Analyse: van R naar R
nhoorcollege
Heine-Borel (12)
Gerrit Oomens
G.Oomens@uva.nl
Korteweg-de Vries Instituut voor Wiskunde Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica
Universiteit van Amsterdam
Compactheid van intervallen
Propositie 13.13
Een interval F = [a, b] ⊆ R is compact.
Bewijs: stel dat F niet compact is. Schrijf ` = b − a voor de lengte.
Er bestaat een open overdekking U van F die geen eindige deeloverdekking heeft. Hak nu F in twee gesloten intervallen van lengte `/2.
Minstens ´e´en van deze intervallen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden
, zeg F1.
Hak F1 weer op in twee intervallen van lengte `/4.
We vinden F2 ⊆ F1 die niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Zo vinden we een rij intervallen F1⊇ F2⊇ · · ·
waar elke Fn lengte `/2n heeft en niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Kies x0 ∈T∞ n=1Fn
⊆ F . Dan is er U0 ∈ U zodat x0 ∈ U0.
Omdat U0 open is
, bestaat er r > 0 zodat B(x0, r ) ⊆ U0.
Maar dan geldt voor voldoende grote n dat `/2n< r
en dus Fn⊆ U0.
Tegenspraak, want Fn kon niet met eindig veel elementen van U overdekt worden.
Compactheid van intervallen
Propositie 13.13
Een interval F = [a, b] ⊆ R is compact.
Bewijs: stel dat F niet compact is.
Schrijf ` = b − a voor de lengte.
Er bestaat een open overdekking U van F die geen eindige deeloverdekking heeft. Hak nu F in twee gesloten intervallen van lengte `/2.
Minstens ´e´en van deze intervallen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden
, zeg F1.
Hak F1 weer op in twee intervallen van lengte `/4.
We vinden F2 ⊆ F1 die niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Zo vinden we een rij intervallen F1⊇ F2⊇ · · ·
waar elke Fn lengte `/2n heeft en niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Kies x0 ∈T∞ n=1Fn
⊆ F . Dan is er U0 ∈ U zodat x0 ∈ U0.
Omdat U0 open is
, bestaat er r > 0 zodat B(x0, r ) ⊆ U0.
Maar dan geldt voor voldoende grote n dat `/2n< r
en dus Fn⊆ U0.
Tegenspraak, want Fn kon niet met eindig veel elementen van U overdekt worden.
Compactheid van intervallen
Propositie 13.13
Een interval F = [a, b] ⊆ R is compact.
Bewijs: stel dat F niet compact is. Schrijf ` = b − a voor de lengte.
Er bestaat een open overdekking U van F die geen eindige deeloverdekking heeft. Hak nu F in twee gesloten intervallen van lengte `/2.
Minstens ´e´en van deze intervallen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden
, zeg F1.
Hak F1 weer op in twee intervallen van lengte `/4.
We vinden F2 ⊆ F1 die niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Zo vinden we een rij intervallen F1⊇ F2⊇ · · ·
waar elke Fn lengte `/2n heeft en niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Kies x0 ∈T∞ n=1Fn
⊆ F . Dan is er U0 ∈ U zodat x0 ∈ U0.
Omdat U0 open is
, bestaat er r > 0 zodat B(x0, r ) ⊆ U0.
Maar dan geldt voor voldoende grote n dat `/2n< r
en dus Fn⊆ U0.
Tegenspraak, want Fn kon niet met eindig veel elementen van U overdekt worden.
Compactheid van intervallen
Propositie 13.13
Een interval F = [a, b] ⊆ R is compact.
Bewijs: stel dat F niet compact is. Schrijf ` = b − a voor de lengte.
Er bestaat een open overdekking U van F die geen eindige deeloverdekking heeft.
Hak nu F in twee gesloten intervallen van lengte `/2.
Minstens ´e´en van deze intervallen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden
, zeg F1.
Hak F1 weer op in twee intervallen van lengte `/4.
We vinden F2 ⊆ F1 die niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Zo vinden we een rij intervallen F1⊇ F2⊇ · · ·
waar elke Fn lengte `/2n heeft en niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Kies x0 ∈T∞ n=1Fn
⊆ F . Dan is er U0 ∈ U zodat x0 ∈ U0.
Omdat U0 open is
, bestaat er r > 0 zodat B(x0, r ) ⊆ U0.
Maar dan geldt voor voldoende grote n dat `/2n< r
en dus Fn⊆ U0.
Tegenspraak, want Fn kon niet met eindig veel elementen van U overdekt worden.
Compactheid van intervallen
Propositie 13.13
Een interval F = [a, b] ⊆ R is compact.
Bewijs: stel dat F niet compact is. Schrijf ` = b − a voor de lengte.
Er bestaat een open overdekking U van F die geen eindige deeloverdekking heeft.
Hak nu F in twee gesloten intervallen van lengte `/2.
Minstens ´e´en van deze intervallen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden
, zeg F1.
Hak F1 weer op in twee intervallen van lengte `/4.
We vinden F2 ⊆ F1 die niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Zo vinden we een rij intervallen F1⊇ F2⊇ · · ·
waar elke Fn lengte `/2n heeft en niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Kies x0 ∈T∞ n=1Fn
⊆ F . Dan is er U0 ∈ U zodat x0 ∈ U0.
Omdat U0 open is
, bestaat er r > 0 zodat B(x0, r ) ⊆ U0.
Maar dan geldt voor voldoende grote n dat `/2n< r
en dus Fn⊆ U0.
Tegenspraak, want Fn kon niet met eindig veel elementen van U overdekt worden.
Compactheid van intervallen
Propositie 13.13
Een interval F = [a, b] ⊆ R is compact.
Bewijs: stel dat F niet compact is. Schrijf ` = b − a voor de lengte.
Er bestaat een open overdekking U van F die geen eindige deeloverdekking heeft.
Hak nu F in twee gesloten intervallen van lengte `/2.
Minstens ´e´en van deze intervallen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden
, zeg F1.
Hak F1 weer op in twee intervallen van lengte `/4.
We vinden F2 ⊆ F1 die niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Zo vinden we een rij intervallen F1⊇ F2⊇ · · ·
waar elke Fn lengte `/2n heeft en niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Kies x0 ∈T∞ n=1Fn
⊆ F . Dan is er U0 ∈ U zodat x0 ∈ U0.
Omdat U0 open is
, bestaat er r > 0 zodat B(x0, r ) ⊆ U0.
Maar dan geldt voor voldoende grote n dat `/2n< r
en dus Fn⊆ U0.
Tegenspraak, want Fn kon niet met eindig veel elementen van U overdekt worden.
Compactheid van intervallen
Propositie 13.13
Een interval F = [a, b] ⊆ R is compact.
Bewijs: stel dat F niet compact is. Schrijf ` = b − a voor de lengte.
Er bestaat een open overdekking U van F die geen eindige deeloverdekking heeft.
Hak nu F in twee gesloten intervallen van lengte `/2.
Minstens ´e´en van deze intervallen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden, zeg F1.
Hak F1 weer op in twee intervallen van lengte `/4.
We vinden F2 ⊆ F1 die niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Zo vinden we een rij intervallen F1⊇ F2⊇ · · ·
waar elke Fn lengte `/2n heeft en niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Kies x0 ∈T∞ n=1Fn
⊆ F . Dan is er U0 ∈ U zodat x0 ∈ U0.
Omdat U0 open is
, bestaat er r > 0 zodat B(x0, r ) ⊆ U0.
Maar dan geldt voor voldoende grote n dat `/2n< r
en dus Fn⊆ U0.
Tegenspraak, want Fn kon niet met eindig veel elementen van U overdekt worden.
Compactheid van intervallen
Propositie 13.13
Een interval F = [a, b] ⊆ R is compact.
Bewijs: stel dat F niet compact is. Schrijf ` = b − a voor de lengte.
Er bestaat een open overdekking U van F die geen eindige deeloverdekking heeft.
Hak nu F in twee gesloten intervallen van lengte `/2.
Minstens ´e´en van deze intervallen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden, zeg F1.
Hak F1 weer op in twee intervallen van lengte `/4.
We vinden F2 ⊆ F1 die niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Zo vinden we een rij intervallen F1⊇ F2⊇ · · ·
waar elke Fn lengte `/2n heeft en niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Kies x0 ∈T∞ n=1Fn
⊆ F . Dan is er U0 ∈ U zodat x0 ∈ U0.
Omdat U0 open is
, bestaat er r > 0 zodat B(x0, r ) ⊆ U0.
Maar dan geldt voor voldoende grote n dat `/2n< r
en dus Fn⊆ U0.
Tegenspraak, want Fn kon niet met eindig veel elementen van U overdekt worden.
Compactheid van intervallen
Propositie 13.13
Een interval F = [a, b] ⊆ R is compact.
Bewijs: stel dat F niet compact is. Schrijf ` = b − a voor de lengte.
Er bestaat een open overdekking U van F die geen eindige deeloverdekking heeft.
Hak nu F in twee gesloten intervallen van lengte `/2.
Minstens ´e´en van deze intervallen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden, zeg F1.
Hak F1 weer op in twee intervallen van lengte `/4. We vinden F2 ⊆ F1 die niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Zo vinden we een rij intervallen F1⊇ F2⊇ · · ·
waar elke Fn lengte `/2n heeft en niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Kies x0 ∈T∞ n=1Fn
⊆ F . Dan is er U0 ∈ U zodat x0 ∈ U0.
Omdat U0 open is
, bestaat er r > 0 zodat B(x0, r ) ⊆ U0.
Maar dan geldt voor voldoende grote n dat `/2n< r
en dus Fn⊆ U0.
Tegenspraak, want Fn kon niet met eindig veel elementen van U overdekt worden.
Compactheid van intervallen
Propositie 13.13
Een interval F = [a, b] ⊆ R is compact.
Bewijs: stel dat F niet compact is. Schrijf ` = b − a voor de lengte.
Er bestaat een open overdekking U van F die geen eindige deeloverdekking heeft.
Hak nu F in twee gesloten intervallen van lengte `/2.
Minstens ´e´en van deze intervallen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden, zeg F1.
Hak F1 weer op in twee intervallen van lengte `/4. We vinden F2 ⊆ F1 die niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Zo vinden we een rij intervallen F1⊇ F2⊇ · · ·
waar elke Fn lengte `/2n heeft en niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Kies x0 ∈T∞ n=1Fn
⊆ F . Dan is er U0 ∈ U zodat x0 ∈ U0.
Omdat U0 open is
, bestaat er r > 0 zodat B(x0, r ) ⊆ U0.
Maar dan geldt voor voldoende grote n dat `/2n< r
en dus Fn⊆ U0.
Tegenspraak, want Fn kon niet met eindig veel elementen van U overdekt worden.
Compactheid van intervallen
Propositie 13.13
Een interval F = [a, b] ⊆ R is compact.
Bewijs: stel dat F niet compact is. Schrijf ` = b − a voor de lengte.
Er bestaat een open overdekking U van F die geen eindige deeloverdekking heeft.
Hak nu F in twee gesloten intervallen van lengte `/2.
Minstens ´e´en van deze intervallen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden, zeg F1.
Hak F1 weer op in twee intervallen van lengte `/4. We vinden F2 ⊆ F1 die niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Zo vinden we een rij intervallen F1⊇ F2⊇ · · · waar elke Fn lengte `/2n heeft
en niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Kies x0 ∈T∞ n=1Fn
⊆ F . Dan is er U0 ∈ U zodat x0 ∈ U0.
Omdat U0 open is
, bestaat er r > 0 zodat B(x0, r ) ⊆ U0.
Maar dan geldt voor voldoende grote n dat `/2n< r
en dus Fn⊆ U0.
Tegenspraak, want Fn kon niet met eindig veel elementen van U overdekt worden.
Compactheid van intervallen
Propositie 13.13
Een interval F = [a, b] ⊆ R is compact.
Bewijs: stel dat F niet compact is. Schrijf ` = b − a voor de lengte.
Er bestaat een open overdekking U van F die geen eindige deeloverdekking heeft.
Hak nu F in twee gesloten intervallen van lengte `/2.
Minstens ´e´en van deze intervallen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden, zeg F1.
Hak F1 weer op in twee intervallen van lengte `/4. We vinden F2 ⊆ F1 die niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Zo vinden we een rij intervallen F1⊇ F2⊇ · · · waar elke Fn lengte `/2n heeft en niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Kies x0 ∈T∞ n=1Fn
⊆ F . Dan is er U0 ∈ U zodat x0 ∈ U0.
Omdat U0 open is
, bestaat er r > 0 zodat B(x0, r ) ⊆ U0.
Maar dan geldt voor voldoende grote n dat `/2n< r
en dus Fn⊆ U0.
Tegenspraak, want Fn kon niet met eindig veel elementen van U overdekt worden.
Compactheid van intervallen
Propositie 13.13
Een interval F = [a, b] ⊆ R is compact.
Bewijs: stel dat F niet compact is. Schrijf ` = b − a voor de lengte.
Er bestaat een open overdekking U van F die geen eindige deeloverdekking heeft.
Hak nu F in twee gesloten intervallen van lengte `/2.
Minstens ´e´en van deze intervallen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden, zeg F1.
Hak F1 weer op in twee intervallen van lengte `/4. We vinden F2 ⊆ F1 die niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Zo vinden we een rij intervallen F1⊇ F2⊇ · · · waar elke Fn lengte `/2n heeft en niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Kies x0 ∈T∞ n=1Fn
⊆ F . Dan is er U0 ∈ U zodat x0 ∈ U0. Omdat U0 open is
, bestaat er r > 0 zodat B(x0, r ) ⊆ U0.
Maar dan geldt voor voldoende grote n dat `/2n< r
en dus Fn⊆ U0.
Tegenspraak, want Fn kon niet met eindig veel elementen van U overdekt worden.
Compactheid van intervallen
Propositie 13.13
Een interval F = [a, b] ⊆ R is compact.
Bewijs: stel dat F niet compact is. Schrijf ` = b − a voor de lengte.
Er bestaat een open overdekking U van F die geen eindige deeloverdekking heeft.
Hak nu F in twee gesloten intervallen van lengte `/2.
Minstens ´e´en van deze intervallen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden, zeg F1.
Hak F1 weer op in twee intervallen van lengte `/4. We vinden F2 ⊆ F1 die niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Zo vinden we een rij intervallen F1⊇ F2⊇ · · · waar elke Fn lengte `/2n heeft en niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Kies x0 ∈T∞
n=1Fn⊆ F .
Dan is er U0 ∈ U zodat x0 ∈ U0. Omdat U0 open is
, bestaat er r > 0 zodat B(x0, r ) ⊆ U0.
Maar dan geldt voor voldoende grote n dat `/2n< r
en dus Fn⊆ U0.
Tegenspraak, want Fn kon niet met eindig veel elementen van U overdekt worden.
Compactheid van intervallen
Propositie 13.13
Een interval F = [a, b] ⊆ R is compact.
Bewijs: stel dat F niet compact is. Schrijf ` = b − a voor de lengte.
Er bestaat een open overdekking U van F die geen eindige deeloverdekking heeft.
Hak nu F in twee gesloten intervallen van lengte `/2.
Minstens ´e´en van deze intervallen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden, zeg F1.
Hak F1 weer op in twee intervallen van lengte `/4. We vinden F2 ⊆ F1 die niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Zo vinden we een rij intervallen F1⊇ F2⊇ · · · waar elke Fn lengte `/2n heeft en niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Kies x0 ∈T∞
n=1Fn⊆ F . Dan is er U0 ∈ U zodat x0 ∈ U0.
Omdat U0 open is
, bestaat er r > 0 zodat B(x0, r ) ⊆ U0.
Maar dan geldt voor voldoende grote n dat `/2n< r
en dus Fn⊆ U0.
Tegenspraak, want Fn kon niet met eindig veel elementen van U overdekt worden.
Compactheid van intervallen
Propositie 13.13
Een interval F = [a, b] ⊆ R is compact.
Bewijs: stel dat F niet compact is. Schrijf ` = b − a voor de lengte.
Er bestaat een open overdekking U van F die geen eindige deeloverdekking heeft.
Hak nu F in twee gesloten intervallen van lengte `/2.
Minstens ´e´en van deze intervallen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden, zeg F1.
Hak F1 weer op in twee intervallen van lengte `/4. We vinden F2 ⊆ F1 die niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Zo vinden we een rij intervallen F1⊇ F2⊇ · · · waar elke Fn lengte `/2n heeft en niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Kies x0 ∈T∞
n=1Fn⊆ F . Dan is er U0 ∈ U zodat x0 ∈ U0. Omdat U0 open is
, bestaat er r > 0 zodat B(x0, r ) ⊆ U0. Maar dan geldt voor voldoende grote n dat `/2n< r
en dus Fn⊆ U0.
Tegenspraak, want Fn kon niet met eindig veel elementen van U overdekt worden.
Compactheid van intervallen
Propositie 13.13
Een interval F = [a, b] ⊆ R is compact.
Bewijs: stel dat F niet compact is. Schrijf ` = b − a voor de lengte.
Er bestaat een open overdekking U van F die geen eindige deeloverdekking heeft.
Hak nu F in twee gesloten intervallen van lengte `/2.
Minstens ´e´en van deze intervallen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden, zeg F1.
Hak F1 weer op in twee intervallen van lengte `/4. We vinden F2 ⊆ F1 die niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Zo vinden we een rij intervallen F1⊇ F2⊇ · · · waar elke Fn lengte `/2n heeft en niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Kies x0 ∈T∞
n=1Fn⊆ F . Dan is er U0 ∈ U zodat x0 ∈ U0. Omdat U0 open is, bestaat er r > 0 zodat B(x0, r ) ⊆ U0.
Maar dan geldt voor voldoende grote n dat `/2n< r
en dus Fn⊆ U0.
Tegenspraak, want Fn kon niet met eindig veel elementen van U overdekt worden.
Compactheid van intervallen
Propositie 13.13
Een interval F = [a, b] ⊆ R is compact.
Bewijs: stel dat F niet compact is. Schrijf ` = b − a voor de lengte.
Er bestaat een open overdekking U van F die geen eindige deeloverdekking heeft.
Hak nu F in twee gesloten intervallen van lengte `/2.
Minstens ´e´en van deze intervallen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden, zeg F1.
Hak F1 weer op in twee intervallen van lengte `/4. We vinden F2 ⊆ F1 die niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Zo vinden we een rij intervallen F1⊇ F2⊇ · · · waar elke Fn lengte `/2n heeft en niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Kies x0 ∈T∞
n=1Fn⊆ F . Dan is er U0 ∈ U zodat x0 ∈ U0. Omdat U0 open is, bestaat er r > 0 zodat B(x0, r ) ⊆ U0. Maar dan geldt voor voldoende grote n dat `/2n< r
en dus Fn⊆ U0.
Tegenspraak, want Fn kon niet met eindig veel elementen van U overdekt worden.
Compactheid van intervallen
Propositie 13.13
Een interval F = [a, b] ⊆ R is compact.
Bewijs: stel dat F niet compact is. Schrijf ` = b − a voor de lengte.
Er bestaat een open overdekking U van F die geen eindige deeloverdekking heeft.
Hak nu F in twee gesloten intervallen van lengte `/2.
Minstens ´e´en van deze intervallen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden, zeg F1.
Hak F1 weer op in twee intervallen van lengte `/4. We vinden F2 ⊆ F1 die niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Zo vinden we een rij intervallen F1⊇ F2⊇ · · · waar elke Fn lengte `/2n heeft en niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Kies x0 ∈T∞
n=1Fn⊆ F . Dan is er U0 ∈ U zodat x0 ∈ U0. Omdat U0 open is, bestaat er r > 0 zodat B(x0, r ) ⊆ U0.
Maar dan geldt voor voldoende grote n dat `/2n< r en dus Fn⊆ U0.
Tegenspraak, want Fn kon niet met eindig veel elementen van U overdekt worden.
Compactheid van intervallen
Propositie 13.13
Een interval F = [a, b] ⊆ R is compact.
Bewijs: stel dat F niet compact is. Schrijf ` = b − a voor de lengte.
Er bestaat een open overdekking U van F die geen eindige deeloverdekking heeft.
Hak nu F in twee gesloten intervallen van lengte `/2.
Minstens ´e´en van deze intervallen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden, zeg F1.
Hak F1 weer op in twee intervallen van lengte `/4. We vinden F2 ⊆ F1 die niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Zo vinden we een rij intervallen F1⊇ F2⊇ · · · waar elke Fn lengte `/2n heeft en niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Kies x0 ∈T∞
n=1Fn⊆ F . Dan is er U0 ∈ U zodat x0 ∈ U0. Omdat U0 open is, bestaat er r > 0 zodat B(x0, r ) ⊆ U0.
Maar dan geldt voor voldoende grote n dat `/2n< r en dus Fn⊆ U0.
Tegenspraak, want Fnkon niet met eindig veel elementen van U overdekt worden.
Compactheid van k-cellen
Propositie 13.13
Een k-cel F = [a1, b1] × [a2, b2] × · · · × [ak, bk] ⊆ Rk is compact.
Bewijs: stel dat F niet compact is. Schrijf ` = b − a voor de lengte.
Er bestaat een open overdekking U van F die geen eindige deeloverdekking heeft. Hak nu F in twee gesloten intervallen van lengte `/2.
Minstens ´e´en van deze intervallen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden, zeg F1.
Hak F1 weer op in twee intervallen van lengte `/4. We vinden F2 ⊆ F1 die niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Zo vinden we een rij intervallen F1⊇ F2⊇ · · · waar elke Fn lengte `/2n heeft en niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Kies x0 ∈T∞
n=1Fn⊆ F . Dan is er U0 ∈ U zodat x0 ∈ U0. Omdat U0 open is, bestaat er r > 0 zodat B(x0, r ) ⊆ U0.
Maar dan geldt voor voldoende grote n dat `/2n< r en dus Fn⊆ U0.
Tegenspraak, want Fn kon niet met eindig veel elementen van U overdekt worden.
Compactheid van k-cellen
Propositie 13.13
Een k-cel F = [a1, b1] × [a2, b2] × · · · × [ak, bk] ⊆ Rk is compact.
Bewijs: stel dat F niet compact is. Schrijf ` = b − a voor de lengte.
Er bestaat een open overdekking U van F die geen eindige deeloverdekking heeft.
Hak nu F in twee gesloten intervallen van lengte `/2.
Minstens ´e´en van deze intervallen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden, zeg F1.
Hak F1 weer op in twee intervallen van lengte `/4. We vinden F2 ⊆ F1 die niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Zo vinden we een rij intervallen F1⊇ F2⊇ · · · waar elke Fn lengte `/2n heeft en niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Kies x0 ∈T∞
n=1Fn⊆ F . Dan is er U0 ∈ U zodat x0 ∈ U0. Omdat U0 open is, bestaat er r > 0 zodat B(x0, r ) ⊆ U0.
Maar dan geldt voor voldoende grote n dat `/2n< r en dus Fn⊆ U0.
Tegenspraak, want Fnkon niet met eindig veel elementen van U overdekt worden.
Compactheid van k-cellen
Propositie 13.13
Een k-cel F = [a1, b1] × [a2, b2] × · · · × [ak, bk] ⊆ Rk is compact.
Bewijs: stel dat F niet compact is. Schrijf ` = q
Pk
j =1(bj − aj)2 voor de diameter.
Er bestaat een open overdekking U van F die geen eindige deeloverdekking heeft.
Hak nu F in twee gesloten intervallen van lengte `/2.
Minstens ´e´en van deze intervallen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden, zeg F1.
Hak F1 weer op in twee intervallen van lengte `/4. We vinden F2 ⊆ F1 die niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Zo vinden we een rij intervallen F1⊇ F2⊇ · · · waar elke Fn lengte `/2n heeft en niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Kies x0 ∈T∞
n=1Fn⊆ F . Dan is er U0 ∈ U zodat x0 ∈ U0. Omdat U0 open is, bestaat er r > 0 zodat B(x0, r ) ⊆ U0.
Maar dan geldt voor voldoende grote n dat `/2n< r en dus Fn⊆ U0.
Tegenspraak, want Fnkon niet met eindig veel elementen van U overdekt worden.
Compactheid van k-cellen
Propositie 13.13
Een k-cel F = [a1, b1] × [a2, b2] × · · · × [ak, bk] ⊆ Rk is compact.
Bewijs: stel dat F niet compact is. Schrijf ` = q
Pk
j =1(bj − aj)2 voor de diameter.
Er bestaat een open overdekking U van F die geen eindige deeloverdekking heeft.
Hak nu F in 2k gesloten k-cellen van diameter `/2.
Minstens ´e´en van deze intervallen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden, zeg F1.
Hak F1 weer op in twee intervallen van lengte `/4. We vinden F2 ⊆ F1 die niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Zo vinden we een rij intervallen F1⊇ F2⊇ · · · waar elke Fn lengte `/2n heeft en niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Kies x0 ∈T∞
n=1Fn⊆ F . Dan is er U0 ∈ U zodat x0 ∈ U0. Omdat U0 open is, bestaat er r > 0 zodat B(x0, r ) ⊆ U0.
Maar dan geldt voor voldoende grote n dat `/2n< r en dus Fn⊆ U0.
Tegenspraak, want Fnkon niet met eindig veel elementen van U overdekt worden.
Compactheid van k-cellen
Propositie 13.13
Een k-cel F = [a1, b1] × [a2, b2] × · · · × [ak, bk] ⊆ Rk is compact.
Bewijs: stel dat F niet compact is. Schrijf ` = q
Pk
j =1(bj − aj)2 voor de diameter.
Er bestaat een open overdekking U van F die geen eindige deeloverdekking heeft.
Hak nu F in 2k gesloten k-cellen van diameter `/2.
Minstens ´e´en van deze cellen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden, zeg F1.
Hak F1 weer op in twee intervallen van lengte `/4. We vinden F2 ⊆ F1 die niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Zo vinden we een rij intervallen F1⊇ F2⊇ · · · waar elke Fn lengte `/2n heeft en niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Kies x0 ∈T∞
n=1Fn⊆ F . Dan is er U0 ∈ U zodat x0 ∈ U0. Omdat U0 open is, bestaat er r > 0 zodat B(x0, r ) ⊆ U0.
Maar dan geldt voor voldoende grote n dat `/2n< r en dus Fn⊆ U0.
Tegenspraak, want Fnkon niet met eindig veel elementen van U overdekt worden.
Compactheid van k-cellen
Propositie 13.13
Een k-cel F = [a1, b1] × [a2, b2] × · · · × [ak, bk] ⊆ Rk is compact.
Bewijs: stel dat F niet compact is. Schrijf ` = q
Pk
j =1(bj − aj)2 voor de diameter.
Er bestaat een open overdekking U van F die geen eindige deeloverdekking heeft.
Hak nu F in 2k gesloten k-cellen van diameter `/2.
Minstens ´e´en van deze cellen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden, zeg F1.
Hak F1 weer op in 2k cellen van diameter `/4. We vinden F2 ⊆ F1 die niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Zo vinden we een rij intervallen F1⊇ F2⊇ · · · waar elke Fn lengte `/2n heeft en niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Kies x0 ∈T∞
n=1Fn⊆ F . Dan is er U0 ∈ U zodat x0 ∈ U0. Omdat U0 open is, bestaat er r > 0 zodat B(x0, r ) ⊆ U0.
Maar dan geldt voor voldoende grote n dat `/2n< r en dus Fn⊆ U0.
Tegenspraak, want Fnkon niet met eindig veel elementen van U overdekt worden.
Compactheid van k-cellen
Propositie 13.13
Een k-cel F = [a1, b1] × [a2, b2] × · · · × [ak, bk] ⊆ Rk is compact.
Bewijs: stel dat F niet compact is. Schrijf ` = q
Pk
j =1(bj − aj)2 voor de diameter.
Er bestaat een open overdekking U van F die geen eindige deeloverdekking heeft.
Hak nu F in 2k gesloten k-cellen van diameter `/2.
Minstens ´e´en van deze cellen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden, zeg F1.
Hak F1 weer op in 2k cellen van diameter `/4. We vinden F2 ⊆ F1 die niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Zo vinden we een rij cellen F1⊇ F2⊇ · · · waar elke Fn diameter `/2n heeft en niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Kies x0 ∈T∞
n=1Fn⊆ F . Dan is er U0 ∈ U zodat x0 ∈ U0. Omdat U0 open is, bestaat er r > 0 zodat B(x0, r ) ⊆ U0.
Maar dan geldt voor voldoende grote n dat `/2n< r en dus Fn⊆ U0.
Tegenspraak, want Fnkon niet met eindig veel elementen van U overdekt worden.
Compactheid van k-cellen
Propositie 13.13
Een k-cel F = [a1, b1] × [a2, b2] × · · · × [ak, bk] ⊆ Rk is compact.
Bewijs: stel dat F niet compact is. Schrijf ` = q
Pk
j =1(bj − aj)2 voor de diameter.
Er bestaat een open overdekking U van F die geen eindige deeloverdekking heeft.
Hak nu F in 2k gesloten k-cellen van diameter `/2.
Minstens ´e´en van deze cellen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden, zeg F1.
Hak F1 weer op in 2k cellen van diameter `/4. We vinden F2 ⊆ F1 die niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Zo vinden we een rij cellen F1⊇ F2⊇ · · · waar elke Fn diameter `/2n heeft en niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Kies ~x0∈T∞
n=1Fn⊆ F . Dan is er U0 ∈ U zodat ~x0∈ U0. Omdat U0 open is, bestaat er r > 0 zodat B(x0, r ) ⊆ U0.
Maar dan geldt voor voldoende grote n dat `/2n< r en dus Fn⊆ U0.
Tegenspraak, want Fnkon niet met eindig veel elementen van U overdekt worden.
Compactheid van k-cellen
Propositie 13.13
Een k-cel F = [a1, b1] × [a2, b2] × · · · × [ak, bk] ⊆ Rk is compact.
Bewijs: stel dat F niet compact is. Schrijf ` = q
Pk
j =1(bj − aj)2 voor de diameter.
Er bestaat een open overdekking U van F die geen eindige deeloverdekking heeft.
Hak nu F in 2k gesloten k-cellen van diameter `/2.
Minstens ´e´en van deze cellen kan niet door eindig veel elementen van U overdekt worden, zeg F1.
Hak F1 weer op in 2k cellen van diameter `/4. We vinden F2 ⊆ F1 die niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Zo vinden we een rij cellen F1⊇ F2⊇ · · · waar elke Fn diameter `/2n heeft en niet door eindig veel elementen van U overdekt kan worden.
Kies ~x0∈T∞
n=1Fn⊆ F . Dan is er U0 ∈ U zodat ~x0∈ U0. Omdat U0 open is, bestaat er r > 0 zodat B( ~x0, r ) ⊆ U0.
Maar dan geldt voor voldoende grote n dat `/2n< r en dus Fn⊆ U0.
Tegenspraak, want Fnkon niet met eindig veel elementen van U overdekt worden.
Compactheid van gesloten verzamelingen
Propositie 13.13
Een k-cel F = [a1, b1] × [a2, b2] × · · · × [ak, bk] ⊆ Rk is compact.
Gevolg
Elke gesloten en begrensde verzameling in Rk is compact. Bewijs:
Opgave
Een gesloten deelverzameling van een compacte verzameling is weer compact.
Compactheid van gesloten verzamelingen
Propositie 13.13
Een k-cel F = [a1, b1] × [a2, b2] × · · · × [ak, bk] ⊆ Rk is compact.
Gevolg
Elke gesloten en begrensde verzameling in Rk is compact.
Bewijs: Opgave
Een gesloten deelverzameling van een compacte verzameling is weer compact.
Compactheid van gesloten verzamelingen
Propositie 13.13
Een k-cel F = [a1, b1] × [a2, b2] × · · · × [ak, bk] ⊆ Rk is compact.
Gevolg
Elke gesloten en begrensde verzameling in Rk is compact.
Bewijs:
Opgave
Een gesloten deelverzameling van een compacte verzameling is weer compact.
Compactheid van gesloten verzamelingen
Propositie 13.13
Een k-cel F = [a1, b1] × [a2, b2] × · · · × [ak, bk] ⊆ Rk is compact.
Gevolg
Elke gesloten en begrensde verzameling in Rk is compact.
Bewijs:
Opgave
Een gesloten deelverzameling van een compacte verzameling is weer compact.
Heine-Borel
Heine-Borel (Stelling 13.12)
Een deelverzameling E ⊆ Rk is compact desda E gesloten en begrensd is.
Bewijs van “⇒”: stel dat E compact is. Begrensdheid:
neem U = {B(~0, r ) : r ∈ (0, ∞)}. Dit is een open overdekking van Rk, dus zeker van E . Dus heeft U een eindige deeloverdekking.
Dan bestaan er r1, . . . , rn zodat E ⊆Sn
i =1B(~0, rn)
= B ~0, max(r1, . . . , rn).
Dus E is begrensd. Geslotenheid:
we moeten bewijzen dat Rk \ E open is. Kies ~x0∈ Rk\ E .
Neem Vm = {~x ∈ Rk : (~x, ~x0) > 1/m}.
Dan is Vm open enS∞
m=1Vm= Rk\ { ~x0}.
De Vm overdekken dus E
, dus er is N zodat E ⊆SN
m=1Vm = VN.
Dan geldt Rk\ E ⊇ Rk\ VN
= B( ~x0, 1/N)−.
In het bijzonder geldt B( ~x0, 1/N) ⊆ Rk \ E
, dus ~x0 is inwendig in Rk\ E .
Dit geldt voor willekeurige ~x0, dus Rk \ E is open.
Heine-Borel
Heine-Borel (Stelling 13.12)
Een deelverzameling E ⊆ Rk is compact desda E gesloten en begrensd is.
Bewijs van “⇒”
: stel dat E compact is. Begrensdheid:
neem U = {B(~0, r ) : r ∈ (0, ∞)}. Dit is een open overdekking van Rk, dus zeker van E . Dus heeft U een eindige deeloverdekking.
Dan bestaan er r1, . . . , rn zodat E ⊆Sn
i =1B(~0, rn)
= B ~0, max(r1, . . . , rn).
Dus E is begrensd. Geslotenheid:
we moeten bewijzen dat Rk \ E open is. Kies ~x0∈ Rk\ E .
Neem Vm = {~x ∈ Rk : (~x, ~x0) > 1/m}.
Dan is Vm open enS∞
m=1Vm= Rk\ { ~x0}.
De Vm overdekken dus E
, dus er is N zodat E ⊆SN
m=1Vm = VN.
Dan geldt Rk\ E ⊇ Rk\ VN
= B( ~x0, 1/N)−.
In het bijzonder geldt B( ~x0, 1/N) ⊆ Rk \ E
, dus ~x0 is inwendig in Rk\ E .
Dit geldt voor willekeurige ~x0, dus Rk \ E is open.
Heine-Borel
Heine-Borel (Stelling 13.12)
Een deelverzameling E ⊆ Rk is compact desda E gesloten en begrensd is.
Bewijs van “⇒”: stel dat E compact is.
Begrensdheid:
neem U = {B(~0, r ) : r ∈ (0, ∞)}. Dit is een open overdekking van Rk, dus zeker van E . Dus heeft U een eindige deeloverdekking.
Dan bestaan er r1, . . . , rn zodat E ⊆Sn
i =1B(~0, rn)
= B ~0, max(r1, . . . , rn).
Dus E is begrensd. Geslotenheid:
we moeten bewijzen dat Rk \ E open is. Kies ~x0∈ Rk\ E .
Neem Vm = {~x ∈ Rk : (~x, ~x0) > 1/m}.
Dan is Vm open enS∞
m=1Vm= Rk\ { ~x0}.
De Vm overdekken dus E
, dus er is N zodat E ⊆SN
m=1Vm = VN.
Dan geldt Rk\ E ⊇ Rk\ VN
= B( ~x0, 1/N)−.
In het bijzonder geldt B( ~x0, 1/N) ⊆ Rk \ E
, dus ~x0 is inwendig in Rk\ E .
Dit geldt voor willekeurige ~x0, dus Rk \ E is open.
Heine-Borel
Heine-Borel (Stelling 13.12)
Een deelverzameling E ⊆ Rk is compact desda E gesloten en begrensd is.
Bewijs van “⇒”: stel dat E compact is.
Begrensdheid:
neem U = {B(~0, r ) : r ∈ (0, ∞)}. Dit is een open overdekking van Rk, dus zeker van E . Dus heeft U een eindige deeloverdekking.
Dan bestaan er r1, . . . , rn zodat E ⊆Sn
i =1B(~0, rn)
= B ~0, max(r1, . . . , rn).
Dus E is begrensd. Geslotenheid:
we moeten bewijzen dat Rk \ E open is. Kies ~x0∈ Rk\ E .
Neem Vm = {~x ∈ Rk : (~x, ~x0) > 1/m}.
Dan is Vm open enS∞
m=1Vm= Rk\ { ~x0}.
De Vm overdekken dus E
, dus er is N zodat E ⊆SN
m=1Vm = VN.
Dan geldt Rk\ E ⊇ Rk\ VN
= B( ~x0, 1/N)−.
In het bijzonder geldt B( ~x0, 1/N) ⊆ Rk \ E
, dus ~x0 is inwendig in Rk\ E .
Dit geldt voor willekeurige ~x0, dus Rk \ E is open.
Heine-Borel
Heine-Borel (Stelling 13.12)
Een deelverzameling E ⊆ Rk is compact desda E gesloten en begrensd is.
Bewijs van “⇒”: stel dat E compact is.
Begrensdheid: neem U = {B(~0, r ) : r ∈ (0, ∞)}.
Dit is een open overdekking van Rk, dus zeker van E . Dus heeft U een eindige deeloverdekking.
Dan bestaan er r1, . . . , rn zodat E ⊆Sn
i =1B(~0, rn)
= B ~0, max(r1, . . . , rn).
Dus E is begrensd. Geslotenheid:
we moeten bewijzen dat Rk \ E open is. Kies ~x0∈ Rk\ E .
Neem Vm = {~x ∈ Rk : (~x, ~x0) > 1/m}.
Dan is Vm open enS∞
m=1Vm= Rk\ { ~x0}.
De Vm overdekken dus E
, dus er is N zodat E ⊆SN
m=1Vm = VN.
Dan geldt Rk\ E ⊇ Rk\ VN
= B( ~x0, 1/N)−.
In het bijzonder geldt B( ~x0, 1/N) ⊆ Rk \ E
, dus ~x0 is inwendig in Rk\ E .
Dit geldt voor willekeurige ~x0, dus Rk \ E is open.
Heine-Borel
Heine-Borel (Stelling 13.12)
Een deelverzameling E ⊆ Rk is compact desda E gesloten en begrensd is.
Bewijs van “⇒”: stel dat E compact is.
Begrensdheid: neem U = {B(~0, r ) : r ∈ (0, ∞)}. Dit is een open overdekking van Rk
, dus zeker van E . Dus heeft U een eindige deeloverdekking. Dan bestaan er r1, . . . , rn zodat E ⊆Sn
i =1B(~0, rn)
= B ~0, max(r1, . . . , rn).
Dus E is begrensd. Geslotenheid:
we moeten bewijzen dat Rk \ E open is. Kies ~x0∈ Rk\ E .
Neem Vm = {~x ∈ Rk : (~x, ~x0) > 1/m}.
Dan is Vm open enS∞
m=1Vm= Rk\ { ~x0}.
De Vm overdekken dus E
, dus er is N zodat E ⊆SN
m=1Vm = VN.
Dan geldt Rk\ E ⊇ Rk\ VN
= B( ~x0, 1/N)−.
In het bijzonder geldt B( ~x0, 1/N) ⊆ Rk \ E
, dus ~x0 is inwendig in Rk\ E .
Dit geldt voor willekeurige ~x0, dus Rk \ E is open.
Heine-Borel
Heine-Borel (Stelling 13.12)
Een deelverzameling E ⊆ Rk is compact desda E gesloten en begrensd is.
Bewijs van “⇒”: stel dat E compact is.
Begrensdheid: neem U = {B(~0, r ) : r ∈ (0, ∞)}. Dit is een open overdekking van Rk, dus zeker van E .
Dus heeft U een eindige deeloverdekking. Dan bestaan er r1, . . . , rn zodat E ⊆Sn
i =1B(~0, rn)
= B ~0, max(r1, . . . , rn).
Dus E is begrensd. Geslotenheid:
we moeten bewijzen dat Rk \ E open is. Kies ~x0∈ Rk\ E .
Neem Vm = {~x ∈ Rk : (~x, ~x0) > 1/m}.
Dan is Vm open enS∞
m=1Vm= Rk\ { ~x0}.
De Vm overdekken dus E
, dus er is N zodat E ⊆SN
m=1Vm = VN.
Dan geldt Rk\ E ⊇ Rk\ VN
= B( ~x0, 1/N)−.
In het bijzonder geldt B( ~x0, 1/N) ⊆ Rk \ E
, dus ~x0 is inwendig in Rk\ E .
Dit geldt voor willekeurige ~x0, dus Rk \ E is open.
Heine-Borel
Heine-Borel (Stelling 13.12)
Een deelverzameling E ⊆ Rk is compact desda E gesloten en begrensd is.
Bewijs van “⇒”: stel dat E compact is.
Begrensdheid: neem U = {B(~0, r ) : r ∈ (0, ∞)}. Dit is een open overdekking van Rk, dus zeker van E . Dus heeft U een eindige deeloverdekking.
Dan bestaan er r1, . . . , rn zodat E ⊆Sn
i =1B(~0, rn)
= B ~0, max(r1, . . . , rn).
Dus E is begrensd. Geslotenheid:
we moeten bewijzen dat Rk \ E open is. Kies ~x0∈ Rk\ E .
Neem Vm = {~x ∈ Rk : (~x, ~x0) > 1/m}.
Dan is Vm open enS∞
m=1Vm= Rk\ { ~x0}.
De Vm overdekken dus E
, dus er is N zodat E ⊆SN
m=1Vm = VN.
Dan geldt Rk\ E ⊇ Rk\ VN
= B( ~x0, 1/N)−.
In het bijzonder geldt B( ~x0, 1/N) ⊆ Rk \ E
, dus ~x0 is inwendig in Rk\ E .
Dit geldt voor willekeurige ~x0, dus Rk \ E is open.
Heine-Borel
Heine-Borel (Stelling 13.12)
Een deelverzameling E ⊆ Rk is compact desda E gesloten en begrensd is.
Bewijs van “⇒”: stel dat E compact is.
Begrensdheid: neem U = {B(~0, r ) : r ∈ (0, ∞)}. Dit is een open overdekking van Rk, dus zeker van E . Dus heeft U een eindige deeloverdekking.
Dan bestaan er r1, . . . , rn zodat E ⊆Sn
i =1B(~0, rn)
= B ~0, max(r1, . . . , rn). Dus E is begrensd.
Geslotenheid:
we moeten bewijzen dat Rk \ E open is. Kies ~x0∈ Rk\ E .
Neem Vm = {~x ∈ Rk : (~x, ~x0) > 1/m}.
Dan is Vm open enS∞
m=1Vm= Rk\ { ~x0}.
De Vm overdekken dus E
, dus er is N zodat E ⊆SN
m=1Vm = VN.
Dan geldt Rk\ E ⊇ Rk\ VN
= B( ~x0, 1/N)−.
In het bijzonder geldt B( ~x0, 1/N) ⊆ Rk \ E
, dus ~x0 is inwendig in Rk\ E .
Dit geldt voor willekeurige ~x0, dus Rk \ E is open.
Heine-Borel
Heine-Borel (Stelling 13.12)
Een deelverzameling E ⊆ Rk is compact desda E gesloten en begrensd is.
Bewijs van “⇒”: stel dat E compact is.
Begrensdheid: neem U = {B(~0, r ) : r ∈ (0, ∞)}. Dit is een open overdekking van Rk, dus zeker van E . Dus heeft U een eindige deeloverdekking.
Dan bestaan er r1, . . . , rn zodat E ⊆Sn
i =1B(~0, rn) = B ~0, max(r1, . . . , rn).
Dus E is begrensd. Geslotenheid:
we moeten bewijzen dat Rk \ E open is. Kies ~x0∈ Rk\ E .
Neem Vm = {~x ∈ Rk : (~x, ~x0) > 1/m}.
Dan is Vm open enS∞
m=1Vm= Rk\ { ~x0}.
De Vm overdekken dus E
, dus er is N zodat E ⊆SN
m=1Vm = VN.
Dan geldt Rk\ E ⊇ Rk\ VN
= B( ~x0, 1/N)−.
In het bijzonder geldt B( ~x0, 1/N) ⊆ Rk \ E
, dus ~x0 is inwendig in Rk\ E .
Dit geldt voor willekeurige ~x0, dus Rk \ E is open.
Heine-Borel
Heine-Borel (Stelling 13.12)
Een deelverzameling E ⊆ Rk is compact desda E gesloten en begrensd is.
Bewijs van “⇒”: stel dat E compact is.
Begrensdheid: neem U = {B(~0, r ) : r ∈ (0, ∞)}. Dit is een open overdekking van Rk, dus zeker van E . Dus heeft U een eindige deeloverdekking.
Dan bestaan er r1, . . . , rn zodat E ⊆Sn
i =1B(~0, rn) = B ~0, max(r1, . . . , rn).
Dus E is begrensd.
Geslotenheid:
we moeten bewijzen dat Rk \ E open is. Kies ~x0∈ Rk\ E .
Neem Vm = {~x ∈ Rk : (~x, ~x0) > 1/m}.
Dan is Vm open enS∞
m=1Vm= Rk\ { ~x0}.
De Vm overdekken dus E
, dus er is N zodat E ⊆SN
m=1Vm = VN.
Dan geldt Rk\ E ⊇ Rk\ VN
= B( ~x0, 1/N)−.
In het bijzonder geldt B( ~x0, 1/N) ⊆ Rk \ E
, dus ~x0 is inwendig in Rk\ E .
Dit geldt voor willekeurige ~x0, dus Rk \ E is open.
Heine-Borel
Heine-Borel (Stelling 13.12)
Een deelverzameling E ⊆ Rk is compact desda E gesloten en begrensd is.
Bewijs van “⇒”: stel dat E compact is.
Begrensdheid: neem U = {B(~0, r ) : r ∈ (0, ∞)}. Dit is een open overdekking van Rk, dus zeker van E . Dus heeft U een eindige deeloverdekking.
Dan bestaan er r1, . . . , rn zodat E ⊆Sn
i =1B(~0, rn) = B ~0, max(r1, . . . , rn).
Dus E is begrensd.
Geslotenheid:
we moeten bewijzen dat Rk \ E open is. Kies ~x0∈ Rk\ E . Neem Vm = {~x ∈ Rk : (~x, ~x0) > 1/m}.
Dan is Vm open enS∞
m=1Vm= Rk\ { ~x0}.
De Vm overdekken dus E
, dus er is N zodat E ⊆SN
m=1Vm = VN.
Dan geldt Rk\ E ⊇ Rk\ VN
= B( ~x0, 1/N)−.
In het bijzonder geldt B( ~x0, 1/N) ⊆ Rk \ E
, dus ~x0 is inwendig in Rk\ E .
Dit geldt voor willekeurige ~x0, dus Rk \ E is open.
Heine-Borel
Heine-Borel (Stelling 13.12)
Een deelverzameling E ⊆ Rk is compact desda E gesloten en begrensd is.
Bewijs van “⇒”: stel dat E compact is.
Begrensdheid: neem U = {B(~0, r ) : r ∈ (0, ∞)}. Dit is een open overdekking van Rk, dus zeker van E . Dus heeft U een eindige deeloverdekking.
Dan bestaan er r1, . . . , rn zodat E ⊆Sn
i =1B(~0, rn) = B ~0, max(r1, . . . , rn).
Dus E is begrensd.
Geslotenheid: we moeten bewijzen dat Rk \ E open is.
Kies ~x0∈ Rk\ E . Neem Vm = {~x ∈ Rk : (~x, ~x0) > 1/m}.
Dan is Vm open enS∞
m=1Vm= Rk\ { ~x0}.
De Vm overdekken dus E
, dus er is N zodat E ⊆SN
m=1Vm = VN.
Dan geldt Rk\ E ⊇ Rk\ VN
= B( ~x0, 1/N)−.
In het bijzonder geldt B( ~x0, 1/N) ⊆ Rk \ E
, dus ~x0 is inwendig in Rk\ E .
Dit geldt voor willekeurige ~x0, dus Rk \ E is open.