werking van het voertuig.
Banden
Banden
VERZORGING VAN DE BANDEN
WARNINGDefecte banden zijn gevaarlijk. U mag niet met de Land Rover rijden wanneer een band beschadigd, overmatig versleten of verkeerd opgepompt is.
Probeer te voorkomen dat er
voertuigvloeistoffen op de banden terecht komen, aangezien de band hierdoor beschadigd kan raken.
Vermijd het slippen van de wielen. De ontstane krachten kunnen de bandstructuur beschadigen, zodat de band stuk gaat.
Als het slippen van de wielen onvermijdelijk is doordat ze hun grip verliezen (bijvoorbeeld in diepe sneeuw), mag u de aanduiding voor 50 km/h (30 mijl/h) op de snelheidsmeter niet overschrijden.
U dient alle banden van het voertuig (inclusief het reservewiel) regelmatig op beschadigingen, slijtage en vervorming te controleren. Als u erover twijfelt of een band nog in orde is, dient u hem onmiddellijk te laten controleren bij een bandenreparatiebedrijf of uw Land
Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur.
Bandenslijtage
• U mag niet tegen stoepranden op rijden of hier bij het parkeren met de banden langs schrapen.
Slijtage-indicatoren
WAARSCHUWING
Slijtage-indicatoren worden zichtbaar wanneer de profieldiepte van de band nog maar minimaal is.
Banden die tot hier zijn versleten, hebben zowel minder grip als slechtere
waterverplaatsingskarakteristieken.
Voorzichtig: als de profielslijtage over de band ongelijk is, of als de band overmatig slijt, dient u de Land Rover zo snel mogelijk bij uw Land Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur te laten controleren.
N.B. Nadat u met de Land Rover op terrein hebt gereden, dient u te controleren of de banden nog in orde zijn. Zodra u met het voertuig weer op een normaal, hard wegdek rijdt, brengt u hem tot stilstand en controleert u of de banden
LAN0330G
Banden
Verslechtering na verloop van tijd
Banden verslechteren na verloop van tijd, zelfs wanneer ze niet worden gebruikt. Aanbevolen wordt banden bij normaal gebruik iedere zes jaar te vervangen. De hitte in hete klimaten of frequente zware voertuigladingen kunnen het verouderingsproces versnellen.
U dient het reservewiel te vervangen wanneer u de andere banden vervangt, want ook het reservewiel veroudert.
Lekke banden
WAARSCHUWING
U mag niet met een lekke band rijden. Zelfs als de lekke band niet helemaal is leeggelopen, kunt u de band niet veilig gebruiken, aangezien hij op elk moment plotseling kan leeglopen.
Niet elke lekke band loopt onmiddellijk leeg. Het is daarom erg belangrijk dat u de banden regelmatig op beschadigingen en vreemde deeltjes controleert.
Indien u tijdens het rijden een plotselinge trilling of verandering in het rijgedrag van het voertuig opmerkt, dient u onmiddellijk vaart te minderen.
U mag niet hard remmen, plotselinge
manoeuvres uitvoeren of plotseling van richting veranderen. Rijd langzaam naar een plek aan de kant van de weg en breng het voertuig tot stilstand.
N.B. Het rijden naar een veilige plek kan de lekke band beschadigen, maar de veiligheid van de inzittenden is veel belangrijker.
Controleer de banden op scherpe voorwerpen, beschadigingen of een te lage spanning. Bij beschadigingen of vervorming dient u de band te vervangen. Als u geen reservewiel hebt, dient u het voertuig naar een bandenreparatiebedrijf of Land Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur te laten bergen.
Vervangingsbanden
WAARSCHUWING
U mag geen diagonaalbanden aanbrengen.
Breng geen banden met binnenband aan.
U mag de banden niet op verschillende posities van de Land Rover gebruiken. De banden lopen in op de specifieke karakteristieken van elke wielpositie.
Door het omwisselen van banden kunt u het rijgedrag en de tractie van het voertuig nadelig beïnvloeden.
Breng altijd vervangingsbanden van hetzelfde type aan, en indien mogelijk van hetzelfde merk en met hetzelfde profiel.
U dient alleen originele Land Rover-onderdelen als vervangingsbanden te gebruiken. Hiermee worden de ontworpen rijkarakteristieken zowel op de weg als op terrein behouden.
Als het gebruik van banden die niet door Land Rover zijn aanbevolen onvermijdelijk is, dient u de instructies van de bandenfabrikant eerst te lezen en u eraan te houden.
U dient de banden bij voorkeur als set van vier te vervangen. Als dit niet mogelijk is, vervangt u de banden per paar (voor en achter). Nadat de banden vervangen zijn, dient u de wielen altijd opnieuw te laten balanceren en de uitlijning te laten controleren.
Op het bandeninformatielabel staat de juiste bandenspecificatie voor uw Land Rover.
Raadpleeg Bandeninformatielabel,
pagina 260. Raadpleeg VELGEN EN BANDEN, pagina 310 voor uitleg van de informatie op de sticker.
Banden
Richtingsgevoelige banden
Richtingsgevoelige banden zijn zodanig ontworpen dat ze bij vooruit draaien (dus wanneer de Land Rover vooruit rijdt) goed functioneren.
Standaardindicatoren op richtingsgevoelige banden
Ruimtebesparend reservewiel WAARSCHUWING
Bandenspanningen
WAARSCHUWING
Als u de Land Rover in sterk zonlicht hebt geparkeerd of bij hoge omgevingstemperaturen hebt gebruikt, mag u de bandenspanningen niet verlagen. Zet de Land Rover in plaats daarvan in de schaduw en laat de banden afkoelen, voordat u de spanningen controleert.
Een te lage bandenspanning rekt de banden te veel uit en veroorzaakt ongelijke bandenslijtage. De band kan hierdoor plotseling stuk gaan. Bij een te hoge bandenspanning treedt er stug rijden, ongelijke bandenslijtage en slecht weggedrag op.
Een hete band op of onder de aanbevolen koude bandenspanning, is gevaarlijk laag opgepompt.
Goed opgepompte banden geven u de beste combinatie van gebruiksduur van de band, rijcomfort, brandstofverbruik en rijgedrag.
Te zachte banden verslijten sneller, kunnen de rij-eigenschappen en het brandstofverbruik van het voertuig sterk beïnvloeden en maken tevens de kans op een lekke band groter. Te harde banden geven een ruw gevoel en verslijten ongelijkmatig.
Bij normaal gebruik op de weg dient u de bandenspanningen minstens één keer per week te controleren, maar bij terreinrijden elke dag.
LAN0331G
Banden
De bandenspanningen op dit label zijn de aanbevolen spanningen voor koude banden bij een maximaal toelaatbare gewicht van het voertuig, gemeten wanneer de banden koud zijn nadat het voertuig tenminste 3 uur heeft stilgestaan of minder dan 5 km (3 mijl) heeft afgelegd.
Controleer de bandenspanningen (inclusief het reservewiel) wanneer de banden koud zijn en bedenk dat u slechts 1,5 km (1 mijl) hoeft te rijden om de banden zodanig op te warmen, dat de bandenspanningen nadelig worden beïnvloed.
Wanneer u meer dan 5 km (3 mijl) rijdt, warmen de banden en de lucht erin op en stijgt de bandenspanning gewoonlijk tot boven de aanbevolen spanning in koude toestand.
Verlaag onder dergelijke omstandigheden nooit de spanning.
N.B. In warme banden stijgt de luchtdruk gewoonlijk. Mocht u de bandenspanningen toch moeten controleren wanneer de banden warm zijn (nadat u een tijdje met het voertuig hebt gereden), dan mag u verwachten dat de bandenspanningen 30 - 40 kPa (0,3 - 0,4 bar/4 - 6 lbf/in2) hoger zijn geworden. In dat geval mag u geen lucht uit de banden laten
ontsnappen om aan de aanbevolen spanningen voor koude banden te voldoen.
N.B. De bandenspanning moet worden ingesteld op de hoogste waarde die wordt gegeven voor de betreffende
velg-/bandcombinatie en na het aanbrengen worden gecorrigeerd.
N.B. Wanneer er zware aanhangers worden getrokken of als de aanhanger volgeladen is, kan de belasting op de band door het extra neusgewicht het maximaal toelaatbare voertuiggewicht overschrijden. Dit is
toegestaan mits de rijsnelheid wordt beperkt tot 100 km/h (60 mijl/h) en de spanning van de achterbanden met ten minste 20 kPa (3 lbf/in2) wordt verhoogd. Dit is niet van toepassing op het ruimtebesparende reservewiel. Voor dit wiel is de toegestane maximumsnelheid 80 km/h (50 mijl/h). De bandenspanning moet de
specificaties op de bandeninformatiesticker volgen. Raadpleeg Bandeninformatielabel, pagina 260.
De bandenspanningen controleren
Controleer, indien mogelijk, de bandenspanning altijd wanneer de banden koud zijn. Doe dit als volgt:
1. Verwijder het ventieldopje.
2. Zet een bandenspanningsmeter en opblaasmond stevig op het ventiel.
3. Lees de bandenspanning op de meter af.
Pomp de band zo nodig op.
4. Als u de band hebt opgepompt, verwijdert u de meter van het ventiel en zet u hem nogmaals op de band alvorens te controleren of de spanning juist is.
Als u de meter niet verwijdert en nogmaals op de band zet, kunt u een verkeerde spanning op de meter aflezen.
5. Als u de band te hard hebt opgepompt, verwijdert u de meter van het ventiel en laat u lucht uit de band stromen door het midden van het ventiel in te drukken.
Zet de meter nogmaals op het ventiel en controleer dat de band de juiste spanning heeft. Mocht de spanning nog steeds verkeerd zijn, dan herhaalt u deze procedure en controleert u het nogmaals.
Banden
6. Breng het ventieldopje weer aan.
N.B. In sommige landen wordt het rijden met een voertuig zonder de juiste
bandenspanningen als een overtreding beschouwd.
Ventielen
Zorg dat de ventieldopjes stevig op de ventielen zijn geschroefd, om te voorkomen dat er vuil in het ventiel binnendringt. Controleer of het ventiel lekt (luister of u het hoort sissen) wanneer u de bandenspanning meet.
Bandeninformatielabel
Spanningscompensatie voor veranderingen in omgevingstemperatuur
Als de omgevingstemperatuur daalt, nemen de bandenspanningen af, zodat de banden onvoldoende zijn opgeblazen. U dient hier rekening mee te houden wanneer u naar of door gebieden met een lagere temperatuur rijdt.
Bij een onvoldoende opgeblazen band kan de wang van de band lager worden, waardoor de band op zijn beurt ongelijk slijt, zodat hij stuk kan gaan.
U kunt de bandenspanningen aanpassen voordat u aan een reis naar of door gebieden met een lage temperatuur begint. Als tweede
XXX/XXRXX XXX/XXRXX
TXXX/XXRXX MAX.
(KPA) (BAR) (PSI) (KPA) (BAR) (PSI)
RANGE ROVERL7MTARTCXXXXXX
MAX.
XXX X.X XX XXX X.X XX XXX X.X XX XXX X.X XX XXX X.X XX XXX X.X XX
XXX X.X XX XXX X.X XX
XXX X.X XX XXX X.X XX XXX/XXRXX
XXX/XXRXX
<XXXKPH
>XXXKPH
LAN0599G
Banden
Platte plekken
Als de Land Rover bij hoge
omgevingstemperaturen langdurig stil heeft gestaan, kunnen de banden platte plekken gaan vertonen. Wanneer u met de Land Rover gaat rijden, veroorzaken deze platte plekken trillingen, die geleidelijk verdwijnen naarmate de banden hun oorspronkelijk vorm weer aannemen.
Om het vormen van platte plekken te minimaliseren, kunt u de bandenspanningen verhogen.
Voor elke temperatuurverhoging met 10 °C (20
°F) dient u de bandenspanningen met 0,14 bar/14 kPa (2 lbf/inch2) te verhogen.
Langdurige opslag
U kunt het vormen van platte plekken tijdens langdurige opslag minimaliseren door de bandenspanning te verhogen tot de maximale spanning, die op de wang van de band is aangegeven.
N.B. Voordat u met de Land Rover gaat rijden, dient u de bandenspanningen weer tot de juiste spanning te verlagen.
Velg-/bandcombinaties voor hoge prestaties Voorzichtig: Deze Land Rover is mogelijk voorzien van een velg-/bandcombinatie met lage hoogte-breedteverhouding voor hoge prestaties, die zodanig ontworpen is dat hij op droge wegen betere prestaties levert en tevens enige weerstand tegen aquaplaning bezit.
Banden met lage hoogte-breedteverhouding geschikt voor hoge snelheid hebben een zachter profiel. Als u er agressief mee rijdt, kan het profiel sneller afslijten en zal de gebruiksduur korter zijn dan die van andere bandtypen. Deze velg-/bandcombinatie kan bij terreinrijden gemakkelijk beschadigd worden. Deze combinatie biedt lagere prestaties onder omstandigheden met sneeuw of ijs dan de M- en S-banden. U dient banden voor hoge prestaties door winterbanden te vervangen, zodra de weersomstandigheden dit vereisen.
LAN0600G
Banden
WINTERBANDEN GEBRUIKEN
Winterbanden zijn beter geschikt tijdens extreme omstandigheden bij lage temperaturen, sneeuw en ijs en zullen het weggedrag van de Land Rover onder deze omstandigheden aanzienlijk verbeteren.
U dient de winterbanden op alle vier de wielen aan te brengen.
Goedgekeurde winterbanden Velgen van 19 inch:
255/55 R19 111H Goodyear Ultra Grip Bandenspanningen in de winter De koude bandenspanningen waarmee u winterbanden moet oppompen, zijn gelijk aan de waarden voor normale banden van dezelfde afmetingen.
SNEEUWKETTINGEN
WAARSCHUWINGU mag sneeuwkettingen alleen bij zware sneeuwval, op een hard wegdek gebruiken.
Bij gebruik van sneeuwkettingen moet u de dynamic stability control (DSC) uitschakelen. Het DSC-systeem beperkt het slippen van de wielen, wat bij zware sneeuwval nodig is om de grip te behouden.
• Achterwielen: sneeuwkettingen kunnen alleen op achterwielen van 19 en 20 inch worden aangebracht, mits de velgen en banden voldoen aan de specificaties van de originele uitrusting. Raadpleeg VELGEN EN BANDEN, pagina 310.
• Sneeuwkettingen mogen niet om een ruimtebesparend reservewiel worden gelegd.
• Er mogen ALLEEN door Land
Rover-goedgekeurde kettingen worden gebruikt. Deze zijn speciaal voor uw voertuig ontworpen en zullen geen andere onderdelen beschadigen. Goedgekeurde sneeuwkettingen zijn alleen verkrijgbaar bij een Land Rover dealerbedrijf/erkende reparateur.
• Volg altijd de aanwijzingen voor het aanleggen en opspannen van sneeuwkettingen en de aanbevolen snelheidslimieten voor verschillende wegoppervlakken. Rijd nooit harder dan 50 km/h (31 mijl/h).
• Gebruik altijd een paar sneeuwkettingen.
• Voorkom dat de banden beschadigd worden door de kettingen te verwijderen zodra er geen sneeuw meer op de weg
Banden
BEWAKINGSSYSTEEM VAN DE BANDENSPANNINGEN
WAARSCHUWING
Het bewakingssysteem van de bandenspanningen is geen vervanging voor het met de hand controleren van de bandenspanning.
Het bewakingssysteem van de bandenspanningen levert alleen een waarschuwing als de
bandenspanning te laag is en brengt de banden niet opnieuw op spanning.
U moet de bandenspanningen, bij koude banden, regelmatig met een nauwkeurige drukmeter controleren.
Nalatigheid bij het goed op spanning houden van de banden kan de kans op een lekke band vergroten, met als gevolg dat u het voertuig onvoldoende onder controle kunt houden en lichamelijk letsel kunt oplopen.
Het bewakingssysteem van de bandenspanningen kan niet controleren of een band beschadigd is.
Controleer uw banden regelmatig, vooral als het voertuig over ruw terrein rijdt.
N.B. Niet goedgekeurde accessoires kunnen het systeem nadelig beïnvloeden. Als dit gebeurt, verschijnt TYRE MONITORING SYSTEM FAULT (storing bewakingssysteem van de bandenspanningen) op het message centre.
Verschillende bandentypes kunnen van invloed zijn op de werking van het bewakingssysteem van de bandenspanningen. Vervang de banden altijd op de aanbevolen wijze.
Raadpleeg Bandeninformatielabel, pagina 260.
Uw voertuig kan uitgerust zijn met een bewakingssysteem van de bandenspanningen, waarmee de spanning in elke band wordt gecontroleerd, inclusief de grote reserveband.
Ruimtebesparende reservebanden zijn niet uitgerust met sensors en worden dus niet gecontroleerd.
N.B. Het bewakingssysteem van de bandenspanningen levert alleen een
waarschuwing als de bandenspanning te laag is en brengt de banden niet opnieuw op spanning.
Wielen die met een bewakingssysteem van de bandenspanningen zijn uitgerust, zijn te herkennen aan de metalen borgmoer en ventiel (1) aan de buitenkant. Alle wielen zonder bewakingssysteem van de bandenspanningen van Land Rover hebben een rubberen ventiel (2).
Werking van het bewakingssysteem van de bandenspanningen
Het bewakingssysteem van de bandenspanningen controleert de
bandenspanning via de sensors die in elk wiel zijn geplaatst en via een ontvangtoestel in het voertuig. De communicatie tussen sensor en ontvanger gebeurt via radiofrequentiesignalen.
De bandenspanningswaarschuwing bestaat uit een geel
waarschuwingslampje in de instrumentengroep en een bericht op het message centre.
1
2
LAN0544G
Banden
Elke band, ook de reserveband (indien aanwezig), dient regelmatig in koude toestand te worden gecontroleerd en op de aanbevolen spanning te worden gebracht. Raadpleeg de betreffende informatie in dit instructieboekje voor de aanbevolen bandenspanningen.
Wanneer de waarschuwing voor een lage bandenspanning verschijnt, is de spanning in een of meerdere van de banden duidelijk te laag.
Als het waarschuwingslampje oplicht, dient u zo snel mogelijk te stoppen, de banden te controleren en ze weer op spanning te brengen.
Raadpleeg Bandeninformatielabel,
pagina 260. Als u vaak een waarschuwing krijgt dat de bandenspanning te laag is, moet u de oorzaak daarvan opzoeken en verhelpen. Als u op een veel te zachte band rijdt, kan de band oververhit raken en kapot gaan. Een te zachte band verhoogt het brandstofverbruik en zorgt dat het profiel sneller slijt. Ook worden de rij-eigenschappen en het remvermogen van het voertuig nadelig beïnvloed.
Het bewakingssysteem van de
bandenspanningen controleert ook de spanning van de reserveband van normale grootte. Als de spanning van de reserveband onjuist is, verschijnt het bericht CHECK SPARE TYRE PRESSURE (controleer spanning reserveband) en gaat het waarschuwingslampje branden.
Zijn de weersomstandigheden wisselvallig, dan kunnen er met tussenpozen waarschuwingen van het bewakingssysteem van de
bandenspanningen verschijnen.
Voorzichtig: wanneer u de banden op spanning brengt, mag u de ventielen van het bewakingssysteem van de bandenspanningen niet buigen of beschadigen. Zorg altijd dat de CHECK ALL TYRE PRESSURES
Banden
Een storing in bewakingssysteem van de bandenspanningen wordt ook aangegeven door het waarschuwingslampje dat eerst knippert en vervolgens continu brandt. Er verschijnt tevens een storingsbericht: TYRE MONITORING SYSTEM FAULT (storing in bewakingssysteem van de bandenspanningen). De
storingsprocedure van bewakingssysteem van de bandenspanningen wordt telkens wanneer de motor wordt ingeschakeld, herhaald tot de storing is verholpen. Als zich een storing voordoet, merkt het systeem geen lage bandenspanning meer op.
Storingen in bewakingssysteem van de bandenspanningen kunnen om verschillende redenen optreden, zoals andere, storende radiofrequentiesystemen of banden met de verkeerde specificatie.
Spanning van de reserveband
Wanneer een reserveband van normale grootte niet op het voertuig wordt gebruikt, moet dit op de maximale spanning voor de bandgrootte worden gebracht.
Het reservewiel van normale grootte vervangen
Indien een wiel door het reservewiel moet worden vervangen, registreert het systeem dit automatisch. Het voertuig moet tijdens het vervangen van het wiel 15 minuten stil staan, zodat het systeem de verandering kan opmerken. Als u sneller dan 25 km/h (18 mijl/h) rijdt, verdwijnen de waarschuwingen gewoonlijk binnen 5 minuten.
Het ruimtebesparende reservewiel vervangen Als het ruimtebesparende reservewiel wordt gemonteerd, merkt het systeem automatisch de nieuwe wielstand op. Na ca. tien minuten harder dan 25 km/h (18 mijl/h) te hebben gereden, verschijnt het bericht TYRE PRESSURE FRONT (REAR) RIGHT (LEFT) NOT MONITORED (bandenspanning rechts/links voor/achter niet gecontroleerd) en gaat het
waarschuwingslampje banden.
Het waarschuwingslampje knippert eerst en brandt vervolgens continu. Als u het ruimtebesparende reservewiel langere tijd gebruikt, verschijnt het bericht TYRE PRESSURE MONITORING SYSTEM FAULT (storing in het bewakingssysteem van de bandenspanningen).
Deze waarschuwingen van bewakingssysteem van de bandenspanningen worden telkens getoond wanneer de motor wordt ingeschakeld, totdat het ruimtebesparende reservewiel door een permanent wiel van normale grootte is vervangen.
Vervang altijd het ruimtebesparende reservewiel, voordat storingen in het bewakingssysteem van de bandenspanningen worden onderzocht. De storing kan namelijk verholpen zijn zodra er een band van normale grootte in plaats van het ruimtebesparende reservewiel wordt gebruikt.
Banden
Waarschuwing bandenspanning bij hoge snelheid
Als er harder wordt gereden dan of 160 km/h (100 mijl/h), moeten de bandenspanningen worden verhoogd tot aan de waarden op het informatielabel. Worden de bandenspanningen niet verhoogd terwijl er harder dan 160 km/h (100 mijl/h) wordt gereden, dan licht het gele waarschuwingslampje op en verschijnt het bericht TYRE PRESSURES LOW FOR SPEED (bandenspanningen te laag voor snelheid).
Wanneer deze waarschuwing verschijnt, moet de rijsnelheid worden teruggebracht.
Een band vervangen
Aanbevolen wordt de banden altijd door een dealerbedrijf of door een deskundige monteur te laten onderhouden. Als er een
bewakingssysteem van de bandenspanningen is aangebracht, zijn alle wielen, behalve het ruimtebesparende reservewiel, uitgerust met een bandenspanningssensor die op het ventiel van de band is aangesloten.
Om beschadigingen aan de sensor te voorkomen, moeten de banden op een specifieke manier worden verwijderd en weer op de velg worden aangebracht. Vermijd tijdens het verwijderen en terugplaatsen van het wiel contact tussen de hiel van de band en de
Het voertuig kan beschadigd raken als deze voorzorgsmaatregelen niet worden getroffen.
Procedure voor het vervangen van de sensorfitting
Alleen een Land Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur mag een sensor vervangen.
Een nieuwe sensor moet op een functionerend wiel worden gemonteerd, zodat het door het bewakingssysteem van de bandenspanningen wordt herkend. Herkenning gebeurt alleen wanneer het voertuig circa 10 minuten harder dan 25 km/h (18 mijl/h) heeft gereden.
Als een waarschuwing van het
bewakingssysteem van de bandenspanningen voor een bepaald wiel niet verdwijnt, zelfs nadat de juiste spanning is gecontroleerd en u meer dan tien minuten harder dan 25 km/h (18 mijl/h) hebt gereden, dient u contact op te nemen met uw Land
Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur.
Het voertuig schoonmaken en onderhouden
Het voertuig schoonmaken en onderhouden
DE BUITENKANT SCHOONMAKEN
Voorzichtig: sommige
hogedrukreinigingssystemen zijn krachtig genoeg om portier-/ruitafdichtingen te penetreren en de sierlijsten en portiersloten te beschadigen. U mag de waterstraal nooit direct richten op de motorluchtinlaat, de verwarmingsluchtinlaten, de
carrosserie-afdichtingen (portieren, zonnedak, ruiten, enz.) of andere onderdelen die beschadigd kunnen raken (lampen, spiegels, sierlijsten, enz.).
Gebruik het hogedrukreinigingssysteem nooit in de motorruimte, aangezien breekbare onderdelen, het elektrische systeem, enz.
beschadigd kunnen raken.
Zorg dat u alle waarschuwingen en instructies doorleest en in acht neemt, die bij
reinigingsproducten geleverd worden. U mag nooit reinigingsproducten gebruiken, die niet voor toepassing op voertuigen zijn
goedgekeurd.
Het voertuig wassen
Verwijder grote afzettingen van modder en vuil met een tuinslang, voordat u het voertuig gaat wassen.
Was het voertuig regelmatig met een spons en grote hoeveelheden koud of lauw water met een geschikte voertuigshampoo. Spoel de Land Rover grondig af en droog het voertuig met een leren of synthetische zeem.
Tijdens het wassen:
• Gebruik geen heet water.
• Gebruik alleen reinigingsproducten die goedgekeurd zijn voor het voertuig.
• Was het voertuig niet in de volle zon als het warm is.
Voorzichtig: stoffen die corrosief zijn, zoals vogelpoep, boomhars, dode insecten, teerplekjes, pekel en industriële uitstoot, kunnen de lak van de Land Rover beschadigen. U dient dergelijke stoffen zo snel mogelijk te verwijderen om beschadiging van de lak te voorkomen.
Teerplekjes verwijderen
Verwijder teerplekjes en hardnekkige vetvlekken van de lak met terpentine. Zorg dat u de plek na het schoonmaken met terpentine onmiddellijk met een sopje wast, om alle sporen van de terpentine te verwijderen.
Onderhoud aan de onderkant van het voertuig Corrosieve materialen die op snelwegen tegen sneeuw en ijs worden toegepast, en allerlei vuil dat zowel tijdens terreinrijden als door zout water rijden achterblijft, kunnen zich aan de onderkant van het voertuig afzetten. Als u deze materialen niet verwijdert, kan er versnelde corrosie optreden. Spoel de onderkant van het voertuig regelmatig met leidingwater af en let daarbij vooral op de plekken waar zich modder en vuil kunnen afzetten.
Laat het voertuig zodra u schade of corrosie ontdekt, zo snel mogelijk bij een Land Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur controleren.
H6538G
Het voertuig schoonmaken en onderhouden
Schoonmaken na terreinrijden
Voorzichtig: reinig na het terreinrijden de gebieden rondom de luchtinlaten en de grille aan de voorkant. Blijft er vuil achter, dan kan de motor oververhit raken.
Zorg dat u het voertuig en met name de onderkant ervan zo snel mogelijk na
terreinrijden schoonmaakt en let daarbij vooral op de plekken waar zich modder en vuil kunnen afzetten.
Dit kan worden gedaan met een tuinslang. Spuit het water onder lichte druk door het onderste deel van de grille (raadpleeg de afbeelding) om de onderdelen van het koelsysteem te reinigen.
Kleine beschadigingen van de lak herstellen Controleer de lak regelmatig op steenslag, scheurtjes of diepe krassen in de lak/carrosserie. Dergelijke beschadigingen
Oppoetsen
Behandel de lak af en toe met een goedgekeurd poetsmiddel met de volgende eigenschappen:
• Zeer mild schurend om
oppervlaktevervuiling te verwijderen zonder de lak te verwijderen of te beschadigen.
• Vulstoffen om krassen te vullen, zodat ze minder opvallen.
• Was om een beschermende laag tussen de lak en de weerselementen aan te brengen.
N.B. Breng geen poetsmiddel op ongelakte delen van de bumpersierlijsten aan, aangezien het middel volledig in het materiaal kan dringen.
Ruiten en spiegels
U mag de achterruit en het glas van de spiegels alleen met een sopje en een zachte doek schoonmaken. Hiermee voorkomt u dat het reflecterende oppervlak van de spiegels, de verwarmingselementen en de antenne in de achterruit beschadigd raken.
Voor de spiegels of voor- en achterruit mag u nooit schuurmiddelen of metalen ijskrabbers gebruiken.
LAN0556G
Het voertuig schoonmaken en onderhouden
DE BINNENKANT SCHOONMAKEN
WAARSCHUWINGZorg dat u alle informatie en instructies die bij de reinigingsproducten zijn meegeleverd, voor het gebruik leest. Sommige producten bevatten stoffen die schadelijk zijn en gezondheidsproblemen kunnen opleveren, wanneer ze verkeerd worden gebruikt.
Voorzichtig: zorg dat u alle informatie en instructies die bij de reinigingsproducten zijn meegeleverd, voor het gebruik leest. Er zijn ook producten die, wanneer u ze verkeerd gebruikt, schade aan de oppervlakken in het interieur van de Land Rover kunnen veroorzaken.
Plastic en zeildoek
Maak plastic of en zeildoek met een warm sopje schoon. Veeg ze met een zachte doek af.
WAARSCHUWING
U mag het instrumentenpaneel niet poetsen.
Opgepoetste oppervlakken zijn reflecterend en kunnen het zicht van de bestuurder belemmeren.
Leren bekleding
Voorzichtig: gebruik alleen
reinigingsproducten die speciaal voor leren bekleding bestemd zijn. U mag geen chemische middelen, alcohol of
schuurmiddelen gebruiken, aangezien ze een snelle verslechtering van de leren bekleding veroorzaken. Als u producten gebruikt die niet zijn goedgekeurd, vervalt uw garantie.
Vraag bij twijfel over de te gebruiken producten, advies bij uw Land
Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur.
Aanbevolen wordt het leer ten minste om de 6 maanden te reinigen en een
beschermingsmiddel aan te laten brengen.
Land Rover beveelt u aan reinigingspakket voor leren bekleding BAC500490 te gebruiken.
Gebruik dit alleen overeenkomstig de instructies.
N.B. Sommige materialen/bekledingsstoffen geven af, waardoor lelijke verkleuring van lichter gekleurde leren bekleding kan ontstaan. U dient deze plekken zo snel mogelijk schoon te maken en opnieuw te beschermen.
Vloerbedekking en bekleding
Maak de vloerbedekking en de bekleding alleen schoon met een verdunde oplossing van een goedgekeurde bekledingsreiniger. Wij raden u aan vóór gebruik, alle reinigingsmiddelen eerst op een plek uit het zicht te proberen.
Instrumentengroep, klok en geluidsinstallatie Gebruik voor het schoonmaken van de instrumentengroep, klok en geluidsinstallatie alleen een zachte droge doek. U mag geen reinigingsvloeistoffen of spuitbussen gebruiken.
Het voertuig schoonmaken en onderhouden
Veiligheidsgordels
Trek de veiligheidsgordels helemaal uit, waarna u ze met warm water en zeep zonder
oplosmiddelen schoonmaakt. Laat de veiligheidsgordels op een natuurlijke manier drogen, terwijl ze helemaal zijn uitgetrokken.
WAARSCHUWING
Zorg dat er geen water, reinigingsproducten of stukjes doek in het mechanisme terechtkomen.
Materialen die in het mechanisme komen, kunnen de prestaties van de veiligheidsgordel bij een botsing nadelig beïnvloeden.
N.B. Maak bij het schoonmaken van de veiligheidsgordel van de gelegenheid gebruik om de riem op schade of slijtage te inspecteren.
U dient alle slijtage of schade bij een Land Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur te melden en te laten herstellen.
Afdekkingen van airbagmodules WAARSCHUWING
U mag de afdekkingen van airbags alleen schoonmaken met een licht vochtige doek, voorzien van een klein beetje bekledingsreinigingsmiddel.
Zorg dat de afdekkingen van airbags of de omringende gebieden niet met vloeistoffen bevuild raken. Al het materiaal dat het mechanisme
Identificatienummers
Identificatienummers
VOERTUIGIDENTIFICATIENUMMER (VIN)
1. Typegoedkeuring (indien vereist) 2. Voertuigidentificatienummer (VIN) 3. Maximaal toelaatbare totaalgewicht (indien
vereist)
4. Brutogewicht (indien vereist)
5. Maximale voorasbelasting (indien vereist) 6. Maximale achterasbelasting (indien vereist) Als u contact moet opnemen met een Land Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur, wordt u waarschijnlijk om het
voertuigidentificatienummer (VIN-nummer) gevraagd.
Dit nummer staat op een plaatje dat u op de linkeronderkant van de voorruit kunt zien (dit moet hetzelfde nummer zijn als het VIN in het onderhoudsboekje). De VIN-informatie vindt u ook op het motorkapvergrendelingspaneel, op de bovenkant van de veerpoot en op de sluitzijde van de portieren.
VOERTUIGPRODUCTIEDATUM (alleen Australië)
Dit geeft de kalendermaand en het jaar aan waarin de carrosserie en aandrijflijn werden samengevoegd en de Land Rover van de productielijn werd gereden.
De productiedatum van het voertuig is op een plaatje in de motorruimte gestempeld.
LANDROVER
SALLMAMC31A002112
kg XXXX XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXX
XXXXXXXXX XXXXXXX XXXXXXX
XXXX XXXXXXXXX
XXXXXX
kg XXXX
kg XXXX
kg XXXX 1- 2-
Made by Land Rover
OSLO BLUE 8 240 809
LANDROVER
SALLMAMC31A002112
kg XXXX
XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
kg XXXX
kg XXXX
kg XXXX 1- 2-
LAN0479G
1
3 4 5 6 2