• No results found

Een wiel verwisselen LAN0480G. Pech onderweg GEREEDSCHAPSSET

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Een wiel verwisselen LAN0480G. Pech onderweg GEREEDSCHAPSSET"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een wiel verwisselen

Pech onderweg

GEREEDSCHAPSSET

De gereedschapsset voor het verwisselen van het wiel is opgeborgen in de reservewielbak onder een toegangsluik in de bagageruimte.

1. Krik voor het verwisselen van wielen.

2. Uitzethaak van het toegangsluik van de reservewielbak.

3. Wielsleutel/lepel.

4. Keggen voor de wielen.

5. Terugstelgereedschap voor brandstofbeveiliging.

6. Adapter van afsluitbare wielmoer.

7. Bevestigingsbout van het reservewiel.

WAARSCHUWING

Na het verwisselen van een wiel dient u het gereedschap, de keggen, de krik en het vervangen wiel in hun juiste bergplaatsen vast te zetten.

Indien zij niet goed zijn opgeborgen, kunnen dergelijke voorwerpen bij een botsing of het over de kop gaan rondvliegende projectielen worden, die letsel of zelfs de dood tot gevolg kunnen hebben.

LAN0480G

1

3

4 7

2

5 6

(2)

Een wiel verwisselen

Verzorging van de krik

Kijk de krik af en toe na, maak de bewegende delen schoon en vet ze in, vooral de schroefdraad, om corrosie te voorkomen.

Om vervuiling te voorkomen dient u de krik altijd in de helemaal gesloten positie op te bergen.

EEN WIEL VERWISSELEN

Als het nodig is om een wiel te verwisselen, moet u het voertuig helemaal van de weg af parkeren. Parkeer het voertuig op een zo horizontaal en stevig mogelijke plaats.

Controleer of zich rondom het voertuig geen voorwerpen bevinden die het veilig verwisselen van het wiel kunnen hinderen. Schakel de alarmknipperlichten in en plaats, indien dit wettelijk verplicht is, een

waarschuwingsdriehoek.

Vraag uw passagiers altijd uit het voertuig te stappen en op een veilige plek te wachten, uit de buurt van het overige verkeer. Koppel een eventuele aanhanger of caravan los.

Alvorens een wiel te verwisselen, controleert u of de voorwielen recht vooruit staan (indien mogelijk), trekt u de handrem aan, zet u de transmissiehendel in de stand P (parkeerstand) en zet u de tussenbak in de lage gearing.

Schakel het contact uit, haal de sleutel eruit en stel het stuurslot in werking. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:

• Zorg ervoor dat de krik op een stevige en horizontale ondergrond staat. Zet hem nooit op een zachte ondergrond, of op metalen roosters of mangatdeksels. U mag geen extra materialen tussen de krik en de ondergrond plaatsen omdat dit de veiligheid bij het werken met de krik in gevaar kan brengen.

• Plaats keggen tegen de wielen.

Raadpleeg De keggen voor de wielen gebruiken op pagina 274.

• Zet het voertuig nooit omhoog terwijl er passagiers in zitten of als er een caravan of aanhanger aan het voertuig is gekoppeld.

Hellingshoekdetector

Uw voertuig is uitgerust met een

hellingshoekdetector, die het alarm laat afgaan zodra het voertuig na vergrendeling in eender welke richting schuin komt te staan.

Als u de portieren tijdens het opkrikken van het voertuig om een of andere reden vergrendeld wilt hebben, vergrendelt u de portieren door de vergrendeltoets binnen 10 seconden twee keer in te drukken. Als u de sleutel gebruikt om de portieren te vergrendelen, draait u de sleutel in het slot van het bestuurdersportier binnen 10 seconden twee keer naar de achterkant van het voertuig.

(3)

Een wiel verwisselen

De keggen voor de wielen gebruiken WAARSCHUWING

Als extra veiligheidsmaatregel adviseren wij u voor het opkrikken van het voertuig op twee plaatsen keggen voor de wielen te plaatsen.

Zet uw voertuig indien mogelijk op een vlakke ondergrond, en leg de keggen aan beide zijden van het wiel dat diagonaal tegenover het te verwisselen wiel staat.

Mocht u het voertuig toch op een helling moeten opkrikken, dan legt u de keggen tegen de lage zijde van de twee tegenoverliggende wielen.

De keggen bevinden zich in de reservewielbak, zoals afgebeeld onder GEREEDSCHAPSSET op pagina 272.

De waarschuwingsdriehoek gebruiken

De waarschuwingsdriehoek bevindt zich achter het toegangsluik in de bagageruimte.

Raadpleeg TOEGANGSKLEP LAADRUIMTE ACHTER op pagina 167 voor informatie over het openen van het luik.

Terwijl het toegangsluik geopend is, drukt u de lip in (met pijl aangegeven) om de

bevestigingsriem los te maken, en haalt u de doos met de waarschuwingsdriehoek eruit.

Open de doos en haal de waarschuwingsdriehoek eruit.

Plaats de waarschuwingsdriehoek op een geschikte afstand achter het voertuig om andere bestuurders te waarschuwen voor een mogelijke belemmering.

H3823

H4054

(4)

Een wiel verwisselen

RUIMTEBESPAREND RESERVEWIEL

Sommige voertuigen zijn uitgerust met lichtmetalen velgen, maar hebben een kleiner formaat stalen of lichtmetalen velg als reservewiel.

Dit wordt aangeduid als een ruimtebesparend reservewiel en wordt aangegeven door een snelheidslimietsticker die op het wiel is bevestigd. Raadpleeg de waarschuwingen hieronder.

WAARSCHUWING

De volgende voorzorgsmaatregelen moeten in acht genomen worden wanneer het ruimtebesparende reservewiel wordt gebruikt.

Rijd voorzichtig; de bandenmaat van het ruimtebesparende reservewiel is kleiner en de druk is hoger dan bij een normale band. Het rijgedrag zal ruwer zijn en op sommige wegdekken kan de tractie minder zijn. Bij terreinrijden met een ruimtebesparend reservewiel dient u extra voorzichtig te rijden.

U mag het ruimtebesparende reservewiel slechts tijdelijk gebruiken. U moet het zo snel mogelijk door een wiel met normale afmetingen vervangen.

U mag te allen tijde slechts één

ruimtebesparend reservewiel op uw voertuig aanbrengen.

Rijd niet harder dan 80 km/h (50 mijl/h).

De bandenspanning van het ruimtebesparende reservewiel moet zijn zoals vermeld in het hoofdstuk over velgen en banden.

Raadpleeg VELGEN EN BANDEN op pagina 310.

De band van het ruimtebesparende reservewiel heeft een kortere levensduur dan normale banden. Vervang de band door een band van hetzelfde type en met dezelfde specificatie.

Om een ruimtebesparend reservewiel mag u geen sneeuwketting aanbrengen.

HET RESERVEWIEL ERUIT HALEN

WAARSCHUWING

De wielen zijn bijzonder zwaar. Wees voorzichtig bij het optillen en met name bij het verwijderen van het reservewiel uit de bagageruimte en bij het terugleggen van het vervangen wiel in de reservewielbak.

1

2

H3824

(5)

Een wiel verwisselen

Om toegang te krijgen tot de reservewielbak moet u eerst de bagageafdekking naar voren vouwen. Raadpleeg BAGAGEAFDEKKING op pagina 169.

Terwijl de achterklep openstaat:

1. Til het handvat (1) op om het toegangsluik van het reservewiel te openen.

2. Maak de klem van de uitzethaak (2) los van de onderkant van het toegangsluik en steek het uiteinde van de haak in de opening naast de reservewielbak (zwarte pijl in de afbeelding) zodat het toegangsluik open blijft staan.

Maak de bevestigingsriem van de krik los en haal de krik eruit. Verwijder de keggen en de wielsleutel/lepel.

Raadpleeg GEREEDSCHAPSSET op pagina 272.

3. Draai de bevestigingsbout van het reservewiel los, verwijder de bout en het reservewiel.

LAN0481G

(6)

Een wiel verwisselen

EEN WIEL VERWISSELEN

De krik neerzetten

WAARSCHUWING

De krik die in uw voertuig wordt geleverd, mag alleen worden gebruikt voor het verwisselen van een wiel in een noodsituatie.

Voordat u de krik gebruikt, controleert u of deze niet beschadigd of vervormd is, of de schroefdraad goed gesmeerd is en of er geen vuil op zit.

U mag nooit iets tussen de krik en de ondergrond of de krik en het voertuig plaatsen.

U mag onder het voertuig nooit werkzaamheden uitvoeren wanneer het voertuig alleen door een krik wordt ondersteund. De krik is alleen bedoeld voor het verwisselen van een wiel.

Altijd:

de krik op een stevige, vlakke ondergrond plaatsen.

de krik vanaf de zijkant van het voertuig naast het betreffende krikpunt plaatsen.

de krik omhoog draaien zodat de pen in de kop van de krik in een gat in de chassisrail valt op de punten aangegeven in de afbeeldingen.

Voorzichtig: gebruik uitsluitend de

aangegeven krikpunten. Als u het voertuig op andere plaatsen opkrikt, kunt u de

carrosserie, de stuurinrichting, de wielophanging, het remsysteem of de brandstofleidingen beschadigen.

Krikpunt voor

Plaats de krik altijd vanaf de zijkant van het voertuig naast het betreffende krikpunt. Zorg ervoor dat de krik op een stevige en horizontale ondergrond staat.

H6521G

(7)

Een wiel verwisselen

Krikpunt achter

Voorzichtig: u mag het voertuig uitsluitend op de aangegeven punten opkrikken, aangezien u het voertuig anders kunt beschadigen.

De krik bedienen

Plaats de krik onder het betreffende krikpunt en haak de krikhendel aan de krik.

Draai de krikhendel rechtsom om de krikkop omhoog te zetten, totdat deze in het krikpunt valt.

Zorg dat de bodem van de krik het wegdek volledig raakt.

WAARSCHUWING

Gebruik gedurende de hele procedure altijd een krikhendel om de kans op het per ongeluk beschadigen of oplopen van letsel te minimaliseren.

H6522G

H4110

(8)

Een wiel verwisselen

Een wiel verwisselen

WAARSCHUWING

Zorg ervoor dat het voertuig op een stevige en horizontale ondergrond staat met de wielen recht vooruit.

Controleer of de krik verticaal onder het krikpunt staat en de voet van de krik plat op de grond staat.

Laat de passagiers uit het voertuig stappen.

Werk nooit onder het voertuig wanneer dit alleen door een krik wordt ondersteund.

1. Draai voordat u het voertuig omhoog krikt de wielmoeren met de wielsleutel/lepel een halve slag linksom om ze los te zetten.

2. Zet het voertuig omhoog totdat de band van de grond vrijkomt.

3. Draai de wielmoeren van de band af en leg ze terzijde om te voorkomen dat u ze kwijtraakt.

4. Verwijder het wiel.

Voorzichtig: Zorg dat u het voorvlak van het wiel niet beschadigt door het op die zijde op de weg te leggen.

5. Gebruik bij lichtmetalen velgen een goedgekeurd smeermiddel tegen vastlopen om de montageboring van de velg te behandelen. Dit zal de neiging van de velg en de boring om aan elkaar de kleven minimaliseren.

Zorg dat er geen smeermiddel op de remonderdelen of de platte

montagevlakken van de velg terecht komt.

Als u vanwege een noodsituatie geen smeermiddel kunt gebruiken, monteert u in eerste instantie toch het reservewiel, maar verwijdert u het reservewiel zo spoedig mogelijk daarna om het in te smeren.

6. Breng het reservewiel aan en draai de wielmoeren lichtjes vast, waarbij u ervoor zorgt dat ze stevig aanliggen. U mag de moeren niet helemaal vastdraaien zolang de band los is van de grond.

WAARSCHUWING

Controleer bij het aanbrengen van een wiel dat de pasvlakken van de naaf en velg schoon zijn en er geen roest of smeermiddel tegen vastlopen op zit.

Door opeenhoping van roest of vuil kunnen de wielmoeren losgaan, wat een ongeluk tot gevolg kan hebben.

7. Controleer dat er in de ruimte onder en rondom het voertuig geen obstakels liggen.

Zet daarna het voertuig omlaag en verwijder de krik en de keggen voor de wielen.

8. Draai de wielmoeren in een afwisselende volgorde helemaal vast. Draai de moeren niet te strak door met uw voeten op de wielsleutel/lepel te staan of door een verlengstang te gebruiken, omdat hierdoor een te hoge spanning op de wielmoeren komt te staan. Controleer het

aanhaalmoment van de wielmoeren zo spoedig mogelijk daarna.

9. Druk met een geschikt stomp gereedschap licht tegen de achterkant van de dop van het verwijderde wiel en verwijder de dop. Druk de dop daarna in het zojuist gemonteerde wiel, waarbij u alleen handkracht mag gebruiken. Berg de krik, het gereedschap, de keggen en het reservewiel weer op hun juiste plaatsen op.

N.B. U kunt het wiel in de reservewielbak opbergen door de verwijderingsprocedure van het reservewiel in omgekeerde volgorde uit te voeren.

Aanhaalmoment van wielmoeren

140 Nm (103 lbf.ft)

(9)

Een wiel verwisselen

10. Vergeet niet de tussenbak in de hoge gearing te zetten voordat u wegrijdt.

11. Controleer tenslotte bij de eerstvolgende gelegenheid de bandenspanning.

Raadpleeg VELGEN EN BANDEN op pagina 310.

Raadpleeg voor meer informatie over uw banden VERZORGING VAN DE BANDEN op pagina 256.

AFSLUITBARE WIELMOEREN

Elk wiel van uw voertuig kan zijn uitgerust met een afsluitbare wielmoer. Deze lijken op standaardwielmoeren, maar kunnen alleen worden losgedraaid met behulp van een adapter die zich in de gereedschapsset bevindt.

N.B. Op de afsluitbare wielmoer is een codenummer gestanst. U dient dit nummer op de beveiligingskaart te noteren, die bij het documentatiepakket is geleverd. Vermeld dit nummer wanneer een adapter moet worden vervangen. Bewaar de beveiligingskaart niet in uw voertuig.

Zet de adapter stevig om de afsluitbare wielmoer. Schroef met de wielsleutel/lepel de wielmoer en adapter los.

Plaats de wielmoeradapter terug op zijn juiste opbergplaats.

LAN0482G

(10)

Noodstart

Noodstart

EEN MOTOR MET EEN LEGE ACCU STARTEN

Het gebruik van hulpstartkabels vanaf een tweede accu, of de accu van een ander voertuig, is de enige goedgekeurde manier om een voertuig met een lege accu te starten. Deze procedure is anders dan die wordt gebruikt om een lege accu te laden, wat u nooit mag proberen als de accu is aangesloten op het voertuig.

Aanduwen of aantrekken wordt niet aangeraden.

WAARSCHUWING

Draag altijd een geschikte veiligheidsbril wanneer u met accu's werkt.

Tijdens normaal gebruik stoten accu's explosief waterstofgas uit. Zorg dat er geen vonken of open lampen in de buurt van de motorruimte aanwezig zijn.

Probeer het voertuig nooit te starten als het mogelijk is dat het elektrolyt in de accu bevroren is.

Zorg dat beide accu's dezelfde spanning hebben (12 V), dat de startkabels geïsoleerde klemmen hebben en dat ze zijn goedgekeurd voor gebruik met accu's van 12 V.

U mag de ontladen accu niet ontkoppelen.

Sluit de positieve (+) accupolen niet aan op de negatieve (-) accupolen, en zorg ervoor dat de hulpstartkabel uit de buurt blijven van bewegende delen in de motorruimte.

Wees voorzichtig wanneer u in de buurt van bewegende motoronderdelen werkt.

Starten via de accu van een ander voertuig Voorzichtig: bij gebruik van een tweede voertuig mogen de voertuigen onder geen beding met elkaar in aanraking komen.

Hierdoor kan een massaverbinding ontstaan waardoor vonken kunnen ontstaan en schade kan optreden.

Als een tweede voertuig wordt gebruikt, dienen beide voertuigen zodanig te worden geparkeerd dat de accu's in de motorruimtes naast elkaar komen te liggen. Zorg er goed voor dat de twee voertuigen elkaar niet raken.

Trek in beide voertuigen de handrem aan en controleer of de transmissiehendel in de neutrale stand staat (P [parkeerstand] voor voertuigen met een automatische transmissie).

Schakel het contact en alle elektrische apparatuur in beide voertuigen uit, en volg daarna de aansluitinstructies in Aansluitpunten voor de hulpstartkabels op pagina 282.

WAARSCHUWING

Gebruik geen startkabelsysteem van 24 V.

Dit systeem produceert te veel spanning en kan het elektrische systeem van het voertuig beschadigen.

(11)

Noodstart

Aansluitpunten voor de hulpstartkabels WAARSCHUWING

Gebruik altijd de aanbevolen aansluitpunten.

Sluit de zwarte kabel niet aan op de negatieve (-) accupool van de lege accu omdat hierdoor vonken kunnen ontstaan die tot brand of een ontploffing kunnen leiden. Gebruik altijd het negatieve (-) aansluitpunt. Roep bij twijfel deskundige hulp in.

Zorg dat elke verbinding goed tot stand komt en dat er geen kans bestaat dat de klemmen per ongeluk losraken of van de aansluitpunten of accupolen afgetrokken kunnen worden, omdat hierdoor vonken kunnen ontstaan die tot brand of een ontploffing kunnen leiden.

Het positieve (+) aansluitpunt op de accupool, afgebeeld rechtsboven in de afbeelding, wordt afgedekt door een beschermdop om onbedoeld contact en verontreiniging te voorkomen. Haal de beschermdop eraf voordat u probeert een hulpstartkabel aan te sluiten.

Het negatieve (-) aansluitpunt is een speciale moer die op de schokdempertoren zit (raadpleeg de afbeelding).

Gebruik altijd deze aansluitpunten voor het aansluiten van hulpstartkabels, en zorg ervoor dat de kabels uit de buurt blijven van bewegende delen in de motorruimte.

LAN1120

(12)

Noodstart

NOODSTARTPROCEDURE

Voorzichtig: zorg ervoor dat u de informatie en waarschuwingen eerder in dit hoofdstuk hebt gelezen en volledig hebt begrepen.

Raadpleeg EEN MOTOR MET EEN LEGE ACCU STARTEN op pagina 281, Starten via de accu van een ander voertuig op pagina 281 en Aansluitpunten voor de hulpstartkabels op pagina 282 voordat u probeert met hulpstartkabel te (laten) starten.

Volg altijd de volgende procedure, nadat u eerst gecontroleerd hebt dat de hulpstartkabels zijn aangesloten in de onderstaande volgorde.

1. Sluit in het hulpverlenende voertuig het uiteinde van de rode hulpstartkabel aan op het positieve (+) aansluitpunt (indien gemonteerd) in de motorruimte, of op de positieve (+) accupool.

2. Sluit in het defecte voertuig het andere uiteinde van de rode hulpstartkabel aan op het positieve (+) aansluitpunt (indien gemonteerd) in de motorruimte, of op de

3. Sluit in het hulpverlenende voertuig het uiteinde van de zwarte hulpstartkabel aan op het negatieve (-) aansluitpunt (indien gemonteerd) in de motorruimte, of op de negatieve (-) accupool.

4. Sluit in het defecte voertuig het andere uiteinde van de zwarte hulpstartkabel aan op het negatieve (-) aansluitpunt of op een goed massapunt (bijv. een

motorophangpunt of ander niet gelakt oppervlak) in de motorruimte dat minimaal 0,5 m (20 inch) verwijderd is van de accu en ver uit de buurt van brandstof- en remleidingen ligt.

5. Controleer of de startkabels uit de buurt van bewegende delen van beide motoren liggen. Start de motor van het

hulpverlenende voertuig en laat de motor enkele minuten stationair draaien.

6. Start het defecte voertuig. Zodra beide motoren normaal draaien, laat u ze twee minuten stationair lopen, voordat u de motor van het hulpverlenende voertuig uitschakelt.

Voorzichtig: schakel de elektrische

apparatuur van het ontvangende voertuig pas in als de startkabels zijn verwijderd.

Het loskoppelen van de hulpstartkabels moet in exact de tegenovergestelde volgorde van het aansluiten gebeuren.

Als de voeding van het voertuig onderbroken is geweest, zullen de ABS en DSC zijn

uitgeschakeld (de betreffende

waarschuwingslampjes zullen branden). Deze systemen kunnen opnieuw worden

ingeschakeld door een korte afstand te rijden of door het stuurwiel van aanslag tot aanslag te draaien terwijl de motor loopt en het voertuig stilstaat. De ABS- en

DSC-waarschuwingslampjes gaan uit zodra de systemen weer ingeschakeld zijn.

+

+

+

LAN1121

(13)

Zekeringen

Zekeringen

ZEKERINGEN

Zekeringen bestaan uit een eenvoudig circuit, dat elektrische apparatuur tegen de gevolgen van een te hoge stroom beveiligt.

Een doorgeslagen zekering heeft tot gevolg dat de elektrische apparatuur die beschermd moet worden, niet meer functioneert.

De zekeringen hebben een kleurcode om hun stroomsterkte aan te geven, en wel als volgt:

Zekeringkleur

Een zekering controleren of vervangen Schakel het contact altijd uit en schakel het betroffen elektrische circuit uit, voordat u een zekering verwijdert.

WAARSCHUWING

U mag alleen door Land Rover goedgekeurde zekeringen met dezelfde sterkte (ampère) en van hetzelfde type aanbrengen. Verhelp altijd eerst de oorzaak van het defect, voordat u een zekering vervangt. Door onjuiste zekeringen kan een systeem overbelast raken, waardoor er brand of een storing kan ontstaan. Roep zo nodig deskundige hulp in. Probeer nooit een doorgeslagen zekering te repareren.

In het geval dat er een zekering of relais doorslaat die niet wordt genoemd op de volgende pagina's, moet het defect worden onderzocht door een deskundige monteur.

PAARS 3 ampère

LICHTBRUIN 5 ampère

BRUIN 7,5 ampère

ROOD 10 ampère

BLAUW 15 ampère

GEEL 20 ampère

WIT 25 ampère

GROEN 30 ampère

ORANJE 40 ampère

LAN0483G

(14)

Zekeringen

De pincet voor het verwijderen van zekeringen bevindt zich in het onderste

handschoenenkastje (met pijl aangegeven). Pak met de pincet de kop van de verdachte zekering vast (zoals afgebeeld) en trek de zekering uit de aansluiting. Als de draad van de zekering is gebroken, is de zekering doorgeslagen en moet deze worden vervangen.

Zekeringen in de motorruimte WAARSCHUWING

In het geval dat er een zekering of relais in de motorruimte doorslaat, moet het defect worden onderzocht door een deskundige monteur.

Sommige zekeringen bevinden zich in de motorruimte, waaronder de

gloeibougiezekeringen (naast de accu) en motormanagementzekeringen (in de kast van het elektronische regelsysteem).

Deze zekeringen mogen alleen worden onderzocht of vervangen door een deskundige monteur.

(15)

Zekeringen

ZEKERINGKAST IN DE PASSAGIERSRUIMTE

De zekeringkast in de passagiersruimte bevindt zich achter het onderste handschoenenkastje.

Voor toegang tot de zekeringen opent u het handschoenenkastje en ontgrendelt u de linkersteun, zoals aangegeven in de inzet boven de afbeelding. Hierdoor kan het

handschoenenkastje worden geopend tot in de onderhoudsstand.

Verwijder het deksel van de zekeringkast door de lippen (1) omlaag te drukken en tegelijkertijd het deksel naar voren te trekken. De zwarte pijl in de afbeelding geeft de plaats aan van de pincet waarmee de zekeringen worden verwijderd.

N.B. In de zekeringkast zit een aantal reservezekeringen (raadpleeg de sticker op het zekeringkastdeksel).

Op een sticker op het zekeringkastdeksel staan de circuits die worden beveiligd, de

stroomsterkte van de zekering en de locaties.

Deze worden ook vermeld op de volgende pagina.

1 1

LAN0515G

F 31

xxxx xx xx xx xx xx xx xx xx xx xx

xx xx xx xx xx

xx xx xx xx xx xx xx xx xx xx xx

xx xx xx xx xx xx xx xx

xx xx xx xx xx xx xx xx xx xx

xx xx xx xx xx xx

xx xx xx xx xx xx xx

F 32 F

33 F 34 F

35 F 36 F

37 F 38 F

39 F 40 F

41 F 42 F

43 F 44 F

45 F 46 F

47 F 48 F

49 F 50 F

51 F 52 F

53 F 54

F 55 F

56 F 57 F

58 F 59 F

60 F

1 F 2 F

3 F 4 F

5 F 6 F

7 F 8 F

9 F 10 F

11 F 12 F

13 F 14 F

15 F 16 F

17 F 18 F

19 F 20 F

21 F 22 F

23 F 24 F

25 F 26 F

27 F 28 F

29 F

30 XX

XX XX XX XX

LAN0516G

(16)

Zekeringen

Specificaties van de zekeringen

Zekering- nummer

Sterkte

(ampère) Beveiligd circuit

1 5 Instrumenten, controlelampje voor uitschakeling van de van passagiersairbag

2 5 Verwarmde achterruit, achteraanjager, stoelverwarming - achter, aansteker/accessoirestekkerdoos voorin, aansluitpunt van de aanhanger

3 5 Airbag-DCU, inzittendensensor

4 5 Buitenverlichting, instrumentengroepverlichting, naderingslampen 5 7,5 Diagnostiek, transmissie

6 5 Binnenspiegel, vooruit- en achteruitrijbeveiliging, bandenspanningbewakingssysteem

7 5 Luchtvering

8 - Reserve

9 5 Remlichten, buitenverlichting, instrumentengroepverlichting, cruise control, stuurwieltoetsen van de geluidsinstallatie, dynamic stability control (DSC)

10 20 Klimaatstoelen

11 30 Centrale vergrendeling, buitenspiegels, elektrisch bediende ruiten - bestuurderskant

12 10 Airconditioning, stoelverwarming - voor

13 10 Lendensteunpomp, analoge klok

14 5 Transportrelais - alleen transport

15 5 Centrale vergrendeling, diagnose-aansluiting, stuurbekrachtiging

16 5 Bandenspanningbewakingssysteem

17 5 Naderingslampen

18 10 Startonderbreker

19 - Reserve

20 30 Stoelgeheugen, schakelaars elektrisch verstelbare stoel, stuurkolomverstelling

21 30 Schakelaars elektrisch verstelbare stoel 22 5 Telefoon, verkeersinformatiekanaal (TMC)

23 - Reserve

24 30 Centrale vergrendeling, buitenspiegels, elektrisch bediende ruiten - voorpassagierskant

25 5 Startonderbreker

26 30 Ruitenwissers

27 20 Handschoenenkastjelicht, binnenverlichting, regeleenheid van de

(17)

Zekeringen

28 30 Koplampsproeiers

29 10 Stuurwielverwarming

30 5 Dynamo

31 5 Motormanagement, startonderbreker

32 5 Adaptieve bochtverlichting (AFS)

33 5 Transmissie, middenconsoleschakelaars, elektronisch differentieel 34 7,5 Airconditioning, aanjager, verwarmde voorruit,

stoelverwarming/-koeling

35 5 Afdalingsregeling (HDC), dynamic stability control, stuuruitslagsensor

36 5 Elektronische handrem (EPB)

37 - Reserve

38 5 Antiblokkeersysteem (ABS), gierbewegingssensor

39 5 Startonderbreker

40 5 Cd-wisselaar

41 5 Regensensor, wisser/sproeier van achterruit, wisser/sproeier van koplamp

42 5 Make-upspiegelverlichting

43 5 Alarm, binnenspiegel (infrarood), vergrendelingsregeling van handschoenenkastje

44 - Reserve

45 5 Instrumenten

46 5 Instrumenten

47 15 Verwarmde voorruitsproeiers, verwarmde wisserbladen 48 15 Adaptieve bochtverlichting (AFS) - links

49 30 Navigatiesysteem, boordcomputer, boordmonitor, geluidsinstallatie

50 - Reserve

51 5 Binnenverlichting

52 20 Stoelverwarming/-koeling - voor 53 15 Adaptieve bochtverlichting (AFS) - rechts

54 - Reserve

55 25 Antiblokkeersysteem (ABS), dynamic stability control (DSC)

56 25 Stoelverwarming - achter

57 20 Luchtvering

58 20 Zonnedak

59 20 Hulpverwarming (alleen modellen met dieselmotor), onafhankelijke verwarming

60 30 Centrale vergrendeling, elektrisch bediende ruiten - achter Zekering-

nummer

Sterkte

(ampère) Beveiligd circuit

(18)

Zekeringen

ZEKERINGKAST IN DE BAGAGERUIMTE

De zekeringkast bevindt zich aan de rechterkant van de bagageruimte, achter het toegangsluik in de bagageruimte. Trek aan de handgreep om het deksel te openen. Raadpleeg TOEGANGSKLEP LAADRUIMTE ACHTER op pagina 167.

Specificaties van de zekeringen

XXXX

XX

XX

XX

XX

XXXX

XX

XX

XX

XX

XXXX

XXXXXX XX XX

LAN0536G

10F F 11 F

12 F 13 F

14 F 15 F F 16

F 9 F 8 F 7 F 6 F 5 F 4 F 3 F 2 1 F 17 F

18 F 19 F

20

Zekering- nummer

Sterkte

(ampère) Beveiligd circuit

1 15 Aansluitpunt van de aanhanger

2 - Reserve

3 - Reserve

4 20 Accessoirestekkerdoos - achter

5 20 Achterruitwisser

6 30 Elektronische handrem (EPB)

7 - Reserve

8 30 Achterruit

9 30 Versterker van geluidsinstallatie

10 10 Multimediasysteem achterin, voertuiginformatie-communicatiesysteem 11 10 Telefoon, navigatie, message centre, televisie, radio, koptelefoon

12 5 Achteruitkijkcamera

13 5 Luchtvering

14 15 Achteraanjager

15 10 Achterklep

16 5 Ontvanger van afstandsbediening, schakelaar van handschoenenkastje 17 20 Aansteker - voor, accessoirestekkerdoos - achter

18 20 Aansteker - achter, accessoirestekkerdoos - voor

19 - Reserve

20 20 Aansluitpunt van de aanhanger

(19)

Gloeilampjes vervangen

Gloeilampjes vervangen

GLOEILAMPJES VERVANGEN

Controleer voordat u met uw voertuig gaat rijden of alle buitenverlichting werkt.

Voorzichtig: controleer voordat u een gloeilampje probeert te vervangen, eerst of zowel het betreffende lampje als het contact zijn uitgeschakeld. Als er nog stroom op het circuit staat, kan er kortsluiting optreden, waardoor het elektrische systeem van het voertuig beschadigd kan worden.

Vervang gloeilampjes altijd door

gloeilampjes van het juiste type en met de juiste specificatie. Neem bij twijfel contact op met uw Land Rover dealerbedrijf/erkende reparateur voor advies.

Vervangingsgloeilampjes

N.B. De spanning van alle gloeilampjes moet 12 V zijn.

N.B. In bepaalde gebieden is het wettelijk verplicht reservegloeilampjes bij u te hebben voor het geval een gloeilampje defect raakt. Bij uw Land Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur is een pakket met vervangingslampjes als goedgekeurd accessoire verkrijgbaar.

Halogeenlampjes

De halogeenlampjes worden gebruikt voor grootlicht, dimlicht, voormistlichten en achtermistlichten. Zorg dat u dit type gloeilampje niet met uw vingers aanraakt.

Gebruik altijd een doek om ze vast te houden.

Maak het gloeilampje zo nodig schoon met spiritus om vingerafdrukken te verwijderen.

Xenonlampjes

WAARSCHUWING

Het vervangen of onderhouden van xenonlampjes mag alleen worden uitgevoerd door voor dat werk deskundig personeel.

Voor het ontsteken van het gas en de metaaldamp, dat wordt gebruikt om xenonlampjes te laten branden, is hoogspanning nodig. Als u met deze spanning in contact komt, kan dat ernstig letsel tot gevolg hebben.

Bi-xenonlampjes werken op zeer hoge

temperaturen. Zorg dat de lampjes voldoende zijn afgekoeld, voordat u ze probeert aan te raken.

De xenonlampjes bevatten kwik. Kwik is giftig en kan uitermate schadelijk zijn.

Sommige voertuigen zijn uitgerust met bi-xenonkoplampeenheden Het zicht bij gebruik van xenonlampjes is aanzienlijk beter, vooral bij slechte weersomstandigheden.

De gebruiksduur van een bi-xenonlampjes is aanzienlijk langer dan die van conventionele gloeilampjes of halogeenlampjes.

Lamp Watt

Dimlichten (halogeen) 55 (H7)

Grootlichten 55 (H7)

Stadslichten voor 5

Richtingaanwijzers 21

Voormistlichten 55 (H11)

Zijrichtingaanwijzers 5

Achteruitrijlichten 6 (H6)

Achtermistlichten 21

Achterlichten 5

Kentekenplaatverlichting 5

Portier-/uitstaplichten 5

Binnenverlichting 6

Kofferruimte-/beenruimtelichten 5 Kofferruimte-/achterkleplichten 6

Handschoenenkastjelicht 5

Make-upspiegellicht 1,2

(20)

Gloeilampjes vervangen

Vraag bij een Land

Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur of uw plaatselijke autoriteiten om advies over de juiste afvalverwerking van bi-xenonlampjes.

Lichtgevende diodes (LED's)

Bedieningselementen, schermen en sommige lampen en andere apparatuuronderdelen in het voertuig zijn uitgerust met lichtgevende diodes (LED's) achter een afdekking; ze doen dienst als lichtbron. Deze LED's lijken op conventionele lasers en zijn wettelijk geclassificeerd als Klasse 1 lichtgevende diodes.

Vervangings-LED's mogen alleen door deskundig personeel worden gemonteerd.

WAARSCHUWING

Verwijder de afdekking niet en stel uw ogen niet enkele uren achter elkaar rechtstreeks bloot aan de ongefilterde lichtbron, omdat hierdoor irritatie van het de iris kan optreden.

(21)

Gloeilampjes vervangen

KOPLAMP

De koplamp bevat vier lampjes. U dient de koplamp helemaal uit het voertuig te verwijderen om een van de gloeilampjes te kunnen vervangen.

WAARSCHUWING

Probeer een gloeilampje niet te vervangen terwijl de verlichting is ingeschakeld. Als u de verlichting net hebt uitgeschakeld, moet u de gloeilampjes eerst laten afkoelen. Het hanteren van hete gloeilampjes kan tot persoonlijk letsel leiden.

De koplamp verwijderen

1. Verwijder de grille door de drie schroeven te verwijderen waarmee de grille is vastgezet aan de carrosserie van het voertuig. Kantel de grille naar voren en til hem van het voertuig af. Leg de grille op een plaats neer waar deze niet beschadigd kan raken.

1. Verwijder de drie schroeven waarmee de koplamp is vastgezet aan de carrosserie van het voertuig.

2. Ontkoppel de kabelboomstekker van de achterkant van de lamp en verwijder de koplamp uit het voertuig. Leg de lamp met de lens naar beneden op een vlakke ondergrond bedekt met zacht materiaal, om te voorkomen dat de koplamplens beschadigd wordt.

Voorzichtig: leg de koplamp niet met het glas naar beneden op harde of schurende oppervlakken. Hierdoor kunnen er krassen op het lensvlak komen.

H6450G

H6414

(22)

Gloeilampjes vervangen

Toegang tot gloeilampjes

De vier gloeilampjes binnenin de koplamp zijn:

1. Richtingaanwijzer.

2. Halogeendimlicht/bi-xenonlicht.

3. Halogeengrootlicht.

4. Stadslicht en statische buiglamp.

Het type gloeilampje dat in iedere situatie moet worden gebruikt, staat aangegeven op de achterkant van de koplamp.

Raadpleeg Vervangingsgloeilampjes op pagina 290.

Een gloeilampje voor halogeengrootlicht vervangen

1. Verdraai de bolle dop en til hem van de lamp af.

2. Let op de positie van het hulpstuk voor het verwijderen/monteren van het gloeilampje (1). Aan de zijkanten van de borgring zitten twee vergrendellipjes (2), die onder kleine boutkoppen passen.

3. Draai het hulpstuk voor

verwijderen/monteren rechtsom en trek het, samen met het gloeilampje, uit de koplamp.

4. Wrik het gloeilampje uit de houder.

H6415

1 2

3 4

H6542G

1

2

2

(23)

Gloeilampjes vervangen

5. U kunt het nieuwe gloeilampje slechts op één manier aanbrengen. Terwijl u het nieuwe gloeilampje in de houder drukt, knijpt u de borgring zodanig in, dat de twee uitstekende pennen goed in het gloeilampje vallen.

6. Plaats de gloeilamphouder en het hulpstuk voor verwijderen/monteren weer in de koplamp en draai het rechtsom, waarbij u ervoor zorgt dat de twee borgringlipjes onder de kleine boutkoppen vallen.

N.B. Na het vervangen van een gloeilampje voor groot- of dimlicht dient u de uitlijning van de koplampen door een Land

Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur te laten controleren.

Een gloeilampje voor halogeendimlicht vervangen

1. Verdraai de bolle dop en til hem van de lamp af.

2. Trek de stekker uit de lamp.

3. Maak de veerklem los waarmee het gloeilampje op zijn plaats wordt gehouden en til het lampje uit de houder.

4. Steek een nieuw gloeilampje in de houder en herhaal de procedure hierboven in omgekeerde volgorde. Bij het aanbrengen van de dop lijnt u de pijlpunten op de dop uit met het huis van de koplamp.

N.B. Na het vervangen van een gloeilampje voor groot- of dimlicht dient u de uitlijning van de koplampen door een Land

Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur te laten controleren.

H6543G

H6689G

(24)

Gloeilampjes vervangen

Een bi-xenonlampje vervangen

1. Verdraai de bolle dop en til hem van de lamp af.

2. Verdraai het gloeilampje linksom om het uit de koplamp te ontgrendelen en trek het gloeilampje er voorzichtig uit, waarbij u erop let dat het gloeilampglas de koplamp niet raakt.

3. Koppel de stekker los door hem van het

gloeilampje af te trekken. 4. Druk op de veerlip om de bevestigingskraag te ontgrendelen en open de helft van de kraag. De hele kraag kan nu van het gloeilampje worden verwijderd.

N.B. De bevestigingskraag die rond het gloeilampje zit moet worden verwijderd en bewaard, zodat die later weer rond het vervangingsgloeilampje kan worden gemonteerd.

H6418G

H6539G

(25)

Gloeilampjes vervangen

5. Plaats de bevestigingskraag rond het nieuwe gloeilampje door eerst het uitsteeksel in de overeenkomstige opening van het gloeilampje te steken (raadpleeg de inzet in de afbeelding).

6. Sluit de kraag rondom het gloeilampje tot de veerlip op zijn plaats klikt.

7. Sluit de stekker weer aan en steek het gloeilampje voorzichtig in de koplamp.

8. Verdraai het gloeilampje rechtsom om het in de koplamp vast te zetten.

H6540G H6541G

(26)

Gloeilampjes vervangen

Het gloeilampje van de statische buiglamp vervangen

1. Verdraai de bolle dop en til hem van de lamp af.

2. Verdraai de gloeilamphouder linksom om hem te ontgrendelen, waarna u het gloeilampje samen met de stekker eruit trekt. Trek de stekker van het gloeilampje af.

3. Om het gloeilampje te verwijderen, drukt u de twee vergrendelingen in en trekt u het gloeilampje uit de gloeilamphouder.

4. Steek een nieuw gloeilampje in de houder en herhaal de procedure hierboven in omgekeerde volgorde. Bij het aanbrengen van de dop lijnt u de pijlpunten op de dop uit met het huis van de koplamp.

Het gloeilampje vervangen van het stadslicht voor

1. Verdraai de bolle dop en til hem van de lamp af.

2. Verwijder het gloeilampje samen met de stekker.

3. Trek het gloeilampje uit de stekker.

4. Steek een nieuw gloeilampje in de stekker en herhaal de procedure hierboven in omgekeerde volgorde. Bij het aanbrengen van de dop lijnt u de pijlpunten op de dop uit met het huis van de koplamp.

H6420

H6419

(27)

Gloeilampjes vervangen

Het gloeilampje van de richtigaanwijzer vervangen

1. Verdraai de bolle dop en til hem van de lamp af.

2. Verdraai de lamphouder linksom om hem te ontgrendelen, waarna u het gloeilampje samen met de stekker eruit trekt.

3. Trek het gloeilampje uit de stekker.

4. Steek een nieuw gloeilampje in de stekker en herhaal de procedure hierboven in omgekeerde volgorde. Bij het aanbrengen van de dop lijnt u de pijlpunten op de dop uit met het huis van de koplamp.

De koplamp terugplaatsen

1. Koppel de kabelboomstekker weer vast.

2. Plaats de koplamp terug door eerst het gat in de binnenste onderhoek van de koplamp over het referentiepunt op de carrosserie van het voertuig te plaatsen. Zorg er vervolgens voor dat de referentiestrip aan de buitenkant langs de onderrand van de koplamp in het kanaal in de carrosserie van het voertuig valt.

3. Draai de drie schroeven vast.

H6417

H6414

(28)

Gloeilampjes vervangen

De grille terugplaatsen

1. Zorg ervoor dat het kanaal langs de onderrand van de grille over de referentierand op de carrosserie van het voertuig valt.

2. Draai de drie schroeven in de bovenrand van de grille vast.

H6422G

H6423G

(29)

Gloeilampjes vervangen

ACHTERLICHT

Het achterlicht bevat drie lampjes. U moet het achterlicht helemaal van het voertuig verwijderen om een van de gloeilampjes te kunnen vervangen.

Vanaf de buitenkant van het voertuig en met de achterklep helemaal geopend, verwijdert u de twee bevestigingsschroeven (zoals afgebeeld).

Gebruik vanaf de zijkant van het voertuig een geschikt gereedschap om het achterlicht voorzichtig naar achteren van het voertuig los te wrikken tot het los komt.

Wees voorzichtig dat u het lakwerk van de carrosserie bij het loswrikken van het achterlicht niet beschadigt. Bedek het gebruikte gereedschap met een doek en oefen voorzichtig een constante kracht uit. Gebruik geen grote kracht! In geval van twijfel, neemt u contact op met uw Land Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur.

Druk de twee lippen (aangegeven met pijlen in de inzet bij de afbeelding) naar elkaar toe om de lamphouder uit de lens te verwijderen. Verdraai het betreffende gloeilampje en trek eraan om het te verwijderen.

De gloeilampjes zijn als volgt geplaatst:

1. Gloeilampje van achterrichtingaanwijzer.

2. Gloeilampje van achterlicht.

3. Gloeilampje van achtermistlicht.

N.B. De remlichten en het derde remlicht van het voertuig zijn LED's en moeten indien defect worden vervangen door uw Land

Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur.

Voorzichtig: leg de koplamp niet met het glas naar beneden op harde of schurende oppervlakken. Hierdoor kunnen er krassen op het lensvlak komen.

H3813

H3814

3 1

2

(30)

Gloeilampjes vervangen

ACHTERUITRIJLICHTEN

De achteruitrijlichten bevinden zich aan beide zijkanten van de achterkentekenplaat op de onderste achterklep.

Terwijl de bovenste achterklep geopend is, verwijdert u de schroef (raadpleeg de inzet) om het achterlicht uit de achterklep te verwijderen.

Verdraai de lamphouder en trek deze uit de achterkant van het achterlicht, en trek daarna het gloeilampje eruit.

N.B. U mag het glas van het

vervangingsgloeilampje niet met uw vingers aanraken. Maak het gloeilampje zo nodig met spiritus schoon.

H3806

H3807

(31)

Gloeilampjes vervangen

KENTEKENPLAATVERLICHTING

Terwijl de bovenste achterklep geopend is, gebruikt u een geschikt gereedschap om de lens los te wrikken van de achterklep (raadpleeg de inzet). Trek het gloeilampje eruit.

ZIJRICHTINGAANWIJZERLAMP

Duw de lens stevig naar de voorkant van het voertuig en trek de lamp uit het spatbord.

Verdraai de lamphouder zodat deze los komt uit de lens, en trek vervolgens het gloeilampje uit de lamphouder.

LAN0598G

H3815

(32)

Gloeilampjes vervangen

VOORMISTLICHTEN

Het gloeilampje van het voormistlicht vervangen

1. Haak uw vinger in de uitsparing in de bovenkant van de sierrand rond het mistlicht en trek naar voren om de sierrand te verwijderen.

2. Draai de drie bevestigingsschroeven eruit om het mistlicht te verwijderen. Haal het licht voorzichtig uit de voorbumper.

3. Verdraai de lamphouder linksom om hem te ontgrendelen, waarna u het gloeilampje samen met de stekker eruit trekt.

4. U kunt het gloeilampje loshalen door de twee vergrendelingen in te drukken (opgevulde pijlen in afbeelding) en het gloeilampje daarna uit de houder te trekken.

5. Let voordat u het vervangingslampje aanbrengt op het vlakke deel en het lipje op de grotendeels ronde montageflens van het gloeilampje. Het lipje fungeert als een hulpmiddel om het gloeilampje op de juiste manier in de lamphouder te plaatsen.

N.B. U mag het glas van het gloeilampje niet met uw vingers aanraken. Maak het gloeilampje zo nodig met spiritus schoon.

6. Steek een nieuw gloeilampje in de houder en herhaal de procedure hierboven in omgekeerde volgorde.

H6512G

H6537G

(33)

Gloeilampjes vervangen

7. De mistlichtsierrand heeft een unieke vorm en hij past slechts op één manier.

Lijn de veerklem boven de vingeruitsparing uit met de uitsparing boven in de bumper en druk de sierrand op zijn plaats. Duw nu het onderste deel van de mistlichtsierrand op zijn plaats, waarbij u de rand iets omhoog duwt.

N.B. Nadat u een gloeilampje voor een mistlicht hebt vervangen, dient u de uitlijning van de mistlichten door een Land

Rover-dealerbedrijf/erkende reparateur te laten controleren.

PORTIER-/UITSTAP-/ONDERSTE BEENRUIMTELICHTEN

Open het betreffende portier, steek een kleine platkopschroevendraaier onder de

vooruitstekende rand van de lens en wrik de lamp uit het portier. Trek het gloeilampje eruit.

H6513G

H4081

(34)

Gloeilampjes vervangen

BOVENSTE BEENRUIMTELICHTEN

Steek een kleine platkopschroevendraaier onder de zijkant van de lamp en wrik voorzichtig de lamp uit de beenruimte.

Verdraai de gloeilamphouder, trek deze uit de lamp voor toegang tot het gloeilampje, en trek het gloeilampje eruit.

MAKE-UPSPIEGELLICHT

Open de afdekking van het make-upspiegeltje en gebruik een kleine platkopschroevendraaier om de betreffende lens van de spiegel/lamp af te wrikken. Trek het gloeilampje eruit.

KOFFERRUIMTELICHT

Steek een kleine platkopschroevendraaier in de inkeping aan de zijkant van de lens en wrik voorzichtig de lens van de lamp af (raadpleeg de inzet).

Schuif op de achterkant van de lamp de metalen plaat naar rechts en haal deze van de lamp af (raadpleeg de afbeelding). Trek het gloeilampje eruit.

H3884

H3882

H3810

(35)

Gloeilampjes vervangen

ACHTERKLEPLICHT

Steek een kleine platkopschroevendraaier onder de lens en wrik de lens voorzichtig los van de lamp. Trek het gloeilampje eruit.

KAARTLEESLAMP

Steek een kleine platkopschroevendraaier in de inkeping aan de zijkant van de lens (zoals afgebeeld) en wrik de lens van de lamp af.

Verdraai de betreffende gloeilamphouder linksom, haal deze uit de lamp en trek daarna het gloeilampje eruit.

H4081

H3883

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bert & Herm Pollux Hay van den Ham Hannelore Hannelore Minsekinder Hans Mans Hay Crompvoets Wiel Vestjens Hannelore Sjraar Peetjens Wiel Verweijst Thuur Luxembourg Felix Peters

Door corona zijn een aantal geplande maatregelen deels of nog niet gestart.. Dit heeft te maken met de beperkte of andere bezettingsgraad in de taxi’s waardoor projecten hun

Deze AMV’ers zijn bij plaatsing in Goirle meegeteld voor de taakstelling, en gaan daar, bij verhuizing naar Breda, weer vanaf. Er wacht ons dus nog een

Na de aankondiging van de instroomstop bij JBB, heeft er op 21 juni 2021 in de middag een spoedoverleg plaatsgevonden tussen de GI’s, Raad van de Kinderbescherming,

De lokale accenten zorgen voor een juiste vertaling van de regionale nota publieke gezondheid Midden-Brabant 2020-2023 naar lokaal niveau.. De lokale accenten worden ieder jaar

Signify doet geen uitspraken over en geeft geen garanties voor de nauwkeurigheid of volledigheid van de informatie in dit document en kan op geen enkele wijze aansprakelijk

U mag geen werkzaamheden onder de Land Rover uitvoeren, wanneer het voertuig alleen door een krik voor het verwisselen van de wielen wordt ondersteund.. Houd uw handen en kleding

Indien de caravan niet is uitgerust met een kriksteunhouder, dan moet de krik onder de chassis- balk bij het te verwisselen wiel worden geplaatst. • Zet de krik recht onder de