• No results found

[Uitzending nr.85: Mattheüs 20:24 t/m 21:17]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending nr.85: Mattheüs 20:24 t/m 21:17]"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending nr.85: Mattheüs 20:24 t/m 21:17]

In de vorige uitzending zagen we dat de moeder van Jakobus en Johannes met een vraag bij de Here Jezus kwam: Ik wil graag dat U belooft dat mijn twee zoons in Uw Koninkrijk naast Uw troon mogen zitten. Eén links en één rechts van U. Het antwoord van Jezus was duidelijk: …wie aan

weerskanten van mijn troon zullen zitten, beslis Ik niet. Die plaatsen zijn bestemd voor de mensen die Mijn Vader heeft uitgekozen.

Wat vonden de andere 10 volgelingen van deze gebeurtenis?

Mattheüs 20 vers 24 t/m 28:

De tien andere leerlingen waren hevig verontwaardigd, toen zij hoorden wat Jacobus en Johannes hadden gevraagd.

Jezus riep hen allemaal bij Zich en zei: Jullie weten dat de machthebbers in de wereld de bevolking onderdrukken. Zij maken misbruik van hun macht. Maar onder jullie moet dat totaal anders zijn. Wie van jullie de grootste wil zijn, moet jullie dienaar worden. En wie de voornaamste wil zijn, moet jullie slaaf worden. Jullie moeten net zo zijn als Ik, de

Mensenzoon, want Ik ben niet gekomen om Mij te laten dienen. Ik ben gekomen om te dienen en mijn leven te geven als losgeld voor vele mensen.

De andere discipelen hadden het hele gesprek gevolgd. Uit het feit dat zij zich aan de twee broers ergerden, blijkt dat zij dezelfde gezindheid hadden.

Daarom riep Jezus alle leerlingen bij Zich om hen de ware weg naar grootheid en heerschappij te wijzen. Jullie moeten net zo zijn als Ik, de Mensenzoon, want Ik ben niet gekomen om Mij te laten dienen. Ik ben gekomen om te dienen en mijn leven te geven als losgeld voor vele mensen.

Dat is de nieuwe benadering tot een bediening in het Koninkrijk van de

hemelen. Het moet te vinden zijn bij allen die betrokken zijn bij een taak in het Koninkrijk van God. Als u wilt gaan zingen voor de Here, probeer dan niet de andere zangers te overstemmen. En als u wilt preken over het Woord van God duw dan een andere prediker niet opzij. Als u in de kerk mag dienen, doe het

(2)

De Here Jezus laat zien dat de weg breed is en dat de manier waarop u Hem wilt dienen begint bij de onderste plaats. Dat dienaars de onderste weg moeten gaan! Jezus sprak deze woorden toen Hij en Zijn discipelen

Jeruzalem naderden. Daarmee getuigde Jezus, dat Hij de ‘lijdende Knecht van de Here’ uit Jesaja 53 is. Weer kondigde Hij daarmee Zijn naderende dood aan. Ik ben gekomen om te dienen en mijn leven te geven als losgeld voor vele mensen. Daarvoor kwam de Here Jezus naar deze wereld. Dat was Zijn opdracht! Mattheüs 20 vers 29:

Toen Jezus en Zijn leerlingen de stad Jericho verlieten, volgden heel veel mensen hen.

Hier blijkt dat Jezus niet meer in Perea is. Hij is de Jordaan overgestoken en staat op het punt Jericho te verlaten. Over het bezoek aan Jericho wordt verder niets verteld.

Er was veel volk op weg naar het paasfeest in Jeruzalem. Jericho was voor deze pelgrims de laatste onderbreking van de reis en daarom waren er ook veel mensen in de stad. Heel veel mensen volgden hen.

Vanaf Mattheüs 14 lazen we steeds dat de Heiland probeerde met Zijn leer- lingen alleen te zijn (voor het laatst hebben we dat in gelezen in Matt.20).

Nu zien we de Here weer vergezeld van heel veel mensen.

Een moeilijkheid in vs.29 is dat Lucas schrijft dat de genezing plaatsvond toen Jezus Jericho naderde (Luc.18:35), terwijl Mattheüs en Marcus zeggen dat dit gebeurde toen Jezus de stad verliet.

Er zijn verschillende oplossingen voor dit probleem voorgesteld. Eén van de oplossingen gaat uit van het verschillend gebruik van de stadsnaam Jericho.

Mattheüs en Marcus zouden spreken over het oude Jericho, maar Lucas over het nieuwe. Dat was door Herodes de Grote ten zuiden van de oude stad Jericho gebouwd. De ontmoeting zou dan hebben plaatsgevonden tussen het oude en nieuwe Jericho. Een andere oplossing is dat Jezus zonder oponthoud door Jericho is getrokken (Luc.19:1), omdat er geen onderdak voor Hem gevonden kon gevonden (Luc.19:5). Toen Hij aan de andere kant van de stad kwam, ontmoette Hij daar Zacheüs en ging met hem mee naar huis (Luc.19).

(3)

Mattheüs 20 vers 30 t/m 34:

Langs de weg zaten twee blinde mannen. Zodra zij hoorden dat Jezus voorbijging, begonnen zij te roepen: Here! Zoon van David! Heb medelijden met ons! De mensen zeiden dat zij hun mond moesten houden, maar zij trokken zich er niets van aan en schreeuwden nog harder. Jezus bleef staan, riep hen bij zich en vroeg: Wat willen jullie dat Ik voor jullie doe? Here, antwoordden zij, wij willen zo graag kunnen zien! Jezus kreeg medelijden met hen en raakte hun ogen aan. Zij konden onmiddellijk weer zien en gingen met Hem mee.

Marcus en Lucas vermelden maar één blinde bedelaar, terwijl Mattheüs over twee blinde mannen schrijft. Bartimeüs (Marc.10:46) was vermoedelijk de bekendste van de twee. Er is dus geen sprake van een tegenstrijdigheid. Men kan heel goed schrijven dat een bepaald persoon, in dit geval Bartimeüs, genezen werd, terwijl er in werkelijkheid twee blinden genezen werden.

‘Here’ was een gebruikelijke aanspreektitel voor een leraar, die ook wonderen deed. ‘Zoon van David’ is de populaire naam van de Messias. Van Hem verwachtte het volk dat Hij hen van de Romeinse overheersing zou bevrijden.

Maar ook het zien van blinden zou één van de tekenen zijn van het

Messiaanse rijk (Jes.29 en 35). ‘Heb medelijden met ons’: de blinden beriepen zich niet op hun recht, maar op de barmhartigheid van de Here Jezus.

De vraag ‘Wat willen jullie dat Ik voor jullie doe?’ was niet bedoeld om informatie te verkrijgen, maar eerder om hun geloof op te wekken. Hij riep deze blinden tot Zich en genas hen. Heel veel mensen hebben dat gezien. Hij liet hen ook toe Hem te volgen. De tijd van Zich terugtrekken was voor Jezus nu voorbij. Jezus wilde nu wèl als de Zoon van David begroet worden.

Alleen Mattheüs vermeldt dat Jezus – bij hun genezing – hun ogen aanraakte.

Het hart van de Heiland was betrokken bij wat er gebeurde. Hij werd namelijk in Zijn binnenste met ontferming bewogen, met andere woorden: Jezus kreeg medelijden met hen. Terwijl Hij hen aanraakte, sprak Hij de woorden die Marcus en Lucas vermelden: ‘Door uw geloof bent u genezen’.

(4)

De twee blinde mannen gingen met Hem mee. Zij volgden Hem’, dat wil zeggen zij voegden zich bij de mensen, die de Here Jezus vergezelden op weg naar Jeruzalem. Het kan ook betekenen dat zij discipelen van de Here Jezus werden. Daarmee zijn we aangekomen bij het 21ste hoofdstuk van Mattheüs.

In Mattheüs 21 geeft Mattheüs een nauwkeurige beschrijving van Jezus komst naar Jeruzalem. Bij eerdere bezoeken aan de stad was Jezus onopgemerkt binnengekomen. Nu eist Hij als Koning het koningschap van de stad op. Niets kon vooruitstrevender of gedurfder zijn. Hij reinigt voor de tweede keer de tempel. Niets zou uitdagender zijn als Hij niet de enige zou zijn die daar recht op had. Hij vervloekt de vijgenboom, dat is een symbolische actie. En Hij gaat de strijd aan met de godsdienstige leiders. Via gelijkenissen beschuldigt Hij hen ervan dat ze Hem zullen doden. Nu gaat Hij als Koning, op weg naar het kruis. Mattheüs 21 vers 1 t/m 5:

Zij kwamen in de buurt van Bethfage. Dat is een dorp op de helling van de Olijfberg, niet ver van Jeruzalem. Jezus stuurde er twee van Zijn leerlingen heen en zei: Als jullie het dorp binnenkomen, zie je een ezelin en haar veulen vastgebonden staan. Maak die los en breng ze hier.

Als iemand vraagt waarom jullie dat doen, zeg dan: De Here heeft ze nodig en zal ze zo vlug mogelijk laten terugbrengen. Dit klopt met wat de profeet Zacharia had gezegd: Zeg tegen Jeruzalem: kijk, uw koning komt naar u toe. Hij is liefdevol. Hij rijdt op een ezelsveulen.

De Olijfberg (ongeveer 850 m hoog) lag een sabbatsreis ten oosten van

Jeruzalem. Het dorp Bethfage (‘huis van onrijpe vijgen’) was waarschijnlijk een gehucht of een landgoed aan de oostelijke helling van de Olijfberg, grenzend aan de rand van Jeruzalem. Het lag tussen Jeruzalem en Bethanië, dat wordt door Marcus en Lucas ook genoemd. Bethfage behoorde volgens de Halacha, de normatieve joodse traditie, tot Jeruzalem en wel als het meest afgelegen deel van de stad. Dit hield in dat het toegestaan was hier het paaslam te eten.

Jezus kwam zes dagen voor Pasen naar Bethanië, namelijk op vrijdag de achtste Nisan (Joh.12). Hier bleef Hij de sabbat over en op de eerste dag van

(5)

de week, zondag de tiende Nisan, vijf dagen voor Zijn dood, is Hij rijdend op een ezel Jeruzalem binnengetrokken.

De tiende Nisan was ook de dag waarop het Paaslam moest worden

uitgekozen (Ex.12). Op deze dag stelde Jezus Zich voor als de Messias. Dat deed hij ten overstaan van het volk, door een symbolische handeling. Het betekende Zijn dood. De dood van hét Paaslam.

Jezus stuurde er twee van Zijn leerlingen heen en zei: Als jullie het dorp binnenkomen, zie je een ezelin en haar veulen vastgebonden staan.

Maak die los en breng ze hier. Als iemand vraagt waarom jullie dat doen, zeg dan: De Here heeft ze nodig en zal ze zo vlug mogelijk laten

terugbrengen. Dat de ‘Here’ Degene is die ze zo vlug mogelijk zal laten terugbrengen, blijkt ook duidelijk in het evangelie naar Marcus (Marc.11).

Het was duidelijk dat de eigenaar bezwaar zou maken, maar even duidelijk dat hij zich er niet tegen zou verzetten dat ze de dieren meenamen. Vooral niet wanneer hij hoorde wie ze wilde gebruiken. Dat doet vermoeden dat deze man een discipel van Jezus is. Dat is niet zo vreemd, want de Here Jezus had persoonlijke relaties in en bij Jeruzalem. Dit klopt met wat de profeet

Zacharia had gezegd: Zeg tegen Jeruzalem: kijk, uw koning komt naar u toe. Hij is liefdevol. Hij rijdt op een ezelsveulen.

Dit is een bevestiging van wat de profeet Zacharia zei: Verheug u mijn volk!

Juich van vreugde! Want kijk: Uw koning komt naar u toe! Hij is de rechtvaardige, de overwinnaar. Toch is Hij ook nederig en rijdt op een jonge ezelin (Zach.9:9). Het valt op dat Mattheüs het eerste stukje van Zach.9:9 heeft weggelaten. Waarom? Omdat de Here Jezus Jeruzalem niet binnentrekt voor een tijd van vreugde. Dat zal pas gebeuren bij Zijn tweede en laatste komst. Zijn tweede komst zal een echte triomftocht zijn. Jezus vervulde de profetie uit Zach.9 en toonde hiermee aan dat Hij de Messias was.

Sedert de tijd van Salomo had geen koning meer op een ezel gereden. De Messiaanse koning zou zachtmoedig en nederig zijn en rijden op een ezel, d.w.z. Hij zou niet oorlogszuchtig zijn, of belust op geweld. De ezel was een dier van vrede, terwijl het paard een dier van oorlog was. Hij was een nederige

(6)

In dit opzicht stond de Messias van de profetie niet alleen lijnrecht tegenover de populaire Messiasverwachting van het volk, maar ook tegenover het politiek Messianisme (een soort bevrijdingstheologie) van de Zeloten.

Mattheüs 21 vers 6 t/m 11:

De twee leerlingen deden wat Jezus had gezegd en brachten de dieren bij Hem. Zij legden hun mantel over de rug van het veulen, zodat Hij erop kon zitten. Van de mensen die bij Jezus waren, spreidden velen hun mantels voor Hem uit op de weg. Anderen rukten takken van de bomen en legden die voor Hem neer. Jezus reed midden tussen een zee van mensen die riepen: Hosanna! Eer voor de Zoon van David! Gezegend is Hij, die komt in de naam van de Here! Prijs Hem tot in de hoogste heme- len! Zo reed Hij Jeruzalem binnen. De hele stad was in rep en roer. Wie is dit toch? werd er gevraagd. De mensen die met Jezus waren meegeko- men, antwoordden: Dit is Jezus, de profeet uit Nazareth in Galilea.

Beide dieren werden in eerste instantie door de discipelen met klederen gezadeld. Maar er staat niet dat Jezus op twee dieren tegelijk reed, maar dat Hij op de klederen ging zitten die op het veulen lagen (Marc.11:7).

Jezus reed op een ezelsveulen dit in tegenstelling tot paarden, wagens en ander oorlogsmateriaal (Zach.9:10), waarmee koningen pronken en oorlog voeren. Deze Koning kenmerkt Zich door het rijden op een ezels-veulen, het eenvoudige rijdier van de vredestijd. De Messias is niet trots op eigen macht, maar is een nederig Heerser Die op God vertrouwt.

Onder de schare die hier genoemd wordt bevonden zich pelgrims uit Galilea en Perea, maar eveneens volk uit de stad. Het uitspreiden van kleren en takken op de weg was een spontane huldiging die zij de Here Jezus gaven.

Deze huldiging getuigde ervan dat men Hem als een koning beschouwde en was tegelijkertijd een teken van onderdanigheid. De hele intocht werd een Messiaanse belijdenis. Vanaf de Olijfberg (vs.1) zou de heerlijkheid des Heren baanbreken (Zach.14). Het ‘hosanna’ roepen komt voor in de zgn. ‘Hallel’

psalmen die met name tijdens het Paasfeest werden gezongen. Dat blijkt ook uit Matt.26:30, waar ze ‘lofzangen’ worden genoemd.

(7)

Het woord ‘hosanna’ was oorspronkelijk een smeekbede om hulp en verlos- sing, vaak gericht tot een koning maar ook tot God. Tijdens het Loofhutten- feest was men gewoon op elk van de zeven dagen naast andere ook

Ps.118:25 (‘Hosanna’) te roepen en te zingen, terwijl men om het brandoffer- altaar liep met palmtakken in de handen. Vanwege de vaste plaats van het

‘hosanna’ in de liturgie van de grote feesten was het geleidelijk van een roep om hulp tot een jubelroep geworden. Dat blijkt ook uit vers 9 waarin Hosanna!

wordt gevolgd door: Eer voor de Zoon van David!

Gezegend Hij, die komt in de naam des Heren’ is een citaat uit Ps.118:26, waar het betrekking heeft op elke pelgrim die tijdens de grote feesten naar Jeruzalem kwam, maar het werd later steeds meer toegepast op en beperkt tot de komst van de Messias. In het ‘Prijs Hem tot in de hoogste hemelen’:

worden ook de engelen opgeroepen een loflied aan te heffen. De menigte die Jezus volgde, jubelde en gaf lof en eer aan Hem, Die als de Zoon van David, als de Messias, de beloften voor Israël kwam vervullen.

Alleen Mattheüs vermeldt de geestdriftige stemming, die er heerste bij Jezus’

intocht in Jeruzalem. De hele stad was in rep en roer. Het Griekse woord voor ‘in rep en roer’ wordt elders gebruikt voor aardbevingen! De opgewon- den inwoners van Jeruzalem, die de in aantocht zijnde persoon nog niet konden zien en niet wisten wie hij was, vroegen aan de binnenkomende feestgangers: ‘Wie is dit toch?’

En de menigte, die met Jezus meetrok, antwoordde: Dit is Jezus, de profeet uit Nazareth in Galilea. ‘Dit is de beloofde grote profeet, van wie Mozes al heeft gezegd dat Hij zou komen’ (Deut.18:18). Het is Jezus van Nazareth in Galilea. Het was een vrucht van Zijn optreden in Galilea dat Jezus nu als de Zoon van David in Jeruzalem werd binnengehaald. Matth.21 vers 12 en 13:

Jezus ging naar de tempel en joeg de handelaars en hun klanten eruit.

De tafels van de geldwisselaars en de kraampjes van de duivenhande- laars gooide Hij omver. Er is geschreven dat Gods huis een huis van gebed moet zijn. Maar wat hebt u ervan gemaakt? Een rovershol! zei Hij.

(8)

In vs.12 t/m 17 is de grote menigte verdwenen en wordt Jezus alleen door vreemden omringd. Daarmee wordt duidelijk dat Mattheüs, twee in tijd van elkaar gescheiden gebeurtenissen met elkaar verbonden heeft. Vermoedelijk gebeurde wat nu verteld wordt, op maandagmorgen, na de vervloeking van de vijgenboom (Marcus 11). De Here Jezus heeft de tempel twee keer gereinigd.

De eerste keer wordt vermeld in Joh.2. Daar gebeurde het aan het begin van het openbare optreden van de Here Jezus.

De tweede reiniging, die Mattheüs beschrijft, is een beeld van het oordeel over het Joodse volk. De handel in de voorhof stond in verband met de offer-dienst en de tempelbelasting. Elke Joodse man en vrouw moest tegen Pasen een halve sikkel tempelbelasting betalen. Er waren wisselaars omdat de feest- gangers uit allerlei landen binnenstroomden en er ook met munten uit allerlei landen werd betaald. De handelaars verkochten benodigdheden voor de offers: dieren, wijn, olie, zout, enzovoort. De armen, die geen middelen hadden om een groter dier te offeren, mochten voor hun reiniging een duif offeren.

Jezus noemt de tempel een huis van gebed. Maar wat hebt u ervan gemaakt? Een rovershol! De Here haalt hier Jes.56:7 en Jer.7:11 aan.

Het aanbidden werd niet zozeer onmogelijk gemaakt door het lawaai, maar de waardigheid van de tempel werd aangetast door de handel. Een rovershol is niet een plaats waar gestolen wordt, maar een verblijfplaats van rovers.

Uit het aanhalen van de profetische woorden uit Jesaja en Jeremia en – daarnaast – het optreden van Jezus in het algemeen, blijkt dat de tempel- reiniging geen revolutionaire actie was. Trouwens, dan zou de tempelwacht hebben ingegrepen. Het was een profetische demonstratie, een tekenhande- ling waarmee de Here Jezus de priesterklasse het oordeel aanzegde.

Waarom? Zij misbruikten hun beroep ten gunste van de handel en het eigen voordeel.

Als we alles nog eens op een rijtje zetten en de feiten uit de evangeliën met elkaar vergelijken dan krijgen we een samengesteld beeld. De conclusie kan dan zijn dat de Here niet op één dag de stad binnenkwam, maar op drie afzonderlijke dagen.

(9)

De eerste dag was op de zaterdag, de Sabbatdag. Er waren toen geen geld- wisselaars. De Here keek toen rond en vertrok weer. Marcus 11 vers 11: ‘Zo reed Hij Jeruzalem binnen. Hij ging naar de tempel en bekeek daar alles.

Daarna vertrok Hij met Zijn twaalf leerlingen naar Bethanië. We kunnen zeggen toen kwam Hij als Priester.

De tweede dag kwam Hij Jeruzalem binnen op zondag, de eerste dag van de week. Toen waren er de geldwisselaars, en Hij reinigde de tempel (Matth.21:

12 en13 ). Toen kwam Hij als Koning.

De derde dag kwam Jezus op maandag Jeruzalem binnen, de tweede dag van de week. Toen treurde Hij over de stad en ging de tempel binnen en gaf onderwijs en genas (Lucas 19:41 t/m 48 ). Op die dag kwam Hij als Profeet.

Als we de drie verslagen van Mattheüs, Marcus en Lucas vergelijken wordt het duidelijk dat er mogelijk drie afzonderlijke dagen van het binnengaan van Jeruzalem waren. In drie verschillende hoedanigheden: als Priester, als Koning en als Profeet. Aan het einde van elke dag trok Hij Zich terug in Bethanië. Daarmee heeft de Here geen enkele nacht in Jeruzalem doorge- bracht, totdat Hij werd gearresteerd.

De eerste keer eindigende Zijn zegevierende intocht aan het kruis. Maar Hij zal voor de tweede en laatste keer zegevierend komen. De schrijver van Hebreeën vat het samen, Hebr.9:28, Zeker zal Christus – nu Hij eenmaal gestorven is om de zonden van vele mensen weg te nemen – nogmaals verschijnen, nu niet om de zonde weg te nemen, maar om ieder te redden die verlangend naar Hem uitziet.

Zacharia 14 : 4 vertelde ons dat Hij zal terugkomen op deze aarde, op de Olijfberg, en dan zal Hij de stad Jeruzalem zegevierend binnengaan!

Maar eerst gaat Hij op weg naar het kruis om voor onze zonden te sterven.

Na de reiniging van de tempel kwamen velen naar Hem toe voor hulp, Mattheüs 21 vers 14 t/m 17:

Er kwamen allemaal blinde en lamme mensen naar Hem toe en Hij genas hen. De leidende priesters en de Bijbelgeleerden zagen deze geweldige

(10)

wonderen en hoorden hoe zelfs kinderen in de tempel riepen: God zege- ne de Zoon van David! Zij werden kwaad.

Hoort U niet wat zij zeggen? vroegen zij aan Jezus. Jawel, was Zijn antwoord. Maar hebt u nooit in de Psalmen gelezen: Zelfs kinderen en baby’s zullen Hem prijzen? Hij liet hen staan en ging terug naar

Bethanië, waar Hij de nacht doorbracht.

Het is opmerkelijk dat veel mensen werden genezen, lammen en blinden.

Maar de geestelijke leiders namen het Hem kwalijk. Jezus liet hen staan, Hij verliet hen. Dat betekende dat Hij hen verwierp. Zoals al werd aangeduid verbleef Hij de nacht niet in Jeruzalem totdat Hij werd gearresteerd. De volgende dag kwam Hij weer terug in de stad. En Lukas benadrukt dat het de derde en laatste binnenkomst in de stad is.

Maar, daarover meer in de volgende uitzending.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- Wat verandert er voor Simon, Andreas, Johannes en Jakobus als ze met Jezus meegaan.. Wat denk je, is het makkelijk voor hen om met Jezus mee te gaan,

"Jezus heeft nog veel meer wondertekenen voor zijn leerlingen gedaan, die niet in dit boek staan, maar deze zijn opgeschreven opdat u gelooft dat Jezus de messias is, de Zoon

Het duidelijkst wordt dat in vers 13: ‘Het grootste bewijs van liefde is dat iemand wil sterven voor zijn vrienden.’ Jezus verwijst hiermee naar zijn eigen dood, maar lijkt dit

We hebben in vers 1 gelezen dat God zegt: ‘Ga met uw familie aan boord van de ark’ En in vers 16 lezen we: ‘Toen sloot de HERE God de toegang tot de ark.’ God liet Noach niet

In Openbaring 21:18b en 19 lazen we: De muur bestond uit een door- schijnend edelgesteente, uit diamant en was gebouwd op een fundering van twaalf lagen die met allerlei

Jezus geeft het goede voorbeeld Toen Jezus de voeten van alle leerlingen gewassen had, deed hij zijn kleren weer aan?. Hij ging bij de leerlingen zitten en zei: ‘Begrijpen jullie

Jezus geeft het goede voorbeeld Toen Jezus de voeten van alle leerlingen gewassen had, deed hij zijn kleren weer aan?. Hij ging bij de leerlingen zitten en zei: ‘Begrijpen jullie

Wie in het spoor van Jezus en de Woorden van God zout is, doordrenkt zijn leven met liefde voor God, voor mensen, voor de aarde.. Zout in de soep verbindt