• No results found

Analyse: van R naar R

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Analyse: van R naar R"

Copied!
61
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Analyse: van R naar R

n

hoorcollege

Metrische ruimten (10)

Gerrit Oomens

G.Oomens@uva.nl

Korteweg-de Vries Instituut voor Wiskunde Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica

Universiteit van Amsterdam

(2)

Afstandsbegrip

Metriek

Zij S een verzameling en d : S × S → R≥0 een functie die voldoet aan

1 d (x , x ) = 0 voor alle x ∈ S en d (x , y ) > 0 als x 6= y in S .

2 d (x , y ) = d (y , x ) voor alle x , y ∈ S .

3 d (x , z) ≤ d (x , y ) + d (y , z) voor alle x , y , z ∈ S (driehoeksongelijkheid).

Dan noemen we d eenmetriekop S .

De combinatie (S , d ) noemen we een metrische ruimte.

Tot nu toe hebben we altijd gewerkt met S = R en d(x, y ) = |x − y |. We kunnen echter ook S = R2 bekijken waar we voor ~x = (x1, x2) en ~y = (y1, y2) defini¨eren

d (~x, ~y) = q

(x1− y1)2+ (x2− y2)2,

deEuclidische metriek: afstand in het vlak. Merk op dat d (~x, ~y) = k~x − ~yk, waar k · k de Euclidische norm op R2 is. Meer algemeen kunnen we op Rk defini¨eren

d (~x, ~y) = v u u t

k

X

j =1

(xj− yj)2.

(3)

Afstandsbegrip

Metriek

Zij S een verzameling en d : S × S → R≥0 een functie die voldoet aan

1 d (x , x ) = 0 voor alle x ∈ S en d (x , y ) > 0 als x 6= y in S .

2 d (x , y ) = d (y , x ) voor alle x , y ∈ S .

3 d (x , z) ≤ d (x , y ) + d (y , z) voor alle x , y , z ∈ S (driehoeksongelijkheid).

Dan noemen we d eenmetriekop S . De combinatie (S , d ) noemen we een metrische ruimte.

Tot nu toe hebben we altijd gewerkt met S = R en d(x, y ) = |x − y |. We kunnen echter ook S = R2 bekijken waar we voor ~x = (x1, x2) en ~y = (y1, y2) defini¨eren

d (~x, ~y) = q

(x1− y1)2+ (x2− y2)2,

deEuclidische metriek: afstand in het vlak. Merk op dat d (~x, ~y) = k~x − ~yk, waar k · k de Euclidische norm op R2 is. Meer algemeen kunnen we op Rk defini¨eren

d (~x, ~y) = v u u t

k

X

j =1

(xj− yj)2.

(4)

Afstandsbegrip

Metriek

Zij S een verzameling en d : S × S → R≥0 een functie die voldoet aan

1 d (x , x ) = 0 voor alle x ∈ S en d (x , y ) > 0 als x 6= y in S .

2 d (x , y ) = d (y , x ) voor alle x , y ∈ S .

3 d (x , z) ≤ d (x , y ) + d (y , z) voor alle x , y , z ∈ S (driehoeksongelijkheid).

Dan noemen we d eenmetriekop S . De combinatie (S , d ) noemen we een metrische ruimte.

Tot nu toe hebben we altijd gewerkt met S = R en d(x, y ) = |x − y |.

We kunnen echter ook S = R2 bekijken waar we voor ~x = (x1, x2) en ~y = (y1, y2) defini¨eren

d (~x, ~y) = q

(x1− y1)2+ (x2− y2)2,

deEuclidische metriek: afstand in het vlak. Merk op dat d (~x, ~y) = k~x − ~yk, waar k · k de Euclidische norm op R2 is. Meer algemeen kunnen we op Rk defini¨eren

d (~x, ~y) = v u u t

k

X

j =1

(xj− yj)2.

(5)

Afstandsbegrip

Metriek

Zij S een verzameling en d : S × S → R≥0 een functie die voldoet aan

1 d (x , x ) = 0 voor alle x ∈ S en d (x , y ) > 0 als x 6= y in S .

2 d (x , y ) = d (y , x ) voor alle x , y ∈ S .

3 d (x , z) ≤ d (x , y ) + d (y , z) voor alle x , y , z ∈ S (driehoeksongelijkheid).

Dan noemen we d eenmetriekop S . De combinatie (S , d ) noemen we een metrische ruimte.

Tot nu toe hebben we altijd gewerkt met S = R en d(x, y ) = |x − y |. We kunnen echter ook S = R2 bekijken

waar we voor ~x = (x1, x2) en ~y = (y1, y2) defini¨eren d (~x, ~y) =

q

(x1− y1)2+ (x2− y2)2,

deEuclidische metriek: afstand in het vlak. Merk op dat d (~x, ~y) = k~x − ~yk, waar k · k de Euclidische norm op R2 is. Meer algemeen kunnen we op Rk defini¨eren

d (~x, ~y) = v u u t

k

X

j =1

(xj− yj)2.

(6)

Afstandsbegrip

Metriek

Zij S een verzameling en d : S × S → R≥0 een functie die voldoet aan

1 d (x , x ) = 0 voor alle x ∈ S en d (x , y ) > 0 als x 6= y in S .

2 d (x , y ) = d (y , x ) voor alle x , y ∈ S .

3 d (x , z) ≤ d (x , y ) + d (y , z) voor alle x , y , z ∈ S (driehoeksongelijkheid).

Dan noemen we d eenmetriekop S . De combinatie (S , d ) noemen we een metrische ruimte.

Tot nu toe hebben we altijd gewerkt met S = R en d(x, y ) = |x − y |. We kunnen echter ook S = R2 bekijken waar we voor ~x = (x1, x2) en ~y = (y1, y2) defini¨eren

d (~x, ~y)

= q

(x1− y1)2+ (x2− y2)2,

deEuclidische metriek: afstand in het vlak. Merk op dat d (~x, ~y) = k~x − ~yk, waar k · k de Euclidische norm op R2 is. Meer algemeen kunnen we op Rk defini¨eren

d (~x, ~y) = v u u t

k

X

j =1

(xj− yj)2.

(7)

Afstandsbegrip

Metriek

Zij S een verzameling en d : S × S → R≥0 een functie die voldoet aan

1 d (x , x ) = 0 voor alle x ∈ S en d (x , y ) > 0 als x 6= y in S .

2 d (x , y ) = d (y , x ) voor alle x , y ∈ S .

3 d (x , z) ≤ d (x , y ) + d (y , z) voor alle x , y , z ∈ S (driehoeksongelijkheid).

Dan noemen we d eenmetriekop S . De combinatie (S , d ) noemen we een metrische ruimte.

Tot nu toe hebben we altijd gewerkt met S = R en d(x, y ) = |x − y |. We kunnen echter ook S = R2 bekijken waar we voor ~x = (x1, x2) en ~y = (y1, y2) defini¨eren

d (~x, ~y) = q

(x1− y1)2+ (x2− y2)2,

deEuclidische metriek: afstand in het vlak. Merk op dat d (~x, ~y) = k~x − ~yk, waar k · k de Euclidische norm op R2 is. Meer algemeen kunnen we op Rk defini¨eren

d (~x, ~y) = v u u t

k

X

j =1

(xj− yj)2.

(8)

Afstandsbegrip

Metriek

Zij S een verzameling en d : S × S → R≥0 een functie die voldoet aan

1 d (x , x ) = 0 voor alle x ∈ S en d (x , y ) > 0 als x 6= y in S .

2 d (x , y ) = d (y , x ) voor alle x , y ∈ S .

3 d (x , z) ≤ d (x , y ) + d (y , z) voor alle x , y , z ∈ S (driehoeksongelijkheid).

Dan noemen we d eenmetriekop S . De combinatie (S , d ) noemen we een metrische ruimte.

Tot nu toe hebben we altijd gewerkt met S = R en d(x, y ) = |x − y |. We kunnen echter ook S = R2 bekijken waar we voor ~x = (x1, x2) en ~y = (y1, y2) defini¨eren

d (~x, ~y) = q

(x1− y1)2+ (x2− y2)2, deEuclidische metriek

: afstand in het vlak. Merk op dat d (~x, ~y) = k~x − ~yk, waar k · k de Euclidische norm op R2 is. Meer algemeen kunnen we op Rk defini¨eren

d (~x, ~y) = v u u t

k

X

j =1

(xj− yj)2.

(9)

Afstandsbegrip

Metriek

Zij S een verzameling en d : S × S → R≥0 een functie die voldoet aan

1 d (x , x ) = 0 voor alle x ∈ S en d (x , y ) > 0 als x 6= y in S .

2 d (x , y ) = d (y , x ) voor alle x , y ∈ S .

3 d (x , z) ≤ d (x , y ) + d (y , z) voor alle x , y , z ∈ S (driehoeksongelijkheid).

Dan noemen we d eenmetriekop S . De combinatie (S , d ) noemen we een metrische ruimte.

Tot nu toe hebben we altijd gewerkt met S = R en d(x, y ) = |x − y |. We kunnen echter ook S = R2 bekijken waar we voor ~x = (x1, x2) en ~y = (y1, y2) defini¨eren

d (~x, ~y) = q

(x1− y1)2+ (x2− y2)2, deEuclidische metriek: afstand in het vlak.

Merk op dat d (~x, ~y) = k~x − ~yk, waar k · k de Euclidische norm op R2 is. Meer algemeen kunnen we op Rk defini¨eren

d (~x, ~y) = v u u t

k

X

j =1

(xj− yj)2.

(10)

Afstandsbegrip

Metriek

Zij S een verzameling en d : S × S → R≥0 een functie die voldoet aan

1 d (x , x ) = 0 voor alle x ∈ S en d (x , y ) > 0 als x 6= y in S .

2 d (x , y ) = d (y , x ) voor alle x , y ∈ S .

3 d (x , z) ≤ d (x , y ) + d (y , z) voor alle x , y , z ∈ S (driehoeksongelijkheid).

Dan noemen we d eenmetriekop S . De combinatie (S , d ) noemen we een metrische ruimte.

Tot nu toe hebben we altijd gewerkt met S = R en d(x, y ) = |x − y |. We kunnen echter ook S = R2 bekijken waar we voor ~x = (x1, x2) en ~y = (y1, y2) defini¨eren

d (~x, ~y) = q

(x1− y1)2+ (x2− y2)2,

deEuclidische metriek: afstand in het vlak. Merk op dat d (~x, ~y) = k~x − ~yk

, waar k · k de Euclidische norm op R2 is. Meer algemeen kunnen we op Rk defini¨eren

d (~x, ~y) = v u u t

k

X

j =1

(xj− yj)2.

(11)

Afstandsbegrip

Metriek

Zij S een verzameling en d : S × S → R≥0 een functie die voldoet aan

1 d (x , x ) = 0 voor alle x ∈ S en d (x , y ) > 0 als x 6= y in S .

2 d (x , y ) = d (y , x ) voor alle x , y ∈ S .

3 d (x , z) ≤ d (x , y ) + d (y , z) voor alle x , y , z ∈ S (driehoeksongelijkheid).

Dan noemen we d eenmetriekop S . De combinatie (S , d ) noemen we een metrische ruimte.

Tot nu toe hebben we altijd gewerkt met S = R en d(x, y ) = |x − y |. We kunnen echter ook S = R2 bekijken waar we voor ~x = (x1, x2) en ~y = (y1, y2) defini¨eren

d (~x, ~y) = q

(x1− y1)2+ (x2− y2)2,

deEuclidische metriek: afstand in het vlak. Merk op dat d (~x, ~y) = k~x − ~yk, waar k · k de Euclidische norm op R2 is.

Meer algemeen kunnen we op Rk defini¨eren

d (~x, ~y) = v u u t

k

X

j =1

(xj− yj)2.

(12)

Afstandsbegrip

Metriek

Zij S een verzameling en d : S × S → R≥0 een functie die voldoet aan

1 d (x , x ) = 0 voor alle x ∈ S en d (x , y ) > 0 als x 6= y in S .

2 d (x , y ) = d (y , x ) voor alle x , y ∈ S .

3 d (x , z) ≤ d (x , y ) + d (y , z) voor alle x , y , z ∈ S (driehoeksongelijkheid).

Dan noemen we d eenmetriekop S . De combinatie (S , d ) noemen we een metrische ruimte.

Tot nu toe hebben we altijd gewerkt met S = R en d(x, y ) = |x − y |. We kunnen echter ook S = R2 bekijken waar we voor ~x = (x1, x2) en ~y = (y1, y2) defini¨eren

d (~x, ~y) = q

(x1− y1)2+ (x2− y2)2,

deEuclidische metriek: afstand in het vlak. Merk op dat d (~x, ~y) = k~x − ~yk, waar k · k de Euclidische norm op R2 is. Meer algemeen kunnen we op Rk defini¨eren

d (~x, ~y)

= v u u t

k

X

j =1

(xj− yj)2.

(13)

Afstandsbegrip

Metriek

Zij S een verzameling en d : S × S → R≥0 een functie die voldoet aan

1 d (x , x ) = 0 voor alle x ∈ S en d (x , y ) > 0 als x 6= y in S .

2 d (x , y ) = d (y , x ) voor alle x , y ∈ S .

3 d (x , z) ≤ d (x , y ) + d (y , z) voor alle x , y , z ∈ S (driehoeksongelijkheid).

Dan noemen we d eenmetriekop S . De combinatie (S , d ) noemen we een metrische ruimte.

Tot nu toe hebben we altijd gewerkt met S = R en d(x, y ) = |x − y |. We kunnen echter ook S = R2 bekijken waar we voor ~x = (x1, x2) en ~y = (y1, y2) defini¨eren

d (~x, ~y) = q

(x1− y1)2+ (x2− y2)2,

deEuclidische metriek: afstand in het vlak. Merk op dat d (~x, ~y) = k~x − ~yk, waar k · k de Euclidische norm op R2 is. Meer algemeen kunnen we op Rk defini¨eren

d (~x, ~y) = v u u t

k

X

j =1

(xj− yj)2.

(14)

Voorbeelden van metrieken op R

n

Metriek

Zij S een verzameling en d : S × S → R≥0 een functie die voldoet aan

1 d (x , x ) = 0 voor alle x ∈ S en d (x , y ) > 0 als x 6= y in S .

2 d (x , y ) = d (y , x ) voor alle x , y ∈ S .

3 d (x , z) ≤ d (x , y ) + d (y , z) voor alle x , y , z ∈ S (driehoeksongelijkheid).

Dan noemen we d eenmetriekop S . De combinatie (S , d ) noemen we een metrische ruimte.

Bekijk S = Rk. Voor de hand liggende metrieken:

d2(~x, ~y) = v u u t

k

X

j =1

(xj − yj)2

, d1(~x, ~y) =

k

X

j =1

|xj − yj|, d(~x, ~y) = max

1≤j ≤k|xj − yj|. Een veel flauwere metriek is dediscrete metriek:

d (~x, ~y) =

(1 als ~x 6= ~y 0 als ~x = ~y.

(15)

Voorbeelden van metrieken op R

n

Metriek

Zij S een verzameling en d : S × S → R≥0 een functie die voldoet aan

1 d (x , x ) = 0 voor alle x ∈ S en d (x , y ) > 0 als x 6= y in S .

2 d (x , y ) = d (y , x ) voor alle x , y ∈ S .

3 d (x , z) ≤ d (x , y ) + d (y , z) voor alle x , y , z ∈ S (driehoeksongelijkheid).

Dan noemen we d eenmetriekop S . De combinatie (S , d ) noemen we een metrische ruimte.

Bekijk S = Rk. Voor de hand liggende metrieken:

d2(~x, ~y) = v u u t

k

X

j =1

(xj − yj)2, d1(~x, ~y) =

k

X

j =1

|xj − yj|

, d(~x, ~y) = max

1≤j ≤k|xj − yj|. Een veel flauwere metriek is dediscrete metriek:

d (~x, ~y) =

(1 als ~x 6= ~y 0 als ~x = ~y.

(16)

Voorbeelden van metrieken op R

n

Metriek

Zij S een verzameling en d : S × S → R≥0 een functie die voldoet aan

1 d (x , x ) = 0 voor alle x ∈ S en d (x , y ) > 0 als x 6= y in S .

2 d (x , y ) = d (y , x ) voor alle x , y ∈ S .

3 d (x , z) ≤ d (x , y ) + d (y , z) voor alle x , y , z ∈ S (driehoeksongelijkheid).

Dan noemen we d eenmetriekop S . De combinatie (S , d ) noemen we een metrische ruimte.

Bekijk S = Rk. Voor de hand liggende metrieken:

d2(~x, ~y) = v u u t

k

X

j =1

(xj − yj)2, d1(~x, ~y) =

k

X

j =1

|xj − yj|, d(~x, ~y) = max

1≤j ≤k|xj − yj|.

Een veel flauwere metriek is dediscrete metriek: d (~x, ~y) =

(1 als ~x 6= ~y 0 als ~x = ~y.

(17)

Voorbeelden van metrieken op R

n

Metriek

Zij S een verzameling en d : S × S → R≥0 een functie die voldoet aan

1 d (x , x ) = 0 voor alle x ∈ S en d (x , y ) > 0 als x 6= y in S .

2 d (x , y ) = d (y , x ) voor alle x , y ∈ S .

3 d (x , z) ≤ d (x , y ) + d (y , z) voor alle x , y , z ∈ S (driehoeksongelijkheid).

Dan noemen we d eenmetriekop S . De combinatie (S , d ) noemen we een metrische ruimte.

Bekijk S = Rk. Voor de hand liggende metrieken:

d2(~x, ~y) = v u u t

k

X

j =1

(xj − yj)2, d1(~x, ~y) =

k

X

j =1

|xj − yj|, d(~x, ~y) = max

1≤j ≤k|xj − yj|.

Een veel flauwere metriek is dediscrete metriek:

d (~x, ~y)

=

(1 als ~x 6= ~y 0 als ~x = ~y.

(18)

Voorbeelden van metrieken op R

n

Metriek

Zij S een verzameling en d : S × S → R≥0 een functie die voldoet aan

1 d (x , x ) = 0 voor alle x ∈ S en d (x , y ) > 0 als x 6= y in S .

2 d (x , y ) = d (y , x ) voor alle x , y ∈ S .

3 d (x , z) ≤ d (x , y ) + d (y , z) voor alle x , y , z ∈ S (driehoeksongelijkheid).

Dan noemen we d eenmetriekop S . De combinatie (S , d ) noemen we een metrische ruimte.

Bekijk S = Rk. Voor de hand liggende metrieken:

d2(~x, ~y) = v u u t

k

X

j =1

(xj − yj)2, d1(~x, ~y) =

k

X

j =1

|xj − yj|, d(~x, ~y) = max

1≤j ≤k|xj − yj|.

Een veel flauwere metriek is dediscrete metriek:

d (~x, ~y) =

(1 als ~x 6= ~y 0 als ~x = ~y.

(19)

Metrieken en convergentie: terminologie

Zij (S , d ) een metrische ruimte en (sn) een rij in S .

We zeggen dat (sn) convergeertnaar s ∈ S als limn→∞d (sn, s) = 0.

Oftewel:

∀ > 0 ∃N ∈ N zodat d(sn, s) <  als n > N.

Evenzo zeggen we dat (sn) Cauchy is als

∀ > 0 ∃N ∈ N zodat d (sn, sm) <  als n, m > N.

We noemen (S , d ) volledig(Engels: complete) als elke Cauchyrij in S convergeert naar een element van S .

Bekend: R met d(x, y ) = |x − y | is volledig. De rationale getallen Q met dezelfde metriek zijn echter niet volledig.

Claim: Rk is volledig met de Euclidische metriek.

(20)

Metrieken en convergentie: terminologie

Zij (S , d ) een metrische ruimte en (sn) een rij in S .

We zeggen dat (sn) convergeertnaar s ∈ S als limn→∞d (sn, s) = 0.

Oftewel:

∀ > 0 ∃N ∈ N zodat d(sn, s) <  als n > N. Evenzo zeggen we dat (sn) Cauchy is als

∀ > 0 ∃N ∈ N zodat d (sn, sm) <  als n, m > N.

We noemen (S , d ) volledig(Engels: complete) als elke Cauchyrij in S convergeert naar een element van S .

Bekend: R met d(x, y ) = |x − y | is volledig. De rationale getallen Q met dezelfde metriek zijn echter niet volledig.

Claim: Rk is volledig met de Euclidische metriek.

(21)

Metrieken en convergentie: terminologie

Zij (S , d ) een metrische ruimte en (sn) een rij in S .

We zeggen dat (sn) convergeertnaar s ∈ S als limn→∞d (sn, s) = 0. Oftewel:

∀ > 0 ∃N ∈ N zodat d(sn, s) <  als n > N.

Evenzo zeggen we dat (sn) Cauchy is als

∀ > 0 ∃N ∈ N zodat d (sn, sm) <  als n, m > N.

We noemen (S , d ) volledig(Engels: complete) als elke Cauchyrij in S convergeert naar een element van S .

Bekend: R met d(x, y ) = |x − y | is volledig. De rationale getallen Q met dezelfde metriek zijn echter niet volledig.

Claim: Rk is volledig met de Euclidische metriek.

(22)

Metrieken en convergentie: terminologie

Zij (S , d ) een metrische ruimte en (sn) een rij in S .

We zeggen dat (sn) convergeertnaar s ∈ S als limn→∞d (sn, s) = 0. Oftewel:

∀ > 0 ∃N ∈ N zodat d(sn, s) <  als n > N.

Evenzo zeggen we dat (sn) Cauchy is als

∀ > 0 ∃N ∈ N zodat d (sn, sm) <  als n, m > N.

We noemen (S , d ) volledig(Engels: complete) als elke Cauchyrij in S convergeert naar een element van S .

Bekend: R met d(x, y ) = |x − y | is volledig. De rationale getallen Q met dezelfde metriek zijn echter niet volledig.

Claim: Rk is volledig met de Euclidische metriek.

(23)

Metrieken en convergentie: terminologie

Zij (S , d ) een metrische ruimte en (sn) een rij in S .

We zeggen dat (sn) convergeertnaar s ∈ S als limn→∞d (sn, s) = 0. Oftewel:

∀ > 0 ∃N ∈ N zodat d(sn, s) <  als n > N.

Evenzo zeggen we dat (sn) Cauchy is als

∀ > 0 ∃N ∈ N zodat d (sn, sm) <  als n, m > N.

We noemen (S , d ) volledig(Engels: complete) als elke Cauchyrij in S convergeert naar een element van S .

Bekend: R met d(x, y ) = |x − y | is volledig. De rationale getallen Q met dezelfde metriek zijn echter niet volledig.

Claim: Rk is volledig met de Euclidische metriek.

(24)

Metrieken en convergentie: terminologie

Zij (S , d ) een metrische ruimte en (sn) een rij in S .

We zeggen dat (sn) convergeertnaar s ∈ S als limn→∞d (sn, s) = 0. Oftewel:

∀ > 0 ∃N ∈ N zodat d(sn, s) <  als n > N.

Evenzo zeggen we dat (sn) Cauchy is als

∀ > 0 ∃N ∈ N zodat d (sn, sm) <  als n, m > N.

We noemen (S , d ) volledig(Engels: complete) als elke Cauchyrij in S convergeert naar een element van S .

Bekend: R met d(x, y ) = |x − y | is volledig.

De rationale getallen Q met dezelfde metriek zijn echter niet volledig.

Claim: Rk is volledig met de Euclidische metriek.

(25)

Metrieken en convergentie: terminologie

Zij (S , d ) een metrische ruimte en (sn) een rij in S .

We zeggen dat (sn) convergeertnaar s ∈ S als limn→∞d (sn, s) = 0. Oftewel:

∀ > 0 ∃N ∈ N zodat d(sn, s) <  als n > N.

Evenzo zeggen we dat (sn) Cauchy is als

∀ > 0 ∃N ∈ N zodat d (sn, sm) <  als n, m > N.

We noemen (S , d ) volledig(Engels: complete) als elke Cauchyrij in S convergeert naar een element van S .

Bekend: R met d(x, y ) = |x − y | is volledig. De rationale getallen Q met dezelfde metriek zijn echter niet volledig.

Claim: Rk is volledig met de Euclidische metriek.

(26)

Metrieken en convergentie: terminologie

Zij (S , d ) een metrische ruimte en (sn) een rij in S .

We zeggen dat (sn) convergeertnaar s ∈ S als limn→∞d (sn, s) = 0. Oftewel:

∀ > 0 ∃N ∈ N zodat d(sn, s) <  als n > N.

Evenzo zeggen we dat (sn) Cauchy is als

∀ > 0 ∃N ∈ N zodat d (sn, sm) <  als n, m > N.

We noemen (S , d ) volledig(Engels: complete) als elke Cauchyrij in S convergeert naar een element van S .

Bekend: R met d(x, y ) = |x − y | is volledig. De rationale getallen Q met dezelfde metriek zijn echter niet volledig.

Claim: Rk is volledig met de Euclidische metriek.

(27)

Volledigheid van R

k

We bekijken Rk met de Euclidische metriek d (~x, ~y) = qPk

j =1(xj − yj)2.

Lemma 13.3

Een rij ~x(n) in Rk convergeert desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) convergeert. Een rij ~x(n) in Rk is Cauchy desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) Cauchy is. We bewijzen de tweede bewering. Merk op dat voor elke j geldt

|xj − yj| ≤ d (~x, ~y) ≤√ k max

1≤j ≤k|xj− yj|.

1 Stel dat ~x(n) Cauchy is in Rk.

Als d ~x(n), ~x(m) < , dan geldt ook voor elke j dat |xj(n)− xj(m)| < . Dus de rij xj(n) is voor elke j Cauchy in R.

2 Stel nu dat xj(n) Cauchy is voor elke j

en zij  > 0. Er bestaat voor elke j een Nj zodat

xj(n)− xj(m)

<  als n, m > Nj. Neem nu N = max(N1, . . . , Nk).

Voor n, m > N geldt d ~x(n), ~x(m) ≤

k max

1≤j ≤k

xj(n)− xj(m) <

k · .

Dus is ~x(n) Cauchy.

(28)

Volledigheid van R

k

We bekijken Rk met de Euclidische metriek d (~x, ~y) = qPk

j =1(xj − yj)2. Lemma 13.3

Een rij ~x(n) in Rk convergeert desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) convergeert.

Een rij ~x(n) in Rk is Cauchy desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) Cauchy is.

We bewijzen de tweede bewering.

Merk op dat voor elke j geldt

|xj − yj| ≤ d (~x, ~y) ≤√ k max

1≤j ≤k|xj− yj|.

1 Stel dat ~x(n) Cauchy is in Rk.

Als d ~x(n), ~x(m) < , dan geldt ook voor elke j dat |xj(n)− xj(m)| < . Dus de rij xj(n) is voor elke j Cauchy in R.

2 Stel nu dat xj(n) Cauchy is voor elke j

en zij  > 0. Er bestaat voor elke j een Nj zodat

xj(n)− xj(m)

<  als n, m > Nj. Neem nu N = max(N1, . . . , Nk).

Voor n, m > N geldt d ~x(n), ~x(m) ≤

k max

1≤j ≤k

xj(n)− xj(m) <

k · .

Dus is ~x(n) Cauchy.

(29)

Volledigheid van R

k

We bekijken Rk met de Euclidische metriek d (~x, ~y) = qPk

j =1(xj − yj)2. Lemma 13.3

Een rij ~x(n) in Rk convergeert desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) convergeert.

Een rij ~x(n) in Rk is Cauchy desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) Cauchy is.

We bewijzen de tweede bewering. Merk op dat voor elke j geldt

|xj − yj| ≤ d (~x, ~y)

≤√ k max

1≤j ≤k|xj− yj|.

1 Stel dat ~x(n) Cauchy is in Rk.

Als d ~x(n), ~x(m) < , dan geldt ook voor elke j dat |xj(n)− xj(m)| < . Dus de rij xj(n) is voor elke j Cauchy in R.

2 Stel nu dat xj(n) Cauchy is voor elke j

en zij  > 0. Er bestaat voor elke j een Nj zodat

xj(n)− xj(m)

<  als n, m > Nj. Neem nu N = max(N1, . . . , Nk).

Voor n, m > N geldt d ~x(n), ~x(m) ≤

k max

1≤j ≤k

xj(n)− xj(m) <

k · .

Dus is ~x(n) Cauchy.

(30)

Volledigheid van R

k

We bekijken Rk met de Euclidische metriek d (~x, ~y) = qPk

j =1(xj − yj)2. Lemma 13.3

Een rij ~x(n) in Rk convergeert desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) convergeert.

Een rij ~x(n) in Rk is Cauchy desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) Cauchy is.

We bewijzen de tweede bewering. Merk op dat voor elke j geldt

|xj − yj| ≤ d (~x, ~y) ≤√ k max

1≤j ≤k|xj − yj|.

1 Stel dat ~x(n) Cauchy is in Rk.

Als d ~x(n), ~x(m) < , dan geldt ook voor elke j dat |xj(n)− xj(m)| < . Dus de rij xj(n) is voor elke j Cauchy in R.

2 Stel nu dat xj(n) Cauchy is voor elke j

en zij  > 0. Er bestaat voor elke j een Nj zodat

xj(n)− xj(m)

<  als n, m > Nj. Neem nu N = max(N1, . . . , Nk).

Voor n, m > N geldt d ~x(n), ~x(m) ≤

k max

1≤j ≤k

xj(n)− xj(m) <

k · .

Dus is ~x(n) Cauchy.

(31)

Volledigheid van R

k

We bekijken Rk met de Euclidische metriek d (~x, ~y) = qPk

j =1(xj − yj)2. Lemma 13.3

Een rij ~x(n) in Rk convergeert desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) convergeert.

Een rij ~x(n) in Rk is Cauchy desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) Cauchy is.

We bewijzen de tweede bewering. Merk op dat voor elke j geldt

|xj − yj| ≤ d (~x, ~y) ≤√ k max

1≤j ≤k|xj − yj|.

1 Stel dat ~x(n) Cauchy is in Rk.

Als d ~x(n), ~x(m) < , dan geldt ook voor elke j dat |xj(n)− xj(m)| < . Dus de rij xj(n) is voor elke j Cauchy in R.

2 Stel nu dat xj(n) Cauchy is voor elke j

en zij  > 0. Er bestaat voor elke j een Nj zodat

xj(n)− xj(m)

<  als n, m > Nj. Neem nu N = max(N1, . . . , Nk).

Voor n, m > N geldt d ~x(n), ~x(m) ≤

k max

1≤j ≤k

xj(n)− xj(m) <

k · .

Dus is ~x(n) Cauchy.

(32)

Volledigheid van R

k

We bekijken Rk met de Euclidische metriek d (~x, ~y) = qPk

j =1(xj − yj)2. Lemma 13.3

Een rij ~x(n) in Rk convergeert desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) convergeert.

Een rij ~x(n) in Rk is Cauchy desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) Cauchy is.

We bewijzen de tweede bewering. Merk op dat voor elke j geldt

|xj − yj| ≤ d (~x, ~y) ≤√ k max

1≤j ≤k|xj − yj|.

1 Stel dat ~x(n) Cauchy is in Rk. Als d ~x(n), ~x(m) < 

, dan geldt ook voor elke j dat |xj(n)− xj(m)| < . Dus de rij xj(n) is voor elke j Cauchy in R.

2 Stel nu dat xj(n) Cauchy is voor elke j

en zij  > 0. Er bestaat voor elke j een Nj zodat

xj(n)− xj(m)

<  als n, m > Nj. Neem nu N = max(N1, . . . , Nk).

Voor n, m > N geldt d ~x(n), ~x(m) ≤

k max

1≤j ≤k

xj(n)− xj(m) <

k · .

Dus is ~x(n) Cauchy.

(33)

Volledigheid van R

k

We bekijken Rk met de Euclidische metriek d (~x, ~y) = qPk

j =1(xj − yj)2. Lemma 13.3

Een rij ~x(n) in Rk convergeert desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) convergeert.

Een rij ~x(n) in Rk is Cauchy desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) Cauchy is.

We bewijzen de tweede bewering. Merk op dat voor elke j geldt

|xj − yj| ≤ d (~x, ~y) ≤√ k max

1≤j ≤k|xj − yj|.

1 Stel dat ~x(n) Cauchy is in Rk. Als d ~x(n), ~x(m) < , dan geldt ook voor elke j dat |xj(n)− xj(m)| < .

Dus de rij xj(n) is voor elke j Cauchy in R.

2 Stel nu dat xj(n) Cauchy is voor elke j

en zij  > 0. Er bestaat voor elke j een Nj zodat

xj(n)− xj(m)

<  als n, m > Nj. Neem nu N = max(N1, . . . , Nk).

Voor n, m > N geldt d ~x(n), ~x(m) ≤

k max

1≤j ≤k

xj(n)− xj(m) <

k · .

Dus is ~x(n) Cauchy.

(34)

Volledigheid van R

k

We bekijken Rk met de Euclidische metriek d (~x, ~y) = qPk

j =1(xj − yj)2. Lemma 13.3

Een rij ~x(n) in Rk convergeert desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) convergeert.

Een rij ~x(n) in Rk is Cauchy desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) Cauchy is.

We bewijzen de tweede bewering. Merk op dat voor elke j geldt

|xj − yj| ≤ d (~x, ~y) ≤√ k max

1≤j ≤k|xj − yj|.

1 Stel dat ~x(n) Cauchy is in Rk. Als d ~x(n), ~x(m) < , dan geldt ook voor elke j dat |xj(n)− xj(m)| < . Dus de rij xj(n) is voor elke j Cauchy in R.

2 Stel nu dat xj(n) Cauchy is voor elke j

en zij  > 0. Er bestaat voor elke j een Nj zodat

xj(n)− xj(m)

<  als n, m > Nj. Neem nu N = max(N1, . . . , Nk).

Voor n, m > N geldt d ~x(n), ~x(m) ≤

k max

1≤j ≤k

xj(n)− xj(m) <

k · .

Dus is ~x(n) Cauchy.

(35)

Volledigheid van R

k

We bekijken Rk met de Euclidische metriek d (~x, ~y) = qPk

j =1(xj − yj)2. Lemma 13.3

Een rij ~x(n) in Rk convergeert desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) convergeert.

Een rij ~x(n) in Rk is Cauchy desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) Cauchy is.

We bewijzen de tweede bewering. Merk op dat voor elke j geldt

|xj − yj| ≤ d (~x, ~y) ≤√ k max

1≤j ≤k|xj − yj|.

1 Stel dat ~x(n) Cauchy is in Rk. Als d ~x(n), ~x(m) < , dan geldt ook voor elke j dat |xj(n)− xj(m)| < . Dus de rij xj(n) is voor elke j Cauchy in R.

2 Stel nu dat xj(n) Cauchy is voor elke j

en zij  > 0. Er bestaat voor elke j een Nj zodat

xj(n)− xj(m)

<  als n, m > Nj. Neem nu N = max(N1, . . . , Nk).

Voor n, m > N geldt d ~x(n), ~x(m) ≤

k max

1≤j ≤k

xj(n)− xj(m) <

k · .

Dus is ~x(n) Cauchy.

(36)

Volledigheid van R

k

We bekijken Rk met de Euclidische metriek d (~x, ~y) = qPk

j =1(xj − yj)2. Lemma 13.3

Een rij ~x(n) in Rk convergeert desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) convergeert.

Een rij ~x(n) in Rk is Cauchy desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) Cauchy is.

We bewijzen de tweede bewering. Merk op dat voor elke j geldt

|xj − yj| ≤ d (~x, ~y) ≤√ k max

1≤j ≤k|xj − yj|.

1 Stel dat ~x(n) Cauchy is in Rk. Als d ~x(n), ~x(m) < , dan geldt ook voor elke j dat |xj(n)− xj(m)| < . Dus de rij xj(n) is voor elke j Cauchy in R.

2 Stel nu dat xj(n) Cauchy is voor elke j en zij  > 0.

Er bestaat voor elke j een Nj zodat

xj(n)− xj(m)

<  als n, m > Nj. Neem nu N = max(N1, . . . , Nk).

Voor n, m > N geldt d ~x(n), ~x(m) ≤

k max

1≤j ≤k

xj(n)− xj(m) <

k · .

Dus is ~x(n) Cauchy.

(37)

Volledigheid van R

k

We bekijken Rk met de Euclidische metriek d (~x, ~y) = qPk

j =1(xj − yj)2. Lemma 13.3

Een rij ~x(n) in Rk convergeert desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) convergeert.

Een rij ~x(n) in Rk is Cauchy desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) Cauchy is.

We bewijzen de tweede bewering. Merk op dat voor elke j geldt

|xj − yj| ≤ d (~x, ~y) ≤√ k max

1≤j ≤k|xj − yj|.

1 Stel dat ~x(n) Cauchy is in Rk. Als d ~x(n), ~x(m) < , dan geldt ook voor elke j dat |xj(n)− xj(m)| < . Dus de rij xj(n) is voor elke j Cauchy in R.

2 Stel nu dat xj(n) Cauchy is voor elke j en zij  > 0.

Er bestaat voor elke j een Nj zodat

xj(n)− xj(m)

<  als n, m > Nj.

Neem nu N = max(N1, . . . , Nk).

Voor n, m > N geldt d ~x(n), ~x(m) ≤

k max

1≤j ≤k

xj(n)− xj(m) <

k · .

Dus is ~x(n) Cauchy.

(38)

Volledigheid van R

k

We bekijken Rk met de Euclidische metriek d (~x, ~y) = qPk

j =1(xj − yj)2. Lemma 13.3

Een rij ~x(n) in Rk convergeert desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) convergeert.

Een rij ~x(n) in Rk is Cauchy desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) Cauchy is.

We bewijzen de tweede bewering. Merk op dat voor elke j geldt

|xj − yj| ≤ d (~x, ~y) ≤√ k max

1≤j ≤k|xj − yj|.

1 Stel dat ~x(n) Cauchy is in Rk. Als d ~x(n), ~x(m) < , dan geldt ook voor elke j dat |xj(n)− xj(m)| < . Dus de rij xj(n) is voor elke j Cauchy in R.

2 Stel nu dat xj(n) Cauchy is voor elke j en zij  > 0.

Er bestaat voor elke j een Nj zodat

xj(n)− xj(m)

<  als n, m > Nj. Neem nu N = max(N1, . . . , Nk).

Voor n, m > N geldt d ~x(n), ~x(m) ≤

k max

1≤j ≤k

xj(n)− xj(m) <

k · .

Dus is ~x(n) Cauchy.

(39)

Volledigheid van R

k

We bekijken Rk met de Euclidische metriek d (~x, ~y) = qPk

j =1(xj − yj)2. Lemma 13.3

Een rij ~x(n) in Rk convergeert desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) convergeert.

Een rij ~x(n) in Rk is Cauchy desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) Cauchy is.

We bewijzen de tweede bewering. Merk op dat voor elke j geldt

|xj − yj| ≤ d (~x, ~y) ≤√ k max

1≤j ≤k|xj − yj|.

1 Stel dat ~x(n) Cauchy is in Rk. Als d ~x(n), ~x(m) < , dan geldt ook voor elke j dat |xj(n)− xj(m)| < . Dus de rij xj(n) is voor elke j Cauchy in R.

2 Stel nu dat xj(n) Cauchy is voor elke j en zij  > 0.

Er bestaat voor elke j een Nj zodat

xj(n)− xj(m)

<  als n, m > Nj. Neem nu N = max(N1, . . . , Nk). Voor n, m > N geldt

d ~x(n), ~x(m)

k max

1≤j ≤k

xj(n)− xj(m) <

k · .

Dus is ~x(n) Cauchy.

(40)

Volledigheid van R

k

We bekijken Rk met de Euclidische metriek d (~x, ~y) = qPk

j =1(xj − yj)2. Lemma 13.3

Een rij ~x(n) in Rk convergeert desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) convergeert.

Een rij ~x(n) in Rk is Cauchy desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) Cauchy is.

We bewijzen de tweede bewering. Merk op dat voor elke j geldt

|xj − yj| ≤ d (~x, ~y) ≤√ k max

1≤j ≤k|xj − yj|.

1 Stel dat ~x(n) Cauchy is in Rk. Als d ~x(n), ~x(m) < , dan geldt ook voor elke j dat |xj(n)− xj(m)| < . Dus de rij xj(n) is voor elke j Cauchy in R.

2 Stel nu dat xj(n) Cauchy is voor elke j en zij  > 0.

Er bestaat voor elke j een Nj zodat

xj(n)− xj(m)

<  als n, m > Nj. Neem nu N = max(N1, . . . , Nk). Voor n, m > N geldt

d ~x(n), ~x(m) ≤ k max

1≤j ≤k

xj(n)− xj(m)

< k · .

Dus is ~x(n) Cauchy.

(41)

Volledigheid van R

k

We bekijken Rk met de Euclidische metriek d (~x, ~y) = qPk

j =1(xj − yj)2. Lemma 13.3

Een rij ~x(n) in Rk convergeert desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) convergeert.

Een rij ~x(n) in Rk is Cauchy desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) Cauchy is.

We bewijzen de tweede bewering. Merk op dat voor elke j geldt

|xj − yj| ≤ d (~x, ~y) ≤√ k max

1≤j ≤k|xj − yj|.

1 Stel dat ~x(n) Cauchy is in Rk. Als d ~x(n), ~x(m) < , dan geldt ook voor elke j dat |xj(n)− xj(m)| < . Dus de rij xj(n) is voor elke j Cauchy in R.

2 Stel nu dat xj(n) Cauchy is voor elke j en zij  > 0.

Er bestaat voor elke j een Nj zodat

xj(n)− xj(m)

<  als n, m > Nj. Neem nu N = max(N1, . . . , Nk). Voor n, m > N geldt

d ~x(n), ~x(m) ≤ k max

1≤j ≤k

xj(n)− xj(m) <

k · .

Dus is ~x(n) Cauchy.

(42)

Volledigheid van R

k

We bekijken Rk met de Euclidische metriek d (~x, ~y) = qPk

j =1(xj − yj)2. Lemma 13.3

Een rij ~x(n) in Rk convergeert desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) convergeert.

Een rij ~x(n) in Rk is Cauchy desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) Cauchy is.

We bewijzen de tweede bewering. Merk op dat voor elke j geldt

|xj − yj| ≤ d (~x, ~y) ≤√ k max

1≤j ≤k|xj − yj|.

1 Stel dat ~x(n) Cauchy is in Rk. Als d ~x(n), ~x(m) < , dan geldt ook voor elke j dat |xj(n)− xj(m)| < . Dus de rij xj(n) is voor elke j Cauchy in R.

2 Stel nu dat xj(n) Cauchy is voor elke j en zij  > 0.

Er bestaat voor elke j een Nj zodat

xj(n)− xj(m)

<  als n, m > Nj. Neem nu N = max(N1, . . . , Nk). Voor n, m > N geldt

d ~x(n), ~x(m) ≤ k max

1≤j ≤k

xj(n)− xj(m) <

k · .

Dus is ~x(n) Cauchy.

(43)

Volledigheid van R

k

We bekijken Rk met de Euclidische metriek d (~x, ~y) = q

Pk

j =1(xj − yj)2. Lemma 13.3

Een rij ~x(n) in Rk convergeert desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) convergeert.

Een rij ~x(n) in Rk is Cauchy desda voor elke j ∈ {1, . . . , k} de rij xj(n) Cauchy is.

Stelling 13.4

De ruimte Rk is volledig: elke Cauchyrij heeft een limiet. Bewijs:

Zij ~x(n) een Cauchyrij in Rk.

Dan is xj(n) een Cauchyrij in R voor alle j (lemma). Omdat R volledig is

, geldt voor elke j dat xj(n)→ xj voor zekere xj ∈ R.

Dus convergeert ~x(n) in Rk (lemma).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Korteweg-de Vries Instituut voor Wiskunde Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica. Universiteit

De rol die de tweede afgeleide speelt voor functies van ´ e´ en variabele, wordt overgenomen door het 2-de orde polynoom in de Taylorontwikkeling van een functie f van

Korteweg-de Vries Instituut voor Wiskunde Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica.. Universiteit

Minstens ´ e´ en van deze intervallen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden, zeg F 1. Hak F 1 weer op in twee intervallen van

Korteweg-de Vries Instituut voor Wiskunde Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica.. Universiteit

Indien de Hessiaan in een stationair punt ~a te veel eigenwaarden 0 heeft, geeft deze geen

Indien de Hessiaan in een stationair punt ~a te veel eigenwaarden 0 heeft, geeft deze geen informatie.. We moeten dan op een andere manier het gedrag van f rond ~a

Korteweg-de Vries Instituut voor Wiskunde Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica. Universiteit