• No results found

Stageverslag Masterstage

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Stageverslag Masterstage"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Stageverslag Masterstage

Datum: 10-07-2020

Persoonlijke gegevens stagiair Naam R. van Donk

Studentnummer: s2719363 Adres: Gelkingestraat 35E

Postcode & Woonplaats: 9711 NB Groningen

Tel. nr.: 06-19857888 E-mail: r.van.donk@student.rug.nl Stagedocent

Naam: · S. van der Poel Opleiding: M Geschiedenis Stagegever

Naam: Stichting Folkingestraat Synagoge Groningen Adres: Nieuwstad 28

Postcode & Woonplaats: 9711 JP Groningen

Tel.nr.: 050-3123151 Branche: Stichting Begeleider namens de stagegever

Naam: G. Volders

Functie: Algemeen Manager

(2)

2

Stageverslag Masterstage

Vrijheid met een zwarte rand – Joods Groningen na de bevrijding

Verklede kinderen van de Groningse Joodse gemeenschap omstreeks 1950 Foto: Piet Boonstra, RHC Groninger Archieven

Masterstage

Naam student: Renske van Donk Studentnummer: S2719363 Docent: S. van der Poel

(3)

3

Inhoudsopgave

Inleiding ...4

Hoofdstuk 1: De organisatie Stichting Folkingestraat Synagoge ...5

Hoofdstuk 2: Rol van de stagiair/beschrijving van de werkzaamheden ...6

Hoofdstuk 3: Evaluatie ...7

2.1. De stage ...7

2.2. Leerdoelen ... 10

Conclusie ... 16

(4)

4

Inleiding

Voor de master opleiding ‘Geschiedenis Vandaag’, was er de mogelijkheid om stage te lopen bij een organisatie of bedrijf. Hoewel ik in het verleden stage heb gelopen op een consulaat en werkzaam ben geweest in de publieke sector, wilde ik graag meer ervaring opdoen in de culturele sector. Zo dacht ik bijvoorbeeld aan het vervaardigen van een expositie. Ik had nog geen ervaring met het realiseren van een expositie, maar wilde dat graag leren in de context van een stage. Daarnaast vond ik het belangrijk om meer werkervaring op te doen en een actieve invulling te geven aan mijn opleiding.

Hoewel ik nog niet actief naar een stageplek op zoek was, kwam ik in het najaar van 2019 een vacature van de Stichting Folkingestraat Synagoge (SFS) tegen. De stichting was opzoek naar een bachelor of master student die onderzoek wilde gaan doen naar de Joodse gemeenschap in Groningen na de Tweede Wereldoorlog. Het onderzoek zou de basis vormen voor een expositie. Na het lezen van deze vacature heb ik contact opgenomen met de stichting. Allereerst was ik geïnteresseerd in het onderwerp, omdat ik weinig over het onderwerp wist. Ten tweede vond ik de stage interessant omdat de expositie een stukje van de geschiedenis van Joods Groningen laat zien. Ook had ik nog niet eerder expositieteksten geschreven of onderzoek voor een expositie gedaan. Tot slot vond ik het een mooi idee dat mijn werk door een groter publiek zou worden gezien.

Uiteindelijk ben ik uitgenodigd voor een gesprek met Geert Volders, de algemeen manager van de stichting. Het gesprek verliep goed en enkele weken later hoorde ik dat ik was aangenomen voor de stage. Vanaf februari tot halverwege juli werkte ik samen met Audrey Takens aan het onderzoek en de expositie. De stage was opgedeeld in twee onderdelen: Audrey was voornamelijk verantwoordelijk voor de vormgeving van de expositie en ik zou het onderzoek voor de expositie verrichtten. In de praktijk liepen deze taken behoorlijk door elkaar. Zo heeft Audrey flink geholpen met het onderzoek en is ze mee geweest naar het archief en heb ik geholpen met het afnemen van de interviews, de vormgeving van de expositie, het uitzoeken en structureren van afbeeldingen en het bedenken van een logische verhaallijn.

Toen brak de coronacrisis uit. Gelukkig was er de mogelijkheid om thuis te werken. Er was nog genoeg informatie op het internet te vinden en daarnaast kon ik een goede start maken met het schrijven van de expositieteksten. Wekelijks hadden wij contact met elkaar, zodat we wisten hoever we waren met het onderzoek. Al vrij snel hadden we besloten om de

(5)

5 expositie een maand uit te stellen. Dit was uiteindelijk een goede beslissing geweest, omdat er op die manier ook nog genoeg tijd was om naar het archief te gaan. Ik was gemotiveerd om door te blijven werken en vond het belangrijk dat ik genoeg vorderingen maakte. Gelukkig kon de stage worden afgerond en de expositie worden geopend.

In dit stageverslag zal ik voornamelijk reflecteren op de stageperiode. Eerst zal er kort worden ingegaan op de stagegevende organisatie en zal er een beknopte omschrijving van de werkzaamheden worden gegeven. Tot slot zal de stage en de leerdoelen worden besproken.

Hoofdstuk 1: De organisatie Stichting Folkingestraat Synagoge

Sinds 1975 zet de SFS zich in voor het behoud en het uitdragen van het Joodse erfgoed en de Joodse cultuur in stad en provincie Groningen. In de synagoge – en ook daarbuiten – laten zij het publiek, kennismaken met en deelnemen aan het Joodse verhaal door verleden, heden en toekomst met elkaar te verbinden. Dit gebeurd doormiddel van rondleidingen, (school) projecten, lezingen en exposities. Een klein deel van de synagoge wordt gebruikt als gebedsruimte, de rest van het gebouw heeft een culturele invulling gekregen. Naast diensten vinden er tentoonstellingen, concerten en lezingen plaats, zoveel mogelijk met een Joods thema.

De stichting wordt door algemeen manager Geert Volders en medewerker educatie, communicatie en programmering Marcel Wichgers geleid. Samen sturen zij een team van vrijwilligers aan die onder andere de rondleidingen voor de bezoekers verzorgen. De vrijwilligers beantwoorden uiteenlopende vragen van bezoekers en draaien baliediensten. Ook werken zij mee aan de projecten en bieden zij een helpende hand tijdens de evenementen zoals concerten en lezingen. Er is zelfs één vrijwilliger die Hebreeuwse lessen voor geïnteresseerden verzorgt.

De algemeen manager is onder andere verantwoordelijk voor het aansturen van de vrijwilligers, het maken van de roosters en het regelen, inplannen en financieren van evenementen, lezingen, concerten en exposities. Hij ziet er daarnaast op toe dat de evenementen passen bij de synagoge en het Jodendom; een christelijk kerstfeest zal bijvoorbeeld nooit in de synagoge plaatsvinden. De algemeen manager onderhoudt daarnaast nauwe banden met de Joodse Gemeente van Groningen. Geregeld overleggen zij over uiteenlopende zaken. Momenteel is de algemeen manager druk bezig met het realiseren van een vaste tentoonstelling. Hij is daarbij onder andere verantwoordelijk voor de financiering

(6)

6 van het project. Voorheen kende de synagoge een zeer verouderde tentoonstelling, waar weinig te vinden was over Joods Groningen. De vaste tentoonstelling zal het verhaal van Joods Groningen in detail en op een frisse manier brengen. Daarnaast zijn er nog een aantal uiteenlopende zaken waar de algemeen manager zorg voor draagt. Tijdens de coronacrisis was het bijvoorbeeld de algemeen manager die ervoor zorgde dat de synagoge ‘corona proof’ was op het moment dat de synagoge weer voor publiek open ging.

De medewerker educatie, communicatie en programmering is onder andere verantwoordelijk voor de PR, de educatieve projecten en het inwerken van de vrijwilligers voor rondleidingen. Samen met Geert Volders werft hij de vrijwilligers voor de synagoge. Marcel zorgt daarnaast voor eenheid binnen het team. Zo organiseerde Marcel tijdens de coronacrisis een wekelijkse ‘online bijscholing’ waarbij vrijwilligers en andere geïnteresseerden konden luisteren naar lezingen.

Hoofdstuk 2: Rol van de stagiair/beschrijving van de werkzaamheden

In 2020 is er veel aandacht voor de herdenking en viering van 75 jaar vrijheid. Voor de Joodse gemeenschap was de bevrijding in 1945 allesbehalve feestelijk. SFS wil middels een expositie in de zomer van 2020 laten zien hoe de Joodse gemeenschap in Groningen (stad en provincie) zich na de oorlog herpakte. De focus van de expositie ligt op de eerste vijfentwintig jaar na de bevrijding.

Deze expositie is hoofdonderdeel van een projectplan van SFS in 2020. De globale verhaallijn is hierin uitgeschreven, met daarin de thema’s die in de expositie aan bod kunnen komen. SFS wil middels deze expositie de focus leggen op de tamelijk onbekende naoorlogse periode en een antwoord geven op de vraag wat ‘bevrijding’ betekende en betekent.

Voor deze stage was ik verantwoordelijk voor het onderzoek dat nodig was voor het realiseren van de expositie ‘Vrijheid met een zwarte rand: Joods Groningen na de oorlog’.

De taken van de stageopdracht bestonden uit:

• Onderzoek doen naar de geschiedenis van Joods Groningen na de Tweede Wereldoorlog.

• Literatuuronderzoek • Archiefonderzoek

(7)

7 • Expositieteksten schrijven

• Verzamelen van beeldmateriaal

• Uitvoering van het expositieplan i.s.m. team SFS. • Expositieopbouw

• Meedenken over een randprogramma rondom de expositie. • Eventueel spreken tijdens Open Joodse Huizen (OJH)

• Rondleidingen geven aan scholieren ter ondersteuning van het team.1

Daarnaast had ik voor de stage de volgende leerdoelen bedacht:

• Academische vaardigheden adequaat toepassen in het onderzoek naar Joods Groningen na 1945

• Het leren om onderzoek te vertalen naar eenvoudige en kernachtige teksten die begrijpelijk zijn voor een breed publiek

• Het verbeteren van mijn vaardigheden voor archiefonderzoek

• Het leren om een expositie samen te stellen, vorm te geven en op te bouwen • Het verbeteren van spreken in het openbaar en presenteren voor een breed publiek • Het leren om samen te werken in een kleine organisatie die met veel vrijwilligers

werkt

• Het leren om duidelijker en kernachtiger te communiceren • Het leren om meer vertrouwen te hebben in mijn kunnen

Hoofdstuk 3: Evaluatie

2.1. De stage

Met veel plezier kijk ik terug op mijn stage bij de synagoge. Ik heb interessant onderzoek verricht, veel geleerd en mijn vaardigheden van de opleiding geschiedenis goed kunnen gebruiken.

1 Door de uitbraak van het coronavirus ging OJH niet door en kon ik ook geen rondleidingen geven aan

scholieren. Ook kon er geen randprogramma worden georganiseerd rondom de expositie. Desondanks heb ik wel een online lezing kunnen geven en een artikel kunnen publiceren in het Joodse magazine JaGDaF.

(8)

8 Het onderzoek voor de expositie heb ik met veel interesse gedaan. Over dit nog redelijk onbekende onderwerp heb ik informatie opgezocht, gesorteerd en uitgeschreven voor een breed publiek. De geschreven teksten zijn gebruikt voor de expositie ‘Vrijheid met een zwarte rand: Joods Groningen na de bevrijding’.2 Het onderzoek en de expositie zullen ook onderdeel uitmaken van de vaste tentoonstelling die vanaf 2021 in de synagoge is te zien.

Aan de hand van vijf thema’s (De terugkeer naar Groningen, hervatten Joodse Gemeente, hernieuwd Joods leven, Joden in de provincie en vrijheid met een zwarte rand) wordt het verhaal van de Groningse Joodse gemeenschap na de Tweede Wereldoorlog verteld. In samenwerking met Audrey heb ik de thema’s bedacht. Hierbij hebben we ons gebaseerd op een aantal onderwerpen die de stagegever had aangedragen en onderwerpen die wij zelf interessant vonden. De vijf thema’s vormden het uitgangspunt voor het verdere onderzoek en de verhaallijn van de expositie.

Daarnaast heb ik geholpen met de verhaallijn, het vormgeven en het opbouwen van de expositie. Ik heb de opstelling voor de expositie bedacht en de expositieteksten geordend op de panelen.3 Het ordenen van de expositieteksten was af en toe nog lastig, omdat ik graag alles wilde vertellen. Helaas paste niet alles op de panelen. Gelukkig bood het naslagwerk voor de expositie uitkomst. In dit boekje heb ik een aantal persoonlijke verhalen opgenomen die aan de hand van de vijf thema’s zijn gestructureerd.4 Daarnaast heb ik ook de foto’s voor de expositie uitgezocht en een interview afgenomen.

Tot slot heb ik een artikel voor JaGDaF geschreven en een lezing gehouden voor de vrijwilligers van de synagoge en andere belangstellenden.5 De lezing ging over Salomon Dwinger, een zeer getalenteerde violist die tijdens de oorlog door de Groninger Orkest Vereniging werd ontslagen.6

Tijdens de stage heb ik veel nieuwe kennis opgedaan over het Jodendom, de synagoge, de stichting, de naoorlogse Joodse gemeenschap in de stad Groningen en de provincie. Ook ben ik meer te weten gekomen over de ontvangst van teruggekeerde joden in Nederland en Joodse componisten tijdens de Tweede Wereldoorlog. Gedurende mijn stageperiode was er een expositie over Joodse componisten te zien in de synagoge. Naast deze kennis heb ik ook

2 Zie bijlage 1: Expositieteksten 3 Zie bijlage 2: Plattegrond expositie 4 Zie bijlage 3: Naslagwerk expositie 5 Zie bijlage 4: Artikel JaGDaF

(9)

9 nieuwe vaardigheden opgedaan. Ik heb onder andere geleerd om een expositie op te zetten, om teksten voor een expositie te schrijven en om beter te leren samenwerken.

Hoewel ik nieuwe dingen heb geleerd, was het zeker een voordeel dat ik geschiedenis studeer. Voor de stage was het van belang goed historisch onderzoek te kunnen verrichten. Zo moest er kennis zijn van literatuur- en archiefonderzoek en was het van belang om de Nederlandse taal goed te beheersen en leesbare teksten voor een groot publiek te schrijven. Deze vaardigheden heb ik onder andere tijdens mijn studie geschiedenis opgedaan en aangescherpt. In de leerdoelen worden deze vaardigheden verder besproken.

De begeleiding van de stage was goed. Tijdens de ‘intelligente lockdown’ bleven we in contact met elkaar en kreeg ik goede feedback op mijn werk. Gedurende de gehele stage gaven zowel Geert als Audrey bruikbare feedback op mijn onderzoek en kon ik mijn teksten aanpassen en verbeteren. De stukken waren over het algemeen goed, maar moesten hier en daar worden ingekort. Hierdoor heb ik geleerd om mijn teksten korter en krachtiger op te schrijven.

Soms was er wel sprake van wat miscommunicatie. Het kwam wel eens voor dat ik en Audrey lang zochten naar bepaalde informatie. In veel gevallen hadden we dit beter direct aan Geert kunnen vragen omdat hij het antwoord al wist. Wel gaf Geert vaak tips over zaken die nog interessant konden zijn voor de expositie. Zo had ik nog niet eerder gehoord over het ‘Stadskanaalster achterhuis’. Hoewel ik in het begin van de stage nog niet helemaal voor ogen had hoe een expositie tot stand zou moeten komen, werd dit gedurende de stage steeds duidelijker. Ik voelde de ruimte om vragen te stellen en Geert was altijd beschikbaar om de vragen te beantwoorden. Daarnaast heeft Geert enorm geholpen met het opzetten van de expositie. Hij heeft mooie expositiematerialen geregeld, een logo bedacht, het affiche ontworpen, verschillende voorwerpen verzameld en begeleidende teksten voor de voorwerpen geschreven.

De stage heeft tot op zekere hoogte bijgedragen aan mijn carrièreperspectieven. Na de master opleiding zou ik graag een traineeship willen volgen bij de gemeente of de provincie. Het liefst zou ik mij daarin willen bezighouden met de culturele organisaties en projecten. Deze stage heeft mij een goed beeld gegeven van hoe een onderzoek voor een expositie er uit ziet, maar ook hoe een expositie wordt gecreëerd en opgebouwd. Daarnaast heeft de stage mij ook meer zekerheid gegeven over wat ik kan. Ik heb zin om de master geschiedenis af te ronden en aan een volgend hoofdstuk te beginnen.

(10)

10 2.2. Leerdoelen

Voordat ik aan de stage begon heb ik een aantal leerdoelen opgesteld. Hieronder zijn de leerdoelen met reflectie te vinden.

Academische vaardigheden adequaat toepassen in het onderzoek naar Joods Groningen na 1945 De grootste taak van mijn stage is om onderzoek te doen naar de geschiedenis van Joods Groningen na de Tweede Wereldoorlog. Hierbij is het van belang dat ik mijn verworven kennis van de geschiedenis en de geschiedschrijving en haar theorieën, methoden en technieken, toepas in het onderzoek om zo tot een goed resultaat te komen.

Tijdens de stage heb ik mijn academische vaardigheden goed kunnen toepassen. Ik heb succesvol onderzoek gedaan naar Joods Groningen na de Tweede Wereldoorlog. Hierbij heb ik gebruik gemaakt van zowel literatuur- als archiefonderzoek.

Voor het literatuuronderzoek heb ik onder andere gebruik gemaakt van de zogenaamde ‘sneeuwbalmethode’. Bij deze methode worden bronnen aan de hand van bronvermeldingen en literatuurlijsten gevonden. Daarnaast had ik vanuit de opleiding geschiedenis al kennis over een aantal secundaire bronnen die bruikbaar waren voor het onderzoek. Andere werken werden door de stagegever aangedragen. Voor het onderzoek heb ik niet alleen gebruik gemaakt van literaire bronnen, maar heb ik ook krantenartikelen en documentaires gebruikt.

In het literatuuronderzoek heb ik een duidelijk onderscheid kunnen maken tussen hoofd- en bijzaken. Dit was belangrijk omdat veel literatuur voor de expositie niet van belang was. Daarnaast heb ik ook gekeken wat interessant kon zijn voor een groter publiek. In het begin vond ik dit soms lastig, omdat ik bepaalde zaken in detail wilde uitleggen en verklaren (en dan het liefst met een paar voetnoten er bij).

Daarnaast kon ik een goede inschatting maken van de betrouwbaarheid van bronnen. Vooral met interviews en documentaires was het belangrijk om te beseffen dat deze niet altijd betrouwbaar zijn. Vanuit de stagegever was er wel de wens om ook gebruik te maken van ‘oral histories’. Deze diende echter niet als bron te worden gebruikt waaruit kennis genomen diende te worden, maar diende gebruikt te worden om de expositie persoonlijker te maken.

Voor het archiefonderzoek hielp het dat ik vanuit de studie al meerdere keren onderzoek heb gedaan in het archief. Zo was het bijvoorbeeld eenvoudig te bepalen wat voor

(11)

11 soort documenten ik in handen had en of deze documenten interessant konden zijn voor het onderzoek.

Tot slot heeft ook mijn schrijfvaardigheid geholpen bij het vervaardigen van de expositieteksten. Hoewel ik niet direct gebruik heb gemaakt van een academische schrijfstijl, was het wel van belang dat de expositieteksten leesbaar en goed te begrijpen waren voor een groot publiek. Daarnaast was het van belang dat er een duidelijke verhaallijn in de expositie zat.

Het leren om onderzoek te vertalen naar eenvoudige en kernachtige teksten die begrijpelijk zijn voor een breed publiek

Het doel van het onderzoek is om een toegankelijke expositie te maken voor een breed publiek. Het is dus van belang om het onderzoek te vertalen naar eenvoudige en leesbare teksten, zonder dat er afbreuk wordt gedaan aan de academische waarde van het onderzoek. Daarbij dienen de teksten de kern van het onderzoek weer te geven en niet te lang van stof te zijn.

De tekst voor het voor de expositie heeft meerdere versies gekend. In de eerdere versies was de tekst te lang, maar deze kon worden ingekort zonder dat er afbreuk werd gedaan aan de consistentie van het verhaal of de academische waarde van het onderzoek. Hiervoor moest ik keuzes maken, wat ik soms lastig vond. Zo had ik moeite met het loslaten van bepaalde details. Ik vond het belangrijk dat het publiek alle informatie goed zou begrijpen en goed zou kunnen volgen waar bepaalde informatie vandaan kwam. Ik vond het in het begin bijvoorbeeld lastig om de voetnoten los te laten. Daarnaast had ik het gevoel dat er veel van het onderzoek weg viel. Naar verloop van tijd kon ik mij daarbij neerleggen en zijn er kernachtige expositieteksten tot stand gekomen.

Wel vond ik het eenvoudig om de expositieteksten aan te passen voor een breed publiek. Mijn schrijfstijl is goed leesbaar en niet ingewikkeld.

Daarnaast zaten er in de definitieve versie nog een paar herhalingen. Hier heeft Geert mij op gewezen en vervolgens heb ik deze uit de tekst gehaald. Dit was zeer bruikbare feedback, omdat ik ook in andere werken nog wel eens in herhaling val.

Het verbeteren van mijn vaardigheden voor archiefonderzoek

Naast een uitgebreid literatuuronderzoek, zal ik voor deze stage ook archiefonderzoek moeten verrichten. In de bachelor en de master van de geschiedenisopleiding heb ik al verschillende archiefopdrachten uitgevoerd, maar in deze stage zal ik deze vaardigheid nog verder uitbreiden.

(12)

12 Tijdens de ‘intelligente lockdown’ was het nog maar de vraag of we binnen de stageperiode naar het archief konden gaan. Gelukkig konden we in het begin van juni naar het archief, maar aangezien de tijdsnood hebben zowel Geert als Audrey meegeholpen met het archiefonderzoek. De archiefstukken werden onderling verdeeld en op die manier konden we het archief van de NIGG binnen anderhalve dag doorwerken.

Voordat we het archief van Nederlands Israëlitische gemeente Groningen (NIGG) gingen bekijken, had ik een lijst gemaakt met de stukken die interessant konden zijn voor de expositie. Dit waren zowel inhoudelijke documenten (notulen) als stukken die in de tentoonstelling zelf gebruikt konden worden (huwelijksakten, rapporten en schoolschriftjes). Daarnaast had ik een lijst opgesteld met vragen die betrekking hadden op hiaten in ons onderzoek. Op deze manier hoefden we niet het hele archief in detail uit te pluizen en konden we ons focussen op de zaken die het belangrijkst waren voor de expositie. Anderzijds is er ook gekeken naar nieuwe informatie die van belang kon zijn voor de vaste tentoonstelling.

Mijn vaardigheden voor archiefonderzoek zijn verbeterd in de zin dat ik heb geleerd om gestructureerder te werk te gaan. Tijdens het methoden college ‘Archieven en internet’ werkte ik niet altijd gestructureerd, waardoor ik bepaalde stukken soms twee keer moest aanvragen. Door de tijdsdruk en het feit dat wij met een gesloten archief werkten, was dit niet mogelijk. Het was dus van belang om alle informatie direct te verwerken in gestructureerde aantekeningen. Dit is in mijn optiek goed gelukt.

Het leren om een expositie samen te stellen, vorm te geven en op te bouwen

Hoewel het niet mijn hoofdtaak is om de expositie an sich te vervaardigen, is een van mijn taken wel om de hoofdlijnen van de expositie te bedenken en de andere stagiaire te helpen met het inrichten en opbouwen van de expositie. Ik heb nog niet eerder een expositie gemaakt, dus tijdens de stage zal ik ook de vaardigheden die nodig zijn om een expositie te vervaardigen, leren.

In het begin had ik nog niet zo goed voor ogen hoe we precies een expositie moesten gaan opbouwen, maar nadat we de vijf thema’s hadden bedacht was dit eenvoudig. De thema’s hebben een duidelijke structuur, waardoor er in de expositie een duidelijke verhaallijn aanwezig is. Hierdoor was het eenvoudig om de teksten in de expositie te zetten. Deze opstelling bleek uiteindelijk ook handig te zijn voor de coronamaatregelen. Doordat de

(13)

13 bezoeker van thema naar thema kan lopen, hoeven zij niet kris kras door de synagoge te dwalen.

Wel vond ik het lastig om bepaalde informatie achterwege te laten. Hierdoor had ik het gevoel alsof er veel van het onderzoek wegviel. Het was een kunst om de expositieteksten neer te zetten en op te bouwen zonder dat er afbreuk werd gedaan aan het onderzoek. Ik vond het daarnaast belangrijk dat er een chronologische volgorde aanwezig was, zodat het verhaal goed te volgen zou zijn voor de bezoeker. Uiteindelijk is dit wel gelukt en ben ik tevreden over het eindresultaat.

Door deze stage heb ik meer geleerd over de opbouw van een expositie en expositieteksten. Ik ben erachter gekomen dat je met een goede samenwerking en je eigen creativiteit al een heel eind komt.

Het verbeteren van spreken in het openbaar en presenteren voor een breed publiek

Voor deze stage zal ik het SFS vrijwilligersteam helpen met het rondleiden van scholieren in de synagoge. Het is dus van belang om gestructureerd, maar ook enthousiast, informatie over te brengen naar een breed publiek. Daarnaast zal ik, als ik een bijpassend verhaal vind, gaan spreken op Open Joodse Huizen dag. Hiervoor zijn sterke vaardigheden in het presenteren nodig. Hoewel ik tijdens mijn opleiding verschillende presentaties heb gegeven, heb ik nog niet eerder voor een groot publiek gesproken.

Door de uitbraak van COVID-19 was het niet mogelijk om tijdens OJH te spreken of rondleidingen te geven. Tijdens de ‘ intelligente lockdown’ werden er elke week online lezingen georganiseerd voor de vrijwilligers. In plaats van een lezing te geven tijdens OJH heb ik besloten om mijn verhaal te verschuiven naar een van deze online bijeenkomsten.

Voor OJH wilde ik het verhaal vertellen van de Groningse violist Salomon Dwinger. Aan het eind van de OJH zou mijn voormalige viooldocente het stuk ‘Baal Shem’ van Ernest Bloch spelen, omdat Dwinger dat ook in Westerbork had opgevoerd. Via de online lezing kon ik meerdere muziekstukken die hij heeft gespeeld laten horen en dat vond ik een prettige bijkomstigheid. Daarnaast kon ik in de PowerPoint meerdere afbeeldingen laten zien, waardoor het makkelijker werd om het verhaal te vertellen. Het onderzoek was daarnaast uitgebreid en de PowerPoint gestructureerd, waardoor de presentatie ontspannen verliep.

Door gestructureerd te werk te gaan, uitgebreid onderzoek te verrichten en goede voorbereidingen te treffen is het eenvoudig om een goede presentatie te geven. Dit wist ik

(14)

14 natuurlijk al voor de stage, maar het was behulpzaam om dit nog een keer voor publiek te doen. Ik vond de presentatie goed gaan.

Het leren om samen te werken in een kleine organisatie die met veel vrijwilligers werkt

Voor deze stage zal ik samen met een andere stagiaire en het team van SFS een expositie maken. Ik ben voornamelijk verantwoordelijk voor het onderzoek en de andere stagiaire voor het vervaardigen van de expositie. Op de universiteit dienden de opdrachten vaak individueel uitgevoerd te worden, maar bij deze stage zal de uitkomst voor een groot deel afhangen van de samenwerking tussen mij en de andere betrokkenen. Ik verwacht dan ook dat ik beter zal worden in samenwerken en de daarbij behorende vaardigheden zoals communicatie en vertrouwen in het werk van een ander.

De samenwerking tussen mij, Geert en Audrey verliep goed. We hadden een goede klik, wat de samenwerking bevorderde. Daarnaast vulden we elkaar ook goed aan. Zo kon Audrey sneller knopen doorhakken en was zij beter in het maken van beslissingen. Ik was daarentegen zorgvuldiger in het onderzoek en beter in het schrijven van stukken. Ook kon ik rekenen op eerlijke feedback. Dit vond ik fijn, want ik wist niet zeker of datgene wat ik had bedacht wel goed was. Het was prettig om samen te werken met iemand die mij goed kon aanvullen. Daarnaast merkte ik dat ik door het samenwerken meer energie had en gemotiveerd was om iets moois neer te zetten.

Hoewel de taken van onze stages in de vacatures strikter verdeeld waren, liep dit in de praktijk door elkaar. We hielpen elkaar wanneer dat nodig was en namen ook wel eens taken van elkaar over. Toch vond ik het soms lastig om werk uit handen te geven. Ik wilde bijvoorbeeld precies weten waar Audrey haar informatie vandaan had gehaald (soms had ze er geen bronvermelding bijgezet) en vaak herschreef ik haar teksten. Desondanks heb ik wel geleerd om beter te leren samenwerken. Op den duur vond ik het makkelijker om hulp te vragen en te vertrouwen op het werk van een ander.

Het grootste verbeterpunt voor mij is nog steeds de communicatie. In het volgende leerdoel ga ik hier verder op in.

Het leren om duidelijker en kernachtiger te communiceren

Ik vind het soms lastig om helder en bondig mijn ideeën over te brengen aan anderen. Sinds ik bij de NS klantenservice werk ben ik al een stuk minder wollig en sneller in mijn communicatie, maar ik verwacht na deze stage nog duidelijker en beknopter mijn verhaal te kunnen doen. Het is voor deze

(15)

15 stage namelijk van belang dat ik kort en helder kan uitleggen waar ik mee bezig ben. Hoewel ik voornamelijk verantwoordelijk ben voor het onderzoek, werk ik natuurlijk nauw samen met zowel SFS als collega stagiaire Audrey Takens. Zij moeten begrijpen wat ik doe om zo bijpassende feedback te kunnen geven. Daarnaast is het ook belangrijk om het onderzoek zelf kernachtig en duidelijk te communiceren naar het publiek van de expositie. In een expositie is geen ruimte voor lappen wollige tekst. Dit geld ook voor presenteren en rondleidingen geven.

Op sommige vlakken had ik duidelijker kunnen zijn in de communicatie. Zo vond ik het bijvoorbeeld lastig om bepaalde ideeën over de vormgeving duidelijk over te brengen. Het hielp dan wel vaak om het idee uit te tekenen. Daarnaast waren Audrey en ik soms lang bezig met het zoeken naar bepaalde informatie, terwijl Geert de informatie al voor handen had. Ik had dus eerder om hulp moeten vragen.

Toch voelde ik wel de ruimte om feedback te geven op het werk van Audrey en Geert. Het was een prettige werksfeer, waardoor ik niet bang was om commentaar te leveren of vragen te stellen.

Op sommige vlakken kon er ook vanuit de stagegever beter worden gecommuniceerd. Zo had ik bijvoorbeeld meerdere keren aan Geert gevraagd wie de aanvraag voor de rechten van de foto’s van de archieven moest regelen. Hij gaf meerdere keren aan dat hij dat zou doen. Uiteindelijk vroeg Geert of ik al een mail had gestuurd naar de archieven. Ergens moet er dus iets verkeerd zijn gegaan in de communicatie.

Het leren om meer vertrouwen te hebben in mijn kunnen

Leren vertrouwen in Soms ben ik nog onzeker over datgene wat ik heb geleverd of doe. Dit belemmert mij af en toe in het maken van beslissingen. Hoewel mijn zelfvertrouwen in de laatste jaren is toegenomen en ik natuurlijk wel in staat ben om zelfstandig beslissingen te nemen, denk ik dat deze stage mij kan leren om sneller zelf stappen te zetten. Zo is het bijvoorbeeld mijn taak om invulling te geven aan de verhaallijn van de expositie. Naast creativiteit, is daar ook zelfvertrouwen voor nodig.

Hoewel ik in het begin bang was dat ik geen duidelijke verhaallijn voor de expositie zou kunnen vinden, bleek dat dit juist het makkelijkste was. De vijf thema’s die we hadden bedacht voor de expositie had ik vanaf het begin al duidelijk voor ogen en hebben mij geholpen met het onderzoek en de opbouw van de expositie. Op andere vlakken ervoer ik soms nog wel onzekerheid. Ik vond het bijvoorbeeld belangrijk dat zowel Geert als Audrey

(16)

16 feedback gaven op mijn expositieteksten. Daarnaast had ik vaak het gevoel alsof mijn teksten nog niet goed genoeg waren. Toch ben ik, nog voordat anderen de expositie hebben gezien, tevreden over het eindresultaat.

Conclusie

Met veel plezier kijk ik terug op mijn stage bij de synagoge. Ik heb interessant onderzoek verricht en mijn vaardigheden van geschiedenis goed kunnen gebruiken. Door stage te lopen bij de stichting heb ik ook nieuwe kennis en ervaringen opgedaan. Zo heb ik veel geleerd over het Jodendom, maar heb ik ook kennis opgedaan over het schrijven van expositieteksten en het vervaardigen van een expositie.

Een goede samenwerking was daarbij ontzettend belangrijk. Hoewel ik tijdens de opleiding geschiedenis weinig heb samengewerkt met andere mensen, merkte ik dat ik het fijn vond om tijdens dit project met Audrey en Geert samen te werken. Wij vulden elkaar goed aan en daarnaast kon ik rekenen op goede feedback en hulp vragen wanneer dit nodig was. Daarnaast gaf de samenwerking mij motivatie om hard te werken en iets moois neer te zetten. Ook gaf het mij inzichten in hoe ik te werk ga en wat mijn verbeterpunten zijn.

De stage was voor mij zeker een meerwaarde. Naast het leren van de vaardigheden, heb ik samen met Audrey een mooie expositie gemaakt voor een groter publiek. Ik ben tevreden met het eindresultaat en ik hoop dat de expositie veel bezoekers zal trekken.

Bijlagen

Bijlage 1: Expositieteksten

Teksten voor op panelen - eindversie [Paneel 1a voorzijde, Foto Raam] Old is ons volk

Zuver as gold Vruchtboar as sliek Staark as n diek

Jaap Meijer // Saul van Messel

[ Paneel 1a voorzijde + logo tentoonstelling ]

Vrijheid met een zwarte rand - Joods Groningen na de bevrijding

Voor de oorlog kende Groningen een bloeiende Joodse gemeenschap. Rond 1940 woonden er in de provincie Groningen ruim 5000 Joden, waarvan meer dan de helft in de stad. Amper 300 Groningse

(17)

17 Joden overleefden de oorlog. Na de oorlog vertrokken de meeste Groningse Joden naar Israël, Canada of de Verenigde Staten. De Groningse Joodse gemeenschap was door de oorlog ernstig aangetast en zou nooit meer hetzelfde worden.

Hoe was het voor de Joden om na de oorlog terug te keren naar Groningen? Hoe herpakte de Joodse Gemeente van Groningen zich? Wat is er in de provincie nog terug te vinden van het Joodse leven? Hoe worden de Joodse slachtoffers in Groningen herinnerd? En wat betekent vrijheid voor de Joodse Gemeente vandaag de dag? Aan de hand van vijf verschillende thema’s wordt in deze expositie een beeld geschetst van Joods Groningen na de bevrijding.

Thema 1:

[Paneel 2a: Voorzijde, intro tekst] De terugkeer

Hoewel de bevrijding uitbundig werd gevierd, was voor veel terugkerende Joden de ellende nog niet voorbij. De opvang was in veel gevallen kil en bureaucratisch, soms zelfs vijandig en vernederend. De nazi’s waren dan wel verslagen, maar het antisemitisme (Jodenhaat) was niet verdwenen.

[ De terugkeer vervolg ]

In het voorjaar van 1945 waren veel Europeanen ver van hun eigen thuisland geraakt. Het was zaak dat deze zogenaamde Displaced Persons zo snel mogelijk naar hun eigen land zouden terugkeren. Dit gebeurde vaak op eigen initiatief of onder begeleiding van de Russische en Amerikaanse troepen. De Nederlandse kamp overlevenden, waarvan het overgrote deel Joods was, hadden vaak lang gewacht totdat de Nederlandse overheid hen uit de werk- en concentratiekampen zouden komen ophalen. In veel gevallen gebeurde dit niet. Mensen gingen daarom zelf te voet, op de fiets, maar ook per trein of ander vervoer terug naar Nederland. De Groningse Inge Apt vertelde dat zij samen met haar vader vanuit Westerbork naar Groningen was teruggefietst. De uit Vlagtwedde afkomstige Henriëtte Sachs liep vanuit Auschwitz terug naar Oost-Groningen.

Eenmaal thuis aangekomen was de ontvangst van de teruggekeerde Joden koel. Tijdens de oorlog waren hun huizen door de Duitse bezetters in beslag genomen en doorverkocht aan andere families. In Groningen werden teruggekeerde Joden onder andere opgevangen in de Harmonie, scholen en tehuizen zoals het vroegere Joodse bejaardentehuis. Anderen trokken in bij buren of vrienden.

Quote: “De ontvangst was koel. […] We werden in een school ondergebracht; weer veel vrouwen bij elkaar en dat was nu net teveel. Er was niemand die een paar woorden van welkom zei.”

Quote: “Toen we in Groningen aankwamen… Het eerste wat we zagen was dat de binnenstad in puin lag. En toen werden wij gebracht naar de Harmonie […] Want ons eigen huis, daar zaten andere mensen in. We konden niet meer in ons eigen huis terecht.”

Quote: “Na de oorlog had je niets meer. En in de kleine Pelsterstraat was een winkel waar je dan tweedehands schoenen en -kleding kon halen. Mijn moeder ging daar heen en het eerste wat ze toen aangeboden kreeg was een jurk, gemaakt van een talliet (gebedskleed). Toen ik dat hoorde dacht ik hoe kan je dat in Godsnaam iemand aandoen. Daar is mijn vader toen nog heel boos over geweest” [optioneel]

(18)

18

Quote: “Maar wij hebben het ook zwaar gehad”

Aan het eind van de oorlog is de noord- en oostzijde van de Grote Markt voor een groot deel vernietigd of zwaar beschadigd. Groningen was druk bezig met de wederopbouw, waardoor er nauwelijks aandacht was voor het leed van de teruggekeerde Joden.

[Paneel 3b: Achterzijde, onderschrift bij collage oproepen (krantenberichten)]

Tijdens de oorlog waren vele families, vrienden en geliefden elkaar kwijtgeraakt. Hoewel het Rode Kruis na de oorlog een grote rol speelde bij het opsporen van verloren familieleden of geliefden, probeerden de teruggekeerde Joden ook door middel van oproepen in de krant meer informatie te verkrijgen. Op deze collage zijn een aantal oproepen van Groningse Joden te zien.

[Paneel 2b: Achterzijde, onderschrift foto’s van het opgraven van begraven juwelen.]

Tijdens de oorlog hadden veel Joodse Groningers hun spullen achtergelaten of in bewaring gebracht bij buren en kennissen. In veel gevallen waren hun eigendommen al door de Duitsers meegenomen, maar het kwam ook voor dat de zogenaamde bewariërs (een samentrekking van het woord ariër en bewaring) de eigendommen hadden doorverkocht of gebruikt. Voor de terugkerende Joden was dit een enorme tegenslag. Naast de intrinsieke waarde, hadden de eigendommen een belangrijke emotionele waarde.

In sommige gevallen kregen de Groninger Joden hun kostbare spullen wel terug. Op de foto is te zien hoe de juwelen van het echtpaar Jettie en Richard Pollak worden opgegraven. Tijdens de oorlog hadden hun dochter Marianne en niet-Joodse schoonzoon Adriaan, de sieraden in een jampotje bij een boom aan het Paterswoldsemeer verstopt. Adriaan en Marianne konden na de oorlog de sieraden niet meer vinden omdat de boom aan het Paterswoldsemeer was gekapt. Een mijndetector van het Canadese leger bood gelukkig de oplossing: doordat het jampotje een metalen deksel had, was het

mogelijk om het potje op te sporen.

Thema 2:

Paneel 4a: Intro tekst + foto van Samuel Cass en Torah Rollen in het midden + krantenbericht over Samuel Cass]

Hervatten Joodse Gemeente

Voor de oorlog was de Folkingestraat het centrum van de Groningse Joodse Gemeenschap. In deze levendige buurt waren veel Joodse winkels, bakkerijen en slagerijen te vinden. Op sjabbat (zaterdag) waren veel winkels gesloten en werd de synagoge bezocht. Na de oorlog was er nog maar weinig overgebleven van het typisch Joodse karakter van deze buurt. Veel huizen en winkels stonden leeg of waren dichtgetimmerd. De synagoge was tijdens de oorlog leeggeroofd en verwaarloosd. Kostbaar zilverwerk was gestolen en de banken waren als brandhout in rook opgegaan.

(19)

19 [Paneel 4a: Vervolg tekst voor in het midden]

De synagoge leeggeroofd

Tijdens de oorlog had de synagoge dienst gedaan als opslagruimte voor in beslag genomen radio’s. Op de eerste zondagmiddag na de bevrijding ging het gerucht rond dat de synagoge vol stond met goederen. Veel mensen kwamen hier op af en namen iets mee.

De eerste diensten en de terugkeer van de thorarollen

Ondanks de verpauperde toestand van de synagoge werden er na de oorlog alweer vrij snel diensten in de synagoge gehouden. De eerste diensten werden door de Canadese legerrabbijn Samuel Cass (foto rechts) geleid. Hij was kapitein van het eerste Canadese Leger en had geholpen met de bevrijding van Groningen.

Tijdens de oorlog waren de thorarollen van de Groningse synagoge ondergebracht in de kluizen van de Rotterdamsche Bank, die achter der Aa-kerk was gevestigd. Vermoedelijk zijn de rollen in de winter van 1943 naar de bank overgebracht. Het verhaal gaat dat de conciërge van de Jeugdsynagoge in de Folkingedwarsstraat de rollen onder het dekzeil van zijn glazenwasserskar had verstopt en ze zo naar de Rotterdamsche Bank bracht. Aan het eind van april in 1945 keerden de thorarollen terug naar de synagoge in de Folkingestraat.

Paneel 4b: Achterzijde. Nieuw bestuur, terugloop leden, verhuizing van Folkingedwarsstraat Een nieuw bestuur [Foto Maurits Levie]

Al direct na de bevrijding werd er een voorlopig bestuur voor de Groningse Joodse Gemeente in het leven geroepen. Voorzitter was mr. Maurits Levie, al voor de oorlog een gerespecteerd lid van de gemeenschap. Samen met de heren Krammer, Lifschitz, Magnus, Van Dam, Gokkes en Palm vormde hij het eerste naoorlogse bestuur. Florie Asscher-Tal, de schoondochter van de voormalige opperrabbijn Abraham Asscher, ondersteunde het bestuur, onder andere door het werk voor de Joodse kinderen weer op te zetten. Voorzitter Levie berichtte de Groningse Joden dat ze weer lid konden worden van de Joodse Gemeente. In september 1945 waren er ongeveer 120 leden aangemeld, ruim 100 anderen bedankten voor het lidmaatschap.

De verkoop van de synagoge [Foto Aaron Prins + Foto’s Jeugdsynagoge]

Tussen 1948 en 1951 verminderde het aantal gemeenteleden met een kwart. Steeds meer mensen verruilden Groningen voor de nieuw gestichte staat Israël of verhuisden naar een ander land. Zo vertrok ook de in 1949 geïnstalleerde opperrabbijn Aaron Prins in 1952 naar Israël. Hij was de laatste opperrabbijn van de Joodse Gemeente Groningen. De synagoge in de Folkingestraat was veel te groot en kostbaar voor de kleine gemeente. Op de kerkenraadsvergadering van 26 november in 1948 werd het besluit genomen om de synagoge te verkopen. De diensten en activiteiten werden al geruime tijd verzorgd in de vroegere Jeugdsynagoge in de Folkingedwarsstraat, een kleiner en moderner gebouw.

Quote: Niet iedereen was het eens met de verkoop van de synagoge: “Principieel is spreker (Maurits Levie) een tegenstander van verkoop der synagoge.”

(20)

20 In 1951 werd de synagoge aan J.H. Brink verkocht. Hij installeerde in het pand een chemische wasserij en stomerij die de naam Astra (ster) zou dragen. Brink was tevens voorzitter van het (christelijke) Apostolisch Genootschap en maakte binnen de wasserij ook een ruimte voor deze kerkelijke gemeenschap. Het tongewelf aan de noordzijde werd hiervoor opengebroken en aan de oostelijke zijde werd een plafond in het dwarsschip aangebracht. Een deel van het aangrenzende rabbinaatshuis werd vanaf 1952 ook gebruikt door het Apostolisch Genootschap. Later zou Playboy Club Groningen zich gaan vestigen in het pand. Het verhaal doet de ronde dat prostituees aan de achterzijde van de synagoge op het platte dak lagen te zonnebaden.

Paneel 6 en 7 zijn over voor extra foto’s van Astra of de jeugdsjoel

Thema 3

Paneel 8 introtekst + foto huwelijk Grünewald, 100 woorden Hernieuwd Joods leven

Na de verkoop van de grote synagoge in de Folkingestraat, was er nog steeds een synagoge in Groningen: de Jeugdsynagoge, in de volksmond ‘jeugdsjoel’ genoemd. Naast de sjoeldiensten werden hier lezingen, concerten en bijeenkomsten georganiseerd. De zolder van de Jeugdsynagoge diende als ontmoetingsplek voor jong en oud. De Folkingedwarsstraat werd het hart van de Groningse Joodse bevolking. Hoewel er in de jaren vijftig en zestig steeds meer Joodse families weg trokken uit Groningen, zijn enkele families in Groningen gebleven.

[Paneel 9: Scholing ]

[Foto’s van Jeugdsynagoge + foto Granaada + Barend Elburg]

In de Jeugdsynagoge werden naast diensten, ook lessen voor Joodse kinderen georganiseerd. Zij leerden onder andere de Hebreeuwse taal en maakten kennis met de Joodse tradities. Tot 1957 werden de lessen verzorgd door Alexander Granaada en daaropvolgend door godsdienstonderwijzers Jozef Vleeschhouwer en Barend Elburg. Beiden waren ook chazan (voorzanger) in de synagoge. De kinderen kregen tot hun dertiende twee keer per week les. Het aantal leerlingen liep elk jaar terug: ‘Enkele jaren geleden waren er nog 25 leerlingen. Nu is het aantal teruggelopen tot negen,’ aldus het Nieuw Israëlitisch Weekblad in 1962.

(21)

21 [Foto Koos en Ina]

Aan het eind van de jaren zestig tot halverwege de jaren zeventig werden de Joodse lessen verzorgd door het echtpaar Koos en Ina Caneel. Zij reisden door het hele land om verschillende ‘plukjes Joodse kindertjes’ les te geven. Koos, geboren in Veendam, was voor de oorlog adjunct-directeur geweest van een Joods jongensweeshuis in Amsterdam, maar koos na de oorlog ervoor om samen met zijn vrouw godsdienstles te geven.

Quote: “We gaven onder de les wel eens stiekem Engelse drop door. Dat was natuurlijk helemaal niet koosjer!”

Paneel 10: Culturele commissie & Jongeren organisatie De Culturele Commissie

De Culturele Commissie was onderdeel van het kerkbestuur (zo werd het bestuur van de Joodse Gemeente genoemd) en verantwoordelijk voor de organisatie van de evenementen voor de Groningse Joodse gemeenschap. Er werden onder andere Poerim- en Chanoeka feestjes, autotochten voor 65-plussers, lezingen en concerten georganiseerd. Naast de Groningers, kwamen er ook veel Joden uit omliggende dorpen en steden op de evenementen af. De smalle Folkingedwarsstraat stond dan vol met auto’s.

[ Foto’s Israëlweek ]

De Culturele Commissie organiseerde in 1968 een Israël week in Groningen. Tijdens deze week werd geld ingezameld voor de realisatie van het Joodse monument aan de Hereweg. Daarnaast werden er verschillende lezingen georganiseerd, was er een postzegeltentoonstelling en was een bazaar opgezet in het Doelen Hotel.

Foto 1: Tijdens de opening van de Israël week werd er een speciale dienst gehouden door opperrabbijn E. Berlinger.

Foto 2: Opening Israël-week. V.l.n.r. de cultureel attaché van de Israëlische ambassade J. Rosen, mw, T. Ellemers-Etzioni, de voorzitter van de landenweek commissie Desiree Penders en burgemeester Buiter.

Jongeren vereniging

In 1974 werd de ‘Gronings Joodse Jongeren Vereniging’ opgericht. De leden kwamen geregeld samen om te eten en drinken en ze organiseerden lezingen waarvoor sprekers van buitenaf werden gevraagd. De jongerenvereniging werd door de Joodse Gemeente gesubsidieerd, maar hield eind jaren zeventig al op te bestaan. Toch vormde deze start het begin van IJAR, de huidige Joodse studentenvereniging.

Quote: Culturele Commissie: “Het is jammer te moeten opmerken, maar de studenten houden zich volkomen afwezig van het Joodse leven.”

Quote: Ben Blog, voorzitter joodse studentenvereniging: “Wij hebben ons wel degelijk georganiseerd. [...] Dat we node gemist worden op de door de culturele commissie georganiseerde bijeenkomsten kan ik me welhaast indenken. Het klinkt bijzonder cru, maar we vinden er niets aan.”

Paneel 11: Foto’s verklede kinderen + advertentie Poerimfeest Paneel 12: Joodse Instellingen

(22)

22 [Intro Joodse instellingen]

Na de oorlog waren er nog maar enkele Joodse organisaties actief, waaronder Beth Zekenim (vereniging voor bejaardenzorg), Tserour Hagajim (begrafenisvereniging) en het Joods Steunfonds. Deze organisaties zetten zich in om Joden in Groningen en in het buitenland te helpen. Joden die in armoede leefden konden financiële steun aanvragen. Tevens werd er flink geïnvesteerd in Israël en Joodse minderheden in het buitenland.

[ Beth Zekenim en Tserour Hagajim + Foto Beth Joles en Beth Zekenim]

Beth Zekenim en Tserour Hagajim hielden zich na de oorlog veel bezig met het steunen van Joden in het buitenland op financiële wijze. Zo doneerde Beth Zekenim meer dan 50.000 gulden voor de bouw van een bejaardentehuis in Haifa, Beth Joles. Tevens bleef Beth Zekenim ieder jaar een bepaald rentepercentage betalen als steun aan het bejaardentehuis. In 1949 werd de voormalige bijkeuken van het Joods bejaardentehuis aan de Schoolholm omgebouwd tot mikwe (ritueel bad). Dit bad werd door Joden uit heel Noord-Nederland bezocht.

[ Kaartje Tserour Hagajim ‘Keren Hathora’]

“Laat ons jubelen en juichen om deze Thora, want zij is ons kracht en licht”. [ Stichting Joods Steunfonds ]

De Stichting Joods Steunfonds in Groningen had als doel de behartiging van de zedelijke en materiële belangen van Joden in Nederland, maar in met name Groningen. De stichting steunde onder andere Joden in hun levensonderhoud, studie, emigratie, oprichten en onderhouden van Joodse organisaties en het onderhouden van Synagogen, begraafplaatsen en onroerende zaken.

Paneel 13: Koosjer eten + Foto Koosjere slachterij

Voor de oorlog kende Groningen veel Joodse winkels en koosjere slagerijen. Na de oorlog was er geen koosjere slagerij meer in Groningen. Toch was er nog steeds de mogelijkheid om koosjer vlees te krijgen. In de jaren zeventig werd bijvoorbeeld eens in de drie weken koosjer geslacht. Dat gebeurde op het abattoir in de stad waarvoor een sjocheet (ritueel slachter) uit Rotterdam overkwam. Daarnaast werden in Twijzel (Friesland) wekelijks kippen geslacht. Dit gebeurde in het bijzijn van de sjochete Krakauer uit Amsterdam. Een poelier bezorgde de geslachte kippen dan in Groningen. Voor het koosjere vlees was er in een slagerij in de Folkingestraat een aparte ruimte vrij gemaakt.

Thema 4 Joden in de Provincie

Paneel 14: Introtekst

(23)

23

Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog woonden er meer Joden in de stad Groningen dan elders in de provincie. Toch waren er verspreid over de provincie nog 15 andere Joodse Gemeenten. De belangrijkste waren die van Winschoten, Pekela, Appingedam en Delfzijl. Vrijwel alle gemeenten beschikten over een eigen synagoge en zelfs in de kleine dorpen werd op gezette tijden Joodse les gegeven aan de kinderen. De meeste kehillot (Joodse Gemeenten) op het platteland werden direct na de oorlog opgeheven, omdat slechts enkele leden de gruwelijkheden hadden overleefd. De lege synagogen en verwaarloosde Joodse begraafplaatsen herinnerden aan de Joodse gemeenschappen van het Groningse platteland. Alleen in Winschoten en Stadskanaal bleven zelfstandige Joodse Gemeenten.

Paneel 15: Winschoten

[Winschoten + Foto synagoge exterieur]

Voor de oorlog kende Winschoten een grote Joodse gemeenschap: ongeveer 12 procent van de Winschoter bevolking was Joods. Winschoten werd door de Joden ook wel ‘Sodom’ genoemd, omdat ze vonden dat de niet-Joodse bevolking te losbandig was. Net als in Stadskanaal waren veel van de Joden actief in de veehandel. In het najaar van 1942 werd het grootste deel van de Joodse gemeenschap uit Winschoten gedeporteerd. De kehilla van Winschoten werd weggevaagd.

Slechts een paar Joden keerden uit de onderduik of uit de concentratiekampen terug naar Winschoten. De synagoge werd – na geruime tijd te zijn verhuurd – in 1958 verkocht aan de Vrijgemaakt-Gereformeerd Kerk. Het aantal Joden in Winschoten liep in de jaren vijftig en zestig snel terug door verhuizing en het overlijden van oudere leden. Af en toe werden samenkomsten georganiseerd in een zalencentrum. In 1964 werd de zelfstandige kehilla officieel opgeheven.

Quote: “Joods Winschoten bestaat nog slechts op papier.”

Jaap Meijer / Saul van Messel [Foto van Jaap Meijer krijgt eigen paneel!]

De historicus en schrijver Jaap Meijer werd in 1912 in Winschoten geboren. Op zijn dertiende verhuisde van Meijer naar Amsterdam waar hij onder andere geschiedenis studeerde. Tijdens de oorlog werd hij samen met zijn vrouw Liesje en zoon Ischa naar het kamp Bergen-Belsen gedeporteerd. Het gezin overleefde de oorlog. Na een korte tijd in Paramaribo gewoond te hebben, keerde het gezin terug naar Amsterdam. Daar begon Jaap Meijer onder het pseudoniem Saul van Messel, met het schrijven van gedichten over zijn jeugd in Winschoten en de Tweede Wereldoorlog. Hij beschouwde zichzelf als een ‘boes jeude’ (boze Jood), de eeuwig zwervende Jood die terugkomt om te spoken bij de mensen en hen eraan te herinneren wat er is gebeurd. Hij wilde ze de ‘stoepn op t lief joagn’, want hij vond dat ook de Groningers mede schuldig waren aan wat er met de Joden was gebeurd.

Quote: ‘Haszliebe (haatliefde) verbindt mij voor altijd met de provincie waar ik mijn jeugd heb doorgebracht. Waarnaar ik poëtisch terugverlang. Maar op oneigenlijke wijze. Want mijn weg daarheen is voor altijd afgesneden! Met het dichterlijk verlangen daarnaar blijft

(24)

24

onlosmakelijk verbonden het steeds opnieuw ervaren van wat er met ons hier kon gebeuren. In dit gewest, waar wij letterlijk werden uitgeroeid.’

Balletje van Berg [tekst bij vitrine?]

De bekendste Joodse middenstander uit Winschoten van voor de oorlog was vermoedelijk Benjamin van Berg. In 1844 had hij in de Torenstraat een suikerwinkel geopend waar hij zijn welbekende citroenballen verkocht. De zure snoepjes van eigen recept waren ver buiten Winschoten bekend. Na de oorlog werd de snoepwinkel voortgezet door de Joodse familie Gudema. Ook zij bleven de citroenballen produceren. De winkel bleef de naam ‘Balletje van Berg’ dragen totdat het zijn deuren in 1972 sloot.

Synagoge [foto’s uit archief met hoe de Vrijgemaakte Gereformeerde Kerk er van binnen uitzag. Foto van torah schild]

In Winschoten is de sjoel verkocht aan de Vrijgemaakte Gereformeerde Kerk, waarna een aantal wijzigingen zijn aangebracht in het interieur om zo de ruimte geschikt te maken voor een gereformeerde dienst. Tijdens de oorlog waren de kostbaarheden van de synagoge aan een plaatselijke winkelier in bewaring gegeven. De winkelier had echter de sjoelsieraden bij de politie ingeleverd. De Torah rollen zijn tijdens de oorlog naar Amsterdam gebracht, maar zijn daar kwijtgeraakt. Vandaag de dag is een torahschild in eigendom van Stichting Oud Winschoten. Het gebouw is niet gesloopt, maar doet tegenwoordig dienst als galerie.

[ Foto’s van Chanoeka kandelaar in Bourtange, oorspronkelijk uit Winschoten]

De Chanoeka kandelaar van Winschoten werd eind jaren vijftig teruggevonden bij graafwerkzaamheden. De negenarmige kandelaar werd gerestaureerd en zou dertig jaar lang in het bezit blijven van de familie Gudema uit Winschoten. In 1989 werd de kandelaar geschonken aan de synagoge van Bourtange.

Paneel 16: Stadskanaal

[Stadskanaal + foto synagoge van Stadskanaal]

Voor de oorlog woonden in Stadskanaal ongeveer vijftig Joodse gezinnen. De Joden uit Stadskanaal handelden voornamelijk in vee of bezaten een koosjere slagerij. Tijdens de oorlog waren de Joden in Stadskanaal opstandig geweest. Zij stopten tijdens de oorlog niet met ritueel slachten, ondanks dat de Duitse bezetter dit streng had verboden. In 1942 werden de meeste Joden uit Stadskanaal naar Westerbork gestuurd. Slechts enkelen zouden terugkeren naar Stadskanaal.

Desondanks had Stadskanaal na de oorlog nog steeds een eigen Joodse Gemeente. Deze was niet verbonden aan de gemeente van Groningen. Zo had Stadskanaal een eigen synagoge en functioneerde Abraham Levie als waarnemend godsdienstleraar. Hij vertrok in 1947 naar Amersfoort en werd opgevolgd door slager en veehandelaar Lazarus (Leo) Goudsmit, die deze functie elf jaar vervulde. Onder zijn leiding deden in 1948 vier jongens tegelijkertijd Bar Mitswa en vond er in 1960 een huwelijksinzegening tussen Dineke Goudsmit en Ido Nathans plaats. Na hun huwelijk vertrokken Dineke en Ido naar Amsterdam. Hierdoor bleven er geen jonge mensen meer over in Stadskanaal. Het Joodse leven in Stadskanaal werd steeds minder actief.

(25)

25 Ondertussen raakte ook de synagoge in verval. In 1958 besloot het bestuur hun gebedshuis te verkopen aan de gemeente Onstwedde. Hierop verhuisde de Joodse Gemeente in Stadskanaal naar het huis van de voorzanger. De woning was voor de diensten omgebouwd. Met de komst van een nieuw winkelcentrum werd de woning verkocht en in 1964 afgebroken. De gemeente moest nu haar diensten in een houten noodgebouw houden.

In de jaren zeventig woonden er nog maar tien Joden in Stadskanaal. Zij waren voornamelijk actief in de veehandel en veehouderij, wat traditionele Joodse beroepen waren in dit gebied. Zij zette nog enkele jaren de onafhankelijke Joodse Gemeente voort, maar in juni 1988 werd de Joodse Gemeente Stadskanaal opgeheven en bij die van Groningen gevoegd.

Paneel 17: Foto’s

[Foto bruiloft + foto achterhuis Stadskanaal] Onderschrift Stadskanaal achterhuis foto

Enkele joden uit Stadskanaal hadden de oorlog overleefd. Dit was mede dankzij de familie Drenth, die enkele Joodse families lieten onderduiken op hun boerderij. Na de oorlog kreeg het huis de bijnaam: “Het Stadskanaalster achterhuis”.

Bennie en Lammie

Ook de Joodse Bennie uit Oude Pekela zat ondergedoken in het achterhuis van Stadskanaal. Hij kreeg een relatie met Lammie, de oudste dochter van de familie Drenth. De ouders van Lammie keurden de relatie goed, maar wilden wel dat zij direct na de oorlog zouden trouwen. Als dekmantel was Lammie gaan werken op het kantoor van de NSB in Stadskanaal. Door de inwoners van het dorp werd Lammie gezien als collaborateur. Geregeld werd ze van haar fiets getrokken, uitgescholden, geschopt en geslagen.

Ondertussen was Lammie zwanger geraakt van Bennie. Toen ze voor het eerst met het kind door Stadskanaal liep kreeg ze gemene opmerkingen naar haar hoofd geslingerd, omdat de dorpelingen dachten dat het kind van een Duitser was. Direct na de bevrijding werd Lammie dan ook door een woedende menigte naar haar huis achtervolgd. Toen de menigte de onderduikers zagen, waren ze met stomheid geslagen. Niet lang daarna trouwden Bennie en Lammie. Nog jarenlang zou Lammie last hebben van deze periode.

Quote: “En ineens, als uit het niets, kwam er een woeste menigte op mij af. Ze wilden mijn haar afscheren! Want ik was een moffenhoer, met een kind van een Duitser.”

[Onderschrift Bruiloft foto]

De trouwfoto van Bennie en Lammie met alle onderduikers.

Thema 5:

(26)

26 Paneel 18: Introtekst, 115 woorden + Afbeelding St. Joris en de Draak

In de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog was er in Nederland weinig aandacht voor de Joodse slachtoffers. Het land moest worden opgebouwd en de oorlog moest zo snel mogelijk worden vergeten. Tot ongeveer halverwege de jaren zestig stonden voornamelijk de omgekomen verzetsstrijders en militairen in het middelpunt van de rituele en monumentale aandacht. Andere slachtoffers, zoals bijvoorbeeld de vervolgde Joden, Roma en Sinti, kwamen nauwelijks aan bod. De Nederlandse herinneringscultuur was gebaseerd op de mythe dat Nederland zich als collectief had verzet tegen nazi-Duitsland en haar succesvol had verslagen. Er was geen ruimte voor het specifieke Joodse leed in dit verzetsverhaal.

[Onderschrift St. Joris en de Draak quote]

Het oorlogsmonument ‘Sint-Joris en de draak’ is een typisch voorbeeld van een monument dat in de verzetsmythe past. Sint-Joris symboliseert het goede dat het kwade, de draak, verslaat.

Paneel 19: Kritiek op de verzetsmythe, foto Jozef Israëls + foto monument op begraafplaats, Kritiek op de verzetsmythe

Halverwege de jaren zestig kwam er steeds meer kritiek op de zogenaamde verzetsmythe. Het bleek dat veel Nederlanders helemaal niet in het verzet hadden gezeten. Tegelijkertijd zorgden nieuwe publicaties en uitzendingen op de televisie voor een groeiend besef over wat er was gebeurd in de concentratie- en vernietigingskampen. De rechtszaak tegen de beruchte SS-Obersturmbannführer Adolf Eichmann in 1961 en het boek Ondergang van Jacques Presser maakten grote indruk op het Nederlandse publiek. De Shoah ging een steeds belangrijkere rol spelen in de Nederlandse herinneringscultuur.

In Groningen zijn verschillende monumenten voor de Joodse oorlogsslachtoffers. In het begin van de jaren vijftig kende Groningen twee monumenten die het Joodse leed verbeelden. Tekst bij afbeelding Jozef Israël monument,

Op 10 augustus 1946 werd het Jozef Israëls monument opnieuw onthuld. Het monument was al eerder in 1922 geplaatst ter nagedachtenis aan de Joodse schilder Jozef Israëls, maar raakte tijdens de Tweede Wereldoorlog zwaar beschadigd. Na de oorlog werd het monument door kunstenaar Willem Valk hersteld. Het monument op het Hereplein werd een herdenkingsplek. Tekst bij afbeelding Joods Monument begraafplaats

Op initiatief van de Joodse Gemeente werd op 7 mei 1950 een nieuw monument onthuld. Deze werd geplaatst op de Joodse begraafplaats aan de Iepenlaan. Het monument bestaat uit twaalf zuilen die de twaalf stammen van Israël verbeelden. In het Hebreeuws en Nederlands staat een tekst uit het tweede deel van het boek Samuël (1:23) gegraveerd: “Bemind en geliefd bij Hun leven, ook door hun Dood niet van ons te Scheiden”.

(27)

27 Een Menorah van Handen

Het meest bekende monument ter nagedachtenis aan de vermoorde en vervolgde Joden uit Groningen is het monument ‘Een Menorah van Handen’. Het monument is te vinden aan de rand van het Sterrebos aan de Hereweg.

Het idee om een monument te plaatsen ontstond nadat er kritiek was geleverd op het feit dat er niets meer herinnerde aan de Groninger Joden. Zodoende werd in eind jaren zestig het comité ‘Joods Monument’ opgericht. De eigenzinnige kunstenaar Edu Waskowsky ontwierp het monument.

De vervolmaking van het monument was een langdurig en ingewikkeld proces. Tussen het comité en de kunstenaar boterde het niet. De ruzies tussen beide partijen liepen zelfs zo hoog op dat er een kort geding volgde. Uiteindelijk nam de gemeente Groningen het stokje over van het comité en werd het monument pas op 4 mei, 1977 onthuld.

Tijdens het maken van het kunstwerk overleed de kunstenaar, waardoor het monument nooit is afgemaakt. Van de oorspronkelijke zeven handen, zijn maar zes handen vervaardigd. Quote: “Het handen monument van Waskowsky verdient internationale belangstelling.” Quote: “Het handen monument vind ik een totale mislukking. Vind ik echt niks aan. Het is niet af en staat weggestopt langs de weg bij een gevangenis. [...] En het is niet af, het mocht van die meneer Waskowsky niet worden afgemaakt na zijn dood, dus nu heeft die Waskowsky zich belangrijker gemaakt dan het monument.”

Paneel 21: Terugkeer naar de Folkingestraat Synagoge [Foto’s vervallen synagoge]

In 1973 ging de wasserette Astra failliet. Ook het Apostolisch genootschap vertrok uit het gebouw. De synagoge stond leeg en raakte steeds meer in verval: er zaten gaten in de vloer en het plafond, mensen lieten hun hond uit in het gebouw en enkele ruiten waren ingegooid. De gemeente Groningen had in het begin van de jaren zeventig dan ook plannen om de synagoge te slopen. In 1975 richtten enkele bezorgde burgers, onder leiding van Lenny Wolgen-Salomons, de Stichting Folkingestraat Synagoge op om het gebouw van de sloop te redden.

[Foto Lenny Wolgen Salomons ]

Quote: Lenny Wolgen-Salomons “ Is dit de sjoel?

Ja.

Maar er zit een wasserij in. Ja.

En ze laten de boel zo verpauperen? Ja.

Dat nooit!”

(28)

28 Eind 1976 werd het gebouw, met één stem meerderheid in de gemeenteraad, door de gemeente aangekocht. In de daaropvolgende jaren werd het gebouw opgeknapt en gebruiksklaar gemaakt als synagoge. De Joodse Gemeente twijfelde echter of het wel de juiste keuze was om de synagoge te behouden. De grootte van de synagoge herinnerde aan het verlies van de ooit zo grote Joodse gemeenschap. Lenny Wolgen-Salomons, maar ook voorzitter van de Joodse Gemeente Groningen Manuel Menco, wisten vele mensen ervan te overtuigen om de synagoge te behouden. De synagoge werd op 29 november 1981 opnieuw ingewijd. De oostelijke achterruimte van de synagoge zou gebruikt worden als eigenlijke synagoge, het voorste deel kreeg een sociale en culturele rol.

“Wat heeft het synagoge gebouw in de rosse buurt van Groningen nog met een synagoge gemeen? Wat heeft een monument daar met waardigheid uit te staan? Is dat piëteit? [...] Wie de synagoge van Groningen als gebouw wil behouden ter wille van het stadsbeeld, de architectuur of wat ook, hij ijvert en voert actie. Maar laat de omgebrachte Joden daarbij met rust.”

NIW 6 augustus 1976

Paneel 22 De betekenis van vrijheid voor de Groningse Joodse gemeenschap

Na de oorlog, in 1948, werd de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens getekend. Dit was een direct gevolg van de Holocaust met de bedoeling toekomstige massamoorden te voorkomen.

Artikel 1 - Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn

begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen.

Artikel 2 - Een ieder heeft aanspraak op alle rechten en vrijheden, in deze Verklaring

opgesomd, zonder enig onderscheid van welke aard ook, zoals ras, kleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, eigendom, geboorte of andere status.

Artikel 3 - Een ieder heeft het recht op leven, vrijheid en onschendbaarheid van zijn persoon.

Paneel 23 Quotes:

Wat betekent Bevrijdingsdag op 5 mei voor u? "Herinneringen aan de bevrijding. En hoe

blij ik ben dat mijn kinderen en kleinkinderen in vrijheid zijn opgegroeid. En de wens dat de wereld vrede zal kennen."

Wat betekent vrijheid voor u? Het behouden van mijn autonomie, basisrechten en vrije

meningsuiting. Wat betekent Bevrijdingsdag op 5 mei voor u? Dankbaar zijn voor de vrijheid die ons door bloed, zweet en tranen is gegund.

Wat betekent vrijheid voor u? Vrijheid van geest, blijf kritisch in je eigen denken, laat je

niet teveel beïnvloeden door anderen. Vrijheid van lichaam, dat je kunt bewegen en gaan waar jij wilt. Vrijheid van hart en spreken, de ruimte en respect voor elkaar dat een ieder zijn of haar mening mag hebben.

(29)

29

Wat betekent vrijheid voor u? In Groningen - in tegenstelling tot andere steden in

Nederland - voel ik mij als overtuigd Joods volkomen vrij!

Wat betekent vrijheid voor u? "Vrijheid blijheid" Wat betekent de Nationale Dodenherdenking op 4 mei voor u? Niet veel. Ik gedenk te pas en te onpas.

Wat betekent de Nationale Dodenherdenking op 4 mei voor u? Een moment van besef hoe

wreed de mensheid kan zijn en hoe onzinnig oorlog is! Hoe herdenkt u de

oorlogsslachtoffers? Thuis in een staande positie 2 minuten stilte houden en denken aan die

slachtoffers.

Wat betekent vrijheid voor u? In vrijheid jezelf kunnen [zijn] zonder angst voor

repercussies.

Wat betekent vrijheid voor u? Doen en leven zoals je wilt, houden van wie je wilt.

Wat betekent vrijheid voor u? Mijn leven kunnen leven, met mijn dierbaren met respect

voor anderen om me heen. Wat betekent de Nationale Dodenherdenking op 4 mei voor u? Verdriet om mijn familie die ik nooit gekend heb, onbegrip.

Wat betekent vrijheid voor u? fatsoen t.o.v. je medemens.

Wat betekent vrijheid voor u? Het recht om te zijn wie ik ben en ernaar te leven, de

overtuiging dat anderen dat recht ook hebben, mits ze dat wederzijdse principe respecteren, en dat verscheidenheid de wereld verrijkt.

Paneel 24: Joodse Begraafplaats (Jodenkamp; extra paneel hangt aan hek) [ Foto van begraafplaats Bloemsingel voor ontruiming]

In 1954 werd de oudste Joodse begraafplaats aan de Bloemsingel in Groningen, ook wel ‘de Jodenkamp’ genoemd, ontruimd. De Rijksuniversiteit van Groningen wilde namelijk op die plek een scheikundig laboratorium uitbreiden. In 1953 was het opperrabbinaat akkoord gegaan met het verzoek tot ontruiming. Deze gebeurtenis was uitzonderlijk, aangezien de Joodse wetten voorschrijven dat de overledenen eeuwig met rust gelaten moeten worden. De lichamen werden herbegraven aan de Moesstraat.

(30)

30

In 2005 ontdekte stadsarcheoloog Gert Kortekaas dat er nog steeds menselijke resten op de Joodse begraafplaats lagen. Datzelfde jaar werden de menselijke resten van de Jodenkamp herbegraven aan de Iepenlaan.

[ Foto’s gedenkstenen Jodenkamp]

In 2006 is er een gedenksteen onthuld ter nagedachtenis aan de Jodenkamp. De gedenksteen bestaat uit twee delen: het ene deel werd op de begraafplaats aan de Moesstraat geplaatst en het andere deel aan de Iepenlaan. In beide stenen staat een gedicht van stadsdichter Ronald Ohlsen. Samen vormen de teksten een afgerond gedicht.

Paneel 25: Colofon Colofon

[Foto rabbijn met Thorarollen]

Jaap Meijer over redden Folkingestraat synagoge: (voor de renovatie architect, 1977) Jij tekent scherp

Professioneel Zo’n kale Plattegrond Een ander zegt Het niet zo veel Waar ik mij Toen bevond Ikzelf kom

Onwaarschijnlijk stil Weer uit die

Joden-straat En praat met Ieder die ik wil Ook wie niet Meer bestaat Zodra ik merk Ik ben weer hier Verscheur ik dadelijk Het papier

Alleen de kerk Heeft mij bespied Haar plattegrond Meer was het niet

(31)

31

Bijlage 2: Plattegrond expositie (niet op schaal)

Referenties

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Jongturken werden echter wel, zowel tijdens de revoluüe als daarna, actief gesteund door leden van de joodse bourgeoisie Dit laatste IS een cruciaal punt direct na de revolutie van

Het onderzoek en advies dat wij hebben afgeleverd biedt niet alleen nieuwe informatie over de Oosterparkwijk en haar inwoners, maar kan ook op de langere termijn

Tijdens de studie komt het uitwerken van een spontane taal maar een of een enkele keer aan bod, waarmee je dus eenmalig kan ervaren hoe het is om een STAP analyse te doen..

Zoals eerder genoemd doet deze afdeling fondsaanvragen voor verschillende projecten en zijn er particuliere begunstigers aan het fonds verbonden in de vorm van Vrienden en

Zoals ik in dit stageverslag heb beschreven heb ik veel van de kennis uit zowel mijn bachelor als mijn master kunnen toepassen in de praktijk, en ook heb ik verschillende

Als  medewerker  op  de  communicatieafdeling  van  de  gemeente  Zwolle  is  het  belangrijk  om   betrokken  te  zijn  bij  de  Zwolse  samenleving  en  begrip

In overleg met mijn stagebeleidster, Petra Links, bij de stagegevende instantie heb ik besloten leerdoelen op te stellen aan het begin van de stage, zodat ik tijdens

Hoewel dit voor de hand lijkt te liggen, werd het verschil tussen Welcome to The Village en de kleinere organisaties waar ik tot dan toe bij betrokken was geweest me tijdens deze