VRIJBEID EN DEMOCIATIE
VRIJDAG 1 3 Oc:t. 1950 Ho. 130
WAT IS DAT VOOR EEN RARE OORLOG
pag. 5
WEEKBLAD VAN DE VOLKSPARTIJ VOOR VRIJHEID EN DEMOCRATIE
I
Handen af van onze Koninklijke Marine
-Er is gerucht om onze Koninklijke Marine. Eni- . ge malen hebben wij publicaties in de dag- bladen gelezen, die tot waakzaamheid nopen. Het lijkt goed daar onzerzijds enige aandacht aan te schenken en te bepalen hoe ons standpunt daarte- genover moet zijn. Het gaat hier om een tak van ons verdedigingsapparaat, waar een lange ·roem- rijke historie aan verbonden is, terwijl de historie ons tevens heeft geleerd, dat andere mogendheden de .:nvloed van Nederland ter zee niet steeds met instemming hebben gezien. Integendeel, in de ge- schiedenis is vaak gepoogd Nederland zoveel moge- lijk van de zee weg te krijgen.
Nu weten wij, dat de verdediging niet meer een zaak van de staten afzonderlijk is. De verdediging der Westerse wereld moet zoveel mogelijk als één geheel worden gezien en wanneer men dat heeft aanvaard, dan past het niet, dat een staat zich niet stoort aan het geheel en voor de gezamenlijke ver- dediging zou inbrengen wat hem het liefste zou zijn. Iedere staat moet een bijdrage leveren, die past in het geheel. Van dit beginsel dient men uit te gaan.
N u is enige weken geleden de Amerikaanse , senator Connally met een uitspraak g_ekomen, die er op neerkwam, dat Nederland de handen vol zou hebben aan ~et opbouwen van een land· en luchtmacht, en dat de marinetaken maar aan En- geland E:a-· de Verenigde Staten zouderr· moeten worden overgelaten. Is het wonder, dat deze uit- spraak een slechte indruk maakte in een land,- dat );>aS een oorlog achter de rug heeft waarin de daden van zijn marine over de gehele wereld ·dl! ltáh•
dacht hebben getrokken? Wij behoeven slechts te herinneren aan de slag in de Javazee. En over wat onze Koninklijke Marine heeft kunnen doen voor de geallieerde zaak, toen Nederland en Nederlands·
Indië waren bezet, hebben wij steeds de hoogste lof horen uiten. Laten wij mogen herinneren aan de woorden van de Proclamatie van Koningin Wil- helmina van 3 Maart 1942. Daarin zeide Hare Ma- jesteit tot Hare Rijksgenoten o.m.
"Ik gevoel mij gedrongen, met U allen hulde te brengen aan de schitterende prestaties van onze vloot in Nederlandsch-Indië. Zij heeft bij den aanval op een geweldige overmacht, de eer -van de vlag op roemvolle wijze hooggehouden en, tezamen met onze bondgenoten, zware ·ver- liezen aan den vijand toegebracht. Daarmede is gestand gedaan den geest uit den tijd van onze grote admiraals en hun bemanningen, den geest uit ons groot verleden, die zich steeds door roem- rijke wapenfeiten getoond heeft en alom eerbied voor onze driekleur heeft afgedwongen".
Wanneer een Amerikaan van het formaat als senator Connally een uitspraak doet, die er op neer- komt, dat Nederland maar moet gaan afzien van zijn vloot, raakt hij dan ook een gevoelige snaar bij ons volk. Maar bij hem, die de historie kent, wordt meer geraakt. Want deze ziet achter zulk een uitspraak een voortzetting van het eeuwen- lange pogen om Nederland van de wereldzeeën
weg te krijgen. •
G eruc.hten, dat zulk pogen de kop weer had op- gestoken, zijn er na de oorlog meer geweest.
Het was om die reden, dat wij bij de behandeling van de marinebegroting voor het dienstjaar 1949 de betekenis van de marine hebben uiteengezet.
En ook enige weken geleden hebben wij bij de debatten over de defensie nog eens speciaal gewe- zen op de Nederlandse belangen ter zee, die een zo krachtig mogelijke vloot vereisen.
Kort na de laatste marine-debatten zijn de uit- latingen van senator Connally gekomen en vorige week is er ook het een en ander gepubliceerd over besprekingen in de zogenaamde Standing Group, een militair-suborgaan van het Atlantisch Pact. Wat wij daarvan vernamen gaat in de zelfde richting.
Is }).et, gezien de prestaties der onderscheidene volken, niet vreemd, dat zelfs de gedachte maar op- komt in het internationale mîlieu om aan de Va- derlandse marine te tornen?· Zou iemand het bij- voorbeeld in het hoofd halen om Frankrijk zijri · Alpenjagers te ontnemen? Hoe kan men zo blind zijn om een land, dat zijn historie ter zee heeft ge- maakt en dat zijn welvaart door middel van de zeevaart heeft opgebouwd, te raden zijn marine maar op te geven. Men kan toch nauwelijks een volk vinden, dat meer aan de zee verbonden is dan het onze.
Het is goed geweest, dat de staatssecretaris van marine, schout bij nacht Moorman, in een persge- sprek duidelijke taal heeft gesproken. Hij heeft daarmede gehandeld in onze geest. Wanneer Neder- land een bijdrage moet leveren in de Atlantische verdediging dan is het duidelijk, dat het een taak ter zee heeft. Kortzichtigheid van de gruwelijkste soort is het wanneer zulks niet wordt begrepen.
Men zou de Westerse defensie onberekenbare scha- de doen wanneer men een volk dat krachtens zijn traditie geroepen is een bepaalde taak op zich te nemen, van de vervulling daarvan zou uitschakelen.
* * *
N ederland heeft in het geheel der Atlantische defensie een marine-taak. Maar een zo krach- tig mogelijke marine is ook nodig om andere rede- nen. Wanneer wij namelijk het gebied bezien, dat onder de werking van 't Atlantisch Pact valt, zien wij dat het Atlantische gebied maar een fractie ).s van alle streken waar wij belangen hebben. Laten wij er bijvoorbeeld op wijzen, dat Suriname en de Antillen er buiten vallen en laten wij beseffen, dat het gehele Indonesische gebied er zeer van ver- wijderdis. En dat Nieuw-Guinea er ook al niets mee
van doen heeft. Verder vallen buiten de werking van het Atlantische Pact onze koopvaardijbelangen naar Zuid-Amerika, naar West-Afrika, naar Zuid- Afiikà, een deel van het Midden-Oosten, het Verre o·osten, India, Pakistan, Australië, Nieuw-Zeeland, verder onze gehéle Pacific-koopvaardij.
Zelfs al zou het dus mogelijk zijn in Atlantisch verband de marine-taken aan Engeland en de Ver- enigde Staten over te laten, dan nog zou het nodig
·zijn om een marine te hebben· ter mede-verdediging vàn onze belangen elders.
M aar ook binnen het kader van het Atlantische Pact hebben wij nu eenmaal een vloot nodig.
Afgezien nog van het feit, dat elke vlootbijdrage
tegenover een toekomstige agressor van waarde. zal zijn, want deze toekomstige agressor, - daar zal men toch rekening mee moeten houden - zal de fout vermijden om een te geringe vloot te hebben, een fout waardoor Duitsland tweemaal is gestrui·
keld.
Maar leerzaam is verder wat de jongste defensie- nota ons heeft te zien gegeven. Daarin staat:
"Er zij bovendien nog eens op gewezen, dat de geallieerde oorlogsleiding zich voor wat betreft West-Europa uiteraard in de eerste plaats be- kommert om haar meer zuiver militaire taak aldaar".
I
Dat wil zeggen: wanneer onverhoopt strijd zou ontbranden in West-Europa, dan zullen de geal- lieerden zich interesseren voor het zuivere mili·
taire aspect. Dat wil zeggen, dat wij zelf zullen moeten zorgen- voor de bevoorrading van onze tien millioen inwoners. Voor de beveiliging der aan-
voerwegen zijn vlooteenheçlen onontbeerlijk.
H et is niet onze bedoeling om alle voordelen van een marine uiteen te zetten. Zeker heb- ben wij ook niet beoogd iets ten nadele van land- en luchtmacht te suggereren. Wij hebben alleen geconstateerd, dat er in sommige kringen wonder- lijke gedachten bestaan, waartegen van regerings- zijde gelukkig reeds stelling is genomen. Van onze .kant . hebben wij het noodzakelijk geacht tegen eventuele . aantasting ten scherpste stelling te ne- men. Wij zijn volledig bereid ons te schikken naar wat internationaal beschouwd nodig is. Maar wij zijn niet bereid toe te geven aan wensen van an- deren, die door enghartige nationale overwegingen
worden ingegeven. K.
Het drama Ambon
Diep is ons volk geschokt door wat op Am- bon plaats grijpt. Lange tijd hebben wij het zien aankomen als een gevolg van het stre- ven naar de eenheidsstaat in Indonesië, maar nu het zover is dat de wapenen spreken, treft ons dit toch zeer diep. Hierover uitvoerig schrijven, willen wij niet. Wij zouden toch niet meer kun- nen dan uiting geven aan _gevoelens van deernis en schaamte, die in brede kring van ons volk leven, geV<Yelens waarover men beter niet uit- voerig kan zijn. Voor Nederland is deze zaak uitermate pijnlijk.
Van onze zijde is met de grootste volharding voor het zelfbeschikkingsrecht gestreden. Toen wij dit in December van het vorige jaar naar vo- ren brachten, werd gedaan alsof wij open deuren intrapten en alsof alleen een politiek opzetje de drijfveer was. Maar in Me>i van dit jaar moest mr. Oud de Reg-ering aanvallen en moest hij in het bijzonder minister Van Maarseve~ verwij- ten, dat veel te weinig was gedaan om te voor- komen, dat wat bepaald was omtrent het zelf- beschikkingsrecht, tot een dode Ietter zou wor- den. De Kamer heeft onze motie, waarin _neer- gelegd was dat de Kamer haar ernstige teleur- stelling over de houding der Regering zou uit- sprelten, niet aanvaard.
Indonesië is voortgegaan op de fatale weg, die geleid heeft tot het huidige verschrikkelijke op- treden. Aan wat afgesproken was ter R.T.C.
heeft het zich niet gehouden.
Thans beleven wij het, dat het Ambonnese volk wordt aangevallen, omdat het opkomt voor zijn zelfbeschikkingsrecht. Met welke wapenen wordt het aangevallen? Met welk materieel?
Juiste gegevens staan ons daarover nie1; ter be- schikking. Wel weten wij, dat Nederland in 1949 al vier korvetten heeft overgedragen. En krach- tens overeenkomst, .,is de Nederlandse Regering bereid, een jaar na de souvereinitmtsoverdracht een torpedobootjag-er aan de Regering van de Republiek der Verenigde Staten van Indonesië in eigendom over te dragen". Nu willen wij wel zeggen, dat, afgezien van alles wat gedaan moet worden om het gruwelijke conflict uit de wereld te helpen, de Nederlandse regering moet over- wegen wat haar te doen staat met betrekking tot het overdragen van die torpedobootjager. Wij zijn van mening, dat de regering van Indonesië gezegd moet worden, dat, waar zij zelf het over- eengekomene met voeten treedt, van Nederland niet verwacht kan worden, dat het verder mate- rieel ter beschikking stelt. Duidelijl{ moet wor·
den, dat aan ons geduld ééns een einde komt.
K.
VRIJHEID EN DEMOCRATIE
-=-f._l_i t_s_en_) *
Minister Lieftinck kon zijn
ge~stverwanten niet overtuigen
Dividendstop, Ondernemingsbelasting en Interimregeling
l~ed. AntiHen in Eerste Katner. ·
tn dezelfde week, waarin de Tweede Kamer, blijkens onze vorige kroniek, naar aandacht wijdde aan de voorgestelde proef voor een gewijzigde procedure der begrotingsvoorbereiding en vervolgens aan lonen en prijzen, met afs tussengerecht de kunst en de cultuur, hiel- den, aan de andere zijde van het Binnenhof, onze senatoren zich bezig met de "verfijning" en de termijnstelling voor de dividendstop, de afschaffing van de Ondernemingsbelasting en de Interimregeling voor de Nederlandse Antillen. Minister Lieftinck vond daarbij zijn geestverwanten in deze Ka~er zowel .met betrekking tot de divi- dendstop-voorstelfen als ten aanzien van de afschaffing der Onder- nemingsbelasting tegenover zic.h. En dat ondanks de poging van de minister om door verkleining van de betekenis van de gestelde ter- mijn voor de dividendstop en door in het vooruibicht te stellen, dat binnen afzienbare tijd de belastingen wel weer zullen moeten wor- den verzwaard, zijn partijgenoten gunstig te stemmen.
behandeld, brengt een verlaging, ge- volgd door een algehele afschaffing, van de Ondernemingsbelasting, waar;
tegenover de Vennootschapsbelasting tegelijk echter enige verhoging onder- gaat.
Prof. Molenaar kon verklaren, de af- schaffing van de Ondernemingsbelas- ting van harte toe te juichen; en wel omdat zulks uit e.conomische overwe- gingen dringend nodig was geworden èn omdat de rechtvaardigheid dit eiste. De belastingherziening 1947 is beslist onbillijk geweest tegenover de ondernemingen van natuurlijke per- sonen. Enerzijds omdat die wet van 1947 een verlichting van druk voor de ondernemingen in N.V.-vorm bracht en anderzijds omdat tij het tarief van de inkomstenbelasting voor de hogere belasting-klassen omhoog schroefde.
W at dan in de eerste plaats het nieuwe ontwerp van wet op de dividendbeperking betreft kon prof.
Molenaar, .als woordvoerder van de V.V.D.-fractie, in tegenstelling tot de .heer Ván de Kieft (Arb.) verklaren, dat zijn fractie haar stem gaarne aan dat ontwerp zou geven. Er waren twee redenen voor dat standpunt. Vooreerst is de nieuwe regeling in een aantal gevallen wat ruimer gesteld dan de tot nu toe geldende. En in de tweede plaats is in artikel 28 een eindtermijn opgenQmen; zij zal n i et meer gel- den voor de boekjaren, welke eindi- gen op of na 31 December 1952. Dat laatste punt, zo zei prof. Molenaar, is voor ons van doorslaggevende bete- kenis. Door aannemixig van dit ont- werp verhaasten wij het verdwijnen van de dividendstop en dat is een stap;
waaraan wij gaarne onze medewer- king verlenen.
• * •
} ntussen moest hij er de aandacht op vestigen, dat art. 28 veel van zijn betekenis verloren had door de verklaring van de minister in de Tweede Kamer, dat het opnemen van een termijn in de wet alleen wil aan- duiden, dat een wettelijke dividend- beperking moet gezien worden als een tijdelijk iets. Er zit in die termijn- stelling niets definitiefs. De wetgever, zo liet de minister er toen op volgen, zal goed doen zich te zijner tijd op- nieuw te beraden over de vraag of de dividendbeperking alsdan, niet moet worden gecontinueerd.
Prof. Molenaar vond dit werken met een "indicatie", zoals de minister het zelf noemde, een vreemde manier van wetgeven. De wet luidt positief, maar de ontwerper houdt een slag om de arm. Ik keur - zo zei hij - dit met de ene hand geven en met de andere hand terugnemen, af. Zijn er politie- ke redenen (en hier duidde de heer Molenaar op de geestverwanten van de minister in de Kamer, die aan de dividendstop krampachtig willen vast- houden) voor deze houding?
* * *
0 ok - bij de replieken is onze woordvoerder naar aanleiding van het nader gesprokene door de mi- nister, op deze kwestie nog teruggeko- men. De minister bleef ook in deze Kamer bij zijn standpunt, hetgeen prof.
Molenaar aanleiding gaf nog de vraag te. stellen, of de onzekerheid, welke de houding van de minister nu weer heeft doen ontstaan, velen niet weer zal doen afschrikken om aan de nood-
zakelijk kapitaalsuitbreiding van de ondernemingen mede te doen. En daarmede, zo stelde de heer Molenaar vast, brengt de minister een van de grote doeleinden, die hij met zijn ont·
werp beoogde te bereiken, in gevaar.
Het was ondertussen uit het feit, dat de minister in zijn rede in de Eerste Kamer duidelijk de dividendstop aan de loonstop verbond, wel duidelijk geworden, dat de houding van de minister inderdaad was inge-
geven door het streven, zijn geestver~ _ wanten in de Kamer nog mee te krij- gen - iets dat, als vermeld, nochtans
niet gelukt is. . .. .
U iteraard betekent dit voor .de schatkist een aderlating, maar later wordt dat verlies, naar minister Lieftinck verwacht, weer ingelopen.
Daarom kon de minister zeggen, dat, onder de omstandigheden van het ogenblik, zijn politiek op korte ter- mijn eigenlijk. niet hl;!lemaal (meer) verantwoord was, maar op iets lan•
gere ten~ijn gezien toêb wel.
. .. .
D e twee genoemde punten: de iets grotere armslag en de wettelijlt vastgestelde eindtermijn, juichte de V.V.D.-:fractie dus toe. Maar daarme- de, zo verklaarde prof. Molenaar, heb ik dan ook alle goeds, dat ik van het voor ons liggende ontwerp naar voren zou kunnen brengen, volledig gezegd.
Hij achtte namelijk de handháving van de dividendstop onnodig, de ontwor- pen regeling willekeurig en het wets- ontwerp een voorbeeld van slechte fis- cale wetgeving. Elk van deze · bezwa- ren lichtte hij oog napèr toe; waarbij hij aantoonde, dat het gemiddelde di- vidend nauwelijks 7% heeft bedragen en tevens als zijn mening te kennen gaf, dat hij het zeer willekeurig acht·
te, dat voor het al dan niet onder de dividendstop vallen een grens (kapitaal van f 500.000) was ge- steld.
In ieder geval met dit laatste, kon prof. Molenaar volkomen accoord.
gaan. Het is wat van onze zijde reeds ao dikwijls is betoogd, wanneer be·
- . paltie verlq~Elfl werden Jl~~"
via betere mogelijkheid van k'apitaal- vorming, investering, :~~uivere belas- tingaangifte, enz. kan tenslotte een positieve bate in de toekomst het ce·
volg zijn.
$