• No results found

[Uitzending 1289: Openbaring 21:19 t/m 21

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 1289: Openbaring 21:19 t/m 21"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 1289: Openbaring 21:19 t/m 21

In de vorige uitzending lazen we over de nieuwe hemel, de nieuwe aarde en het nieuwe Jeruzalem. In Openbaring 21:18 en 19a lezen we over het nieuwe Jeruzalem: De stad zelf was van zuiver goud en zo doorzichtig als glas.

De muur bestond uit een doorschijnend edelgesteente, uit diamant en was gebouwd op een fundering van twaalf lagen die met allerlei edelste- nen versierd was. In Openbaring 21:18 t/m 21, worden de materialen be- schreven waarvan het nieuwe Jeruzalem is gebouwd. Als we bedenken dat de stad de gemeente van Christus voorstelt moeten we ons steeds realiseren dat de stad een beeld is van de kerk van Jezus Christus, en geen letterlijke stad.

Ook op andere plaatsen in het NT komen we het hemelse Jeruzalem tegen (Gal.4:26; Hebr.12:22). Zowel het woordgebruik – Jeruzalem – als het beeld van de stad duiden op een relatie met het aardse Jeruzalem (‘volken’; vs.24).

Johannes zag de heilige stad Jeruzalem uit de hemel naar beneden komen, van God vandaan (vs.2 en 10). Deze woorden vormen de inleiding tot een uit- voeriger beschrijving van allerlei aspecten van de gemeente onder het beeld van de stad.

Johannes heeft in vers 11 al gezegd dat de hele stad straalt, blinkt en glanst.

‘De muur’ die de stad omgeeft, wordt verbonden met een doorschijnend edelgesteente, uit diamant (Openb.4:3; 21:11). In een andere vertaling lezen we in vers 18 en 19: De muur was gemaakt van jaspis, en de stad zelf was van zuiver goud, helder als glas.En de fundamenten van de muur van de stad waren met allerlei edelgesteente versierd. Het eerste fundament was diamant, het tweede lazuursteen, het derde robijn, het vierde smaragd…

De stadsmuur is dan ook geen weerbarstige grauwe klomp steen, maar een schitterende, uitnodigende edelsteen. De stad zelf is van ‘zuiver goud’. Van de tempel die Salomo mocht bouwen lezen we in 1 Koningen 6 vers 19 t/m 22:

De achterste kamer was de plaats waar de ark van het verbond van de HERE geplaatst zou worden. Dit binnenste heiligdom was negen meter lang, breed en hoog. De muren en het plafond werden overtrokken met puur goud en Salomo maakte een cederhouten altaar voor deze kamer.

Daarna overtrok hij ook het interieur van de rest van de tempel met goud,

(2)

inclusief het cederhouten altaar dat voor het Heilige der Heiligen stond.

Tevens vervaardigde hij een gordijn, hangend aan gouden kettingen, dat de toegang tot het Heilige der Heilige afsloot. De tempel van Salomo was helemaal verguld, maar in Openbaring 21 gaat het om massief goud. We la- zen in vers 18: De stad zelf was van zuiver goud en zo doorzichtig als glas. Goud, de mooiste van alle edelmetalen, symboliseert de heerlijkheid van de HERE en van de plaats waar Hij Zich bevindt. Aan het woord ‘zuiver’ wordt toegevoegd ‘zo doorzichtig als glas’. Zoals in transparant zuiver glas elk vuil- tje onverbiddelijk zichtbaar zou zijn, zo zal ook het goud van de nieuwe stad absoluut onvermengd zijn. De gemeente van de Here Jezus Christus weer- spiegelt in de toekomst op volmaakte wijze Zijn heerlijkheid, zonder zonde of bederf. In Efeziërs 5:26 en 27 lezen we: Christus zonderde Zijn gemeente voor Zichzelf af. Zijn woord was als een bad dat haar reinigde. Hij wilde dat de gemeente stralend voor Hem zou staan, volmaakt, zonder vlek of rimpel. Zij moest heilig en zuiver zijn.

We lazen over de muur van het nieuwe Jeruzalem: De muur bestond uit een doorschijnend edelgesteente, uit diamant en was gebouwd op een fun- dering van twaalf lagen die met allerlei edelstenen versierd was: de eer- ste laag met diamant, de tweede laag met lazuursteen, de derde met ro- bijn, de vierde met smaragd… Onder de diamanten ‘muur’ van de stad ziet Johannes de basis waarop zij rust. De fundering was versierd met of wordt gevormd door twaalf edelstenen (een bruid met haar sieraden; Jes.61:10; zie voor de fundering van de tempel 1Kon.5:17; 7:9-10). Het aantal van twaalf edelstenen kan ontleend zijn aan Exodus 28 en 39 waar de borsttas van de hogepriester wordt beschreven.

We lezen in Exodus 28 vers 15 t/m 21: Maak ook, met gebruikmaking van het beste vakmanschap, een borsttas voor de stenen van het oordeel, die de hogepriester moet dragen wanneer hij Mij om raad vraagt bij een moeilijke beslissing. De borsttas moet van hetzelfde materiaal worden gemaakt als het priesterkleed: gouddraad, blauwpurper, roodpurper, scharlaken en getwijnd fijn linnen. De stof moet dubbel worden gevou- wen, zodat een vierkante buidel ontstaat die 23 cm lang en 23 cm breed

(3)

is. Deze moet u versieren met edelstenen, op de eerste rij sardis, topaas en smaragd, op de tweede rij hematiet, saffier en diamant, op de derde rij opaal, agaat en amethist, op de vierde rij chrysoliet, onyx en jaspis. Deze stenen moeten in goud worden gezet. Elke steen vertegenwoordigt een stam van Israël en de naam van die stam moet op de steen worden aan- gebracht als een zegel. Gelijksoortige woorden lezen we in Exodus 39 (vs.8- 13). In de borsttas van de hogepriester vertegenwoordigt elke edelsteen één van de stammen van Israël. In de belofte van de HERE dat Israël herbouwd zal worden lezen we in Jesaja 54 vers 11 t/m 13: Ach Mijn mishandeld volk, uit het lood geslagen en diep in de problemen, Ik zal u herbouwen op een fundament van saffieren. De muren van uw huizen zal Ik van kostbare juwelen maken. Ik zal uw torens van glinsterend agaat en uw poorten en muren van glanzend edelgesteente maken. En al uw kinderen zal Ik, de HERE, onderwijzen en zij zullen grote voorspoed hebben. Over edel- stenen lezen we ook in verband met de vergane glorie van de koning van Tyrus. Het is ook een beeld van de schoonheid die verloren ging van één van de beschermende cherubs, engelen van God, namelijk: Lucifer of Satan.

In Ezechiël 28:11 t/m 19 lezen we over hem: En de HERE vervolgde Zijn boodschap met de woorden: Mensenzoon, zing een klaaglied over de koning van Tyrus. Vertel hem dat de Oppermachtige HERE zegt: U vorm- de het toonbeeld van wijsheid en volkomen schoonheid. U was in Eden, de tuin van God, uw kleding was bezaaid met waardevolle stenen: robijn, topaas, jaspis, kristal, onyx, turkoois, saffier, hematiet en smaragd, alle in prachtige zettingen van zuiver goud. Op de dag dat u werd geschapen, werden ze al voor u klaargelegd. Ik benoemde u tot gezalfde, bescher- mende cherub. U had toegang tot de heilige berg van God. U liep tussen de vlammende stenen. U was volmaakt in alles wat u deed, vanaf de dag dat u werd geschapen tot op het moment dat het kwaad in u werd aange- troffen. Door uw wereldwijde handel werd u steeds meer besmet door onrechtvaardigheid en zondigde u. Daarom verjoeg Ik u van de berg van God. Ik verbande u, beschermende cherub, en tussen de vlammende stenen was niet langer plaats voor u. Uw hart was vol trots wegens al uw schoonheid, u misbruikte uw wijsheid ter wille van uw machtspositie.

(4)

Daarom heb Ik u op de aarde neergeworpen en u hulpeloos blootgesteld aan de minachtende blikken van koningen. Uit winstbejag ontwijdde u uw heiligheid, daarom liet Ik vuur opvlammen uit uw eigen daden. Dat vuur verbrandde u tot as op aarde voor de ogen van allen die naar u keken. Alle volken die u kennen, zijn met stomheid geslagen door uw lot, u bent een afschrikwekkend voorbeeld. U bent voor altijd vernietigd.

In Openbaring 21:18b en 19 lazen we: De muur bestond uit een door- schijnend edelgesteente, uit diamant en was gebouwd op een fundering van twaalf lagen die met allerlei edelstenen versierd was: de eerste laag met diamant, de tweede laag met lazuursteen, de derde met robijn, de vierde met smaragd… Terwijl in vers 14 de fundamenten van de muur in verband gebracht worden met ‘de twaalf apostelen van het Lam’, wijzen de twaalf edelstenen in Openbaring 21 eerder op de twaalf stammen van Israël.

Johannes telt één voor één de twaalf soorten edelstenen die de fundamenten van de toekomstige stad versieren en noemt hun namen. De waarschijnlijke kleuren van de stenen zijn achtereenvolgens: wit, blauw, groen, groen, bruin met wit, rood, geel of groen, zeegroen, goudgeel, appelgroen, donkerblauw en violet. Tezamen vormen ze een schitterend, kleurrijk geheel. Het nieuwe Jeru- zalem, de verheerlijkte gemeente, is een uitdrukking van Gods veelkleurig- heid. We lezen in Efeziërs 3 vers 10: God wil door de gemeente aan de heersers en machten in de hemelsferen laten zien hoe rijk en volmaakt Zijn wijsheid is.

We gaan nu wat dieper in op de betekenis van de afzonderlijke stenen. We lazen: En de fundamenten van de muur van de stad waren met allerlei edelgesteente versierd. Het eerste fundament was diamant of jaspis.

De edelsteen die in het NT met diamant of jaspis wordt aangeduid is niet zonder meer gelijk te stellen aan onze jaspis, die een ondoorzichtige gele, bruine, of rode kwartsvariatie is. Blijkens Openbaring 21:11 is de daar bedoel- de edelsteen helder als kristal en waarschijnlijk wit van kleur. De kleur wit komt door de betekenis van het Griekse woord voor ‘kristal’. Dat is weer afge- leid van een woord dat de betekenis heeft van ‘bevroren water’ of ‘ijs’. Door de overeenkomst in uiterlijk is het ook de aanduiding geworden voor ‘kristal’

(5)

of ‘bergkristal’, een kwartsvariant die helder is als water en de indruk maakt van versteend ijs, vandaar de kleur wit. In hetzelfde vers 11 wordt de steen ook een ‘zeer dure edelsteen’ genoemd. Daarom denken veel Bijbelonder- zoekers aan ‘een kristalheldere diamant’. De steen wordt in de beschrijving van het nieuwe Jeruzalem driemaal genoemd in Openbaring 21:11 lezen we over de glans die de stad bij de eerste aanblik heeft. In Openbaring 21:18 gaat het om de bouwstof, of de onderbouw van de muur en in Openbaring 21:19 om de eerste laag van de twaalf fundamenten. In Openbaring 4:3 wordt het aanzien van Hem die op de troon in de hemel zit er mee vergeleken. We lezen: Hij schitterde als de zuiverste edelsteen, als diamant en sarder.

Van de fundering van twaalf lagen die met allerlei edelstenen was versierd wordt als tweede laag en edelesteen ‘lazuursteen’ genoemd. In het Grieks lezen we een woord dat ‘saffier’ betekent.Dit woord was naar alle waarschijn- lijkheid de algemene aanduiding voor blauw edelgesteente, speciaal de ‘saf- fier’ en de ‘lazuursteen’. Hierbij moeten we ons wel realiseren dat edelstenen in de Oudheid naar hun uiterlijk beoordeeld en benoemd werden, niet naar hun chemische samenstelling. De saffier is een zeer harde edelsteen met een vooral helder blauwe kleur. Lazuursteen is een blauw ondoorzichtig edelge- steente met kleinere witte of goudkleurige elementen, en werd veel voor sie- raden gebruikt. Hoewel beide soorten bij opgravingen in Israël zijn gevonden, nemen veel moderne onderzoekers aan dat zowel met het Hebreeuwse als met het Griekse woord lazuursteen is bedoeld, mede op grond van Job 28:6 (‘haar gesteente is de vindplaats van lazuursteen, die goudstofjes bevat).

Toch is het ook goed mogelijk dat in het NT, waar het woord één keer voor- komt, de eigenlijke saffier is bedoeld. Lazuursteen of saffier wordt genoemd als de tweede laag van de twaalf fundamenten van het nieuwe Jeruzalem, en als de vijfde van de twaalf edelstenen in het borstschild van de hogepriester (Ex.28:18 LXX).

De derde edelsteen die we tegen komen is: robijn.In het Grieks lezen we het woord ‘chalcedon‘ en komt alleen in Openb.21:19 voor, als benaming voor de edelsteen die het derde fundament van het nieuwe Jeruzalem vormt. Maar de Latijnse schrijver Plinius de Oudere, die in de tijd van het NT leefde, spreekt in

(6)

zijn werk dat onder meer over edelstenen gaat ook over een ‘Chalcedonische smaragd’, wat zou wijzen op een smaragdkleurige, dat wil zeggen: groenach- tige steen. In de Oudheid en nog lang daarna werden edelstenen vooral be- oordeeld naar kleur en niet naar de samenstelling. In verband hiermee wordt wel gedacht aan het ondoorzichtige ‘malachiet’, dat smaragdgroen tot zwart- groen kan zijn, of aan het meer doorschijnende ‘jade’, dat veelal een flesgroe- ne kleur heeft. Beide soorten zijn in Israël bij opgravingen aan het licht geko- men. Het bijvoeglijk naamwoord ‘Chalcedonisch’ heeft betrekking op de stad Chalcedon tegenover Constantinopel, waar deze steensoort gevonden of bewerkt of verhandeld zou zijn. Sommige uitleggers leiden de naam van de edelsteen niet van de genoemde stad af maar van een Grieks woord dat ‘rood koper’ betekent, zodat het dan om een roodachtige steen zou gaan, met na- me de ‘robijn’ (zie ook de betekenis van het Griekse woord: sardion). In de moderne edelsteenkunde is ‘chalcedon’ de aanduiding geworden voor een grote groep doorschijnende varianten van de kwartsgroep, waartoe bijvoor- beeld ook de al genoemde sardius behoort, net als de sardonyx, de chryso- praas, en de ‘gewone’ chalcedon, die verschillende kleuren kan hebben, maar vooral: een troebel doorschijnend lichtblauw met fijne bandstructuren.

De vierde edelsteen die we tegenkomen is de smaragd.Het was waarschijn- lijk een benaming voor verschillende groene edelstenen, met name voor de smaragd, die net als onder meer de aquamarijn behoort tot de grote groep van de berillen, edelstenen die allemaal doorzichtig zijn. In het kader van het NT moeten we aan de veel kostbaarder smaragd denken. Het woord is waar- schijnlijk een vergrieksing van de semitische benaming voor dezelfde edel- steensoorten. In het NT vinden we de smaragd alleen in Openb.21:19. In het OT is de smaragd de derde edelsteen van de twaalf die het borstschild van de hogepriester vormen (Ex.28:18 LXX).

Openbaring 21 vers 20: de vijfde met sardonyx, de zesde met sardius, de zevende met topaas, de achtste met beryl, de negende met chrysoliet, de tiende met chrysopraas, de elfde met saffier, de twaalfde met amethist.

Met vers 20 zijn we aanbeland bij de vijfde edelsteen, namelijk: sardonyx.

(7)

Het gaat bij de sardonyx om een ook voor ons bekende edelsteen. Het door- schijnend roodbruin van de sardius wordt afgewisseld met het ondoorzichtige wit van de ‘onyx’, die zelf een zwart-wit gelaagde agaat is. Al deze edelsteen- soorten horen tot de chalcedon-varianten van de kwartsgroep. Ook de sardo- nyx komt in het NT alleen voor in Openb.21:20.

Als zesde edelsteen wordt de sardius genoemd.Het Griekse zelfstandig naamwoord sardios betekent ‘sardius’.Het is eigenlijk een bijvoeglijk naam- woord met de betekenis ‘bij Sardes behorend’, dat verbonden kan worden met het Griekse woord voor steen (lithos). In het NT is het zelfstandig gebruikt, dus de ‘Sardische steen’.

Als zevende edelsteen in de fundering van twaalf lagen komen we topaas tegen.Het is de benaming voor een doorzichtig goudgele edelsteen, die in de Oudheid veel in zegelstenen werd verwerkt. Ook deze edelsteen komt in NT alleen in Openb.21 voor. In de Septuaginta wordt Topaas onder meer ge- noemd als de tweede edelsteen in het borstschild van de hogepriester (Ex.28).

De achtste edelsteen is beryl. Een ‘beryl’ is een zeegroene edelsteen, die onder andere ook de fundamenten van het Nieuwe Jeruzalem zal versieren.

Chrysoliet is de negende edelsteen die we tegenkomen. In andere Bijbelver- talingen lezen we de benaming ‘topaas’. Het is de benaming voor een door- zichtige, appelgroen gekleurde, glanzende edelsteen, die tot de chalcedon- varianten van de kwartsgroep behoort. In het NT komt deze edelsteen alleen voor als het tiende fundament van het nieuwe Jeruzalem. Chrysopraas is de tiende edelsteen die we tegenkomen. De edelsteen krijgt ook wel de naam

‘turkoois’ (NBV).

De elfde edelsteen is de saffier. In het Grieks komen we de benaming

‘hyacint’ tegen.Dat is allereerst de benaming van een blauwe bloemsoort, niet onze hyacint, maar mogelijk de ‘iris’ of de ‘ridderspoor’. Ten tweede is het de naam van een edelsteen, die niet verward mag worden met de bij ons bekende saffier, die een oranjerode tot oranjebruine zirkoonsoort is. In de Oudheid is hiermee mogelijk de ‘aquamarijn’ bedoeld, een blauwe variant van de doorzichtige berilgroep. Tenslotte is het woord een kleuraanduiding gewor- den, namelijk: hemels donkerblauw. De edelsteen wordt in het NT alleen in Openb.21:20 genoemd. Amethist is de laatste en twaalfde edelsteen. Het is

(8)

een violetkleurig half-edelgesteente. Eén van de twaalf stenen die de hoge- priester op zijn borstschild droeg (Ex.28:19; Openb.21:20).

Openbaring 21 vers 21: De twaalf poorten waren parels, elke poort be- stond uit één parel. En de hoofdstraat was van zuiver goud, als doorzich- tig glas.Vers 21 is het laatste vers dat spreekt over de materialen waarvan het nieuwe Jeruzalem, de gemeente van de toekomst, wordt gemaakt. De hele beschrijving maakt duidelijk dat de stad er werkelijk schitterend zal uit- zien. Zoals vaak in Openbaring 21 wordt ook in vers 21 teruggegrepen op Jesaja 54. In Jesaja 54:12 zegt de HERE: Ik zal uw torens van glinsterend agaat en uw poorten en muren van glanzend edelgesteente maken.

De ‘twaalf poorten’ van de stad, die de namen van de stammen van Israël dragen (vs.12), zijn elk gemaakt van een reusachtige parel. ‘Parels’ zijn, an- ders dan edelstenen, van dierlijke oorsprong en op aarde nooit groter dan enkele centimeters. De pracht van de stadspoorten is dan ook voor stervelin- gen onvoorstelbaar! Een parel geeft het gladde, ronde bolletje aan dat uit parelmoer bestaat en in de schelp van bepaalde weekdieren wordt gevormd.

Vanwege zijn schitterend uiterlijk wordt deze op één lijn gesteld met edelste- nen en is als sieraad zeer gezocht (bv. 1Tim.2:9,10; Openb.17:4). Het komt ook beeldend voor in de bekende uitdrukking die we lezen in Mattheüs 7 vers 6: Geef de dingen van God niet aan de vijanden van God. Geef wat heilig is niet aan de honden, want ze komen terug om u te verscheuren, en gooi geen parels voor de zwijnen, want ze zullen die vertrappen.

In Mattheüs 13 zijn parels het beeld van het Koninkrijk van de hemelen. We lezen in Mattheüs 13 vers 45 en 46: Het Koninkrijk van de hemelen doet ook denken aan een koopman die op zoek is naar mooie parels. Ineens ontdekt hij er een van grote waarde. Hij verkoopt alles wat hij heeft en koopt die ene kostbare parel. En in Openbaring 21:21 horen we dat ieder van de twaalf poorten van het nieuwe Jeruzalem uit één parel bestaat.

De twaalf poorten waren parels, elke poort bestond uit één parel. En de hoofdstraat was van zuiver goud, als doorzichtig glas. In een andere Bij- belvertaling lezen we:En de twaalf poorten waren twaalf parels: iedere

(9)

poort afzonderlijk was uit één parel, en de straat van de stad was zuiver goud, gelijk doorschijnend glas. Johannes kan met ‘de straat van de stad’

drie dingen bedoelen: alle straten, de hoofdstraat of het centrale plein.

Romeinse steden hadden een brede hoofdstraat, die van poort tot poort pre- cies midden door de stad liep. De betekenis van een ‘centraal plein’ past goed in Openb.22:2. Hoe het ook zij, het bouwmateriaal van ‘de hoofdstraat’

is ‘zuiver goud’, het bij uitstek hemelse materiaal. In de nieuwe wereld blinkt en schittert alles doordat er geen zonde en ellende meer zijn. We lazen in Openbaring 21 vers 4: Er zal geen dood meer zijn, geen verdriet, geen rouw, geen pijn, want die dingen horen bij de oude wereld die voorbij is.

De laatste woorden van vers 21 doen denken aan het slot van vers 18, waar we lazen: De muur bestond uit een doorschijnend edelgesteente, uit dia- mant. In vers 21 vergelijkt Johannes het ‘doorschijnend edelgesteente’ met

‘doorzichtig glas’. Daarmee verklaart Johannes nogmaals dat het goud in de toekomstige stad volkomen zuiver zal zijn.

Johannes ziet twaalf prachtige poorten. En de hoofdstraat was van zuiver goud, als doorzichtig glas. Is dat ook uw toekomst?

In de volgende uitzending lezen we Openbaring 21:22 t/m 22:1.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op beeldende wijze karakteriseert vers 4 het optreden van de twee getuigen die in vers 3 werden geïntroduceerd, het wordt ingeleid met de woorden ‘deze… zijn de twee olijfbomen en

Nadat de Heiland de vrouw had gezegd dat er een tijd komt waarop er niet meer gekozen hoeft te worden tussen de Gerizim en Jeruzalem, vertelt Hij haar in vers 23 dat die tijd nu

vergeestelijking. Het kleine, maar kwalitatief hoogstaand oeuvre heeft sinds lang een vaste plaats verworven binnen de rijke traditie van de Vlaamse schilderkunst en zijn in diverse

In vers 23 geeft Paulus de reden voor de verandering van zijn reisplan en het niet doorgaan van zijn extra bezoek.. Hoe tegenstrijdig het ook klinkt voor de Korinthiërs, het was

2 En ik zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, neerdalend uit de hemel, van God, toebereid als een bruid die zich voor haar man heeft getooid.. 3 En ik hoorde vanuit de troon

De woorden ‘deze heeft van het Woord Gods getuigd en van het getuigenis van Jezus Christus betekent in vers 2 niet het getuigenis aangaande Jezus Christus, maar het getuigenis

Toen Jezus en Zijn leerlingen de stad Jericho verlieten, volgden heel veel mensen hen.. Hier blijkt dat Jezus niet meer in

Dat deze dingen wel moeten gebeuren, betekent dat ook deze de gebeurte- nissen niet buiten de HERE God omgaan, maar een plaats hebben in Zijn plan.. De HERE heeft het verloop van