• No results found

BEWAKINGSSYSTEEM VAN DE BANDENSPANNINGEN

In document Onderhoud ONDERHOUD DOOR DE EIGENAAR (pagina 27-31)

BEWAKINGSSYSTEEM VAN DE BANDENSPANNINGEN

WAARSCHUWING

Het bewakingssysteem van de bandenspanningen is geen vervanging voor het met de hand controleren van de bandenspanning.

Het bewakingssysteem van de bandenspanningen levert alleen een waarschuwing als de

bandenspanning te laag is en brengt de banden niet opnieuw op spanning.

U moet de bandenspanningen, bij koude banden, regelmatig met een nauwkeurige drukmeter controleren.

Nalatigheid bij het goed op spanning houden van de banden kan de kans op een lekke band vergroten, met als gevolg dat u het voertuig onvoldoende onder controle kunt houden en lichamelijk letsel kunt oplopen.

Het bewakingssysteem van de bandenspanningen kan niet controleren of een band beschadigd is.

Controleer uw banden regelmatig, vooral als het voertuig over ruw terrein rijdt.

N.B. Niet goedgekeurde accessoires kunnen het systeem nadelig beïnvloeden. Als dit gebeurt, verschijnt TYRE MONITORING SYSTEM FAULT (storing bewakingssysteem van de bandenspanningen) op het message centre.

Verschillende bandentypes kunnen van invloed zijn op de werking van het bewakingssysteem van de bandenspanningen. Vervang de banden altijd op de aanbevolen wijze.

Raadpleeg Bandeninformatielabel, pagina 260.

Uw voertuig kan uitgerust zijn met een bewakingssysteem van de bandenspanningen, waarmee de spanning in elke band wordt gecontroleerd, inclusief de grote reserveband.

Ruimtebesparende reservebanden zijn niet uitgerust met sensors en worden dus niet gecontroleerd.

N.B. Het bewakingssysteem van de bandenspanningen levert alleen een

waarschuwing als de bandenspanning te laag is en brengt de banden niet opnieuw op spanning.

Wielen die met een bewakingssysteem van de bandenspanningen zijn uitgerust, zijn te herkennen aan de metalen borgmoer en ventiel (1) aan de buitenkant. Alle wielen zonder bewakingssysteem van de bandenspanningen van Land Rover hebben een rubberen ventiel (2).

Werking van het bewakingssysteem van de bandenspanningen

Het bewakingssysteem van de bandenspanningen controleert de

bandenspanning via de sensors die in elk wiel zijn geplaatst en via een ontvangtoestel in het voertuig. De communicatie tussen sensor en ontvanger gebeurt via radiofrequentiesignalen.

De bandenspanningswaarschuwing bestaat uit een geel

waarschuwingslampje in de instrumentengroep en een bericht op het message centre.

1

2

LAN0544G

Banden

Elke band, ook de reserveband (indien aanwezig), dient regelmatig in koude toestand te worden gecontroleerd en op de aanbevolen spanning te worden gebracht. Raadpleeg de betreffende informatie in dit instructieboekje voor de aanbevolen bandenspanningen.

Wanneer de waarschuwing voor een lage bandenspanning verschijnt, is de spanning in een of meerdere van de banden duidelijk te laag.

Als het waarschuwingslampje oplicht, dient u zo snel mogelijk te stoppen, de banden te controleren en ze weer op spanning te brengen.

Raadpleeg Bandeninformatielabel,

pagina 260. Als u vaak een waarschuwing krijgt dat de bandenspanning te laag is, moet u de oorzaak daarvan opzoeken en verhelpen. Als u op een veel te zachte band rijdt, kan de band oververhit raken en kapot gaan. Een te zachte band verhoogt het brandstofverbruik en zorgt dat het profiel sneller slijt. Ook worden de rij-eigenschappen en het remvermogen van het voertuig nadelig beïnvloed.

Het bewakingssysteem van de

bandenspanningen controleert ook de spanning van de reserveband van normale grootte. Als de spanning van de reserveband onjuist is, verschijnt het bericht CHECK SPARE TYRE PRESSURE (controleer spanning reserveband) en gaat het waarschuwingslampje branden.

Zijn de weersomstandigheden wisselvallig, dan kunnen er met tussenpozen waarschuwingen van het bewakingssysteem van de

bandenspanningen verschijnen.

Voorzichtig: wanneer u de banden op spanning brengt, mag u de ventielen van het bewakingssysteem van de bandenspanningen niet buigen of beschadigen. Zorg altijd dat de CHECK ALL TYRE PRESSURES

Banden

Een storing in bewakingssysteem van de bandenspanningen wordt ook aangegeven door het waarschuwingslampje dat eerst knippert en vervolgens continu brandt. Er verschijnt tevens een storingsbericht: TYRE MONITORING SYSTEM FAULT (storing in bewakingssysteem van de bandenspanningen). De

storingsprocedure van bewakingssysteem van de bandenspanningen wordt telkens wanneer de motor wordt ingeschakeld, herhaald tot de storing is verholpen. Als zich een storing voordoet, merkt het systeem geen lage bandenspanning meer op.

Storingen in bewakingssysteem van de bandenspanningen kunnen om verschillende redenen optreden, zoals andere, storende radiofrequentiesystemen of banden met de verkeerde specificatie.

Spanning van de reserveband

Wanneer een reserveband van normale grootte niet op het voertuig wordt gebruikt, moet dit op de maximale spanning voor de bandgrootte worden gebracht.

Het reservewiel van normale grootte vervangen

Indien een wiel door het reservewiel moet worden vervangen, registreert het systeem dit automatisch. Het voertuig moet tijdens het vervangen van het wiel 15 minuten stil staan, zodat het systeem de verandering kan opmerken. Als u sneller dan 25 km/h (18 mijl/h) rijdt, verdwijnen de waarschuwingen gewoonlijk binnen 5 minuten.

Het ruimtebesparende reservewiel vervangen Als het ruimtebesparende reservewiel wordt gemonteerd, merkt het systeem automatisch de nieuwe wielstand op. Na ca. tien minuten harder dan 25 km/h (18 mijl/h) te hebben gereden, verschijnt het bericht TYRE PRESSURE FRONT (REAR) RIGHT (LEFT) NOT MONITORED (bandenspanning rechts/links voor/achter niet gecontroleerd) en gaat het

waarschuwingslampje banden.

Het waarschuwingslampje knippert eerst en brandt vervolgens continu. Als u het ruimtebesparende reservewiel langere tijd gebruikt, verschijnt het bericht TYRE PRESSURE MONITORING SYSTEM FAULT (storing in het bewakingssysteem van de bandenspanningen).

Deze waarschuwingen van bewakingssysteem van de bandenspanningen worden telkens getoond wanneer de motor wordt ingeschakeld, totdat het ruimtebesparende reservewiel door een permanent wiel van normale grootte is vervangen.

Vervang altijd het ruimtebesparende reservewiel, voordat storingen in het bewakingssysteem van de bandenspanningen worden onderzocht. De storing kan namelijk verholpen zijn zodra er een band van normale grootte in plaats van het ruimtebesparende reservewiel wordt gebruikt.

Banden

Waarschuwing bandenspanning bij hoge snelheid

Als er harder wordt gereden dan of 160 km/h (100 mijl/h), moeten de bandenspanningen worden verhoogd tot aan de waarden op het informatielabel. Worden de bandenspanningen niet verhoogd terwijl er harder dan 160 km/h (100 mijl/h) wordt gereden, dan licht het gele waarschuwingslampje op en verschijnt het bericht TYRE PRESSURES LOW FOR SPEED (bandenspanningen te laag voor snelheid).

Wanneer deze waarschuwing verschijnt, moet de rijsnelheid worden teruggebracht.

Een band vervangen

Aanbevolen wordt de banden altijd door een dealerbedrijf of door een deskundige monteur te laten onderhouden. Als er een

bewakingssysteem van de bandenspanningen is aangebracht, zijn alle wielen, behalve het ruimtebesparende reservewiel, uitgerust met een bandenspanningssensor die op het ventiel van de band is aangesloten.

Om beschadigingen aan de sensor te voorkomen, moeten de banden op een specifieke manier worden verwijderd en weer op de velg worden aangebracht. Vermijd tijdens het verwijderen en terugplaatsen van het wiel contact tussen de hiel van de band en de

Het voertuig kan beschadigd raken als deze voorzorgsmaatregelen niet worden getroffen.

Procedure voor het vervangen van de sensorfitting

Alleen een Land Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur mag een sensor vervangen.

Een nieuwe sensor moet op een functionerend wiel worden gemonteerd, zodat het door het bewakingssysteem van de bandenspanningen wordt herkend. Herkenning gebeurt alleen wanneer het voertuig circa 10 minuten harder dan 25 km/h (18 mijl/h) heeft gereden.

Als een waarschuwing van het

bewakingssysteem van de bandenspanningen voor een bepaald wiel niet verdwijnt, zelfs nadat de juiste spanning is gecontroleerd en u meer dan tien minuten harder dan 25 km/h (18 mijl/h) hebt gereden, dient u contact op te nemen met uw Land

Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur.

In document Onderhoud ONDERHOUD DOOR DE EIGENAAR (pagina 27-31)