• No results found

[Uitzending 800: Jesaja 50:2 t/m 51:23]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 800: Jesaja 50:2 t/m 51:23]"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 800: Jesaja 50:2 t/m 51:23]

In de vorige uitzending heeft de HERE in Jes.50:1 t/m 3 in de directe vorm ge- vraag waar de echtscheidingsbrief is waarmee Hij de moeder van Juda heeft weggestuurd. Deze woorden zijn een toespeling op een wetstekst uit Deutr.24 over een document waarmee een vrouw kon worden weggestuurd. Daarmee geeft de HERE antwoordt op de klacht van de Judeeërs dat Hij hen heeft ver- laten (Jes.49:14). De HERE vraagt: ‘Heb Ik u soms verkocht aan schuldei- sers? Bent u daarom niet hier? Is uw moeder weg omdat Ik van haar scheidde en haar wegstuurde? Nee, u hebt uzelf verkocht door uw zon- den. En uw moeder werd genomen als betaling voor uw schulden.

De woorden maken duidelijk dat er geen brief bestaat met de scheiding tussen de HERE en Zijn volk. Vervolgens vraagt de HERE aan wie van zijn schuldei- sers Hij hen heeft verkocht. Daarmee noemt de HERE de hypothetische situa- tie dat Hij een schuldeiser zou hebben, maar dat is niet mogelijk. Daarom moet het antwoord op de twee vragen zijn, dat de HERE Zijn volk niet heeft verlaten. Maar, het probleem is dat er wel een straf komt, want die is concreet aangezegd.

In het tweede deel van vers 1 geeft de HERE een verklaring voor de overgave in de hand van de vijand: vanwege hun overtredingen zijn ze verkocht en vanwege hun zonden werd hun moeder weggestuurd. Ondanks het feit dat de HERE hen niet definitief wegstuurt, is er – in overeenstemming met de Wet (Lev.26; Deutr.28) – wel bestraffing voor zonden.Door verdere vragen wil de HERE het volk tot bezinning brengen over de situatie waarin ze zijn beland. Hij vraagt of Zijn hand te zwak was en of er in Hem geen macht was om hen te redden? Nee, dat was het niet. De HERE had door de eeuwen heen steeds la- ten zien dat Hij er naar verlangde om dicht bij Zijn volk te zijn. De reden van de straf die komt ligt in het feit dat het volk niet naar de HERE luisterde, in hun koppigheid ligt de oorzaak van de straf. Dat de HERE niet krachteloos is wordt geïllustreerd met de beeldspraak dat Hij de zee kan bestraffen en rivieren in woestijnen kan veranderen, zodat overal stervende vissen liggen (vs.2).

Tegelijkertijd verklaart de HERE dat Hij in staat is de hemel in het zwart te doen gaan als in een rouwgewaad (vs.3). De HERE beschikt over zoveel

(2)

macht dat Hij in staat is de bestaande orde te ontbinden en daarom kan Hij ook verlossen. Hij is het vertrouwen van Israël waard!

De Judeeërs meenden dat de HERE hen was vergeten en dat het verbond was verbroken (Jes.49:14). Maar de HERE reageert met allerlei voorbeelden en vragen waaruit het tegendeel blijkt, Hij blijft bij Zijn volk. Uiteindelijk zal de verwoeste stad zo vol worden dat er onvoldoende ruimte is (Jes.49:16-21). De volken van de wereld zullen zelfs haar kinderen terugbrengen en voor Sion neerbuigen (Jes.49:22-24). Wanneer de HERE de tegenstanders verslaat en vernedert, zal de wereld erkennen wie God is. Tenslotte verklaart de HERE kracht te hebben om het onderdrukte volk te redden (Jes.50:1-3).

Aan de hulpeloze wordt hoop geschonken en hem wordt een ideale toekomst voor ogen gesteld, want straf wordt veranderd in overwinning. Deze toekom- stige daden worden tot stand gebracht door de onpeilbare barmhartigheid van de HERE. Door deze boodschap worden zondige en terneergeslagen mensen aangespoord hun vertrouwen op de HERE te stellen. Het herstel van Juda na de ballingschap is maar een gedeeltelijke vervulling van deze be- loften. De liefde van God is daarna vooral in Christus zichtbaar geworden. De verdere vervulling van deze profetieën van heil en herstel zal in de toekomst worden gerealiseerd.

Jesaja 50 vers 4: De HERE God heeft mij Zijn woorden van wijsheid gege- ven zodat ik weet wat ik tegen al deze terneergeslagen mensen moet zeggen. Elke morgen maakt Hij mij wakker en opent Hij mijn verstand voor Zijn woorden.

Vrij abrupt eindigt de Godsspraak of profetie in Jes.50:3. Zonder inleidende woorden klinkt nu de stem van een toegewijd persoon, die in vers 10 wordt ge- identificeerd als de Knecht of Dienaar van de HERE. De Knecht of Dienaar is in Jes.50:4 t/m 9 onderscheiden van het volk, dat blijkt uit het feit dat Hij het aanspoort en vermaant. Daarnaast is de totale toewijding van de Knecht of Dienaar moeilijk te combineren met het zondige volk in de tijd van Jesaja. Het gedeelte vormt een voortzetting van eerdere beschrijvingen van een persoon die als Knecht of Dienaar van de HERE wordt aangeduid (Jes.42:1-7; 49:1- 13). Ondanks de laatste oproep tot redding - door de Knecht - weerklonk

(3)

daarna de roep van twijfel en ongeloof (Jes.49:14,24). Maar nu - in Jes.50:4 - volgt opnieuw een aankondiging van het werk van de ware Dienaar van de HERE. Jes.50:4 t/m 11 is tegelijk het begin van enkele oproepen tot vertrou- wen op en navolging van de HERE. De Knecht of Dienaar verklaart dat de HERE hem woorden van wijsheid gaf. Het betekent dat hij in overeenstem- ming met de woorden en het onderwijs van de HERE spreekt. Daardoor is hij in staat met woorden terneergeslagen mensen te helpen. Dit vermogen om te ondersteunen en te helpen wordt steeds opnieuw versterkt doordat de HE- RE Hem elke morgen wekt. De woorden zijn een verwijzing naar Ps.5:4, waar een toegewijd mens, aan het begin van de dag, het aangezicht van God zoekt. Ook de Knecht of Dienaar van de HERE ontvangt dan het benodigde onderwijs.

Jesaja 50 vers 5: De HERE God heeft tegen mij gesproken en ik heb ge- luisterd, ik was niet opstandig en keerde Hem niet de rug toe.

De Dienaar is in staat te helpen en te ondersteunen omdat de HERE hem de oren heeft geopend. Hij heeft geluisterd en was niet opstandig en keerde Hem niet de rug toe. Deze beschrijving van de Knecht of Dienaar staat in schril contrast met het volk Israël in de dagen van Jesaja. Van dat volk lazen we de verzuchting van de HERE in Jes.42 vers 18: Och, had u toch maar naar Mijn geboden geluisterd! Op andere plaatsten moet de HERE zeggen dat zij ‘blind en doof’ zijn en een verhard hart hebben. In Jes.65 vers 2 moet de HERE zeggen: Maar Mijn eigen volk is een ongehoorzaam en dwars volk, waarnaar Ik de hele dag Mijn handen uitgestrekt houd, het volgt zijn eigen slechte paden en gedachten. Maar de Knecht of Dienaar van de HE- RE is bereid te luisteren en zich te laten onderwijzen. Daarmee toont hij toe- wijding aan de HERE en de bereidheid God Zijn werk in hem te laten doen.

Jesaja 50 vers 6: Ik ontblootte mijn rug voor de zweep en keerde mijn wangen toe aan wie mijn baard uittrokken. Ik verborg mij niet voor de schande, ook al spuwden zij mij in het gezicht.

Maar, de bereidwillige Dienaar ontmoet tegenstand bij de uitvoering van zijn taak. Dat werd al genoemd in Jes.49:7, waar zijn werk vergeefs leek. In Jes.50 vers 6 gaat het nog verder en wordt expliciet gesproken over tegenstand en

(4)

over de manier waarop de Dienaar of Knecht hiermee omgaat. Hij geeft zijn wangen aan wie zijn baard uitrukken en zijn rug aan wie hem slaan. Tevens verbergt hij zijn gezicht niet voor smaad en speeksel (vs.6). We kunnen niet onmiddellijk uit de tekst opmaken waarom de Knecht dit moest ondergaan, maar uit het verband valt op te maken dat het te maken heeft met zijn bood- schap (Jes.49:2; 50:4,10). Wie de weg van de HERE gaat, kan verdrukking ontmoeten en als misdadiger worden behandeld. Het geslagen worden kan een straf zijn vanwege een misdaad (Deutr.25:2; Jer.20:2; 37:15). Het bespu- wen van mensen geldt als teken van verachting (Num.12:14; Job 30:10). Het uittrekken van de baard wordt in de Bijbel niet expliciet genoemd, wel het uit- trekken van haren (Neh.13:25). De geschiedenis in 2 Sam.10 (vs.4-5) laat zien dat het afscheren van de baard een middel was om iemand te vernederen.

Wat vooral treft, is het feit dat de Knecht of Dienaar bereid is te lijden. Hij aan- vaardt de mishandeling en probeert zich niet terug te trekken. Jes.53 maakt duidelijk dat dit te maken heeft met Zijn taak als de lijdende Knecht of Dienaar van de HERE vanwege de zonde van het volk. Bij deze woorden moeten we ook denken aan de Here Jezus, de woorden werden vervuld toen Hij werd ge- arresteerd, in het gezicht gespuugd, geslagen en gegeseld om de zonden van het volk, maar ook om uw, jouw en mijn zonden.

In de verzen 7 t/m 9 wordt verwoord dat in de bereidheid en volharding om het lijden op zich te nemen, de Knecht de hulp van de HERE ervaart. Ook al wordt zijn gezicht bespuwd en worden zijn baardharen uitgetrokken, hij laat zich niet van Gods weg afbrengen. Hij weet dat hij niet beschaamd uit zal komen. Te- genstanders zullen de Knecht onrecht aandoen, maar uiteindelijk zal de HERE zijn eer herstellen en hem recht verschaffen. Daarom kan de Knecht de vraag stellen wie met hem een rechtszaak durft te voeren en hem schuldig zal ver- klaren. De vragen wijzen erop dat niemand het durft.

De Knecht of Dienaar wijst met de woorden: ‘Kijk, de HERE God staat voor mij! Wie zal mij schuldig verklaren?’ (vs.9) op de hulp van de HERE en wie kan hem dan veroordelen? Zij die het proberen, zullen als oude kleren worden vernietigd, oude kleren die door de motten worden opgegeten (vs.9).

Hoewel tegenstanders van de Knecht of Dienaar kunnen denken dat zijn be- straffing terecht is, de HERE zal de vernederde Knecht in het gelijk stellen en de belagers vernederen.

(5)

Jesaja 50 vers 10 en 11: Wie onder u vreest de HERE en gehoorzaamt Zijn dienaar? Als zulke mannen in de duisternis lopen, verstoken van enig licht, laten zij dan de HERE vertrouwen en steunen op hun God. Maar u die leeft in uw eigen licht, u die zich aan uw eigen vuren warmt in plaats van aan Gods vuur, Mijn hand zal u treffen en op een bed van smarten zult u moeten liggen.

Net als bij de andere profetieën over de Knecht van de HERE volgt op de be- schrijving van de Dienaar een slotdeel (Jes.42:5-7;49:7-13). Het is niet direct duidelijk wie aan het woord is, maar op grond van het laatste deel van vers 11 – waar de spreker zondaren straft – is het aannemelijk dat de HERE hier het woord voert. Het woord zal gericht zijn tot de Judeeërs in de tijd van Jesa- ja, zij worden opgeroepen tot navolging. De eerste vraag stelt dat wie de HE- RE vreest, ook luistert naar de stem van Zijn Knecht of Dienaar. Daarna vol- gen twee mogelijkheden en de consequenties. Laat hij die in het duister gaat en geen licht heeft, vertrouwen op de naam van de HERE en steunen op zijn God. Maar, er zijn ook mensen die vertrouwen en leven in hun eigen licht. Dat zijn mensen die de Knecht van God vernederen en beschuldigen. Zij zullen worden getroffen door het oordeel van de HERE. Hij verklaart dat dit door Zijn hand zal gebeuren en dat zij op een bed van smarten zullen moeten liggen.

Jesaja 51 vers 1: ‘Luister naar Mij, allen die rechtvaardigheid najagen, die de HERE zoeken! Denk aan de mijn waaruit u werd gedolven en aan de rots waaruit u werd gehakt! Nadat de HERE - in Jes.50:10 en 11 - twee we- gen heeft voorgesteld, spreekt Hij bemoedigend tot hen die rechtvaardig willen leven in Jes.51:1 t/m 3. Laten zij die rechtvaardigheid najagen en Hem zoeken ook naar Hem luisteren. De HERE spoort aan te kijken naar de rots waaruit ze zijn gehakt. Daarmee bepaalt de HERE het volk bij haar oorsprong (Jes.43:1).

Jesaja 51 vers 2 en 3: Ja, denk aan uw voorouders Abraham en Sara van wie u afstamt. U maakt zich zorgen omdat u met zo weinigen bent, maar Abraham was helemaal alleen toen Ik hem riep. En toen Ik hem zegende, groeide hij uit tot een machtig volk. Want de HERE zal Israël opnieuw ze- genen en haar woestijnen laten bloeien. Haar troostloze wildernis zal

(6)

mooi worden als de tuin van Eden. Vreugde en blijdschap, dankbaarheid en heerlijke liederen zullen daar de boventoon voeren.

In vers 2 wordt de wat cryptische beeldspraak uit vers 1 verduidelijkt door te wijzen op Israëls voorouders. De HERE spoort aan te letten op Abraham, hun vader, en op Sara, die hen heeft gebaard. De HERE riep Abraham toen hij al- leen was, maar Hij heeft hem gezegend en nageslacht gegeven (Gen.12).

Het is van belang op Gods grote daden in het verleden te letten, om te leren wie Hij is. Indirect wordt duidelijk dat de HERE de kleine groep die trouw is en de profetie van Jesaja hoort, op dezelfde manier nabij zal zijn. Vers 3 is een bemoediging voor allen die op de HERE vertrouwen. Hij zal doen wat Hij heeft beloofd.

Jesaja 51 vers 4 t/m 6: Luister naar Mij, Mijn volk, luister, Israël, want van Mij gaat onderwijzing uit en de waarheid die Ik doe kennen, verlicht de volken. Mijn heil en gerechtigheid zijn in aantocht, uw redding is nabij. Ik zal de volken regeren, zelfs de eilanden verwachten Mij en verlangen naar Mijn krachtig optreden. Kijk omhoog naar de hemel en naar de aar- de onder uw voeten, want de hemel zal als rook verdwijnen, de aarde verslijt als een kledingstuk en de aardbewoners zullen als vliegen ster- ven. Maar Mijn redding geldt voor eeuwig, Mijn rechtvaardig bewind zal nooit sterven of eindigen.

In de volgende drie verzen licht de HERE toe welk heil Hij zal brengen. De HERE spoort Zijn volk aan naar Hem te luisteren. Er zal onderricht van Hem uitgaan (Jes.2:3) en Hij zal Zijn gerechtigheid een plaats geven tot een licht voor de volken. We zien dat het optreden van de HERE samenvalt met dat van Zijn Knecht (Jes.42:4-6). Ondanks de tegenstand waarover Jes.50:6 heeft gesproken, zal Zijn Dienaar wereldwijd licht en vrede brengen. De HERE kon- digt aan dat Zijn gerechtigheid en redding nabij is (Jes.46:12-13). Het ver- schijnen van gerechtigheid valt hier samen met redding (Jes.45:8). Tevens zal de HERE de volken richten. Zelfs de kustlanden of eilanden wachten op Hem

en hopen op Zijn krachtig optreden.

Wat hier wordt beschreven, kan niet worden beperkt tot de terugkeer uit de Babylonische ballingschap, maar houdt verband met de voleinding van alle dingen. Dit allesomvattende perspectief is ook aanwezig in de oproep omhoog

(7)

te kijken naar de hemel en naar de aarde onder uw voeten, kijk naar de hele schepping (vs.6). Eenmaal zal de hemel verdwijnen zoals rook door de wind wordt weggeblazen en de aarde zal uiteenvallen als een kleed, terwijl haar bewoners als vliegen of muggen sterven. Niets blijft over van de wereld met zijn onrechtvaardige structuren. In tegenstelling daarmee blijft Gods recht- vaardigheid tot in eeuwigheid en zal zijn heil niet verbroken worden. Er komt een nieuwe schepping, waarin de wil van de HERE allesbepalend is.

Jesaja 51 vers 7 en 8: Luister naar Mij, u die het verschil tussen goed en kwaad kent en die Mijn wet in uw hart draagt. Wees niet bang voor ver- achting door de mensen of voor hun bespottingen. Want de mot zal hen vernietigen als kledingstukken, de worm zal hen opeten als wol, maar Mijn gerechtigheid en heil zullen eeuwig duren, Mijn reddend heil van generatie op generatie.

In vers 7 en 8 volgt een laatste belofte, die weer wordt ingeleid door een aan- sporing van de HERE om naar Hem te luisteren. Zijn woord is gericht tot hen die Zijn gerechtigheid kennen en Zijn onderricht in hun hart hebben. Laten zij niet bang zijn voor de smaad van mensen en zich niet storen aan hun bespot- tingen. Tegenover de vergankelijkheid van kledingstukken staat het recht van de HERE, Zijn recht zal voor altijd bestaan en Zijn redding van generatie op generatie.De HERE spreekt over Zijn trouw en macht in het verleden en in de toekomst. Om die reden hoeft Zijn volk - ook gelovigen vandaag - geen angst te hebben voor menselijke tegenstand. Daarmee spoort de HERE Zijn kin- deren aan voor Hem te blijven leven.

Jes.51:9 t/m 16 begint met de bede tot God of Hij wil handelen zoals in het verleden - Jes.51:9 t/m 11 - en wordt gevolgd door Gods belofte om in te grij- pen in Jes.51:12 t/m 16. Een niet nader geïdentificeerde stem roept de sterke arm van de HERE op Zijn kracht te laten zien. De kracht van de HERE is een personificatie van de heilbrengende macht van God (Jes.40:10). Hij wordt aangespoord te ontwaken zoals in de dagen van ouds. Hij heeft immers Ra- hab of de draak van de Nijl verslagen. Rahab is een symbool voor Egypte en de, in sommige vertalingen genoemde, zeeslang komt voor als symbool voor de farao. Daarmee is sprake van een verwijzing naar de uittocht, de tijd waarin de supermacht Egypte werd verpletterd en Israël werd bevrijd.

(8)

In een volgende retorische vraag komt de doortocht door de Schelfzee aan de orde (Ex.13-14). De HERE heeft de diepten van de zee tot een weg gemaakt, tot een doortocht voor de verlosten (Jes.43:16-17). Na de beschrijving van de- ze wonderen van de HERE verwacht de lezer een gebed om dezelfde godde- lijke bijstand in later tijd. Maar dat gebeurt niet, wel klinkt er een aankondiging van de toekomstige verlossing. Met woorden die ook in Jes.35:10 voorkomen, wordt verklaard dat de vrijgekochten van de HERE terugkomen (vs.11). Zij komen naar Sion terug, liederen zingend van eeuwige vreugde. Zorgen en verdriet behoren dan tot het verleden. In Jes.51:9 t/m 16 komen Gods vroege- re daden naar voren. Het is een waarborg voor de toekomstige redding van de HERE. In Jesaja 51 vers 14 en 15 lezen we: Binnenkort, al heel snel, zult u, gevangenen, worden vrijgelaten. De kerker, verhongering en dood zullen uw lot niet zijn. Want Ik ben de HERE, uw God, de HERE van de hemelse legers, die dwars door de zee voor u een pad maakte, een droge door- gang tussen de hoge golven.In het vervolg wordt gezegd dat de lijdenstijd ten einde zal komen. Maar er is wel een periode van grote moeite waar het volk doorheen moet gaan. In het eerste gedeelte - Jes.51:17 t/m 20 - wordt de ernst van Gods toorn over Juda beschreven en in - Jes.51:21 t/m 23 - wordt aangegeven hoe de toorn van God wordt weggenomen.

Jesaja 51 vers 21 t/m 23: Maar luister, onderdrukten - vol zorgen en wan- kelend, maar niet van sterkedrank - want dit zegt de HERE uw God, die voor Zijn volk zorgt: ‘Kijk, Ik neem de vreselijke beker uit uw handen, u hoeft niet langer van Mijn toorn te drinken, het is voorbij. Maar Ik zal die beker in handen geven van hen die u martelden en uw zielen in het stof vertrapten en die over u heen liepen.

De omkering van het bittere lot van Jeruzalem komt in de laatste drie verzen van Jes.51 aan de orde. De stad wordt opgeroepen ernaar te luisteren. Daar- na volgt een profetie, waarin de HERE een boodschap doorgeeft.

De plechtige en bemoedigende introductie van de profetie is: dat de HERE spreekt en voor Zijn volk zorgt. Het definitieve heil voor Sion en Jeruzalem zal verschijnen!

Daarover meer in de volgende uitzending, over Jes.52.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In vers 23 geeft Paulus de reden voor de verandering van zijn reisplan en het niet doorgaan van zijn extra bezoek.. Hoe tegenstrijdig het ook klinkt voor de Korinthiërs, het was

De daar aangegeven weelde, trots en het gevoel van veiligheid van Tyrus kan historisch niet worden terug- gelezen in de profetie van Jesaja, maar geeft wel een indruk wat er aan de

Jozef bepaalde wie waar aan tafel zat. Hij zette Ruben en Benjamin op de juiste plaats. Op volgorde van leeftijd. Ze keken elkaar verbaasd aan en vroegen zich af hoe deze heerser

Het is Mijn eeuwigdurende wet dat u deze dag van generatie op generatie zult vieren De Here God geeft de reden erbij: juist wanneer ze dit voedsel bereiden, doet Hij de

Koning Achaz en de Judeeërs kunnen gedacht hebben dat ze de juiste keuze maakten door op de koning van Assur te vertrouwen, maar de HERE voorzegt – door Jesaja – dat de

Want Ik zal de hemelen door elkaar schudden in Mijn vreselijke toorn en de aarde zal van haar plaats worden gebracht. De legers van Babel zullen vluchten totdat zij uitgeput

Jesaja 37 vers 14 t/m 17: Onmiddellijk nadat koning Hizkia deze brief had gelezen, ging hij ermee naar de tempel en spreidde hem uit voor de HERE en bad met de woorden: ‘Och

Paulus en Apollos hebben niet zelf besloten wat voor functie zij in Korinthe zouden willen bekleden, maar de HERE heeft hen naar Zijn plan gebruikt in de verkondiging van