• No results found

uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITL V. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITL V. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie. "

Copied!
54
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITL V. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

Toestemming voor reproductie dient men schriftelijk aan te vragen.

Thisfilm is supplied by the KlTLVonly on condition that neither it nor part of it is further reproduced without first obtaining the permission of the KlTL V which reserves the right to make a charge for such reproduction. Ij the material filmed is itself in copyright, the

p~rmission

of the owners of that copyright will also be required for such reproduction.

Application for permission to reproduce should be made in writing, giving details of the proposed reproduction.

SIGNATUUR

MICROVORM:

SHELF NUMBER MICROFORM:

MMETA 0134

(2)

BLANK EN BRUIN

INDISCH TOONEELSPEL VAN RASSENHAAT ~

DOOR

MARESCO MARlSINI

(3)

11111111'111111,~ ,l

00544864

(li~mll~llijl~~~ IIIIIIIIIIIII~

(4)

BtANK EN BRUIN

INDISCH TOONEELSPEL

VAN

RASSENHAAT-

DOOR

MARESCO MARISINI

VENNOOTSCHAP .LETTEREN EN KUNST" - AMSTERDAM

l'?'z]

(5)

f'olo .11, rki/"t/CI III/.I.rd 1/

BLANK EN BRUIN

INDISCH TOONEELSPEL

VAN

RASSENHAAT

DOOR

MARESCO MARJSINI

VENNOOTSCHAP "LETTEREN EN KUNST" - AMSTERDAM

[" 'IV

(6)

COR POTTERS, Controleur van het Binnen!. Be tuur (oud jaren).

HILDA POTTERS, zijne vrouw (oud 24 jaren).

IDA VLETTERS, hunne nicht (oud 25 jaren).

KAREL MOLEN, Kapitein N. O. J. leger, Indo, (35 iaren).

HAMEL, A istent Resident (oud 45 jaren).

SIMAN, Inlandsche hui jongen.

Het stuk speelt om treeks 1 9 in Indië op een binnenplaatsje.

De handeling geschiedt in de woning van Cor Potters en wel het ie en Ze bedrijf in de binnengalerij, het 3e bedrijf in den tuin.

EERSTE BEDRIJF.

In de controleurs woning van Cor Potters, binnengalerij met op den achtergrond de voorgaLerij, voortuin, in de 'verte groote post- weg met tamarindeboomen en Europeesche woonhuis/es. /fet

\'ertrek is behagelijk op z'n Indisch ingericht, rottan-meubelen, groote petroleum-hanglamp, Japansche vloermatten, wand-

versieringen, gordiinen voor de deur en vitragegordijnen voor de ramen, een groote schrijftafel met diverse paperassen, een hang- telefoontoestel. Het is ongeveer tien uur in den morgen.

EERSTE TOONEEL.

SIMAN-HILDA.

Wanneer het voor cherm rijst, is Siman bezig de meubelen af te stoffen. Na een poos raielt de telefoon. Siman kijkt even op, gooit zijn plumeau onder den arm en loopt haastig naar links.

/fet tooneel bliift een oogenblill leeg, de telefoon belt weer. Siman komt na een kort poo je terw!" gaat Ivoedend naar' de telefoon.

JMAN (tot de telefooll)

Diem, djangang tjerewet, haroe pangil, Njonja, (telefoon klinkt weer). Ja ja boen i teroo. (Hilda komt op en loopt naar de telefoon).

lilLDA (telelollcerend).

Hallo .. " Ja.... ben jij het Cor.... Ja, Hilda.... God- dank .... Natuurlijk zat ik in angst. ... Hè?... Ja natuurlijk, dat begrijp ie toch wel.. .. Nu het had toch een opstand kun- nen worden en wat dan .... Wie zeg Je .... Kaptein Molen .... Zóó? . .. Ja, natuurlijk.... de assistent-resident ook .... goed hoor mannie, ik zal er voor zorgen .... Kom ie dadelijk thui goed, ia hoor.... daaaaaaggg tot straks!

(7)

4

TWEEDE TOONEEL.

DE VORIGEN. IDA.

IDA (die jedurende het telefoongesprek i opgekomen).

En .... wat nieuws Hil?

HILDA.

Goddank de militairen zijn gearriveerd met een zekeren kap- tein Van d'er Molen of Molen, ze komen dadelijk thui en de kaptein en de assistent-resident blijven mee-eten. Hè, een pa' van mijn hart.

IDA.

I Geen wonder, zoo in de binnenlandell en dan een opstand. ik kan je angst best begrijpen.

HILDA.

Daarom vroeg ik je ook te komen, Ida! Ik v.a' bang all en te zijn.

IDA.

Zoo .... wel vriendelijk, Jiil. ... Ik moe t dus ook dc kan, }oo- pen een kopje kleiner gemaakt te worden.

HILDA.

Zoover dacht ik niet, ik wilde niet alleell thui zijn, je begr~jpt

toch dat een controleur bij relletjes altijd in de weer moet ZI)n.

Enfi~,

Goddank .... (ze houdt een oogenbükje op en daarna. tot Siman) Apa Koewe emoewa soeda . edia Si man, boewat trIma

tamoe?

IMAN.

oeda Njonja, tjoel11a misih moest ie ambil ys.

IiILDA.

Ambil dan sepoeloe pon ama sekalie en bilang kokkie soeTl'lt"

sedia rnakanan voor tamoe doewa en soeroe atoer njang baik

SIMAN.

~ .. ja Njonja. (Unks al)

DERDE TOONEEL.

HILDA. IDA.

IDA.

Hoe zijn toch eigenlijk die rell~tje' ont taan, Hil?

IiILDA.

Ik weet van de ware toedracht eigenlijk niet veel. Cor is in die zaak erg geheimzinnig. A!leen dit weet ik, dat die drie injo's de J a vanen hebben opgewarmd.

IDA.

Bedoel je die sinjo's, die voor die leverancie waren aange- teld, ont lagen en daarna gevangen genomen zijn? Gelukkig dan dat de militaire a si tentie tijdig aangekomen i .

HILDA.

Daar is telegrafIsch om gevraagd. Onder 011 gezegd, ik voor mij keur dat ont lag van die hl dos heelemaal niet goed. Vooral dat gevangen zetten niet. Cor moe t zijn Indohaat wat minder doen blijken. Ik heb er hem al zoo dikwijl op attent gemaakt, ,orns maakt 't me woedend, hoe hij uit kan varen op alle wat maar een getinte huid heeft.

IDA.

. 'ou, wat ik tCIlJnin te in die paar dagen er al over heb moeten hooren! En het i' toch zoo'n ,chreeuwende onbillijkheid' hij i precies zijn vader.

liILDA.

Nou, nou, bij zijn vader vergeleken is COl' nog heilig, led, die

'\1.0 il geen een Indo op zijn fabrieken hebben, hij kan ze niet zien

or

luchten.

(8)

IDA.

Wat toch ingemeen is; het is alsof men bij iemand het hui binnendringt, de etenskast leegplundert en als je overvol bent, er van door gaat, de huiseigenaar aan den hongerdood overlatend.

HILDA.

Je verg~lijking is niet kwaad! Ja, Ida, de bruine kleur heeft wat te verduren.

IDA.

Maar waarom? Waarom altijd die bruine kleur als lIIaat taf te nemen; wij hebben onder de blanken toch ook lechte elemen- ten; en heusch in dien korten tijd, dat ik in Indië ben, kan ik niet anders zeggen, dan dat ik sympathie heb voor de bruinlingen.

zoowel Indo als Javaan.

liILDA.

Of je onder de blanken ellendige elementen hebt; nou, ik ZOII ze niet graag den kost geven en een welopgevoede Indo mag werkelijk menigen lfollandschen jongen tot voorbeeld \\-orden gesteld. Maar led, zooals Pa en de heeren hen haten, haten niet alle Europeanen hen.

IDA.

Nog al logisch· en heusch, ik voor mij vind Indië lang niet kwaad, ik ben hier wel pas drie m~tanden, maar ik vind het een verrukkelijk land, ik gevoel me hier op m'n gemak.

HILDA.

Ik zit er nu al ruim twee jaren en al' ik 't zeggen mag, ook mij bevalt het hier goed. Ik heb hier vcel liefs ondervonden.

IDA (schalks).

Maar het allerliefste verwacht je toch nog. hè?

tlILDA (hartstochtelijk).

Als je een wist, led, hoe ik naar dien tijd verlang!

IDA.

Nog een paar maandjes maar.... en dan .... Maar vertel

me nu eens HH.... wat zou jij nu het liefst willen hebben .... een prinsje, een stamhoudertje of. . .. een prinsesje?

HILDA.

Als ik te kiezen had, als eersteling graag een stamhoudertje.

Echt dolletjes. Maar een lief prinsesje zal mij ook heel welkom zijn, mijn kind zal het zonnetje in on huisje zijn. (men hoort hee- renstemmen)

IDA.

Daar hoor ik stemmen!

HILDA (naar de \ oorgalerij loopentl).

Ja, dat zijn de heeren! (loopt ze tegemoet).

VIERDE TOONEEL.

DE VORIOEN. POTTERS HAMEL - MOLEN.

l1ILDA (naar Cor komend) Dag mannie! Blij ie weer thuis te weten!

POTTERS.

Ik heb je maar gauw een telefoontje gegeven, dat zal je wel rustiger gestemd hebben, niet waar kind. (kussen elkaar, groet Ida).

HAMEL.

Ooedenmorgen, dames! goeden morgen. \ el, i dat niet een vroeg bezoek?

POTTERS.

Mag ik de dame onzen ga t voor tellen? (stelt voor) Kapitein Molen, mijn vrouw, Mejuffrouw Vletter , mijn nicht, uit Holland op een pleizierreisje.

MOLEN (buigend).

Zeer aangenaam, dames. (handdrukken) POTTERS.

Neem stoel, pak zit. Maak het u makkelijk, meneer Molen.

(9)

MOLEN.

Ik hoop, dat de dames mij wel zullen excuseeren dat ik bier bij mijn eerste bezoek in veldtenue verschijn ....

HAMEL.

Daar kijken de dames niet eens naar, meneer Molen, ze excuseer en dat graag, niet waar dames?

IDA.

In dit gulle land geeft men gelukkig niet veel om conventie, kapitein.

MOLEN.

Volgens mijn bescheiden meening toch nog veel te veel, juf- frouw. (allen nemen plaats)

HILDA.

Maar wij maken er 011 niet aan schuldig, meneer Molen. Mag ik de heeren wat offreeren, u zult wel dorstig zijn, niet waar?

HAMEL (ziet OIJ z'n horloge)

Tien uur! .. " Tijd dunkt me voor een .... whisky-soda ....

graag een whisky-soda. Mevrouw.

HrLDA.

En u, meneer Molen?

MOLEN.

Ook een whisky-soda, mevrouw, heel graag, maar een slappe als 't u belieft.

HAMEL.

Mij een heele terke, dat weet u wel, hé mevrouwtje en Ilan met .... eh ....

HILDA.

Ja, ja, een groot tuk ijs, dat i al bekend, meneer Hamel. En

jij Cor, een potje bier, of. ...

POTTERS.

Neen, kind, geef mij dan ook maar een whisky-soda. Jutlie drinken natuurlijk ook mee?

r

HILDA (tot Ida).

Wat zullen wij gebruiken led. ik heb wel trek in een slappe .,-hisky-soda.

IDA.

(oIU al, neen, ik vind 't wel wat te vroeg.. .. wat dunkt jou een .... limonade .. " whi ky?

HILDA.

ja, dat i' een idée! (wil opstaan) POTTER.

Blijf jij maar zitten, kindje, ik zal iman wel even roepen.

(Staat OIJ en roept dell jongen) Siman .. " Simali! (Simall ant- woordt \'01/ achter de coulissel/: Saja toewan).

VIJFDE TOONEEL.

VORIGEN. IMA.

HILDA.

Wat een geru tstelling dat de militairen gearriveerd zijn, hè, een pak van m'n hart!

HAMEL.

We zulleu 011 maar niet te vroeg blij maken, Mevrouwtje!

IDA.

Me dunkt, dat er IJU toch niet meer te vreezen zal zijn; nll ze

ue

militairen in de stad weten, zullen ze wel koest blijven.

MOLE .

Dat denk ik ook, juffrouw Vletter', 't zal wel 10 loopen, de compagnie boezemt de Javaantje, nog al vrees in. (Sirruln komt o/J).

POTTERS (tot Siman)

illlan, bawak tiga whisky-soda, doewa lembeh en atoe kera sama banjak ijs dan doewa liman, pake edikit whisky epertie

jonja. njonja biasa minoem.

(10)

SIMAN.

Saja toewan. (maakt rechtsomkeert) POTTERS (hem naroe"end) 8awak djoega Toko roko sama reh.

SIMAN.

Saia toewan. (links af, komt na een "oos terug met drank en rookgerei, gedurende het gesprek dient hij rond, er wordt ge- dronken en gerookt)

HAMEL.

Wat die vrees betreft, meneer Molen. We willen 't hopen voor. . .. de compagnie. Met hoeveel man i u hier?

MOLEN.

.

Met bijna een compagnie, ongeveer 150 man.

HAMEL.

Prachtig. . .. prachtig... . dat bruine kanaUepak zullen we wel eens mores leeren. Zoo gauw al ze maar één kik geven, direct de blauwe boonen er in, ja de blauwe boonen, 't aller- beste!

MOLEN.

U schijnt nog al van kras e maatregelen te houden, assi tent- resident.

HAMEL.

Ja, we zullen ze gaan liefkoozen; die loebers.... loeber zijn het, meneer, loebers. God, al u eens wist, wat er de oor- zaak van is?

MOLEN.

De juiste toedracht i mij nog niet bekend, u hebt me zooeven wel zooiets verteld, maar. . .. eh .. ..

HAMEL.

Ja, 't was maar in korte trekken; 't fijne van de zaak i dit:

Het Gouvernement staat al jaren in relatie met den Arabier Bin Salim.

POTTERS.

Een leverancier van zand, steen en, grint. etcetera, etcetera.

HAMEL.

Voor de controle van die leverancies telde ik, zeer tegen mijn zin, maar op last van den Resiclent, een echte (ndovriend, drie (ndos aan, ieder met een salaris \all veertig gulden per maand.

MOLEN (slleL).

Veertig gulden? ... Wat een hongerloontje!

HAMEL

Noemt u veertig gulden een hongerloon? Maar meneer dat tuig stelt zich immers tevreden niet rij t, wat 'ajoor en gedroog- de visch, daarvan houden ze nog wat aardig over.

MOLEN.

Dat betwijfel ik; geloof u niet, cia t zij evengoed als wij een biefstukje lusten. Afgescheiden daarvan, \ oor een po. l' van ver- trouwen, vind ik het chandelijk b taald.

HAMEL.

Wat zegt u, een po t vall vertrouwen? Ik zou er gewoon in- landers voor hebben aange teld met een derde van het alari, wat zij genieten. Een Sinjo en een vertrouwen. po t; dat rapailje kun je alleen maar vertrouwen, zoolang je een slip van hun ja ziet. ...

P 1'TEI .

En zelf dan nog niet eens altijd, 't zijn ge, iek te canaille.

lOA.

Nou .. " nou. .. . nou or.

HAMEL.

Pardon, juffrouw Vletter, over die choelje' i nooit te veel gezegd. Die kerels zijn vol vuiligheicl. Ze trachtten dien Arabier geld af te persen, wat hun natuurlijk niet lukte, omdat Bin Salim ook niet van gi teren is en er niet zoo gemakkelijk invliegt.

(11)

POTTERS.

Niettegen taande hunne geraffineerde streken!

HAMEL.

Toen ze merkten, dat hij hun te slim af was, gooiden ze het over een anderen boeg.

POTTERS.

Waartoe natuurlijk alleen dat geslepen crapule in staat MOLEN.

Ik moet zeggen dat de heeren nog al vleiende benaminge.

voor die sinjos hebben!

HILDA.

0, daar zult ti wel 'poedig aan gewoon moeten geraken, meneer Molen. Die twee heeren geven nog wel eens onomwonden lucht aan hun antipathie voor dat ra .

IDA.

Wat wel eens erg hinderlijk kun ziin, voor mij althan . MOLEN (kijkt haar dankbaar aan).

Misschien ook voor.... anderen.

HAMEL.

Laat ik u een verder vertellen. Ze begonnen Bin Salim in de leverancies te bemoeilijken, dan weer was de kwaliteit niet volgens monster, dan weer de quantiteit, altijd hadden ze iet om pressie uit te oefenen.

POTTERS.

Maar nu het in-brutale! nu die viezigheid!

HAMEL.

Beneden alle kritiek. Ze bekletsten hem bij on op een infame .,.,ijze, maakten hem verda ht.

P01TEr~ .

En gingen zelfs zoo ver. met hem te be 'chuldigen van om- kooperij.

13

MOLEN.

Is die leverancier 0en geïmporteerde Arabier of een pranahan?

IDA.

Een groote woekeraar, tiaar ta at hij tenmin te bij eiken Ja- vaan voor bekend.

HAMEL.

Maar, juffrouw letter, dat i toch iets, wat u niet bewijzen kunt! Die man leent geld en vraagt er natuurlijk wat rente voor, dat doet toch elke bankinstelling ook. Hij vraagt een iets hoo- gere rente, omdat zijn ri ico zooveel grooter i • dat i toch be- grijpelijk.

POTTEI~ ~.

En dan, led. tlat geklet . hebben wij onderzo ht en natuurlijk, zooal. altijd, de zegsman lag in 't graÎ.

MOLEN.

Maar wat ik nu niet erg goed begrijpen kan. heeren, i , dat die Sinjo' den Arabi r bij u aanklaagden wegen' omkooperij. Ik

VOOr mij acht een Arabier er anders be, t toe in taat.

HAMEL.

Ach meneer Molen, daar taat die man immer' veel te hoog VOor aangeschreven, de man verdient aan t Gouvernement een 'Iordige duit. Wat zou die man nu aan omkooperijen hebben; wat zou hem een verdienste daarvoor vall een paar honderd gulden lOeer -kunnen chelen!

MOLE.

Wat een paar honderd gulden ecn Arabier s helen kan, ho maar, meneer Hamel.

POTT.El~ .

Maar niet voor iemand al Bin alim, die duizenden verdient;

VQor hem is 't een peulschilletje, de moeite niet waard, zijn hand er voor om te draaien.

HAMEL.

Weet. dat die man maanden heeft van veertien à ze tien dui-

,

(12)

zend gulden voor gedane leverancie', nogal geen kleinigheid.

Maar om bij ons verhaal te blijven. Drie keeren waarschuwde ik die gladakker , dreigde hun zelfs met ontslag en ze gingen er nog mee door, totdat ik ze de dienst uitzette. En drie dagen na hun ontslag begonnen de relletjes. Die dreigden zoo'n omvang te nemen, dat ik be loot ze alle drie achter slot en grendel te zetten en militaire hulp in te roepen. Natuurlijk alles door hun bewerkt.

MOLEN.

Wat ik niet begrijp is, dat ze na uw derde waarschuwing /log den moed hadden den Arabier bij u aan te klagen, dat is mii te machtig, want zoovcr ik een Indo ken, is hij daartoe alleen dan in staat, brani genoeg, al hij absoluut gelijk heeft.

rIAMEL.

Maar begrijpt 11 dat dan niet, hun doel wa natuurlijk, om van Bin Salim geld te krijgen, hem ertoe te dwingen desnoods, hem eruit te werken. Mi '. chien hadden ze wel een anderen reflectant voor die leverantie • waaraan voor hun wat meer te verdienen viel. Geloof me, t zijn geraffineerde schurken, al die Sin/o's, tot alle in staat.

MOLEN.

U hebt de zaak natuurlijk . criCll onderzocht, nietwaar, par·

tijen met elkaar geconfronteerd.

POTTERS.

Nog al logisch, we hadden echter die bruintjes al gauw in de miesen.

HAMEL.

Luister u nu eens even verder, meneer Molen. Berst werd de goedang van Bin Sulim in brand gestoken, toen zijn huis gebom- bardeerd en elke nacht, zoodat ik me verplicht zag er vier po- litielui op wacht te plaatsen.

MOLEN.

I dat die wacht, die \I door soldaten wenscht vervangen te zien, waarover u zooeven met me sprak.

.,

HAMEL.

Jui t, voor één oldaat heeft een inlander natuurlijk meer re'·

peet dan voor twee mantries. MOLëN.

En 'vertel 1l1~ nu een, nIeneer Hamel, hoe ging 't na de arre - tatie van die Indo' .... werd 't wat kalmer?

porl'ERS.

Integendeel. toeu begon het jui t, een algemeene lachting werd geproclameerd.

HlLDA (verschrikt)

V\ at zeg je daar Col' ... een algemeene slachting, maar daar heb je nooit een woord over gerept?

POTTEI~ .

Waar wa het voor noodig, kind .... ik zou jullie er maar on- geru t mede gemaakt hebben.

MOLEN.

Maar dat lijkt me al heel vreetlId, ik zou daaruit opmaken, dat die "'injo' purt noch deel aan die relletjes kunnen hebben gehad.

HAMEL.

Wat zegt ti.... waaruit concludeert 11 dat?

MOLEN.

\\ el heeren.... zoo gauw de hoofdaanleggers gevat zijn, i gewoonlijk de moed van de aanhanger geweken. Waaruit hebt u nu de bewijzen geput, dat die injo' de voormannen zijn?

POTTt:I( .

Maar meneer Molen. daar i' toch geen twijfelen aan mo- gelijk?

MOLEN.

Waarom niet? Ik geloof, dat de heeren zich een weinig te veel hebben laten mee leepen door hun antipathie voor het bruine geslacht.

(13)

16

HAMEL.

Neen, neen, heusch niet, als u dat soort kent, zooals ik het ken.

HOU. • • • Heusch, meneer Molen, vertrouw ze nooit, houd ze

!lteeds in de gaten, er i geen gemeener tuig dan die bruine loe- bers denkbaar.

POTTERS.

Geen gemeener tuig. . . . .. natuurlijk bedoeld die van nature bruin zijn, niet die een door de zon verbrande huid hebben, ZOQ-

als ti bijvoorbeeld. (lacht sarcastisch) MOLEN.

Zooals ik? ... Dacht u dan dat mijn kleur een verbruinde i· ....

Pardon, ik ben van nature bruin. zoo geboren.

HAMEL (lachend).

Du met andere woorden ... ik ben een sinjO. hè. ha! ha! h~ ! MOLEN.

Waarom lacht u? Lijkt u dat zoo \ reellId? Kan ik geen injo zijn?

HAMEL.

Ja, ja .... Zooals zeker .... eh .... juffrouw Vletters over een jaar een Nonnah zijn kan al ze eIken dag door de zon gaat.

MOLEN.

Pardon .... ik scherts heuseh niet, daar hcb ik trouwens geen reden voor, ik ben een echte Indo, ecn Sinjo, en ik . chaam me er lIiet voor.

POTTERS.

Ach, maar dat is toch onmogelijk, er zit in u net zoo veel In- disch bloed als in mij, noch uw forsche bouw, noch uw trekken.

noch uw uitspraak .... Kom, kom, meneer Molen, uw mop gaat niet op.

IDA.

Nou Cor, ik moet je zeggen dat ik in Batavia wel meer groote Indo's gezien heb .... Maar iets in hun voorkomen verraadt toch direct het ras, terwiil bij u, meneer Molen ....

MOLE

Geloof me, juffrouw Vletters, ik ben een echte Indo, een Sinjo, zooals men 't noemt, ader een blanke, moeder een echte dessa- vrouw, een van het zuivere ra . Dus niet te veel op de Sinjo's sputteren, want (lachend) anders krijgen wij het samen aan den stok, ik vecht voor mijn broedertjes! ja, ja!

HILDA.

Als u het niet zoo serieus bevestigde, zou ik het heu ch niet willen gelooven. U hebt nu ab olunt niets van een Sinjo, geen platte neu , geen dikke lippen, bijvoorbeeld en dan die groote zwarte oog en ....

MOLEN.

Heusch mevrouw, ik ben een sinjo, het is de waarheid en ik ben er trot ch op. Zoo ziet u, dat men 't Indora nog heelemaal niet kent. Al de blanke den bruine beter zou kennen, dan zouden de heeren zich zoo niet uitlaten, integendeel, ze zouden er medelij- den mede hebben, ze zouden hunne medewerking verleenen hen op te heffen, hen naarvoren te trekken uit hun i olement· als be- stuursambtenaren de Regeering wijzen OP plichten, die maar al te chandelijk verzaakt worden. Wat wordt voor een Indo ge- daan. Men be- en veroordeelt ze zonder eenig recht.

HAMEL.

Wel allemachtig! Me dunkt, wordt niet alle voor hun ont- Wikkeling gedaan, cholen, hoogere en lagere cholen.

MOlE.

Noemt u dat alle? Drie hoogere Burger cholen in héél Ne- derland ch Indië, waar all Java alleen een bevolking an biina 40 millioen zielen telt?

POTTER.

Me dunkt! Hoeveel wou u er dan wel hebben?

MOLEN.

Zooveel, dat, gelijk bij u in Holland, elk kind ervan genieten kan, zonder groote oHers van de ouder te eischen.

2

(14)

HAMEL.

Groote offers eischen. Wat bedoelt u?

MOLEN.

Hier kan alleen een kind de H. B. S. bezoeken als de middelen van Papa het toelaten. Of denkt u, dat dat geen geld kost, als men, laten we zeggen, op een binnenplaatsje woont en je zoon of dochter in Soerabaya de H. B. S. bezoeken moet. En hoe moet 't gaan als men op de buiten bezittingen zit? Kostgeld moet worden betaald, daarbij verhoogde schoolgeld, en dan, als 't einddiploma behaald is, wat dan. . .. alleen in Europa kunnen ze afstudeeren. Bij u in Holland kan de zoon van uw huisjongen, van uw koetsier naar de H. B. S., 'gaan afstudeeren, zonder van de ouder hooge offers te eischen. Elk dorpje heeft een 11. B. S.

(de telefoon belt)

POTTERS (gaat naar de telefoon).

Een oogenblikje als je belieft (neemt de hoorn) Ja .... sapa.

Ah, ja, Regent. . .. Oh, ja, ja, amper loepa sebentar dateng re- gent. ... Ja ebentar ... ia, ja, kandjeng assistent-resident

djoega ada sini.... dag regent.

HAMEL.

Verduiveld, zeker voor de koempoelan, Potters?

POTTERS.

Ja! Met al dat praten bijna de koempoelan vergeten.

HAMEL ( tot Molen)

Jammer, dat we het gesprek onderbreken moeten, meneer Mo- len, u excuseert on wel, niet waar, we hopen binnen het uur terug te zijn en dan zullen we 't Indovraagstuk verder behan- delen.

MOLEN.

Heel graag! Ik zal dan maar naar mijn Hotel gaan om ....

HILDA.

Neen, neen meneer Molen, u blijft bij ons rijsttafelen, daar is op gerekend.

POTTERS.

Natuurlijk, dat is stilzwijgende conditie. En dan, wij zijn da- delijk terug, binnen 't uur.

MOLEN.

Heel vriendelijk van u, maar dames .... (wijst op z'n tenue) lDA.

Geen maart jes, meneer Molen. Maart jes duldt de Indische gastvrijheid niet.

HAMEL (gereed voor vertrek).

Als men juffrouw Vletters hoort, zou men zeggen, dat ze hier haar heele leven lang geweest is. Dat spreekt over Indische gastvrijheid, alsof ze 't niet anders weet, ha! ha ! Tot straks, dames, meneer Molen ....

POTTERS (lfilda even kussend) Tot straks allemaal, daaag! (beiden af)

ZESDE TOONEEL.

HILDA. IDA. MOLEN.

IDA.

Ik ben toch blij, dat die Koempoelan een eind aan het gesprek heeft gemaakt.

HILDA.

Ik vreesde een botsing.

MOLEN.

Maar dames, waarom? 't Is een bespreking van eene doodge- wone zaak. Ik wees de heeren op onbillijkheden en me dunkt, daar heb ik toch gelijk in, nietwaar?

HILDA.

Ja .. " maar.... eh ....

(15)

MOLEN.

Ik spreek altijd en overal mijn ra genooten voor, vooral bij Bestuursambtenaren, die kunnen veel voor het Indoras doen, oh!

zoo veel!

HILDA.

De Bestuursambtenaren? wat kunnen die 'er voor doen?

MOLEN.

lieel veel, mevrouw! m te beginnen, de regeering op vele ge- breken wijzen, op vele leegten; u moet toch toegeven, dat voor den Indo nog veel te weinig gedaan wordt.

l1ILDA.

Mijn man beweert altijd, dat de Indo de toege token hand nooit wil zien, ze zijn vervuld met rassenhaat, ze prefereeren een voortdurende vijandschap.

MOLEN.

Dat legt uw man verkeerd uit, Mevrouw, en dat is het juist, men gaat den oorsprong nooit na. Kijk een , waar i vriendschap denkbaar tus chen twee wezens die in denkbeelden en ideeën zoo van elkander verschillen? De Europeaan vergeet maar al te vaak, het ontstaan van het Indoras, zijn bruine kleur moet maatstaf zjjn. Men verwaarloost den Indo en geloof me, bij nakoming van de moreele plichten, bii goed onderwijs zullen de deugden, die de Indo van zijn Javaansche moeder heeft, chitterend naar voren komen. U geeft toch toe, dat 't gro van de blanken hier, waar- aan we ons ontstaan te danken hebben, be taan heeft uit Paria's van 't EurQpeesche element. Bijna een ieder, die hier in Indië kwam, had iets op zijn kerfstok. Ons cosmopoliete Koloniale le- ger leverde daarvan het allergrootste deel af. Moraliteit ;as on- der die menschen haast niet te constateeren, en verlangt men nu toonbeelden van braafheid, hoogstaande wezens van afstamme- lingen van die soort lui? Heeft een Europeaan, die dat weten moet, het recht, de Indo te vertrappen, te miskennen. Wien dankt de Indo zijn ontstaan?

21 IDA.

Miin neef schettert altijd met de leer van Lombroso, overerfe- lijk criminalisme. De ontaarding, zegt hij, staat duidelijk voor oogen.

MOLEN.

Daaraan heeft hij gelijk, als hij maar de eigenschappen van den blanke daarmede voor oogen telt. Onderwijs, ontwikkeling voor den Indo, dat noemen ze utopie, onbegonnen werk. Neen, heu ch dames, er zijn lIog te veel onbillijkheden.

HILDA.

Staat u tijdens uw verblijf hier onder de bevelen van den as- sistent-resident, meneer Molen?

MOLEN.

Mevrouw gooit 't ge prek over een andere boeg, hè? Pardon, mevrouw, ik ben zelfstandig, heb plein pourvoir alleen moet ik natuurlijk zoo veel mogelijk voeling houden m~t de wen chen van den assistent-resident, maar zoo die met de mijne in strijd mochten zijn, doe ik wat mij het beste dunkt, altijd als ik 't ver- antwoorden kan.

IDA.

Als de heeren dan maar gelijke denkbeelden hebben, anders ...

MOLEN.

Dat zal wel losjoopen; als de heeren het nu maar niet altijd over de Sinjo's hebben, want heusch, dat zou ik niet kunnen ver- dragen. Wij, Indo's, worden toch al zoo achteruit gesteld met alles,. n?Oden en behoeften kent men ons niet toe, veertig gulden salans IS al heel veel, - ze eten immer' toch rijst met ajoor en droge visch, - niets wordt gedaan om ons te onttrekken aan de onwaardige plaat , die wij in de koloniale maatschappij in- nemen, immers een Indo is ecn uitvaagsel.

HILDA.

Maar, meneer Molen!

(16)

MOLEN.

Ja, ia! maar al te waar, mevrouw, een Indo mag en kan geen idealen hebben, in een Indo moet men geen vertrouwen stellen,

hij heeft perverse neigingen; enfin, alle mogelijke slechte eigen- schappen en het allerellendigst is, dat men generaliseert, de haat van een blanke voor den bruine is nooit individueel.

lDA.

Daar JIebt u gelijk in, en dat vind ik nu ook 'een schreeuwende onbillijkheid. Ik heb daarover met mijn oom en ook met mijn neef in die paar dagen al heel wat onaangenaamheden gehad. Zij kun- nen niet verdragen, dat ik als totok ze aardig vind en heuseh, ik meen het, ik vind het een allervriendelijkst volkje, hulpvaardig, voorkomend, ze zijn me bijzonder meegevallen.

HILDA.

Dat beweer ik ook, maar ach, het beste is, laat ze maar praten!

MOLEN.

Neen, mevrouw, niet laten praten, integendeel.

HILDA.

Zoo voorkomt men immers onaangenaamheden en waar 't le- ven toch al zoo kort is.

(Siman komt op en gaat naar mevr. Potters) ZEVENDE TOONEEL.

DE VORIOEN. SIMAN ..

HILDA.

(Siman opmerkende) Maoe apa Siman!

SI MAN.

Kokkie koe ang mengertie njonjah poenja prenta perkara ma- kanan.

HILDA (opstaande)

Bilang saja dateng. U excuseert me wel even, meneer Molen, onze keukenprinses moet me hebben. Jij zult zoolang de hon- neurs wel willen waarnemen, hè led? (gaat af)

IDA.

Oa je gang, Hil, mij be t toevertrouwd. MaLE (lachend)

Dat zou ik ook zeggen!

ACHTSTE TOONEEL.

IDA. MaLE IDA.

U komt van oerabaia, niet waar? Woont u er al lang, meneer Molen?

MOLEN.

Bijna twee ia ren, juffrOll\\, maar mijn overplaatSing zal wel niet lang meer we blijven.

IDA.

Wat u wel betreuren zult. U \: oont zeker bij uwe ouders in?

MOLEN.

Neen, pardon, ik heb geen ouder meer, tenmin te, mijn moe- der i dood en waar mijn ader zit, dat \: eet ik niet.

IDA.

Wat zegt u daar, weer u niet \\aar uw vader zit?

MOLEN.

Neen .... mijn vader heb ik nooit gekend.

IDA (lacllend)

Nu stelt u mij voor een raad el.

(17)

MOLEN.

Helaas, toch niet, zooals ik zooeven zeide, was mijn moeder eene .... eenvoudige dessavrouw, mijn vader een Europeaan, een hoog, ia een heel hoog staande Europeaan, die op den dag van mijn geboorte er van door ging, mijn moeder en mij als het ware aan het noodlot overlatende.

IDA.

Het spijt me die snaar te hebben aangeroerd, ik vraag u wel om vergeving.

MOLEN.

Pas du tout, juffrouw Vletter, ik preek er natuurlijk niet graag over, maar .... U kent zeker de familie Potters door en door.

IDA.

Ja, natuurlijk, mijn moeder wa ook een juffrouw Potters, de tante van Cor.

MOLEN.

Ach zoo, en heeft u buiten zijn vader nog meer ooms?

IDA.

Neen, tenmin te geen Potter. Mijn grootvader had maar twee kinderen, mijn moeder en Cor's vader.

MOLEN.

En is de vader van meneer Potter al lang in Indië?

IDA.

Nou, zeker wel een kwart eeuw, de laat te tien jaren niet aan één stuk, want dan was hij hier voor een maand of vijf, zes, dan weer in Holland.

MOLEN.

Uw neef is dus een lndi che jongen, du hier geboren?

IDA.

Wel neen, Cor is een echte Am terdammer. Als een jongen

,

van een jaar of drie is hij voor het eerst in Indië gekomen, maar toch weer vroeg terug gegaan.

MOLEN.

Ach zoo, du uw oom kwam getrouwd uit Holland?

IDA.

Zoo ver ik weet, ja, waarom vraagt u me dat zoo?

MOLEN.

Omdat. .. . eh .... omdat tegelijk met mijn vader een zekere Potters verdween.

IDA.

Het zal wel geen familie van on zijn, tenminste zoover ik van de familieom tandigheden op de hoogte ben. Oom en Cor zijn de eenige Potters in Indië. Denkt u hier een poo te blijven?

MOLEN.

Dat zal van de omstandigheden afhangen. Ik weet niet hoe lang ik noodig zal hebben met het onderzoek.

IDA.

Met het onderzoek? Maar, dat i toch al geschied door de beide heeren.

MOLEN.

En toch, ik heb de opdracht daartoe gekregen en daaraan moet worden voldaan? Ik kan in een paar dagen klaar komen en mi - sehien een paar weken daarvoor noodig hebben.

IDA.

Met een verblijf van eenige weken zult u niet te feliciteeren zijn. Een ne t, hoor, een echt binnenplaat je. En wat zal uw vrouw dat vree elijk vinden?

MaLEr (lacht).

Van mijne afwezi heid heeft nog geen vrouw last, juffrouw Vletters, zoo rijk ben ik nu nog niet, nog altijd tout eu!. celi- batair.

(18)

IDA.

Hè, is u nog niet getrouwd. Me dunkt u hebt er toch den leef- tijd voor!

MOLEN.

Ja, de rijpheid bezit ik al, maar zoover i het nog lang niet, nog niet verloofd, zélfs nog niet verliefd.

IDA.

Nog niet verloofd, en zelf nog niet verliefd? Wanneer begint u er mee? (ze lacht) U zult wel zeggen, wat een nieuwsgierig menschje, hè, maar u moet me nemen zooals ik ben, meneer Molen, ik ben anders dan anderen. Men dweept wel niet met excentrieke menschen, maar ....

MOLEN (in de rede vallend).

Ik wel, ik vind het echt leuk en dan, men kan toch op de ge- stelde vraag zoodanig antwoorden, dat men 10 laat wat men kwijt wil, nietwaar? Neen, ik mag inconventie wel!

IDA.

Dat merk ik, enfin, ik ben ook inconventioneel. (lacht) En u hebt gelijk, u zegt wat u kwijt wilt, daarom maar over mijn laat- ste vraag heengesproken. Ah, ik zie dat uw glas leeg is. (staat op en roept Siman, die na geantwoord te hebben opkomt)

MOLEN.

Nou, nou, niet zoo gepikeerd zijn, zoo bedoel ik 't niet. Ik zal u dadelijk het antwoord erop geven. (Jntusschen geeft Ida den jongen last 't glas van Kapitein Molen te vullen) Die luxe mag ik me nog niet permitteeren.

IDA.

Kom, kom, uitvlucht je . Een vrouwenhater mis chien?

MOLEN.

Neen, gelukkig niet, maar ach, wat zal ik u zeggen, ik stel

" eischen.

IDA.

Aeh zoo! Te hooge ei chen mis ehien. U kent het spreek-

woord, nietwaar, die het onderste uit de kan wil hebben, krijgt gewoonlijk het deksel op z'n neu .

MOLEN.

Hooge ei chen, wat u hoog wilt noemen. Ik zou bijvoorbeeld eischen, dat mijn vrouw van eenige ontwikkeling is, mijn land en mijn olk liefheeft, dat ze ruime opvattingen heeft van 't leven, dat ze ... .

IDA.

Dat zijn toch doodgewone ei chen en hebt u nog geen vrouw gevonden die aan deze ei chen voldoet?

MOLEN.

Maar dat i nog niet alles. Daar komt nog meer bij. Ik wil dat zjj mij boven alle liefheeft, mij vereert, maar met geen blinde liefde, met geen blinde vereering. Ze moet in mij een gewoon men ch kunnen zien, en dat is zoo makkelijk niet.

IDA (lacht hartelijk)

Ha! ha! ha! dacht u dan, dat ze u oor een Newfoundlander houden zal.

MOLEN.

een, dat 'bedoel ik niet, ik bedoel een gewoon men eh, een zwakke, zoekende mensch, een men eh die behoefte heeft aan steun, meegevoel, vermaning, terechtwiizing.

IDA.

Dat i heel veel!

MOLEN.

Ziet u wel? Daar hebt u het al! Ik moet een vrouw hebben, die het vrouwzijn begrijpt, die m'n innerlijk, m'n smachten naar iets hoogers begrijpt.

IDA (langzaam en ernstig).

Ja, u hebt gelijk, man en vrouw moeten de leegten in elkanders leven kunnen aanvullen, een waarborg voor een blijvend geluk.

(19)

28

Dat is altijd ook mijn ideaal geweest. Maar me dunkt, zoo iemand is toch wel ergens te vinden.

MOLEN.

't Zou al heel treurig zijn als zoo'n vrouw niet te vinden zou zijn, maar. . .. dan nog als zoo'n vrouw gevonden werd, zou zij mij willen hebben.

IDA.

Waarom niet, u hebt toch een po itie, u bent toch ....

MOLEN.

Neen, neen, daar gaat het niet om.

IDA.

Waar gaat het dan wel om?

MOLEN (langzaam, haar aankijkend).

Het gaat hier om een .... naam.

IDA.

Om een naam? Hoe bedoelt u dat? Die hebt u toch!

MOLEN.

Neen, helaas niet. De naam, dien ik draag, i mijn eigendom niet.

IDA.

Wat zegt u nu? Dat begrijp ik heelemaal niet!

MOLEN.

Zooals ik u zei, verliet mijn vader bij mijne geboorte het land, mij en m'n moeder achterlatend zonder mij te erkennen. Een brave Indo, frits Molen, adopteerde me en schonk me zijn naam. De naam dus, die ik nu draag, is de mijne niet, is niet mijn rechtmatig eigendom. Voor ik ooit aan trouwen denken ga, moet ik eer t in taat worden gesteld mijn eigen naam te be- machtigen, 't verblijf van m'n vader uit te vinden.

IDA.

Een hoog taande vrouw zal daar geen bezwaren in vinden.

Integendeel. Ik tenminste zou er niet dat (klapt met haar vin- gers) om geven. Wat zal rijkdom, naam, positie een vrouw kun- nen schelen. AI de man, dien je liefhebben kunt, aan de ei eh en voldoet, en gewoonlijk eischt een vrouw van een man, gelijk u zegt, het begrip van man-zijn, dan wordt naar geen afkomst, geen landaard gevraagd, noch minder naar den naam.

MOLEN.

Zoo redeneeren niet alle vrouwen, juffrouw Vletter . IDA.

Gelukkig niet alle, maar toch vele. Wat zou het eentonig zijn al ze allemaal hetzelfde wilden; het leven moet variatie heb- ben, vindt LI niet? En hebt u hoop uw vader terug te vinden?

MOLEN.

Ik ,tel er tenminste alle voor in 't werk.... en al ik hem vind, zullen we tot eene afrekening geraken. Hij zal me zijn daad moeten verantwoorden! h, al ik maar aan die moge- lijkheid denk. Begrijpt u (zachter) begrijpt LI waarom ik me het lot van m'n ra genooten zoo aantrek. 't Geen mijn moeder heeft moeten lijden, 't geen ik heb moeten lijden i zoo onbegrijpelijk groot, dat.... Ach, laat ik er nict aan denken, want dan ....

dan gloeit en brandt het hierbinnen van haat, van wraak. Welk recht heeft de blanke on te vertrappen, OI1S te haten! Welk recht? Ons zieleleed, ach, dat wrijven ze aan hun zool, onze toe- kom t, dom moeten we blijven, immer daar alleen trekken zij profijt van. Hoe ik me zooeven inhield, u begrijpt het niet, maar ik had die heeren wel om de ooren kunnen laan. Het i mode op den Indo te schimpen, te chelden, het behoort tot de bon ton.

U begrijpt niet, hoe weldadig mij uwe appreciatie voor mijn land, voor mijn volk wa , het gebeurt maar zoo zelden, dat men. . .. (Hilda komt binnen)

(20)

NEGENDE TOONEEL.

DE VORIGEN. HILDA.

HILDA.

Meneer Molen, daar staat in de achtergalerij een sergeant, die naar u vraagt. Zal ik hem binnen laten?

MOLEN (opstaande).

Wel neen, mevrouw, ik zal even naar hem toegaan, als u mij de weg maar wijst.

HlLDA.

(naar de deur links) AI 't u belieft, daar staat uw man.

MOLEN.

D'kk ? De dames excuseeren mij 0, dat is m'n sergeant 1 ers.

een oogenblikje? (af)

TIENDE TOONEEL.

liILDA. IDA.

HILDA.

Ik heb je wel een beetje lang alleen gelaten, hè led?

IDA.

Wat ik niet betreur, HiJ, ik heb me aangenaam b.ezig gehou- den, ik vind hem een charmante man, een Indo 10 hart en nieren.

HILDA.

Hoe bedoel je dat?

IDA.

Die man dweept met zijn land en zijn volk, zij.n r~s is h~m

alles en als Gor en de assistent-resident hunne u.t1atmgen met een weinig temperen, zie ik groote onaangenaamhede~. ont- staan. Hoe die oogen van hem glinsteren al je het over ZlJll ras

hebt. Hij maakt den indruk van.... niet bang te zijn, en ....

oprecht. Hij wind geen doekjes om zijn opinie.

liILDA.

Dan moeten we Cor en mijnheer Hamel ervoor waar chu- wen, ik zou het erg betreuren, al er kwestie tusschen hen zou ont taan. Zie je, als ik Cor nu maar aan den invloed van meneer Hamel kon onttrekken. Het i of Hamel hem heelemaal onder zijn invloed heeft. Cor doet letterlijk alle wat Hamel wil.

IDA.

Ja, dat meen ik ook al opgemerkt te hebben.

HILDA.

Weet je waarvOor ik zoo bang ben, red, een lndo kan zoo diep in zijn haat zijn en wraakzuchtig.

IDA.

Het eerste kan ik mij best voor tellen, het i een natuurlijk ge- volg, het andere, ach .... integendeel, ik geloof, dat hij een ge- vo I men ch i . Hij sprak zoo terloop over z'n moeder, zoo teer en zoo lief en zacht klonk z'n tem.'t 1 een man die je wel direct leert kennen, leert doorgronden en dat heb ik bij de Indo's meer opgemerkt. Men noemt ze indolent, maar daarvan heb ik nog niet veel gezien.

HlLDA.

Ach, dat i onzin, onder elke natie vindt men indolente en ac- tieve menschen, ofschoon met dit warme klimaat indolentie wel te excuseeren i . Ik heb zelf zoo vaak het gevoel, dat ik te lui ben om een tap te verzetten. Heeft hij het met jou over zijn moeder gehad?

IDA.

Zoo terloops. Hij had 't ook over zijn vader en over een ze- keren Potters. die tegelijk met zijn vader verdween. Hij vroeg of ik buiten Cor's vader hier nog andere familie heb met den naam van Potters.

(21)

tIILDA.

Dat is toevallig, hè? en weet hij niet, waar zijn vader is?

IDA.

Neen, daar zoekt hij naar. Mi chien weet hij niet eens, hoe z'n vader heet, hij heeft het tenminste niet gezegd en ik heb er hem niet naar gevraagd.

tnLDA.

Natuurlijk heet zijn vader Molen, dat kan toch niet anders.

Wat eigenaardig, dat hij jou dadelijk zijn levensge chiedenis verteld heeft.

IDA.

Eigenaardig .... het eene bracht het andere mede .... en als je dat nu zijn levensgeschiedenis noemt. Ik geloof, dat daar wel wat diepers in chuilt, want Molen heette z'n vader niet, zeide hij, die naam werd hem gegeven.

HILDA.

Je schijnt je voor meneer Molen te intere eeren, led. Wat gaat het on eigenlijk aan.

IDA.

Om je de ~ aarheid te zeggen, ja, toch intere eert 't me wel.

HJLDA (schalks, met den vinger wijzerul) led. . .. led.... led.

IDA.

Hè, wat flauw!

(Molen komt binnen)

ELFDE TOONEEL.

DE VORIGEN. MOLEN.

MOLEN.

Wel wat lang weg geweest, dame, ik bied u wel m'n excuus aan, Dikkers had me zooveel nieuw te vertellen.

33 HILDA.

Pa dll tout, meneer Molen, ik hoop, dat het goed nieuw wa?

MOLEN.

Hij gaf me enkele inlichtingen omtrent de gevoelen hier van de bevolking. Ik geloof werkelijk, dat we dien aannemer een beetje meer in de gaten moeten houden.

IDA.

Dat heb ik altijd beweerd, mijnheer Hamel echter i, van an- dere meen ing.

MOLEN.

Mi chien kan ik wel ongelijk hebben. (lla een poos) Ik zag daarachter een piano, mIlsieeeren de dames?

IDA.

Ja. mijn nicht 'peelt piano.

I1ILDA.

Maar Lij ook en dan, zingt ze zoo mooi, Lij g diplom rd zangere .

MOLEN.

Dat L verrukkelijk! Wat zal ik dan kunnen genieten, ik ben dol op muziek.

IDA.

En doet ti er zelf niets aan?

MOLEN.

Ja wel zoo'n beetje, ik tokkel wat op de piano, een Ninnah Bobo of een Stamboelmop, een Krontjong en dan peel ik zoo'n beetje cello.

I1ILDA.

Cello! hè, dat vind ik een prachtin trument!

MOLEN.

Al men er goed op peelt, ia. maar ik kra er maar wat Op,- VOor tijdverdrijf!

(22)

IDA.

En hebt u uw cello meegenomen? We kunnen dan mu~iek­

avondjes organiseeren.

MOLEN.

Neen. Maar als ik hier langer blijf, laat ik mijn instrument b - sli t opzenden (hij kijkt naar een foto aan den wand) Een be- kende foto (staat op, gaat naar de plaats toe, waar de foto hangt) (ver chrikt) \Vat, hebt l\ ook zoo'n photo?

HILDA.

Ja, kent 11 die dan?

MOLEN

(neemt de foto vall den wand) Maar al te goed - daar taat mijn peetvader op - hier die lange man met dien grooten hoed in de hand en de man er naa t is De Kok.

liILDA.

Precie , I-lel'llJan de Kok, één van de administrateurs van mijn schoonvader. Mijn choonvader is er ook bij, hier zittende OP den grond, voor dien langen man.

MOLEN (ver chrikt)

Dat. ... dat i uw choon ader .... Jan .... Jan Potter ....

is dat. ... uw oom? (hij laat zich dOlllp Of) een stoel neervalle1l, staart met wijdopenges/Jerde oogen \'oor zich uit en i ontroerd)

IDA (op Molen toe nellelllle).

Maar wat cheelt 11, meneer Molen?

MOLEN (langzaam)

Niets, neen, dank u .... dat i .... maar, mijn God.... dan is ... .

HILDA.

Wie .... wat?

MOLE (heesch).

eell. pardon.... ik ben.... t i al over.... ik.... ik ver- :wek 11 alleen.... met nie .... mand over dit voorval te spre- ken .... beloof me dat .... niet vertellen.

(Bij de laat 'ie woorden daalt h t doek langzaam) EI DE VAN HET EER TE BEDRIJF.

TWEEDE BEDRIJF.

Dezelfde decor als in het eerste [Jedrijf. flet peelt Ollgln'eer een vijftien dagen later, des morgens. Vergeef de data van den wandkalellder niet te ven'OT/gen.

EERSTE TOONEEL.

POTTER , [JA RNA liILDA.

Bii liet o/Jgaall vall Izet gordijn zit Potters aan de schrijftafel, in gedachten verzonken. Na eell korte poo begint hii te schrij-

\'ell, maar schiint zijn gedachten niet bij zijn werk te kunnen concc1Itreercn, \Vant !lij legt zijn pen al poedig neer en mijmert weer \'oor zich /iem. Ollderwiillloort men pianomuziek, Andante uit een Beethovens Sonate. Eindelijk komt fJilda van links op.

Zij bUm even aan de deur staan, i eelligszins verbaa d Potters allee1/ te zien, nadert "em)

HILDA.

.. " ben je alleen .... Ik dacht, dat meneer Hamel er al zou lijn, jullie hebt toch een conferentie.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITL V. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te

uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te

De hooghartige moeder zag wel, dat het jonge echtpaar zeer gelukkig was, maar zij kon toch haar woede niet verkroppen , dat de heer en mevrouw V an Waarde

't Was veilig! Nog nooit was er een ongeluk mee gebeurd en al zou 't kunnen gebeuren, John wist dat zijn Moeder ver- trouwen had in 't werk van haar man en dat stelde hem gerust.

karweitjes op te knappen. Zoo goed hij kon, ruimde hij op, wat er op te ruimen viel. En dat was héél wat. Zoo af en toe kwam er wel eens een van de bemanning naar beneden en zette

_ ... 0, wat dat betreft, daarvoor behoefde zij geen angst te hebben, want in de laatste dagen was el' niets ernstigs gebeurd, en als er dooden waren, dan zou dit al dadelijk naar

witkoppen, rondom de boot, dic het duidelijkste bewijs wa- ren, dat zij het land naderden. Een zeeooijevaar is ongeveer zoo groot als een eend, een witkop heeft

blies Jacob door zijn tanden, wien deze tirade te kras werd, en mevrouw haastig, om te voorkomen, at hij iets zeggen zou, want zij zàg den spottenden hoon