• No results found

Me SIG ATUUR OVORM:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Me SIG ATUUR OVORM:"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Deze film is beschikbaar gesteld door het KITLV, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houder van dit auteursrecht.

Toestemming voor reproductie dient men schriftelijk aan te vragen.

This jilllt is sllpplied by tlle KlTL V only Oll COll(litioll that neither it nor part oJ it is further reprodllcetl without first obtaining tlle perlnissioll of t!te KlTL J /

which reserves the right to /llake a charge JOl' slIch reproduction. IJ the Inaterial fiJnled is itself in copyright, the permission of t!te owners of that copyright will also be required Jor sllch reprodllction.

Application Jor pennissioll to reproduce ~lrollid be made in writing, giving details oJ tlle proposel.

reproduction.

SIG

Me

ATUUR

OVORM:

SHELF NUMBER MICROFORM:

MMETA 0445

(2)
(3)

t·~···~····~···~···~

~ Peter Me Curtin ~

~ Huurling in i

; Nieuw Guinea ~

i • ••• ~.~.~ •• ~~ •• ~ •••••• ~.t

HOOFDSTUK 1 De boot schommelde hevig aan de

kade, lomp en zwaar in het donkere water van de nacht. Hij stonk naar olie en lijk. De kiel zat vol roest en de witte v(;rf wa smerig en afgebladderd. De chuit zag er noch veilig, noch komfor- tabel uit.

Ik stond omber naar de "Papuan Prmcess" te kijken en begon te denken dat ik een beetje gek of op zijn min t

dwaa~ moest Lijn om er zelf maar aan te denken, op dat wrak stroomopwaarts naar het hart van de jungle van Nieuw Guinea te varen. Maar per slot van re- kening had ik de geweren aan Ruyker verkocht. De geweren, waarmee hij nu zo roekcloo~ de Kiwai' bewapende. Ik had niet kunnen weIgeren toen de Juto- melten in Port More by me ~ roegen Ru}J..er te zoeken en te proberen Je wa-

pen~ van hem terug te kopen vóór hij onder de inboorlingen een bloedbad van nooit geziene omvang ver- oorzaakte.

Om de ernst van de ~ituatie te kunnen begrijpen moest je zowel Ruyker als de

Kiwai tam kennen. Ruyker wa een van de hardste, brutaal te mannen die ik ooit ontmoet had. En dat wa vóór hij gek geworden was en moderne wapen begon te verkDpen aan wilden, die nog in het tenen tijdperk leefden. In de tien iaar inds hij zich begraven had in de wou'den van NieuwGuinea wa hij blijk- baar nog harder geworden, 10 die mate dat al het menselijke uit hem ver- dwenen wa . Nu had hij ook iet primi- tief , iets onbe chaafds en on men elijk over zich.

Maar toen ik hem de Duit!.c Volks-

~rurm YK-98 geweren in ydney verkocht, wist ik dat niet. Ik had hem niet gevraagd, \\-at hij met de wapens van plan was. Later, toen ik van de Au - trali che autoriteiten hoorde dat Ruy- ker de wapens doorverkocht aan de in- boorlingen, die ze voor de uitroeiing -

Oor pronkelijke titel : BODY COUNT c: by Tower Publ.,lnc.,N.Y.

(4)

sport tegen naburige stammen ge- br.uikt.en, voeld~ ik met tegenzin de ver- pllchtlOg opwellen, de overheid te helpen Ruykers plannen te verijdelen.

Ik keek nu naar de boot. Een donkere gestalte kwam uit de hut en riep naar me:

- Ben jij dat, Rainey? Kom aan boord!

Het was Averill Connors, de Majoor van het Australi che leger die het bevel voerde over de kleine afdeling oldaten hier in Kikori, op de zuidkust. Ik wa e;

zeker van, dat hij niet vermoedde ooit in dit gat te zullen belanden, toen hij dienst genomen had in Canberra. Ik ging de smalle loopplank op en begroette Connors toen ik aan dek tapte.

- Is dit de boot? vroeg ik ontgoo- cheld. Ik hoopte, dat Ardrey Burke een ander vervoermiddel had voorzien dan deze hoop oud roest.

Connors grinnikte. Hij wa een sterkgebouwde man met voortijdig grijs haar, heldere ogen. Hij had enigszin O-benen. Zijn huid was bietrood van de zon. Hij droeg Khaki shorts en een tuniek. Hij had een van die Au trali che broussehoeden met brede rand in de hand.

- Maak je maar geen zorgen, ouwe jongen. Hij vaart, daar kan je op reke-

!'Ien. Wacht maar tot je Ardrey ziet. Hij tS even onverslijtbaar als de boot. Kom mee in de hut. Hij wacht op je !

Ik volgde Connors langs stapel krat- ten met rottend tropisch fruit en andere handelswaar naar de lage hut. Binnen was het een beetje ruimer dan ik verwachtte en het zag er ook netter uit dan aan dek. Maar het lag er toch vol papier en drankflessen. Ardrey Burke stond op van een stoel aan een kleine tafel in het midden van de hut en reikte me een gebruinde hand.

- Wel ! Jim Rainey ! Je ziét er he- lemaal niet zo luguber uit al de Majoor 2

je afgeschilderd had. Aangename ken- ni making, jongen.

Ik chudde zijn hand. Hij zag er verweerd en verwaarloosd uit, met een baard van drie dagen en diepe zakken onder de ogen. Hij was niet groot van gestalte en hij begon oud te worden maar hij had een hard, pezig lichaam.' . - Leuk je te ontmoeten, Burke, zei Ik. Ik hoop dat onnor, je niet te\cel leugens verteld heeft.

- Helemaal niet, zei Con nors. Ik heb alleen maar gezegd, dat Ardrey ver- heugd mag zijn dat jij aan boord bent voor het geval hij op zijn tocht moeilijk- heden zou krijgen.

. - Ik ben blij dat je meegaat, grin- mkte Ardrey. Ga zitten, kerel, ik zal je een glas van de beste drank in het Oos- ten geven.

We gingen rond het tafeltje zitten. Er lag een gekreukte kaart op.

- Ik drink liever niet, zei ik. Ik denk, dat ik maar best een week of zo nuchter blijf als ik Ruyker wil vinden.

Ardrey schonk zijn glas en dat van Connor vol. Connors knipoogde naar me. We konden best met elkaar overweg, Connors en ik. Hij had een telegram van Port More by gekregen met het bevel me te hel pen om transport naar het binnenland te vinden en me een e korte te geven, als ik dat zou willen. Ik

~ad dat la.atste aanbod afgeslagen, want tk wou met te veel opvallen bij de in- boorlingen. Ik veronderstelde, dat het grootste gevaar zou chuilen in de in- sekten, de malaria en de andere lui- pende doders van de jungle. Het zou later blijken, dat ik verkeerd was.

Con nor en Ardrey dronken en Ar- drey wee op de kaart.

- Tot hier gaat de Princess, zei hij.

We noemen dat plaatsje Bik Pella Post.

Voorbij dat punt wordt de rivier onbe- vaarbaar. Als Hendrik Ruyker handel drijft met de Kiwai's, dan zal je noord-

waarts van Bik Pella de heuvels moe- ten intrekken. Ben je daar ooit geweest?

Ik schudde mijn hoofd.

- Wel, jongen, je weet niet waar je aan begint, grinnikte Ardrey. De wolkoppen zijn daar erg achterlijk. Ze vreten elkaar nog altijd op. Af en toe houden ze een feest en dan smullen ze mensenvlees. De Kiwai's omringen hun dorpen met hoofden die op staken zijn gestoken en de Danis doden voor het plezier. Ze beschouwen het als een sport.

- Het klinkt allemaal erg primitief

mompelde ik. '

- Primitief? Zeg maar voorhisto- ri ch ! Er zil'n daar stammen, die nog nooit een b anke man gezien hebben.

Het zijn geen echte mensen, Rainey.

-- Wel, niemand is volmaakt, lachte ik.

Connors grijnsde.

- Ardrey wil je alleen maar verwit- tigen. Het is inderdaad een totaal on- b~sc~aafd g~bied. M.aar als Ardrey je gtds ts, ben Je wel vetlig.

Ardrey wa akkoord gegaan om van- uit Bik Pella Post met mij het binnen- land in te trekken. Maar hij leek niet erg enthousiast over het idee, dat we op zoek gingen naar Ruyker. Hij had vroe- ger een paar slechte ervaringen gehad met de man en hij schuwde hem als de pest.

. - Ik breng je wel waar je moet zijn, Jongen. Maar wat ga je doen, als je Ruyker gevonden hebt? Hoe wil je hem overtuigen, die geweren weer af te

taan?

Ik haalde mijn schouders op.

- Met geld. Ik betaal hem een beetje meer dan hij van de Kiwai's kan krijgen.

- Waarom neem je ze hem niet gewoon af? vroeg Ardrey.

Ik glimlachte. Ik hield van die stijl. Ik wou net antwoorden, maar Connors was me voor.

- Omdat de regering wil dat alles vreedzaam verloopt, zei hij.

Ardrey schudde zijn grijze hoofd.

- Dan doet Ruyker een goede zaak, mompelde hij.

- Jullie doen allemaal een goede zaak, opperde ik.

- Zo is het, zei Connors. De chef van de Kiwai's, Kokoda, terroriseert de naburige stammen sinds hij voor het eerst wapens heeft gekocht van Ruyker.

Hib' heeft zijn oude vijanden, de Bamu's, al ij.na ?itgeroeid. Nu bedreigt hij de regering 10 Port Moresby. De kans be- staat, dat hij entraaI Papua wil regeren,

met meer wapen, zonder de autontelt van Port Moresby te erkennen. Ruyker en Kokoda kunnen een gevaar beteke- nen voor onze overlevingskansen in Nieuw Guinea.

Er viel een sombere stilte.

- Wanneer vertrekken we ? vroeg ik.

Ardrey begon de kaart op te vouwen.

- Morgenvroeg moet ik nog laden.

Overmorgen. Bij dageraad.

- Ik zal er zijn, beloofde ik.

- En denk eraan, de Kiwai tam bewoont een tamelijk groot gebied, zei Ardrey. Ruyker zou zowat overal in die zone kunnen zijn. Er wordt ook verteld dat hij begint te verkopen aan

kleiner~

tammen, omdat Kokoda op de prijs zit te pingelen. AI je er dus in zou slagen bijkomende inlichtingen te krijgen, zo- dat we weten waar we precie moeten

7.. eken, 7..0U dat erg welkom zijn.

Ik knikte.

- Ik weet het. Ik ga nog met een paar mensen praten. Misschien kom ik op die manier iets te weten.

Ik stond op.

- Tot morgenvroeg, Ardrey.

- Ik zal er ook zijn, grinnikte Ar- drey.

Connor bood de volgende dag zijn hulp aan bij het opsporen van Rurker.

(5)

Maar Kikori was niet het echte hoofdkwartier van Ruyker. Hij kende er dus niet veel mensen. Hij had wel een kantoor in Port Moresby, aan de kust maar toen ik daar geweest was was ik niets te weten gekomen over zijn plan- nen. Hier in Kikori ontdekte ik, dat Ruyker een paar dagen in het Owens hotel gelogeerd had en nog geen week geleden met een aantal inlandse dragers, die hem gewoonlijk vergezelden, in het oerwoud getrokken was.

's Morgens vond ik een inboorling die een paar maand geleden voor Ruyker

gewerkt had. De man was deze keer niet kunnen meegaan omdat hij malaria had, maar hij wist me te vertellen dat Ruyker van plan was geweren te gaan verkopen aan de Bamu's, de erfvijanden van de Kiwai' . Hij zou zijn verkoop - gebied dus uitbreiden en hij leek niet te denken aan de gevolgen: de mogelijk- heid van een primitieve tam men- oorlog, die met moderne wapens zou uitgevochten worden.

Het was een smerig zaakje.

Maar merige zaakjes waren mijn beroep.

HOOFDSTUK 2

Toen ik de volgende morgen bij de Papua Princess kwam, stond Ardrey bij de railing op me te wachten.

- Hallo, Rainey, alles is klaar voor het vertrek. Ben je nog iets te weten gekomen?

- Slecht nieuws, zei ik. Ruyker is van plan, geweren aan de Bamu's te verkopen.

- De Bamu's ? - Juist.

Ardrey knikte somber.

- Dan speelt hij echt met vuur. Wel, nu weten we tenminste een beetje beter waar we hem moeten gaan zoeken. We zullen vanuit Bik Pella Post naar het

4

gebied van de Bamu' gaan. Misschien halen we Ruyker nog wel in, terwijl hij met de chef van de Bamu's, Nanabe Merah, onderhandelt over de wapenle- vering.

- Dat hoop ik ook, zei ik.

De zon was net opgekomen toen de Papuan Princes afvoer uit Kikori, troomopwaarts, naar het binnenland.

Het regelmatige geronk van de diesse\- motor gaf me een gevoel van rust. De inlandse helpers waren druk aan het werk rondom ons. Terwijl de zon hoger en hoger kwam te staan kon ik rondom ons andere boten zien. De meeste chui- ten dreven handel met de nederzettin-

gen in het binnenland. De boten waren kleiner dan de Princess, sommig~ waren gewoon kano's. Het zag er allemaal le- vendig en interessant uit. Langs de oever van de rivier zag ik kleine dorpen, tot een heel eind stroomopwaarts. In de loop van de ochtend liet Ardrey af en toe het anker vallen, in het midden van de rivier. Kano' en andere kleine boten kwamen dan van de nederzettingen van de inboorlingen, om handel te drijven.

Langzamerhand zag ik minder en min- der nederzettingen en de omgeving begon wilder te worden. Ik wist dqt hier in de jungle groene boomphytons zaten, dat er malaria heerste en andere vre elij- kc ziekten, zoals de lachende dood. Het was eigenlijk geen bewoonbare plaats en ik vroeg me af, wat voor soort men-

en hier zouden leven.

Laat in de morgen ging ik in de hut op de brits liggen. Ik luisterde naar de ma- chine~ en ik vroeg me af, of het wel verstandig geweest was deze opdracht van de Australi he regering te aan- vaarden.

Ardrcy had een beetje kontakt metde echt primitieve stammen troom- opwaart5, maar niet zo veel. Zijn handel hield hem op de rivier, waar de mensen al een beetje beschaafd waren.

De inlanders droegen er nog altijd beenderen door hun neu en ze verfden hun gezichten op een afgrijselijke manier, m,lar ze waren geciviliseerd in vergelijking met de echte junglestam- men. Om handel te kunnen drijven met mensen als Ardrey hadden ze het kop- pensnellen moeten opgeven en ze zou- den nooit meer daarin terugvallen.

Maar nog geen dagmars het binnenland in, leefden mensen die nog nooit de ri- vier of een spoor van de beschaving gezien hadden. De regering noemde ze

"ongekontroleerde" stammen. Dat wa- ren ze ook. Een buitenstaander kon moeilijk de mentaliteit van deze wilden

begrijpen, en er deden afschuwelijke verhalen de ronde over hen.

De reis naar Bik Pella Post duurde twee dagen. Het grootste deel van de tijd sliep ik. Laat in de namiddag van de tweede dag kwamen we in Bik Pella aan.

Het was g\!en echt stadje, meer een paar straten die wegleidden van de rivier, een winkel die door een tamelijk beschaafde inboorling werd beheerd. Verder wat hutten van golfplaat. Voorbij Bik Pella bevoeren nog alleen kano's de rivier.

Ik was blij dat ik de stinkende boot kon verlaten. De Princess was echt geen dame. Ze stonk en de motoren maakten vee1lawaai en ze wa buitengewoon on- gezellig. Haar enige verdienste bestond erin, een oase van veiligheid te zijn in een vijandige jungle en nu we op het droge waren, voelde ik opeens het gemis van haar relatieve bescherming tegen de wildernis rondom ons.

rdrey kende de man die de plaat"elij- ke winkel openhield en we mochten r overnachten. De straten van het dorp werden bevolkt met inboorlingen in lendedoeken, lap-Iaps. Vllile kinderen peelden naakt in de hete zon en vrou- wen met naakte borsten droegen lasten op hun hoofd. De mannen zagen er af- schrikwekkend uit met hun brede neuzen en wilde ogen. Ze versierden zich met gele verf, met hal snoeren van tanden, met chelpen uit de rivier, met veren van de paradijsvogel.

Ik racht een bijna lapeloze nacht door in de achterkamer van d winkel telwijl Ardrey nog geen meter van mij lag te nurken. Het zat er vol muskieten en ik wa blij, dat ik mijn malariapillen geslikt had. De Princess leek nu al een veilige haven, waar ik met plezier naar terug zou gaan. Maar we konden die nacht niet aan boord la~n omdat de motoren nagekeken werden door een mekanieker die' nachts werkte en daarbij een hels lawaai maakte.

5

(6)

De volgende morgen verlieten we na zonsopgang de Papuan Princess en Bik Pella, de jungle in. We namen twee van de sterkste matrozen met ons mee als dragers. De vier anderen bleven achter om de Princess te bewaken.

Ik had verwacht, dat er transport zou zijn vanuit Bik Pella; wagens of ten- minste toch paarden. Ik was fout. We gingen te voet terwijl onze dragers de bagage op hun rugen hoofd droegen. Er was een soort pad in de richting van de dorpen van de Bamu, maar het wa zo lecht, dat Ardrey het af en toe kwijt- raakte. Ik was vroeger al wel in het oerwoud geweest, maar hier waren de insekten zo talrijk dat ik dacht, dat ze me gek zouden maken. De vochtige hitte was een lastige tegenstander.

Boven ons kwetterden papegaaien. Er waren nog andere junglegeluiden die ik niet kende en liever niet wou kennen.

Die dag bleven we zestien uur op pad.

Voor het voorbij was, werd het een oort hel. Eindelijk, een uur na zonson- dergang, bereikten we een dorp van de Bamu' .

Het wa een groot dorp, aan de zuid-

00 telijk grens van. wat vroeger· het grote Bamu gebied geweest wa . Sinds de Kiwai's geweren hadden, waren de meeste noordelijke dorpen van de Bamu's vernield en nu had hun grote opperhoofd, Merah, dit dorp als zijn hoofdkwartier gekozen.

Er brandden verscheidene kampvu- ren. We werden verwacht. We hadden de tam-ram al op kilometer afstand gehoord. We werden opgewacht door de kinderen en de vrouwen toen we tu

en de rijen hutten kwamen. De vrou- wen zongen een eigenaardig, monotoon welkomslied. In het midden van het dorp stond de gezette figuur van Nanabe Merah, gekleed in een mantel van prachtige paradijsvogeJveren die fluorescerend schitterden in het licht 6

van de vuren. Naast hem stond een lan- gere man met een houten masker op, naar ik later zou leren Zigibi, de priester-tovenaar van Merah. Naast hen stonden dan weer de krijgers van het dorp, gewapend met bijlen, mache- tes en speren die er allemaal erg do del ij k uitzagen. Aan één kant, naast een soort gemeenschapshut, stond een dozijn of meer Duitse Volkssturmgeweren, die ik in Sydney aan Ruykar verko ht had. Ik ving Ardrey's blik op en hij knikte.

- Ha ! zei Merah luid toen we voor hem en zijn mannen bleven staan.

Meneer Ardrey ! Lang geleden zijn dat wij gezicht van jou zien. Jij welkom.

Het zingen had nu opgehouden. De vrouwen kwamen achter ons staan. Ik snoof geuren op, die ik nog nooit gero- ken had en de meeste daarvan waren niet bepaald aangenaam.

- Verdomd goed je weer eens te zien, Merah! zei Ardrey.

- Jij komen en lang blijven, plezier met meisjes van Merah?

- Geen vrouwen of drank op deze reis, zei Ardrey een beetje droevig.

Grote Bik Pella zaken. Meneer Rainey hier komt helemaal van Port Mort'sby om met Merah te praten.

Iedereen keek opeen naar mij.

- Ik ben blij u te ontmoeten, Grote Merah, opperhoofd van al de Buma' , groette ik. Ardrey had me vooraf verteld wat ik moe t zeggen.

Merah knikte. De pnesrer bekeek me vijandig achter zijn houten ma!>ker. De krijgers die met hun lange s hilden en wapens voor om. stonden, zagen er wild en gevaarlijk uit. De mee ten droegen stukken bot door hun neus en onderlip en één had zelfs een vulpen door zijn neus gestoken, waarschijnlijk de buit van een handelaar of zendeling die een fout gemaakt had.

- Jij vereert ons dorp, zei Merah. Jij praten zitten met machine die rook

maken, wij grote pijlen van hoofd maken.

Ik begreep niet waarover hij het had, maar toen hij zich omdraaide en naar de grote gemeenschappelijke hut ging en Ardrey me wenkte hem te volgen, liep ik hem achterna.

Nu kreeg ik de kan, om het dorp in het licht van de vuren wat beter te bekij- ken. Het was een hele openbaring. De hutten van de Bamu's waren eigenlijk alleen maar afdaken en dan nog slecht gemaakt ook. De dorpelingen sliepen op bedden van gras onder die afdaken, als bee ten. Het tonk er overal. Rona het dorp stonden hier en daar taken en de versieringen op di taken trokken dadelijk mijn aandacht. Het waren men enhoofden, nog maar pas van de romp van de slachtoffer afge neden. Een paar dropen nog van het bloed. De ogen waren halfgeopend, de mond hing open, zodat het leek al of het hoofd verba a ·d naar zijn nieuwe omgeving keek.

Ik had nog nooit een trofeepaal ge- zien en ik had nog nooit meegemaakt, dat een dorp met hoofden versierd werd.

Net buiten de hut \\aar we binnen gingen was een vuur met een spit aange- legd. Daar zar een vrouw op het gebr:lad te letten. Op het spit hing een stuk vlees. Toen ik een beetje aanda htiger keek, zag ik dat het een menselijke dij wa . Bij een ander vuur zag ik beenderen liggen.

die er erg men elijk uitzagen.

rdrey zag dat ik "tond te start n. Hit pordt' me lil de ribben. Ik \olgdc hem in de hut.

Daar gingen we in kleermak rszit in l'cn 1I1kc1 zitten, met Merah, de [O\e·

n.I.H /Iglbl en dm-oude m.mnen. De hur werd meteen omringd d or nieuw'igie- rigen. Merah tak een dunne korte pijp van groene bamboe aan. Hij beg n ei- genaardige gedroogde twijgen te rok n

en gaf de pijp dan door. Toen het mijn beurt was moest ik ervan hoesten, maar Merah leek dat niet erg te vinden.

Toen begonnen de palavers.

Merah gebruikte nu niet langer meer zijp koeterengels. Hij sprak in het dia- lekt van de Bamu, dat Ardrey tamelijk goed verstond. Ik zat daar en luisterde.

De tovenaar, Zigibi, keek heel de tijd naar me. Ardrey praatte in de eigenaar- dige taal en draaide zich af en toe na.ar mij om te vertalen. Ja, Ruyker was hier geweest. Merah had van Zigibi de raad gekregen om Ruyker levend te rooste- ren, toen hij enkele dagen geleden met zijn drager was aangekomen. Maar toen hij Merah voor telde hem geweren te verkopen had Merah besloten dat aanbod, de enige kans voor zijn volk om te overleven, aan te nemen.

Ardrey draaide zich naar mij om en vertaalde dat allemaal. Ik knikte.

- Zeg hen, dar de geweren gevaarlij- ker zijn voor hem dan voor Kokoda.

Zeg dat ze een oorlog zullen veroorza- ken die de Bamu' Zeil uitroeien. Zeg, dat ik de wapens zal terugkopen en dat ik ook van plan ben de wapen die Ruy- ker nog heeft en de geweren die hij al aan Kokoda verkocht heeft te nemen.

Er volgde nu een lange dialoog tussen Ardrey en Merah. Het opperhoofd keek me een paar keer vijandig aan. Er werd ook gedi kussleerd tussen de chef en zijn tovenaar. Toen heteindelijk voorbij

""as, ke k Ardrey plechtig naar mij.

- Hij zegt, dat de Bamu'!> zwaar getroffen zijn door de aanvallen van de Kiwai' . Ze rouwen op het ogenblik over de vele doden die ze in een gevecht tegen Kokoda verloren hebben, een

~evecht waarin de geweren een echt b'0edbad aangericht hebben. Hij zegt, dat hij zijn nieuwe geweren niet zal af-

taan ienzij we eer t Kokoda ontwape- nen.

Ik zuchtte diep. Merah had een deel

(7)

van Ardrey's vertaling begrepen en hij knikte nu bevestigend.

- Ja. Is einde praat, voegde hij er somber aan toe. Hij zei weer iets tegen Ardrey, die vertaalde:

- Hij zegt, dat zijn men en zullen leren hoe ze de wapens moeten gebrui- ken. Ruyker heeft hen uitgelegd hoe de geweren werken, maar ze hebben oplei- ding nodig. Hij zegt, dat hij, zolang jij Kokoda niet ontwapend hebt, chietle - sen nodig heeft voor zijn krijger. Hij vraagt of jij hem daarbij wil helpen.

Ik chudde mijn hoofd.

- Ik ben naar hier gekomen om hen

• te ontwapenen, drong ik aan.

Ik kon zien, dat Ardrey mijn antwoord slechts met tegenzin ver- taalde. Maar ik had geen keuze. Zoal de zaken nu stonden, moe tik Ruyker proberen te vinden en de wapen op één of andere manier terug in mijn bezit krijgen. Ardrey vertaalde mijn weige- ring aan Merah. Deze keek bepaald niet vriendelijk. Zigibi sprong recht en begon iets te chreeuwen. Hij richtte een magere vinger naar mij. Hij tond op het punt een vervloeking uit te spreken maar Merah topte hem met een ruw bevel.

- Jij gaan zien Kokoda, zei Merah ernstig. Jij geen geweren nemen van hem, wij oorlog maken met hem.

Ik begreep het.

- Afge pro ken, zei ik.

We besloten te overnachten In de gemeenschapshut. Het was een emde- loze nacht, met zoemende mu kieten, bloedzuigende vliegen en allerlei krui- pende beesten. Toen de zon eindelijk opging was ik zelf al een uur op. Ik dronk een kop koffie en probeerde niet naar de resten van het gebraad van gi - teravond te kijken.

De trofeepalen zager er in het dag- licht nog afschuwelijker uit. Ze waren bedekt met zwarte vliegen. Ik lette er zo

8

weinig mogelijk op en il< hielp Ardrey en de twee dragers met het inpakken van onze bagage en de voorbereidingen voor onze tocht in het oerwoud. We zouden naar een Tolai dorp gaan, onge- veer een halve dag naar het oosten. We veronder telden, dat Ruyker daar ver- bleef. We wilden vroeg in de morgen vertrekken, om die c1vond nog in het Tolai dorp aan te komen. Maar zelfs de beste plannen kunnen mi lukken, wan- neer je dat het minst verwacht.

We tonden op het punt te vertrek- k n, toen het gebeurde. Er klonk een korte alarmkreet van een krijger aan de rand van het dorp, dan een gil. Het zat er meteen bovenarms op. We waren temidden van een aanval van de Kiwai tere ht gekomen.

De aanval wa uitstekend gepland, want Merah had die morgen een groot deel van zijn krijgers op pad gestuurd om er zeker van te zijn dat de weg voor Ardrey en mij veilig was. Nu hadden de Kiwai's gebruik gemaakt van de tijdelij- ke zwakte van de Bamu en ze kwamen al hellehonden het dorp binnen gezwermd.

Toen Ardrey en ik beseften wat er aan de hand wa , waren ze al tot in het midden van het dorp doorgedrongen, dodend en verminkend met bijlen en speren, maar vooral met de geweren van Ruyker. Het geknal van de wapen.

klonk onheilspellend In het primitie\'e dorp, een geluid dat ik ht'vcr nooit gl'- hoord had.

De Bamu's renden onmiddellijk naar hun eigen kleine ~tapeltje geweren.

Maar ze konden geen enkel chot afvu- ren. Ze wi ten nog niet, hoe ze met de geweren moe ten omgaan en ze werden neergeschoten of onthoofd door de ta- len bijlen voor ze in de tegenaanval konden gaan. Vrouwen en kinderen werden niet ontzien. Ze werden zelfs nog wreder dan de krijgers afgemaakt.

Ik zag dat cen paar jong~re vrouwen door de krijgers werden meegesleept. Er lagen overal bloedige en verminkte lij- ken maar ook nog levende Bamu's met afg~hakte armen en benen. Het lawaai van de geweren klonk luid in onze oren.

Het gegil van de Bamu's en Kiwai's was duivels. De Kiwai' waren moeilijk te onder cheiden van de Bamu's. Ze wa-

ren mi hien een beetje gezonder. Hun krijgers waren klein, ze kwamen niet hoger dan mijn houders, net als de Bamu's maar ze waren terk gespierd.

Ze doodden willekeurig en met plezier.

Ze deden dit erg efficiënt.

Bamu' begonnen zic..h nu te verzetten en deden het niet slecht met hun bijlen en speren. Een aantal Kiwai's werd in mijn nabijheid gedood, één van hen nadat hij met een Volkssturmge- weer de helft van de hedel van een Bamu had weggeschoten. Merah en Zi- gibi stonden midden van ~et trij~~e:

woel, omringd door hun krIJger. Zlglbl zag er zonder zijn masker nog af- schrikwekkender uit en ik zag hem bin- nen de I • .llve minuut met zijn bijl drie Kiwai's doden. Merah probeerde een Volkssturm af te schieten, mislukte en sloeg met de kolf een Kiwai de s~hedel in. Ardrey en ik hadden onze pIstolen getrokken. We mikten nu op de Kiwal' en velden er een heleboel. Ik zag, dat Ardrey door een kogel in de linkerarm geraakt werd, op een knie n.eerviel en dat bijna op hetzelfde ogenbltk een van zijn dragers door een nelle slag van een bijl onthoofd werd.

- Vlucht, Merah! riep Ardrey nu.

Er zijn veel teveel van die verdomde

~meerlappen !

Ardrey knielde naa t een ~edo?fd vuur bij de grote hut. Ik wa .~1lS~chle~

twintig meter van hem verwIJderd, bIJ onze bagage. Net nadat hij naar M~ra~

geschreeuwd had, sprong een Klwal

achter hem en ramde een speer door Ardrey's torso. Ze kwam er door zijn borst weer uit. Ik schoot en doodde de Kiwai. Toen kwam een andere aange-

rend en onthoofdde Ardrey met rwee sla- gen van zijn machete.

Ik voelde me verdoofd. UIt mijn ooghoek kon ik zien, dat Merah en Zi- gibi de jungle in vluchtten. De krijgers vergezelden hem, samen met de weinige vrouwen die de aanval overleefd had- den. Ardrey's andere drager, een kleine, pezige kerel, werd in de nek ge .choten toen hij zich over het levenloze hchaam van zijn baas boog. Zijn ruggegraat werd door de kogel versplinterd.

- Jezus! mompelde ik.

Ik draaide me om, om op een aanval- lende Kiwai te chieten, maar toen sprong een andere achter mij, mikte met een Volk sturm naar mijn hoofd en haalde over. Het geweer ging niet af. Hij had waarschijnlijk zijn lader legge-

choten. Voor ik de tar naar hem kon mikken, had hij de kolf van het geweer naar mijn hoofd gezwaaid en ving ik de harde klap op met de zijkant van mijn hoofd. Alle werd zwart en ik viel ver- doofd op de grond.

Ik verwachtte, dat ik in die ver chrik- kelijke ekonden zou terven, maar dat gebeurde niet. Het chreeuwen en gillen was bijna uitgestorven en ik hoorde niet meer chieten. Ik voelde, dat ruwe han- den me op mijn borst rolden ik voelde dat mijn handen en voeten gebonden werden. Toen verloor ik het bewustzijn.

Toen ik bijkwam, werd ik langs een junglepad weggedragen van het Bamu dorp. Ik werd aan een staak gedragen, alsof ik een pa gedood stuk wild wa .

Ik was levend gevangen en werd naar het Kiwai dorp gebracht voor een of ander ritueel, waarvan ik een ding zeker wist: het zou eindigen met mijn dood.

(8)

HOOFDSTUK 1

Hoe meer ik tijden die tocht naar het Kiwai gebied bij bewustzijn h ... am, hoe erger het werd. De touwen rond mijn enkels en polsen droegen heel mijn gewicht en beten diep in mijn pijnlijke vlees. In het begin gilde ik van de pijn, en werd stil, toen mijn handen en voeten verdoofd raakten.

Ik werd urenlang op die manier ge- dragen. De krijgers ru tren maar één keer. De muskieten verslonden me Ie·

vend en de vliegen kleefden in mijn wonden. Het was een hel, die eeuwig leek te zullen duren. Ik wi t, dat alle nog erger zou worden al" ik eenmaal in hun dorp wa . Ik zou ongetwijfeld op een gewelddadige manier mijn hoofd kwijtraken. Maar voor dat gebeurde zouden ze waarschijnlijk nog wat pret willen beleven met mij. Ik kon zelfs niet

JO

raden, wat voor fama ieën lÎch in die primitieve breinen afspeelden.

Eindelijk kwamen we, laat in de namiddag, op onze be~temming aan.

We vormden een kolonne van mischien honderd krijgers, met een paar gevan- gen vrouwen en ik. Het was engroot dorp. Het besloeg cen paar honderden 'H:rkant~ mClcr \'\'l wndcn \cTwcl- komd donT ern trt lep nngcnde \ rouwen

Ul \...ind, Tl·l1. TM\\'ljllk 10 het Jorp \\crd nll1ncngl'dr.lgen hctl.:n honden in mijn kuitl:n, ~loegcn Jonkcrhllldige kinderen me met ~tokkcn en ~pu\\den \"Touwen me in het gendll. In het midden \ .1n het dorp, \\ aar net ab nlJ dl Bamu'~ een grote gemecn.,happc1ijke hut ~tond.

werd ik zonder omhaJl op dl' grond gc.,metm en lo~ge.,neden \ an de p.1JI.

De kInderen vielen me nu nog feller aan. De vrouwen kwamen een voor een naar me toe, schopten me in de rug en sloegen me met stokken. De mannen die me mee gebracht hadden, keken toe en bulderden van het lachen.

Een tamelijk grote Kiwai - hij was bijna even groot als ik, - kwam uit de glote hut. Hij droeg mooiere veren dan de andere krijgers. Hij sprenkelde een soort stof over me waaruit ik afleidde, dat hij de plaatselijke tovenaar was. Hij mompelde een paar onverstaanbare woorden en blafte toen bevelen naar de krijgers, die me bij armen en benen gre- pen en me weg begonnen te slepen.

- Hé ! protesteerde ik terwijl ze me door het zand sleepten. Wacht! Laat me met Kokoda praten!

Maar ze luisterden ruet. Ik werd verder gesleept terwijl de kinderen me gillend volgden. Ik werd een eind verder naar de rand van een put gebracht. Vóór ze me erin smeten kon ik naar beneden kijken en ik zag, dat de put vol grote mannetjesapen zat. Het waren er een half dozijn. Ze waren bijna zo groot als ba vianen. Ze zagen er ook mager en hongerig uit.

Ik likte hard.

- Luister, verdomme. Ik moet met Kokoda jraten. Hij wil me misschien niet doo ! Lui ter, ik wil...

Het volgende ogenblik smeten ze me

111 de put.

Het wa een val van drie meter. Ik raakte met mijn voeten de grond en kwam toen neer op mijn zij. De apen rond mij gilden en krijsten. Ik lag daar verkrampt van de pijn, hijgend van de val, terwijl de apen voorzichtig di h- terbij kwamen en de Kiwai' ze stonden aan te moedigen.

Langzamerhand kwam ik terug op adem. Ik bekeek de apen en zag, dat hun tanden zeker drie centimeter lang wa- ren. De beesten waren ongeveer zestig

centimeter groot en ze zagen er ver- domd gemeen uit. Een viel me aan en beet in mijn been. Ik gilde, trok me weg en zag bloed op mijn broek. Een ander'e aap kwam nu naar mij en probeerde in mijn voet te bijten, maar hij slaagde er alleen in mijn schoen open te rijten.

Twee anderen probeerden mijn gezicht en hoofd te pakken te krijgen. Ik haalde wild ujt naar de beesten.

De krijgers, vrouwen en kinderen, stonden in een dichte kring toe te kijken. Ze leken echt van de show te genieten.

Een andere aap viel me aan en pro- beerde een stuk uit mijn arm te scheu- ren.

Deze keer slaagde ik erin het beest bij de keel te grijpen en te wurgen. Het dier schopte en beet, maar ik had de kracht van de wanhoop. Ik kneep zijn luchtpijp dicht en hij hield op mf:t bewegen. Ik liet het beest op de harde grond vallen en de anderen keken ernaar. Ik trok nu mijn schoen uit en hield hem vast bij de tip, zodat ik de hiel al knuppel kon gebrui- ken. Boven mij waren de Kiwai's in het harde zonlicht stil geworden. Ik hield de schoen geheven en bukte me. Ik wachtte tot de beesten weer een poging zouden wagen. Een ogenblik later viel de grootste aap me aan. Ik zwaaide de hiel in een grote boog op zijn chedel. Het beest viel onbeweeglijk op de gronà Een derde aap leek gek te worden dOOf wat ik gedaan had en prong gillend ab een duivel naar mijn keel. Ik plofte de.

schoen tegen zijn muil 'n hoorde her kaaksbeen breken. De aap prong V3r

me weg en schreeuwde nog luider, maar nu van de pijn.

- Kom op, verdomme ! riep ik. Zijn jullie je eetlust dan verloren?

De overblijvende drie apen {eken niet veel zin meer te hebben. Ze kropen bij elkaar in een hoek van de put. Ze pro- beerden zo ver mogelijk van me weg te komen.

(9)

Ik was de koning van de put geworden.

De Kiwai's leken ontgoocheld. Ze hadden verwacht, dat de beesten me langzaam aan stukken zouden rijten. Ze waren nu doodstil en ik zag een nieuw hoofd boven me verschijnen. Het droeg een kroon van veren en de man keek boos naar mij.

- Ben jij Kokoda ? vroeg ik.

Geen antwoord.

- Als jij het bent, dan moet ik met je praten, zei ik luid. Over Hendrik Ruy- ker.

Het hoofd verdween. Ik was er zeker van, dat het Kokoda wa . Ik bleef wach- ten terwijl ik voortdurend op de drie apen lette. Enkele minuten later werd een touwladder in de put gegooid.

Ik keek er even naar. Toen stond ik op en hief de schoen naar de apel . z~

begrepen me. Ik draaide me om ;!n be- klom de ladd~r, de s hoen nog alt;jd in mijn hand. De apen leken opgelucht, dat ik wegging.

Toen ik op de begane grond kwam grq>cIl twee krijg~rs mt! ruw vast en bonden mijn polsen va t. To n werd ik naar de grote hut in het midden van het dorp gebra ht. In de schaduw zat een lange man met een kroon van veren.

Naast hem, met een houten masker dat nog afschrikwekkender was dan dat van Zigibi, zat zijn tov naar, die Titi- mua heette.

- Ja, ik ben Kokoda, zei de man m ( de kroon.

Ik was verbaasd, dat hij zo goed En- gels sprak, vergeleken met Merah an de Bamu' .

- Ik ben Rainey, zei ik. Ik ben gekomen om Ruyker te vinden. Maar jouw krijger h bbcn mijn ekspeditie in een Bamu dorp aangevallen en mijn vriend Ardrey en zijn mannen gedood.

Hij maakte hoegenaamd geen veront- schuldiging over Ardrey's dood.

. ' )

- Ik ben opgegroeid in Bik Pella Post. Een missionaris heeft me jouw taal geleerd. Ik spreek ze goed, nietwaar?

Ik knikte.

- Ja.

- Waarom was je In een Bamu dorp?

- Ik was op zoek naar Hendrik Ruyker. Ik wil zijn geweren kopen, legde ik uit.

Zijn brede gezicht wa een beetje knapper dan dat van Merah. Hij was langer en gespierder dan Merah of om het even welke Bamu. De Kiwai' zagen er trouwens over het algemeen beter gevoed en verzorgd uit dan de Bamu's.

- Ben je naar de jungle gekomen om geweren te kopen? Kon je dat niet in KikorÎ doen?

- Je begrijpt het niet, zei ik. Ik heb Ruyker al die geweren verkocht. De re- gering in Canberra heeft me gevraagd, ze terug·te kopen. Opdat jij en de ande- ren \!r elkaar niet mee zouden doden.

Zijn donkere gezicht keek somber.

Titimua, zijn tovenaar, leunde naar mij.

- Jij Bamu's geweren verkopen!

Ik was verbaa~d, dat hij ook een beetje Engels sprak. Ik schudde mijn hoofd.

- Nee, ik probeerde ze al terug te kopen. Ruyker had ze net die geweren verkocht.

Ze zwegen allemaal, terwijl z pro- beerden mijn gezicht te lezen. Eindelijk

prak Kokoda.

- Ik geloof je, Rainey. Het i duide- lijk, dat jij en Ruyker moeten terven.

- Wat? vroeg ik stomverbaasd.

- Hij, omdat hij geweren verkoopt aan onze vijanden. Jij, omdat je je mengt in de aangelegenheden van de Kiwai's.

Ik slikte hard. Hij was dus helemaal niet van plan mijn leven te sparen. Ko- koda was niet beschaafd, hoewel hij

Engels sprak. Hij reikte achter hem en nam een mooi geweer dat ik nu pas voor het eerst zag. Het was een Britse Enfield 7.62 mm Envoy, de kolf met zilver inge- legd. Het was een prachtig geweer. Het hoorde niet bij de partij, die ik aan Ruy- ker verkocht had.

. - ~itzal me tot opperhoofd van alle mboorlingen maken, zei Kokoda. Ik erken het bestuur in Canberra niet noch de regering in Port Moresby. Er zai één grote stam zijn en Kokoda zal het opperhoofd ervan zijn.

- Nadat je duizenden mannen vrouwen en kinderen vermoord hebt mensen die alleen speren hadden o~

zich te verdedigen ?

Kokoda haalde zijn schouders op.

- Probeer niet te begri jpen, hoe het tussen de Kiwai en anderen gaat, zei hij.

Jouw hoofd is maar voor één ding goed en daar zullen we het ook voor gebrui- ken.

.~ij knikte naar de krijgers die achter mIJ stonden en voor ik kon Drotesteren .sleepten ze me weg. .

Ze brachten me weer in de hete zon.

Ze bonden me aan een staak in het mid- den van een open plek. Ik kon heel het dorp zien en ik merkte nu, dat het hele- maal omringd was met trofeepalen.

Vóór de gemeenschappelijke hut stond

~r ook een en mijn mond viel open, toen Ik het hoofd bovenop de drie meter lange staak zag. Het was dat van Ar- drey, kompleet met zijn grijze baard en zijn gebruinde huid. De ogen waren gesloten, maar to h keek het dode gezicht nog verbaasd.

- Jezus Kristus ! mompelde ik.

Ik l<eer,Je mijn hoofd weg van dat gruweliike gezicht. Niet erg ver weg wa- ren halfnaakte vrouwen bezig met het maken van een vuur en een spit. Af en toe ~.eken ze naar mij en giechelden, terwijl hun borsten heen en weer zwaai- den in de zon. Behalve voor de borsten

was het moeilijk, de vrouwen van de mannen te onderscheiden. Ze waren al- lemaal vuil en vies. De meesten hadden hun huid beschilderd. De mannen had- den wild, krullig haar dat breed uit- stond. Ze droegen botten of andere ver- sier e1en door hun neus. Verscheidene mannen kwamen mijn gezicht en haar van nabij bestuderen, alsof ze een stuk vee op de markt bekeken. Er stond naast de gemeenschappelijke hut een lege tro- feepaal. Ik veronderstelde, dat mijn hoofd daar zou terechtkomen. Het was geen prettige gedachte.

Laat in de namiddag verliet Kokoda

~et dorp met een aantal krijgers, maar Ik ver~oedde dat hij wel op tijd zou terug zlJn.voor het feest dat ze die avond zouden vIeren.

Ik stond daar aan de paal gebonden en dacht na over mijn opeens zo korte toekomst. Ik veronderstelde, dat ik die avond op een gruwelijke manier zou sterven. Ik kon er overigens niets aan doen.

Een groep vrouwen en kinderen kwam naar me toe. Een vrouw begon

m~ met een puntig stokje in de lenden te prikken. Ik chreeuwde het uit van de pij.~ en daar leek ze van te houden. Een krtJger kwam de vrouwen wegjagen. Ik denk dat hij niet wou, dat ze hun avondmaal zouden verspillen.

Toen de avond viel werd ik alleen gelaten, terwijl de voorbereidingen voor het grote feest verder gingen. Ik werd niet echt bewaakt, maar al de krijgers letten terloops op mij. Mijn handen waren met lianen gebonden. Het touw beet diep in mijn vlees, zodat de wonden aan mijn polsen nog meer pijn deden. In de vroege avond, vóór Kokoda's terugkeer, begonnen de voorbereidin- gen voor het feest.

Ze hadden een paar vrouwen gevan- gen in Merah's dorp en nu hadden ze e een aan handen en voeten gebonden f

13

(10)

dan aan het spit over de vuurkuil gehangen. Het vuur brandde nog niet.

Ze hadden haar in een bal aan het spit vastgemaakt. Ze gilde zwakjes, maar daar lette niemand op. Toen begonnen ze haar met rood slijk uit een grote pot in te strijken. Ze brachten laag na laag modder aan, tot ze net een grote mod- derbal aan het spit leek. Ik kreeg een eigenaardig gevoel in mijn ingewanden toen ik besefte, dat ze haar klaar- maakten om gebraden te worden ... Le- vend.

Dit was dus een van de rituelen van de mensen, aan wie Ruyker moderne wa- pens verkocht. Ik had gehoord dat ze oOk soms van hun slachtoffer, dat le- vend op het vuur gekookt werd, stuk- ken afsneden, waarbij ze het hoofd voor het laatst bewaarden om op een trofee- paal te zetten. Ik veronderstelde, dat ik die dood waarschijnlijk zou ondergaan, aangezien mijn hoofd blijkbaar bijzon- der gewaardeerd werd voor Kokoda' verzameling.

Ze hadden een stuk bamboe 10 de mond van de vrouw gestoken, zodat ze kon ademen maar niet gillen. Ze kon geen spier bewegen met al die touwen en de hard geworden modder. Ze zou le- vend geroosterd worden en ze zou niet kunnen doen, tenzij gek worden. Het was het wreedste dat ik ooit gezien had en ik had nochtans al erge dingen mee- gemaakt.

Het was nu donker. De trommelaar waren in een kring rond de plaats van het feef~ gaan zitten. De dansers hadden hun versierselen al aangetrokken. Ze waren van plan er een leuke avond van te maken. Ik werd er misselijk van. Ik wist dat ik me op de één of andere ma- nier moest zien te bevrijden. Ik had niet veel tijd meer. Als Kokoda terug wa zou ik beter bewaakt worden en zou ik

"aarschijnlijk geen enkele kans meer rijgen. Dat betekende, dat ik onmid- 14

dellijk iets moet doen.

Er leek geen nuttige manier te zijn om mijn handen los te maken. Ze waren al srukgesneden door de touwen en ze voelden vanaf de polsen verdoofd aan.

Dat zou me moeilijkheden geven, zelfs al was ik niet meer gebonden. Maar ik zou daar wel over denken, als het zo ver was.

Ik kreeg eindelijk een idee, toen de Kiwai vrouwen zich klaarmaakten om het vuur onder de Bamu aan te steken.

Ik duwde hard tegen de paal om te voe- len hoe stevig hij in de grond stak. Hij gaf een beetje mee.

Ik kreeg weer hoop. Ik leunde achter- over en de paal bewoog een paar cen- timeter. Ik boog me vooruit en maakte hem nog losser. Ik keek om me heen en ik zag, dat niemand speciaal op me lette.

Ik duwde naar rechts, de paal werd nog losser. Ik was net van plan naar links te duwen toen twee kleine Kiwai's naar me toerenden met hun hond. De groot te jongen riep iets naar me en begon toen met een zware stok op mijn schenen te slaan terwijl de kleinere het uitschaterde van het lachen. De hond beet in mijn enkels. Drie vrouwen aan het vuur on- geveer tien met r verder, draaiden' zich even om, lachten en gingen toen verder met hun werk. De jongens werden hun spelletje eindelijk beu en liepen terug naar de vrouwen.

Ik stond daar naar adem te snakken van de pijn. Ik wachtte tot het nare gevoel een bee~e minder werd. De krij- ger verzamelden zich nu rond de vuurkuil en de grote hut. Ik had niet veel tijd meer. Ik duwde naar links en de paal viel bijna omver met mij eraan gebonden.

Hij was helemaal vrij van het gat hij kon zo uit de grond getrokken worden.

Ik veronderstelde dat hij niet meer dan een halve meter in de grond zou steken.

... Ik keek om me heen, er waren aan alle

kanten Kiwai's. Ik zou me nooit onge- merkt kunnen bevrijden.

Toen had ik geluk. Er klonk tam-tam geroffel uit de jungle, een signaal dat Kokoda op de terugweg was.

De dorpelingen liepen allemaal nieuwsgierig naar de verre kant van het dorp, om Kokoda te gaan verwelko- men. Opeen was ik helemaal alleen.

Ik aarzelde geen ogenblik. Met een grote stap vooruit trok ik de paäl naar me. Ik bukte me, liet me op mijn zij vallen en begon de touwen naar de bovenkant van de paal te chuiven.

Eerst ging dat moeilijk, maar toen werden de touwen wat losser en ging het vlot. Een vrouw aan de vuurkuil keek even in mijn richti ng en ik was bang dat ik ontdekt was. Maar ze dacht blijkbaar aan iets anders, want ze ging gewoon verder met haar werk zonder nog op me te letten. Ik duwde en trok. De touwen gleden eindelijk over de bovenkant van de paal.

Ik stond vlug weer rechtop, om de indruk te geven dat ik nog altijd vastge- bonden was. De touwen rond mijn pol- en waren nu losser. Niemand scheen op me te letten. Ik draaide me om, ging langzaam en voorzichtig naar de dicht t- bijzijnde hut en liep erom heen.

Ik was nu alleen. Ze konden me niet meer zien.

Ik trok eer t mijn linkerhand vrij van , de touwen en dan de rechter. Ik liet de touwen op de grond vallen en begon zachtjes mijn spieren te masseren. Het bloed stroomde weer door mijn handen.

De pijn was eer t vre elijk, zoal wan- neer je b vroren handen te vlug warmt.

Ik tond daar mijn vinger te buigen, hijgend van de pijn. Eindelijk werd het weer draaglijk.

Ik sloop nu naar de verre kant van de gemeenschapshut, weg van de vrouwen.

Kokoda kwam ginds toe en nu stonden ook de laatste vrouwen op, om hun chef

te gaan verwelkomen. Ik keek even in de grote hut en ik zag dat ze omringd was met verschrompelde hoofden. Er brandde een vuurtje in het midden van de hut. Bij het licht daarvan zag ik een bamboe doos bij de plaats, waar Ko- koda die namiddag gezeten had.

Naast de doos zat een oude man.

Hij had zo onbeweeglijk gezeten dat ik hem eerst niet eens gemerkt had. Hij bekeek me nu met onverholen minach- ting, terwijl hij opstond om alarm te slaan. Ik sprong naar hem, gooide een arm rond zijn hals en begon hem te wurgen. Hij partelde even in mijn greep en toen werd hij slap.

Hij viel als een stropop aan mijn voe- ten, toen ik hem losliet.

Ik keek naar buiten en zag dat nie- mand ons kleine gevecht gemerkt had.

Ik ging naar de doo , deed ze open en vond mijn Star .45 en het pistool dat Ardrey gedragen had. Ik greep de Star, die helemaal geladen was, en stak hem in mijn riem. Er lag een Volkssturmge- weer naast de doos en ik nam het ook, keek de munitie na en greep een doos met patronen die erbij lag. Ik was nu klaar om te vertrekken.

Buiten de hut hing de Bamu vrouw nog altijd over het vuur. Ze was in de modder begraven. Niemand lette momenteel op haar, het vuur was nog niet aangestoken. Ik wist, dat ik haar niet kon redden, maar ik moest toch denken aan de gruwelijke manier waar- op ze zou terven. Ik sloop naar haar toe en ik vond onder al die modder haar hoofd. Op de grond lag een stalen bijl.

Ik nam ze, hield het tompe einde gehe- ven en loeg hard toe. Ik voelde een korte, bijna onmerkbare rilling in de slijkbal. Toen sijpelde er rode vloeistof door de ingeslagen schedel.

Ik had haar gedood.

De andere Bamu vrouw hadden ze daarstraks al gewoon gedood en ze

(11)

hadden dus op het ogenblik niemand meer om hun afschuwelijke ritueel op uit te voeren. ik draaide me om en begon te rennen.

Ik hoorde een schreeuw.

Ik draaide me om en keek. Een krijger

16

wee luid roepend naar mij. Kokoda tond achter hem. Hij chreeuwde iet' en vijftig Kiwai's gilden als duivels en renden op me af.

Mijn ontsnapping was reed ontdekt.

HOOFD TUK 4

Ik knielde in de infanteriepo \tie, nchtte de VK-98 en haalde de trekker over. De Klwai die het dicht t bij mij was, gilde en Vl I op zijn gw ht. Zijn hart wa ontploft.

De anderen ~topten even en ~taarden

ges hokt naar hun dode stamgenoot. Ze hadden het geweer nog nooit op zo'n lange af tand zo dodelijk zien gebrui- ken. Z waren verbaasd over het gemak waarmee ik het gebruikte en cen paar

\.In hen zagen er bang uit. Doden met geweren was één ding, er door gedood worden wa iets ander. Ik mikte en choot weer. Een tweede Kiwai \ erd gc\dd. Hij \prong .h:htenut en'vlCl op de rug llCl'r. Dcn ~r3rtcldc nog C\ l:I1 voor hij ,tlerf

Ze mompelden nu \"crbJa~d cn opt ... ·n' hIl'l'lI\\tk'n l'cn p.l.lr \ r 111\\ ln,

l(okl)Ja, w()e~end uH r hun ..I.H/ellng, be,",,1 zijn krijger dJt ze mc moe ten doden, Een paar deden aarzelend een tap in mijn richting en toen volgden de ander n.

Er waren cr ma.lr een paar met gewe- ren en ze leken niet V3n plan die tc ge- bruiken voor ze erg dicht in m,ijn buurt warcn, Ik vuurde opmcu\\ cn cen derJe

Kiwal Viel dood neer. Toen draaide ik me om en vluchtte, abof de dUivel me op de hielen zat,

Enkele sekonden lat~r had Ik de bomen bereikt. Ik hoorde een schot toen ik in het oerwoud verdween, maar werd niet geraakt. Toen ik zo'n honderd meter had afgelegd, topte ik. Ik kon ze a hter me aan horen komen. Ik draaide me weer om en holde verder.

Het was pikdonker tussen de bomen.

Ik trompelde onhandig verder, botste tegen struiken en bomen en ik viel een paa r keer. Ik loeg de richting in van het pad waarlangs ze me naar het dorp hadden gebracht. In de dui temi mi te Ik het bijna. Na tien minuten ronddwa-

!tn tu~ en de bomen \ ond ik het pad. Ik stak het over en gtng weer het woud in.

1 oen befte ik hoe dom Ik handelde en ik Illg terug naar het pad.

Er waren mim.ten drie Kiwal's ach- ter mij. Zij kenden de jungle om me heen en ze waren in veel betere konditie dan ik. Ik wa verzwakt door de mis- handelingen die ik had ondergaan en ik wi t, dat ze mij poedig zouden inhalen.

Terwijl ik langs het pad verder rende, hoorde ik ze dichterbij komen. Ik ver-

(12)

borg me achter een paar bomen aan de rand van het pad en probeerde me stil te houden.

Ze kwamen voorbij gerend zonder me te zien. Ze waren met vier. Als er nog meer achtervolgers geweest waren, hadden die een andere richting gekozen.

Toen de laatste voorbij was stapte ik achter hen op het pad en choot hem in de rug.

De Kiwai gilde luid en viel tu sen de trui ken aan zijn rechterkant. De voorlaatste, nog maar tien meter van me verwijderd, draaide zich vlug om. Ik kon hem net zien. Hij hief zijn geweer om naar me te chieten, maar ik was hem vóór. Mijn geweer knalde en l\

schokte opzij al of iemand hem een duw gegeven had. Hij viel neer en ik kon hem niet meer zien, maar ik wist dat ik hem dodelijk geraakt had.

Ik verborg me nu weer, terwijl de an- deren zich omdraaiden en terugkwa- men. Ze waren nu voorzichtiger en ik kon ze horen mompelen, toen ze de lij- ken van hun stamgenoten ontdekten.

Ik wachtte, tot ze me allebei voorbij waren, op hun terugweg naar het dorp.

Toen sprong ik op het pad achter hen.

Maar toen ik deze keer aanlegde, kon ik de man die het dicht t bij me was niet zo goed zien en ik miste. Het geweer knalde luid en de kogel drong in een boom naast hem. Hij schoot terug met zijn Volkssturm en het leek alsof ie- mand een withete poker in mijn rechter- arm gestoken had. Ik haalde de trekker weer over. De hamer klikte op een lege kamer.

De munitie van het geweer was op. Ik had geen tijd om te herladen. Ik trok vlug de Star Automatic en schoot drie keer achtereen op de chaduw op het pad. Ik hoorde een doffe gil en een li- chaam plofte op de grond. Het volgende ogenblik zag ik uit mijn ooghoek naast me iets bewegen.

18

De laatste Kiwai had mijn eigen stra- tegie tegen mij gebruikt. Hij was in mijn flank gekomen en nu sprong hij vanuit de jungle naar mij, zijn talen bijl hoog geheven.

Hij wou me onthoofden, maar ik prong op h t laat te ogenblik achter- uit. De bijl sneed door de kraag van mijn savanne jasje en ~champte lan~s

mijn huid. Ik truike\de, maar Ik slaagde erin de arm van de Kiwai te grijpen en hem mee te trekken op de grond.

We rolden in de duisternis over het pad. Ik probeerde met de Star te schie- ten en de Kiwai pande zijn arm om me met zijn bijl in twee te splijten. Ik kon zijn gezicht niet zien, terwijl we op leven en dood vochten. Mijn linkerarm beefde van de inspanning, om zijn bijl van me af te houden. Ik draaide de Star langzaam, richtte de loop op zijn linker- oog en haalde de trekker over.

De stompe Star ontplofte luid in onze oren. De kogel drong door de iris van het linkeroog het hoofd van de Kiwai binnen, ging door zijn frontale her- senkwab en kwam langs het rechteroor weer naar buitèn. Hij sprong zijdelings van me af, viel in de struiken en spar·

telde nog even met armen en benen voor hij stierf.

Ik stond zwak op. Ik had geluk gehad, dat ik er met wat lichte verwon- dingen·vauaf was. Ik luisterde even. Ik hoorde geen andere krijgers. Ze hadden niet op de geweerschoten gereageerd. Ik draaide me om en liep verder langs het pad.

Ik had heel de nacht nodig om de afstand naar het Bamu dorp afte leggen.

Het was trouwens al een klein mirakel, dat ik niet verdwaalde. Toen ik 's och- tends het dorp binnenstrompelde vond ik het verlaten. Merah had wijselijk besloten zijn hoofdk\~artier te verplaat- sen.

Ik moest rusten. Ik ging naar de grote hut waar Ardrey en ik met Merah en zijn priester gepraat hadden. Het zag er nu helemaal anders uit. Het was een chaos. Er lagen geen dode Bamu's meer.

Merah had ze laten verwijderen en het schoot me te binnen, dat deze mensen misschien ook leden van hun eigen stam opaten.

Ik sliep een paar uur. Toen nam ik een kalebas water uit een hut en keek de munitie van de Star na. Ik zag, dat ik nog twee kogel~ over had. Ik ging weer op weg, deze keer naar Bik PeJla Post.

Het was een lange, afschuweli jke dag.

De insektenbeten waren 's nachts erger geweest dan nu, maar ik kreeg het zwaar te verduren van de hitte. Het zweet liep in stralen langs mijn lichaam en prikte en brandde in de vele in- sektenbeten, die mijn Ii haam over- dekten. Maar ik ging verder. Ik wist, dat ik zo vlug mogelijk moest vorderen, dat ik vóór de avond aan de rivier moest zijn. Het leek eeuwen te zullen duren. Ik topte maar heel even, wanneer ik het echt niet meer uithield. Dan ging ik weer verder. Het werd middag, dan late namiddag. Het pad werd beter en ik wa dankbaar, dat ik nu vlugger kón op-

r

schieten. Eindelijk, bij het vallen van de a.v<;>nd, kwam ik bij Bik Pella Post aJn de

rIVier.

Ik was n g nooit in mijn leven zo blij geweest dat ik andere menen zag. Ik trompelde binnen in de winkel. De ei- genaar keek me eigenaardig aan, be tu- deerde mijn gescheurde kleren, de in- sekten beten over heel mijn lichaam, het opgedroogde bloed aan mijn wonden.

--,l Goede hemel, meneer Rainey ! - De Kiwai's, mompelde ik. Ik liet me zwaar op een stoel vallen terwijl de dorpelingen om me heen kwamen

taan.

- Ardrey en de magers zijn dood.

Hij maakte een bed voor me klaar en

stuurde een boodschapper naar de Papuan Princess. Later, in het zwakke licht van de olielamp, vertelde ik hem heel het verhaal. Ik had ook de stuurman van de Princess, een in- boorling, gezegd dat ik de volgende morgen met de boot wou teruggaan naar Kikori. Hij ging akkoord. Er lag angst in zijn donkere ogen. In de ogen van al de mensen in Bik Pella. Ze wisten dat Kokoda tot alles in staat was. Als hij Ardrey kon doden en mij kon terrorise- ren, als hij ongestraft blanken kon aan- vallen, dan kon hjj ook elk ogenblik met zijn krijgers in Bik Peil a verschijnen om te doden en te vernielen.

Ik kon niet zeggen, dat hun angst on- gegrond was.

Twee dagen later was ik in Kikori. Ik zat in het kleine kantoor van Averill Connors. Connor keek erg somber na mijn rapport. Burke Ardrey was zijn vriend geweest. In een plaat als Kikori waren niet veel mensen waar je kontakt mee kon hebben en ik begreep Connor~

maar al te goed.

- Kokoda was er niet bij, toen Ar- drey gedood werd, besloot ik mijn rap- port. Maar ik twijfel eraan of het ver- chil zou gemaakt hebben. Hij heeft Ar- drey's hoofd op een trofeepaallaten zet- ten en hij had geen bezwaren om mij te doden. Kokoda heeft h topgenomen tegen al de blanken in Nieuw Guinea, Connors. Hij heeft me openhartig gezegd, dat hij de aurori teit van de rege- ring niet langer erkent. En met die gewe- ren is hij gevaarlijk.

- Dat is duidelijk, zei Connors met een zucht.

- En nu moet ik teruggaan, zonder Ruyker zelf maar te spreken, zei ik. Ik heb niets bereikt.

Connors keek naar me.

- Wel, Rainey, misschien heb je toch nog geluk.

- Op welke manjer ?

(13)

- ik heb vandaag gehoord, dat Ruyker hier terug is. Gewoonlijk bleet hij wekenlang in de jungle. Misschien is hij bang geworden na de moord op Ar- drey. Hij zal daar wel langs de tam-tam van gehoord hebben.

- Weet je, waar hij verblijft? vroeg ik.

- Nog njet. Ik wou net een man wegsturen om hem te gaan zoeken, toen jij binnenkwam.

- Ik zal hem vinden, zei ik. Mis- schien kunnen we hem nog tegenhou- den.

Ik stond op.

- Ik kom vanavond waarschijnlijk terug. Misschien kan ik je dan wat meer vertellen.

- Ik wacht, zei Con nor .

Het was bijna avond toen ik het kan- toortje verliet. Ik had een Land Rover gehuurd en ik reed naar de twee kroe- gen, die Kikori rijk was, om te weten te komen waar Ruyker kon zijn. Hijzelf zou misschien niet in de kroegen ko- men, maar het was mogelijk dat zijn dragers dat wel deden.

Ik had al dadelijk geluk. In de eerste kroeg ontmoette ik een helper van Ruy- ker, die me kon vertellen dat zijn baas in een gehuurde kamer op Epinerystreet woonde.

Ik vond het huis. Het was een gebouw met twee verdiepingen, in koloniale stijl. Ruyker had boven, achteraan het huis, een kamer. Hij was er. Toen ruj de deur opende en me herkende ver maI- den zijn harde ogen een beetje.

- Rainey ! zei hij ongelovig.

- Ruyker, zei ik. Ik wil met je pra- ten.

Hij gromde.

- Ik dacht dat je met Ardrey de jun- gle was ingetrokken, zei hij. Eigenlijk veronderstelde ik, dat je dood wa .

Hij sprak Engels met een Nederlands aksent. Hij was een Hollandse kolo-

20

niaal uit Indonesië. Hij deed een stap opzij en ik ging de kamer binnen. Hij sloot de deur en bekeek me somber.

- De Kiwai hadden me gevangen genomen, zei ik. Maar ik heb geluk gehad en ben ontsnapt. Ik was echt on- der de indruk van hun wapenarseMal.

Hij grinnikte, het soort grijns waar ik nooit van gehouden had. Hij was een grote man, ongeveer even lang als ik, maar misschien wel tien jaar ouder. Hij zag er hard uit en dat was hij ook. Zijn vierkante gezicht had een Ijtteken over het linkeroog. Een deel van zijn rechter- oor ontbrak. Hij zou wel terke verha- len kunnen vertellen over de jungle, dat wist ik. Maar zijn avonturen in die on- {tlenselijke hel hadden hem geestelijk kapot gemaakt.

- Je mag inderdaad onder de in- druk zijn, Rainey. Het zijn de Volks- sturm . die je me in Sydney verkocht hebt.

- Dat weet ik. Heb je gehoord, waarom ik hier ben?

Hij bekeek me nog altijd wantrou- wig. Hij had savannekleren aan en er hing een Mauser 7.65 Parabellum au- tomatisch pistool op zijn heup. Hij zag er even gevaarlijk uit als hij was.

- Nee, ik weet het niet, zei hij. Ik dacht, dat je misschien ook handel wou drijven met de mboorlingen.

Ik chudde mijn hoofd.

- Dat is mijn beroep niet, Ruyker.

Ik vecht in oorlogen om mijn brood te verdienen, dat weet je toch?

- Waarom zit je dan hier in het bin- nenland van Nieuw Guinea ? vroeg hij.

Er is hier geen enkele oorlog van jouw soort aan de gang.

- De regering in Canberra heeft me gestuurd, Ruyker, zei ik.

Zijn gezicht veranderde opnieuw.

- Ze zeggen, dat het heel dom van mij was, je die geweren te verkopen. Ik geloof hen. Ze willen dat ik alles

terugkoop wat ik je verkocht heb. Met winst voor jou.

Zijn grijze ogen onderzochten mijn gezicht.

- En daarom liep je hier met Ardrey rond? Om mij te vinden?

- Juist. 'Ik dacht, dat je een maand of twee in het binnenland zou bljjven.

Jammer genoeg voor Ardrey bleven we hier niet op je wachten.

- Dat is dan jammer, zei Ruyker.

Maar het geeft niet. Hij was toch een dronkaard.

Ik bekeek Ruyker nors.

- Sommige mens n denken daar anders over, Ruyker. Wel, ik wil qe geweren die je nog over hebt met winst voor jou terugkopen. Watzeg je ervan?

Hij hudde zijn hoofd.

- Vergeet het maar, Rainey. Onze koop was definitief.

Ik probeerde kalm te blijven.

- Datweet ik. Maar wat geeft het of Je de geweren aan mij verkoopt of aan de Klwai's ?

- E n heleboel, antwoordde Ruy- ker. ik doe nu niet alleen meer zaken met de Kiwai' . De Bamu's en de andere naburige stammen willen ook geweren, om zich te verdedigen.

- Tegen de geweren, die

JIJ

aan de Klwai's verkocht hebt, zei ik zuur.

- Juist, zei hij non halant. Ik doe grote zaken, Rainey. Ik krijg gouderts en koper van de wolkoppen. En ik begin maar pas. Niets dat je me kan aanbie- den, kan me tegenhouden om verder te gaan met zo'n winstgevend zaakje.

- Vind je dan niet, dat het onver- antwoordelijk is de inboorlingen zo- maar moderne wapens te geven? vroeg ik. Heb je de slachtingen in de jungle dan niet gezien, Ruyker ? Heb je niet gemerkt, wat ze met hun nieuwe speel- goed doen?

Hij haalde zijn schouders op.

- Wie kan dat wat chelen, ouwe

jongen? Wat geeft het of ze elkaar met peren doden om elkaar op te vreten, of met geweren? Het komt toch op hetzelf- de 'leer.

- Dat doet het verdomme niet, zei ik. Door het ingrijpen van de regering werden kannibali me en koppensnellen een beetje ingedijkt. En de slachtpartij- en met speren en bijlen bleven beperkt.

Nu is het volop oorlog. En er bestaat een kans, dat Kokoda met zijn geweren in Port More by opduikt.

Ruyker keek me nu boos aan.

- Het kan me geen barst chelen, wat ze met die geweren doen. En al jij me hindert, Rainey, pa dan maar op ! Ruyker wa altijd al een arrogante smeerlap geweest, maar nu werd hij onuitstaanbaar. Ik kwam di ht tegen hem taan, terwijl ik nadacht over wat ik verder kon doen.

- Luister, rotvent, snauwde ik. Ik wil die geweren terug! Als ik ze niet kan kopen, dan gaan jij en ik naar het kan- toor van Averill Connor~ en dan praten we met hem. Miss hien heeft hij wel een betere manier om ze van ie a f te nemen.

- Wees met absurd, Rainey, zei Ruyker Hijf. Ik ben niet van plan om met Connor~ of om het even wie te gaan praten. Die geweren zijn eerlijk van mij, ik heb ze gekocht en betaald. Je had eraan moeten denken voor je ze me verkocht. Nu is het voor jou te laat.

- Verdomme, Ruyker ! gromde ik, en ik reikte naar de Star in de zak van mijn jasJe.

Maar Ruyker hand flitste naar de Mauser die hjj openlijk op de heup droeg. Hij wa vlugger dan ik. Voor ik de tar te pakken had, mikte hij de Mau er reed op mijn bor t.

- Vooruit, Rainey, zei hij met een grijn.

Ik trok mijn hand voorzichtig weg van de zak van mijn jasje. Ruyker haalde het wapen uit mijn zak en choof 21

(14)

het in zijn riem.

- je ontgoochelt me, Rainey, zei hij.

Vóór een man van jouw vak ben je opeens wel erg naïef, als je je zo laat gebruiken door de regering in Canber- ra. Ik weet niet of je nog andere motie- ven hebt. Misschien wil je de geweren- handel wel helemaal voor jezelf. Maar wat je plannen ook zijn, Rainey, ik wil geen last meer met jou. Ik heb je niet meer nodig, ik heb andere leveranciers.

Je moet begrijpen, dat ik je inmenging niet langer kan dulden. .

- Jij praat als de chef van de KI- wai's, Kokoda, zei ik. Weet je wel, dat de Kiwai's nu op de hoogte zijn van het feit, dat jij de Bamu's ook geweren verkocht hebt? Kokoda zal je doden als hij je kan vangen.

Ruyker was niet onder de indruk.

- Wel, als Kokoda me ooit zal doden, dan zal jij er niet meer zijn om het mee te maken, Rainey. Voorwt, naar buiten. Langzaam!

De rotzak wou me ergens buiten, op een afgelegen plaats, doden. Dat wa duidelijk.

- Doe het niet, Ruyker, zei ik. Je zit al diep genoeg in de drek.

- Vooruit, Rainey, gromde hij.

We verlieten de kamer en gingen naar beneden. Er lag een overwoekerd stuk grond tussen het hui en de rivier.

- Naar het water, beval hij.

Tussen cruj en de dood lagen nog vijf- tig merer. Ik ging Ruyker vóór. De Mauser porde in mijn ribben. Ik moest iets doen, of mijn lijk zou over enkele minuten in de rivier belanden. We gin- gen lang een grote bQom en ik leidde ons er zo dicht mogelijk tegen. Toen we naa t de boom waren, deed ik mijn wanhoopspoging.

Met een wilde beweging zwaaide ik mijn linkerhand achter mij, tussen mij en Ruyker. Ik draaide me op hetzelfde ogenblik om en sloeg naar zijn rechter-

pols. Hij zag de beweging en schoot, maar mijn gebaar redde me en de kogel rukte alleen maar aan de mouw van mijn jasje. Toen raakte mijn linkerhand zijn pols, sloeg zijn gewapende hand weg naar de boomstam. Het pi tooI knalde weer luid in mijn oren. Deze keer ging de kogel langs mijn linkerarm.

Toen ramde Ruykers wapenhand tegen de boomstam, zoals ik gepland had. De twee s hokken na elkaar deden de Mau- ser uit zijn hand vallen.

Ik verloor mijn evenwicht en viel op mijn knie. Ik zocht op de grond naar de Mauser, maar kon hem niet vinden.

- Godverdomme, jij' meerlap ! vloekte Ruyker nu. Hij reikte naar de Star in zijn riem.

Ik wierp mezelf op Ruyker, net toen hij de Star in de hand had en naar mijn hoofd mikte. Mijn hand hamerde tegen zijn vuist, net toen hij schoot. De kogel miste mijn hoofd met een fraktie van cen centimeter. Wc vlClen nu samen tegen de boom en dan op de grond.

Ruyker probeerde de Star naar mijn hoofd te richten. Ik zag de loop naar mijn gezicht zwaaien. Ik keek recht in de loop van _het pistool. Ik ramde er hard tegen, net toen hij zijn vinger over de trekker pande. D kogel schampte langs zijn wang. We rolden over de grond. Ik probeerde met al mijn kracht de Star uit zijn hand te trekken. maar de revolver kwam niet vrij. Ruykerviel van me weg, regen de tam van de boóm. Hij legde aan en haalde de trekker over.

Maar opeen wi t ik, dat het nutte- loos was. Ik hoorde een metaalachtIge klik van de Star naar mijn gezicht. Ik ontweek het wapen en ik begon ook op te staan, maar zijn stem hield me tegen.

- Je kan me zonder wapen niet te pakken krijgen, Rainey.

Ik aarzelde en ik liet me weer op een knie vallen. Ik hijgde. De laat te week had me erg verzwakt.

- Ik ga terug naar de jungle, zei hij.

Maar ik waarschuw je, Rainey, volg me niet. Loop me niet weer v<?o.r de voeten.

Met die laatste bedreiglOg draalde Ruyker zich om en haastte zich terug naar het hui. Ik wist, dat Ruyker weer

op weg wa naar het binnenland.

Ik was er niet in geslaagd zijn bloe- dige handel te stoppen. .

Maar ik had de ontmoetmg met hem overleefd. En op dat ogenblik leek dat helemaal geen kleinigheid.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

I.. om de ranke, meisjes-achtige gestalte en liet de blanke armen bloot zoowel al den teeren, roomkleurigen hals. De welgevormde, ietwat groote handen, bcwog n m.rv&lt;.:us

Even natuurlijk verergerde dit de spann ing tusschen R6zsi en mij. Ik voelde, dat het niet lang meer kon duren, dat eerstdaags de bom ging barsten. Er kwam een verandering

Afgerekend had Jet met zich zelfheelemaal. 't Was uit nu met haar zelf; alleen mama nou moest ze gelukkig maken, mama. John~ John ook voor z'n zorgen voor haar. Zij wenschte nu maar

geweld door het geopende cabine-deurtje dringende, zijn woorden overstemmende, - dat de mécano een laatste in- spectie behoorde te maken, om alle onderdeelen van

Mrs. &#34;Vrouwtjelief, de man is nu eenmaal gek - ofschoon niet gek genoeg voor een krankzinnigenge ticht - en Audrey. IIoward zich voor haar vriendin op te komen. Toch

kamertje waar. D rie jaren waren \'oorbij gegaan. Ze wilde niet dat men haar Nonnie noemdc en heete Adèle. De ene was heerlijk.. dat tweede luitenantje van de

Evenecns liep mevrouw Kromer zwijgend het dienstmeisje voor- bij en regelrecht naar haar boudoir, terwijl de doktcr zich naar zijn studeerkamer begaf, waar hij

Vreemd verschijnsel, dat je via je eigen misère een ander abnor- maal gelukkig kunt maken. Tu moet zij opstaan en weer tusschen de tafeltjes door. En dan de