• No results found

SIG ATUUR

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "SIG ATUUR"

Copied!
175
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Deze fIlm is beschikbaar gesteld door het KITL V, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

Toestemming voor reproductie dient men schriftelijk aan te vragen.

This flInt is supplied by the KITLV only

Oll

conditioll that neither it nor part of it is ftlrlher reprodllcetl without first obtaining fhe pennissÎoll of the KITL V which reserves the right fo Inake a charge for Sltch reproduction. If the l1taterial jilllled is ;tself in copyright, the permission of the owners of that copyright will also be requiredfor sllch reprodllction.

Application for pennission to reprodllce should be made in writing, giving details of the proposeli reprodllction.

SIG MI

ATUUR

ROVORM:

SHELF NUMBER MIe OFORM:

MMETA 0674

(2)
(3)

B

\11111111\111111~'~lrj~~mrlill~\\I\IIIIIIIIIIIII\11111

00854776

Székely- De klei

DE KLEINE STRIJD

(4)

Van M. H. Székely-LI/lofs verscheen:

RUBBER KOELIE MIGRA TEN DE ANDERE WERELD

DE HO GERTOCHT HET LAAT TE BEDRIJF

TEKSTVERSIERI G VA Wl. BIÉLKI E

DE KLEINE STRIJD

DOOR

M. H. SZÉKELY-LU LOFS

N.V. UITGEVERSMAATS HAPPIJ "ELSEVIER"

AM TERDAM

(5)

Gedrukt te Wormerveer

door MClJCt's Bock- en Handelsdrukkerij

DE OORZAAK

Toen we na een kleine twintig tropische jaren einde- hjk voorgoed naar Europa terugkeerden, kond n wij kiezen tusschen twee vaderlanden om er ons te ve tigen.

Laat Ik h t hier direct eerlijk bekennen en vaststellen:

van deze mogelijkheid tot keuze heb ik mij t6en eigenlijk geen oogenblik rekenschap gegeven. Toen Béla in Mar- eille kaartjes nam naar Boedape t en alleen terloops zei:

"Bij gelegenheid gaan we dan ook eens naar Holland .. ,"

vond Ik dat doodgewoon met de vanzelfsprekend in- schlkkclijkh id van getrouwde vrouw, wie automati ch naam en nationaliteit van den echtgenoot zijn to bedeeld.

Ook is het mogelijk, dat het tijd Iijke en provi on ch van een koloniale mentalit It ons toen nog te zeer be- heer chte en dat Wlj on h t begnp, repatneeren' en ,voor- goed vestigen' nog Dlet eigen gemaakt hadden. Eigen- lijk lag dat ook wel onvermomd in B la's terloop ch gezegde dat we "bij g legenheid wel eens naar Holland zouden gaan". WIj waren gewend g raakt aan groote af- tanden, aan Wijde horizonten, aan een vlottend be taan.

Wij kozen dus ondoordacht of Impul ief Honganje, B la's land_

Impul i f is mis chien h t juistere woord, want nu Ik in h t verleden terugkijk, zie Ik voor deze keuze toch en oorzaak, die er den stoot toe gaf. Op en avond - het was, meen Ik, onze derde avond In Europa - b landden we na een zwerftocht door donker en licht Mar eille in een kleine bar. Het was een smal en langwerpig lokaaltje,

5

(6)

een volgerookte pijpela in wijnrood met v rguldsel om spiegels en stoelruggen, met een wat luguber nachtpu- bliek en, achter een wervelenden nevel van grijsblauwen sigarettenrook, een strijkje van donkere, roodgejaste kerels.

We dronken natuurlijk champagne - niet uitsluitend omdat er niets ander te be tellen wa ! - en met kolo- niale geïmponeerdheid voor het wijnroode, zijden be- hang, de namaak Louis XVI stoeltjes en de nachtelijke barsfeer, meenden we, gelukzahg genietend, dat dit toch wel weer echt Europa was, de bakermat van ons inner- lijkste Ik. We luisterden naar de mUZiek, een Schlager, die alleen voor ons nog ecn Schlager was, wc verbaasden ons over een dwaz n dans, die alleen voor ons nog dwaas was, we werden een beetje duizelIg en een beetje dronken van de champagne en den toch te plot elingen overgang in negentien dagen van Azie naar Europa, van een rub- berontginning ergens in At}eh naar dat nachtkroegje er- gens ac:hter de CannebIèr ! We werden opgewonden en tegelijk weemoedig om wat we hier terugontvingen en wat ons een kleine twintig jaar lang onthouden was, daar- ginds aan den Evenaar en den oerwoudrand ; wc zaten dicht tegen elkander aan, weemoedig, gelukkig en met iets van een herontwaakte verli fde teederh id Uit onze allereerste jaren, toen alles nog !>chuchtcr en prIl tussch n ons was, en de muziek omgolfde ons zwoel en de siga- rettenrook was branderig aan onze oogen en in onze glazen mous e rde zachtje. prutt lend de goudgele cham-

pagne en een zoete, vreemde taal, die toch niet geh el vreemd was omdat wIj haar kenden van de choolban- ken, waar wij haar nooit geleerd hadden, vloeide prtkke- lend om on heen. Wc werden stil, Béla legde zijn arm over mijn stoclrug en Ik leunde nog een beetje dichter tegen hem aan en ik had het gevoel al of r patneeren zoo-

6

iets was als een tweede huwelijksreis of misschien een soort wedergeboorte.

In de diepte van de pijpela, achter het grijsblauwe rook- gordijn, speelde het strijkje.

Béla tuurde langen tijd naar den eersten violist, die wijdbeens neergeplant voor het clave-cimbaal, zijn boven- lijf hartstochtelijk deed zwieren op de deining van zijn vioolklanken. En plots ling een wijzenden vinger uit- stekend, die mij choqueerde, zei Béla heel luid: "Die vent daar, dat is een Hongaar che zigeuner, mijn kop er af!!" En onmiddellijk daarop riep hij iets door het zaaltje.

Maar twee woorden, zei hij, naar mij leek, want ik ver- stond toen nog geen Hongaarsch. Die twee woorden echter hadden een betooverende uitwerking op den vio- list. Zijn strijkstok verstarde, zijn arm bleef stilstaan in de lucht, hij hief het hoofd op en na één seconde snel rondgetast te hebben, vonden zijn blikken zonder eeni- gen verderen tWijfel, die van Béla. Door de rookslinger heen kwam hij toen met groote passen en zijn viool onder zijn arm op ons toe, in zijn kersrood muzlkantenjasje, een verrasten glimlach op zijn vol, olijtbruin gezicht, zIjn witte tanden blikkerden in twee rijen en zijn pommade- haar glansde als een zwarte spiegel. De menschen draai- den zich naar ons om, een moment werd het hoorbaar stil.

B la toerde dit niet. Ook den muzikant niet.

Hardop en alle vergetend uitten zij hun ver- rukking om een weergevonden vaderland, dat zij beiden op dat oogenbhk voor elkaar vertegen- woordigden. Het was een klaterende ontmoeting.

Een stroom van onbegrijp Iijke klanken bruiste aan mijn ooren, hun oogen schitterden, hun han- den gebaarden, hun mond lachte. Toen vroeg Béla iets en er smolt iets in de blikken van den

7

.

' "

-

.

(7)

muzikant, hij werd, onverklaarbaar, een ander mensch - hij werd weer zigeuner, dat weet ik nu -, zijn ge- zicht ontsloot zich in een wondere geh imzinnigh id als bezat hij den sleutel tot een zalig mysterie, hij zette zijn viool aan zijn olijfgroene, blauwig ge choren kin, hief den strijkstok met een devoot en tegelijk begoo- ch lend gebaar, er flitste iet àp in zijn donkere oogen, iets van sluwe wellust en extase en toen, heel zacht en heel ontroerd, beefde de trijkstok over de snaren, die met een smartelijken zucht zich overgaven aan den weemoed van het lied.

Hij boog zich, hcht voorover, naar Béla's g bogen hoofd en zei er de woord n bij, gedempt, een beetje heesch zingend.

Het was een Imp I lied, onbegrijp hjk voor ons all n, maar het omsloot die twee, het vereenigde ren in een wonderlijke broeder chap en zielsgemeen hap, di al- leen maar heimwee tot bas I had _ Het was een boode; hap, dl de een Uitzond en dl de ander ontving, ecn bood- schap gevat in melodl en lied, en z glimlachten b iden en hadden beiden de oogen verzaligd n zwijm !end in geluk en droefeni g sloten ....

Béla h t toen nog een glas brengen voor Z1Jn muzI- kant.

D zigeuner pIde en B 'la luisterde. Samen dronken zij en samen gaven Z1j zich over aan de melancholie van de vaderland liefde. D men chen om ons hc~n trokk n zich weer terug naar hun igcn b langen en ge prekk n, het stemgeroes werd merkbaar luider, alleen h t strijkj aan het einde van de pijp la zweeg nog teed ,e n b tic weifelig, een beetje onzeker en heimelijk sp ur nd naar den eigenaar van het lokaal, die elk oogenbhk m t brie- schende verontwaardiging de gecontractueerde muziek kon komen opeischen. Ik voelde dit en het maakte me

8

nerveus, misschien ook vond ik me onverwachts wat buitengesloten.

Het kan zijn, dat mijn nervositeit zich op het publiek overplantte, want langzamerhand groeide er ongeduld in de zaal. Het heimwee van twee menschen, die niet eens hier hoorden, begon de anderen te vervelen, zooal het, eerlijk gezegd, ook mij begon te vervelen en hoe pijnlijk ik het incident, dat volgde, ook vond, een zekere voldoe- ning, een zekere verlossing chonk het mij toch.

De zaal werd ongeduldig. Eerst riep één stem om mu- ziek, toen zei een tweede lets hardop, waarin alleen het bcleedigende woord verstaanbaar was. Toen murmu- reerde hier en daar in enkele groepen tegelijk het verzet en plotseling was daar ook de eigenaar, hij moest ergens verdekt opgesteld zijn gewee t, piedend naar de atmo- sfeer in zijn lokaal, vredelievend zoolang zijn publiek vredig was, maar direct ijverig den op tand leidend, toen die uitbrak. Rood en gezwollen in h t gezIcht, met blik- semende blikken, opgedraaiden knevel en vierkant schouders, een leeuwentemmer gelijk, die bUiten de kooi het applaus van dctoe chouwer lI10ntvang tgaatnemen, stapte de eigenaar door de pijpela op ons tafeltje af en uitte eenige kernachtige, dnftige Fransche termen. Béla rees uitdagend half overeind, maar Ik trok hem aan zijn mouw terug. D zigeuner zei iet in het Hongaar ch, waar chijnlijk ook niet parlementaIr, haalde toen gering- schattend zijn schouder op en h t zich door den brie- schenden eigenaar naar zijn verzaakte pitcht terugbrengen.

Daarmee ebde de opstand w g.

Een nieuw dansdeuntje dremde door h t zaaltje, de massa was tevreden, er heerschte nationale eensgezind- heid na de overwinning op de buitenlandsche minder- heid.

Maar B la, ostentatief, wilde betalen en weggaan. Mij

9

(8)

was dit heel welkom, want het was al laat en Béla niet heelemaal nuchter meer.

Bij den uitgang tond een leege taxi. Het was een donker steegje, niet bemoedigend in het hol t van den nacht bij de reputatie, die havensteden, vooral Zuide- lijke, genieten! Bij den pooveren lantaarnschijn leek ook de chauffeur een roover.

B la wilde nog verder, informeerde, alvorens in te stappen, naar adre sen, zonder zich in het minst te storen aan mijn verzet of argumenten. Tot plotseling nog een- maal d zigeuner naast ons opdook.

"Gaat u naar hui, meneer!" zei hij met kameraad- chap? Iijke solidariteit en in het Fransch om zich ook voor mij verstaanbaar te maken. "Het is veiliger alo; u nu naar huis gaat!" En in het halfduister gaf hij mij een knipoog. Toen voegde hij er nog iets aan toe in het Hon- gaar eh, dat vleiend, dringend en overtuigend klonk.

Béla legde er zich bij neer, noemde het adres van ons hotel. Wij stapten in. Op dit moment verscheen de eigenaar van het lokaal in den uitgang en zette nu een h vlg keel op. Béla wilde weer uit de taxi, maar ik hield hem terug. De zigeuner werd nijdig, antwoordde ruzie- zoekerig, de champagne en het heimwee stegen hem naar het hoofd. De zaal b moeide er zich onmiddellijk mee, luide stemmen werden hoorbaar, de herrie steeg tot een kabaal op den drempel, dat het nachtelijk steegJe klette- r nd vervulde

Temidden daarvan reed onze taxI weg. Achterom kiJkend zag ik in de omlij ting van de verhchte deur een vaag tumult van zwaaiende armen, gebalde vui ten en opge- wonden gezichten; de tegenspartelende zi- geuner werd met geweld naar binnen ge- sleurd ....

10

Den volgenden ochtend, katterig en met het ont- bijt op bed, bespraken wij in onze hotelkamer het geval.

Béla zei bitter en minachtend, dat alleen Hongaren

g e-

voel hebben. Dat alleen Hongaren grandseigneurs zijn.

Dat alleen Hongaren de Kunst en de Cultuur in hun ziel dragen. Daarna kleedd n wij ons aan en Béla nam de kaartjes naar Boedapest. Waarmee ons vaderland ge- kozen was. Het leek ondoordacht, maar als ik nu terug- kijk, zie ik toch altijd nog dat wijnroode nachtlokaaltje als de oorzaak.

I J

(9)

PRELUDE EN MARIA

Béla is te weinig bourgeois om bloedverwanten te kun- nen waardeeren. Reed in de allereerste dagen in Boeda- pe t, toen zij b lang t IJ nd n hulpvaardIg in drommen opdaagden, verklaarde hij be list, dat wij onszelf zouden helpen, zelf wel een wonmg zouden huren, zelf wel meu- bel zouden koopen, zelf wel rgens een dien tbode zou-

~en bemachtigen. De aldus een weinig bcleedlgde fami- lIeleden voor p lden ons een volledige debacle. Boeda- pest - zoo betoogden zij somber - was met langer het Boedapest van vóór 1914, de moeilijke tijd omstandig- heden hadden de mentallt It eenige kilo's lichter ge- maakt en de eigenbaat niet onbelangrijk toege cherpt.

Daartegen bracht Béla in het midden, dat WIj den gan- schen aardbol beClisd hadd n, oceanen overgcstok n

\~aren, p.ort Saïd en Singapore kenden en dus waarchijn- lijk wel m staat zouden zijn zelf de baSIS voor ons toe- komstig leven in Europa te leggen. Waarop de familie- leden, gelmponeerd door Port Saïd en Smgapor . _ deze. namen klinken uiteraard in Bo dap t exotischer dan 10 Amsterdam - zich bescheiden terugtrokken en on af,\;achtend UIt de verte gade loeg n.

E r t huurden wij en womng.

Natuurljjk een verkeerde.

I?e woning, g legen op de vijfde verdieping van een klem Batgebouw, heette officieel: garçonniere, cn wa dus tr.ikt genomen m tb rek nd op de constante aanw zlg- held van een vrouw, om van een kind maar niet te spreken.

12

De familie gebruikte den juisten term bij hun critiek:

het was geen serieuze woning. . .

Dat was zij werkelijk niet. Alles was minIatuur, een poppig woninkje met één zitkamer en één .. slaapkamer, die allerwonderlijkst geerden, hetgeen te Wijten wa aan het feit, dat de een of andere optimistische bouwmeester een torenhoog huis in een overgeschoten stukje ruimte had gewrongen. Plaats was er eigenlijk maar voor een vrijgezel met zijn dienstmaagd, ten hoogste voor een h~e1 jong pasgehuwd paartje, getrouwd op moderne ba IS:

man en vrouw werken samen voor den kost, komen 's avonds thui om te eten en te slapen, het Amerikaansche huishoud-systeem met conserven en een Malthu iaansch levensopvatting huldigend. Want de provi iekamer was niet groot er dan een paraplubak en een kinderwagen zou dcn ingang volledIg hebben geblokk erd.

Wat ons tot het huren van dezc woning had verleid wa- ren twee dingen. In de eer te plaats een wltgelakte dricdee- lige glazcn deur, die opgevouwen en uitgetrokken kon worden en de zltkamcr van het voorportaaltje chclddeal met een doorzlchtlgen, glazen wand. Deze d ur maakte zoo'n schijnvertoon an groot chheid, ",eelde en civIlI- satie, dat

wij

er volkomen door verblInd werden en alle tekorten op d n koop toe namen. De tweede schuldige was het mgebouwde bad tegen een blanken teg Iwand aan en dIt bad nu was de onvervuld gebleven Iilu ie g - west gedurende twintig jaren 10 de tropen, waar we ons tevreden hadden moeten st lIen met de 00 tersche ma- nier van baden: staande voor een e ment n re erVOlr het lIjf te begl t n m 't emmertje half lauw put wat r.

We huurden dus de garçonnlerc.

Het was m een kwartier g daan. We accepteerden zonder meer den huurpnJ " want we hadden geen begri p van huurprijzen, aangezien we altijd g woond hadden In

(10)

ons toegewezen vrije plantage-huizen en we verlangden geen enkele verandering binnenshuis, want de glazen deur en het bad vertegenwoordigden meer weelde, dan nog ooit ons deel geweest wa . De concierge zei tevreden, dat "heerenmenschen nu eenmaal heerenmenschen blij- ven" en dat zulks aan ons onmiddellijk te constateeren viel. Waarop wij tevreden en onergdenkend weggingen om onze meubel te kooprn.

Dat nu was moeilijker.

In de eerste plaat wilde ik Hollandsche meubels en die waren er natuurlijk niette krijgen. Daardoor ontstond onze eerste woordenwisseling over de superioriteit van sommige nationaliteiten, voornamelijk betreffende Hol- land en Hongarije. Ik verdedigde de Nederlandsche hui- elijkheid, Béla kwam vurig op voor de Hongaarsche bohème. Nadat dit geschil was geluwd, wisten we niet, of we ons modern of antIek zouden inrichten. Modern leek ons ge chlkter, omdat we van de eene kamer, dIe we bezaten, een gecombineerde kamer moesten maken, die tegelijk diende om er te verblijven, te eten, te ont- vangen en misschien te werken. Toch kozen we antIek en kregen onmiddellijk de tweede woordenwisselmg over de soort antiek. Biedermeier kwam het meest overeen met de Hollandsche nuchterheid en degelijkh Id Maria- Theresia echter meer met het Hongaar che temperament en de Hongaar che voorliefde voor krullerig heden en vertoon. Daarop b loten we dan toch maar moderne meub Is te koopen en liepen met dit doel den e r ten den besten wmk I binnen, zonder naar naam of faam van de zaak om te ZIen, wat ons trou\\-en niet veel geholpen zou hebben, aangezien wij naam noch faam van één enkelen winkel kenden.

In dien winkel wa een charmant verkoopstertje, zoo charmant als alleen maar Zuidlandsche verkoop tertjes

14

kunnen zijn. Wij geraakten onder de bekoring van haar en een ,heerenkamer-inrichting', bestaande uit een bu- reau-ministre met leun toel, een driedeelige ka t, die wil- lekeurig voor boekenkast, garderobe of porseleinkast kon dien t doen, dus nog al karakterloos moet zijn ge- weest; een zitje van twee fauteuil , drie stoelen en een rond tafeltje, dat gebruikt kon worden al alon-, rook- en eettaD

J.

Alles met blinkend gepolijst fourneer, dat, maho- nieachtig van kleur, een hoogst gecivIliseerden en ver- rassend maakvollen indruk wekte na de Indische rottan- zItJe en bonkige djatihouten meubilairs, gewrocht door vlIjtige Chineesche meubelmakers en gekocht en ver- kocht op de venduties van Weledelgeboren Heeren en Mevrouwen.

Op het punt van den koop te sluiten, raakten Béla en ik nogmaals slaags, ditmaal over de tafel, die ik plotse- 1ll1g te hoog vond. Nu is het een feit, dat Hongaarsche tafel veel te hoog zijn, vergeleken bIj de Neder- landsch tafels, maar het kan ook wel zijn, dat B 'la erg intiem deed tegen dat juffrouwtje. W lIswaar kende ik Béla twmtlg jaar, al zIjn charmes en afstootelIjkheden en ik Wist ook, dat hij impul en bezat, die Ik nOOit zou ver- mogen te doorgronden, waarom Ik het maar opgegeven had ze te doorgronden, maar plots hng kreeg ik het on- b haaglijk gevoel, dat er ergen een sein op onveilIg stond. Het juffrouwtje had bloedroode lippen en bloed- roode nagels, ze was zoo slank al een semaphoor, ze lachte en kwetterde, ze lonkte en dribbelde en draaide, ze had een donkerg lokt hoofd en de hagelwitte tanden van haar ras en 10 haar bruine reeenoogen twinkelden ondeugende Hit je . BovendIen wist ik met wat ze tegen B 'la kwetterde, want ze kwetterde in het Hongaarseh. Later zei Béla, dat ze heel gewoon 8esproken had, maar ik hield

15

(11)

vol, dat ze kwetterde. En ik zei, dat ik een hekel had aan. kwetterende vrouwen, omdat vrouwen geen vo- geltjes moeten wiJl~n zijn. Maar in den winkel zei ik, dat de tafel te hoog was en dat zag ik plotseling, doordat

~éla zoo raar lac~te tegen dat meisje, dat natuurlijk noe- Zlg was en beeldige blanke handjes had. Ik zei het in het Hollandsch, want ik wilde Béla in mijn taalgebied bin- nensleepen uit háár taalgebied. Maar het juffrouwtje ver- stond Zwaab ch en daardoot" ook een beetje Holland ch, mijn grens was dus niet hermetisch afgesloten en daarom zei ik in het Maleisch, dat de tafelleelijk was. Bela keek be.sluiteloos en het meisje g imponeerd-meuw gierig. HIj zei tegen haar, dat de tafel mij niet beviel en dat wij Ma- leisch spraken en dat we morgen terug zouden komen om de hee~enkamer-inrichtjng nog een te b kijken. Het juf- frouwtJe was erg t leurgesteld n om haar te troosten be- loofde Béla haar op zijn eerewoord, dat wij of althans hij morgen zouden terugkomen en dan heel waarschijnlijk de meubels koopen. Het juffrouwtje was zoo b I efd haar teleurstelling te temperen, hoewel zij niet g loofde van B. la's eerewoord n daar had ze gchlk aan ook, \\ant w ZJln nooit meer 10 dien wink I teruggewee t. W zijn er int. g~ndeel altljd m t een boog omheen geloopen, omdat weInig dingen zoo pijnlijk beschamend zijn al., een win- kel, waar je met inlegging van je onbetwIst fatsoen al kooper b looft terug te komen, terwijl I 'd reen van te voren weet, dat je het met zult doen. Lafheid IS be cha.

mender dan roofzucht, dan moord lu t, dan piraterij, dan bruutheid. Wc lopen den winkel uIten om tot h t laatst to vol te houden, dat het ons ern t was mrt on gegeven woord en ons eerlijk plan, ble\ en we nog even dralen voor d etalage, alsof we nog eens van bUIten af, he 1 serieus ,onze' meub Is bek ken. Wij zag n toen, hoe h t knappe juffrouwtje zich tegenover een nijda erigen eige-

,6

naar verantwoorder. moest over het feit, dat zij in gebreke was gebleven ons de heerenkamer-inrichting aan te sme- ren. Zij betoogde heftig, waarschijnlijk herhaalde ze ons eerewoord omtrent het t rugkomen. Maar de eigenaar, noch g troffen door de liefelIjkheid van het mei je, noch door Béla's eerewoord, maakte een kwaadaardig weg- werpend handgebaar. Waarop het juffrouwtje met haar porselelnlge vingertjes aan haar kap el frunnikte en nuk- kig met haar schoudertjes trok ....

Ontstemd drentelden wij de traat uit en raakten ver- wikkeld in een debat over Hongaar chen en Holland- _hen smaak, hetgeen eenige hatelijkheden aan beide fronten tengevolge had. In deze stemming botsten

wij

onverwachts op een dam:::, waar \',1: oppervlakkig mee kennis gemaakt hadden en voor wie wij uitdrukkelijk ge·

waarschuwd waren, omdat zij volgens beweren van Béla's verwanten, overmatig behept was met na-oorlog che complexen. Niettegen taande deze weten chap, ver- scheen zIj ons op dat oogenbhk al de r ddende neutralI- teit, wij vertrouwden haar onze ddemma' toe en zij ont- wlkk Ide onmiddellijk een vlammende belang telling en ecn koort achtlge energIe.

Goed, dat we nog met g kocht hadden! Op het nip- pertje waren wij aan een groot g vaar ontsnapt! Die winkel .... ? E n nertw!r.kel!! 0 groot te nèrtwinkel van heel Boedapest! Meub I van nik! Bij den ersten winter zouden ze barsten van d stook warmte!. .. Ne ! We moesten maar met háár meegaan! Zij wi t het eentge

var adres!

Het eenige ware adre was op de Jodenmarkt.

Dat hinderde nIet! zei de dame, waar we voor ge·

waarschuwd waren. WI maak en cultuur paart aan han- dlgh id, dIe koopt niet In wink 1 , maar altijd bij de anti- quam op de Jodenmarkt! Je laten afzetten IS geen kunst.

'7

Kleine Strij cl 2

(12)

En dure dingen in dure winkels koopen is snobbistisch!

Wie beleeft dááraan plezier? Alleen simplistische natu- ren, wie d ware artisticiteit ontbreekt! De ware arti tici- teit snuffelt! Amerikanen koopen in de gevestigde zaken aan de hoofdstraat, maar wie den zielsadel van h toude Europa bezit, die betrekt zijn bullen uit duistere achter- buurtjes en wink Itjes, waar je niets verwachten zou, maar waar je eigen oog, zoo je dat bezit, onmiddellijk het Ware ontdekt onder stof er. spinrag ....

Die Jodenmarkt in Boedapest ligt op een plein, dat ge- noemd is naar en van de alleroudste Magyaar ch fami- lies: de Telekl's. Ik weet nog altijd niet of dit bedo Id I al smaad tegenover de rijke en voorname TIeki' , of al hoon tegenover den verbitterden strijd om het b ::taan, waarvan deze Jodenmarkt het beeld is. Mis chien I het een Memento, bedoeld voor beide partijen.

Achter de dame aan, die Zichtbaar zeer thuis was op dit slagveld van den bestaansstnjd, drongen en wrongen wij ons ~oor de volte van kramen en tentjes, zwangere pro- letariërsvrouwen, chamde kinderen, kaftanjoden, mei- den met boodschappenmanden, sjouwer met balen en handkarren. Schorre stemmen prezen billijke waar aan, vuile handen wezen naar koopjes, Zi' drongen ons kachels, bontmant I , Zitbaden en fornuizen op, onze dame maakte ons merkzaam op oneindig veel goedkoo- per vleesch en brood, dat onder azende vliegen lag uit- gestald; in groote Be ch n stonden zure augurk n, aan lange rijen hingen aané ngeregen roode, gedroogde pa-

prika's, reusachtige kal bassen deden mij plotselmg den pompoen van Assch po ter b grijp n, -, sle perskarren ratelden dreigend door de grauwe menigte, de hoe- ven van de paarden klotsten

zwaar neer op de plompe 18

straatkeien, onder de wielen vandaan redde zich soms nog juist een hond, een onbeheerd kind of een strompe- lende bedelaar, en ergens aan den rand van dit gore plein lummelden niets-doende kerels lu teloos rond, zorg en ontbering gegroefd in hun gehavende gezichten. De lompen, die hun naaktheid amper bedekten, hadden den dauw ingezogen van nachten onder den blooten hemel, waren bestoven door het VUIl van de straat, misbruikt en uitgebuit door het lijf, dat geen andere beschutting ooit had. De werkloozen waren dit, die hier uitkeken naar een karw -itje, hier op dit allerarmste deel van h tT leki·

plein, waar honden en kinderen slapen in den schaduw van een handkar, onder een laag van krioelende liegen;

waar men chen hun beddegoed, hun laatste pot of ketel, de gelapte schoenen van hun voeten te verkoopen trach- ten voor een bete broods, en waar de allergammel te dingen een nooit gedachte, maar misschien allerwerke- hjkste waarde vertegenwoordigen.

Op dit plein, op een lets beter gedeelte van dit plein, gingen wij een tweedehands.meubelmagazijn binnen, waar all smaken en wan maken van minstens drie eeu wen en vijfhonderd gezinnen vertegenwoordigd bleken. Uit dien chao van buffetten, kamer chermen, kanariekooien, bronzen leeuwen, Buddhabeelden, hanglampen, vervolgt mij Jtog steeds een childerij. Het was een giftgroen gras·

v ld met een stuk boom en in den lommer hiervan twee naakte p rsonen. De eene wa een vrouw - zij had bloote borsten en een kUJfkapsel Uit h t begin van deze eeuw -, de andere was een man - hij droeg een kastanjebruinen, puntig ultgedraaiden snor. Andere g lachtelijk ken·

merken waren opvall nd discreet verborgen achter een bloemrank en een pilaar, - g loof ik - h t kan ook een bloempot zijn geweest. Niettegenstaande er zoo omzich- tig met het naakt was omgesprongen, gaf dit schilderij

19

(13)

mij toch bepaald een schok. Want doordat de vrouwe- lijke figuur een kapsel droeg en de manlijke een snor en doordat zij hun naakth id nog jUl t op het laatste mo- ment met burgerlIjke kui chh id trachtten te redden achter die bloemrank en die pilaar, had ik terk het ge- voel, met h t naakt van twee men chen, maar een ultge- kleede meneer en dame gezien te hebben; ik had het ge- voel bIj ong luk de deur van een "laapkamer te hebben geopend op een moment, dat die besli t op lot behoorde te zijn. Ik had het gevoel door de nalatigheid van een ander in een bUitengewoon pijnlIjke Situatie te zijn geraakt. En zooIets vind ik onvergeeflijk van een schtlder.

De man, die al dIt choons en leeliJks had opg kucht of In commiSSie genomen, heette Jonathan Düngersaft. HIj maakte geen enk Ie aan praak op Anër chap.

Jonathan Düngersaft was ronduit een Jood, een Oost- euro pee che Jood, eenmaal ergens Uit Gallicle afgezakt naar het plem der Teleki's, waar hij UIt de eerzame ver- handeling van Buddha's en tweep r oonsledlkant n e n kal boterham trachtte te p ren.

Onze dame ~telde on voor aan Jonathan Düngersaft, zIj gedro g ziCh daarbIj zeer levendig en gooch lde ge- animeerd, Ja bijna opvallend, met de woorden Port aïd en Smgapore, wij glimlachten be cheiden en Jonathan Dûngersaft begreep blik emsncl waar het om ging en wat WIj noodlg hadden.

HIj bracht ons naar enk Iderverdl pmg, een kiH cathacombe, waar hij zijn mat riaal 'oor ,.betere k.lanten"

- zooal5 hij dat noemde. - bewaarde.

Het IS merkwaardig, hoc Iedere n in die dagen on den

t i beteren klant" aanzag!

In de kelder tonden louter antiek meub I . Een g luk voor onze echt lijken vrede wa , dat dit antiek geen uit-

20

gesproken tijdperk vertegenwoordigde, het was alleen maar antiek en echt op den koop toe. Het was "gerecon- strueerd antiek", gereconstrueerd door Jonathan Dünger- aft. Maria-Theresla en Biedermeier waren kie ch en smaakvol dooreengemengd, Empire met ~een-Anne versmolten en aanééngelijmd en uit dit conglomeraat wa

en Düngersaft ch meub I tijlontstaan, die alle tijden bevatte en aangepa t was aan de modernste noodzaken.

Hl r wa du smaak m t cultuur en handigheid ver- eemgd, het was antiek en niet antiek, modern en niet modern, je kon er van zeggen, wat je verkoo , dat het echt of niet-echt wa ,al naar je eigen mZlcht en opvatting.

Het wa met die gereconstrueerde meubel als met ge- reconstrueerde maragden: billijk samenge teld Uit edel materiaal, uit splmters en brokstukken van wat als één geheel voor de meesten onbetaalbaar I .

In een ommezien hadden wij hier een heert~nkam r- ameublement gekocht, voor veel g Id, IDi!ar niette duur.

Wij ontdekten nog hier en daar enkele begeerenswaar- dige objecten en stegen daarna w er in tevreden eensge- Zindheid, waaraan ook. ronathan Dünger aft en onze dam aandeel hadden, naar de hooger gelegen en vul- gairder regionen van den wink I op. Daar voldeden wij de nota en dc meub Is zouden nog dien eigen middag aan onze woning afg lev rd worden.

Dankbaar namen we af eh id van de dam, zonder In

't mmst te b grijpen, waarom ze gevaarlijk kon ZIjn.

Nu moesten we all en nog maar een dienstbode h bb n en dan konden we on 1 ven In Europa be- glnn n.

Voor de dlcn tbode glOgen we naar een verhuurlokaal.

Het lag gemakk hjk bereikbaar, open aan ?e straat, een klaar mVlte om er binn n te tr den. Maar bmnen wa het lokaal minder aantrekkelijk. Een leege, hartelooze rUimte.

2 I

(14)

Op houten banken langs de smoezelige, naakte wanden zaten de dienstlooze dienstboden.

De statistiek registreerde voor dat jaar - het was 193 0

- een groot getal aan werklooze dienstmaagden, drie- duizend.

We werden tewoord gestaan door een schunnigen kerel, die op een antipathieke manier armetierig en zieke- lij.k ~as; schraal, gelig, puic;terig, een hongerige aasgier, die ZIJn gemeene hebberigheid nauwelijks verborg onder gluiperige nederigheid. Hij leefde van de werkloosheid der dienstboden: voor elke arbeid overeenkomst, die hij bemiddelde, kreeg hij vijf pengö en zijn gezin had vele malen vijf pengö noodig om eenig zins behoorlijk te kun- nen bestaan. Daardoor werd zijn verhuurlokaal zooiets al~ een dierenhandel, waarin hij als eigenaar trachtte zijn dieren zoo voorde hg en zoo sluw mogelijk van de hand te doen.

WIj voelden iets hiervan, toen wij binnentraden en het trof ons pijnlijk. Onwill keurig dachten wij aan de tro- pen, hoe ander, hoeve 1 minder kwetsend, ja met hoc·

veel nobles eIgenliJk uaarginds ecn hUisbediende zich verhuurt: daar komt een man of een vrouw het erf van den blanken toewan opgewandeld, hurkt neer en biedt zijn of haar diensten aan. Er \ .. oruen een paar verkreu- k Ide getuig chnften voorgelegd, daarna komt het voor- naamste aan de beurt, het voorschot. Dat voorschot i een delicate zaak. Het hangt af van het do '1, waarvoor h t gebruikt moet worden: al belegging in en karbouw of al olli r aan de b grafenis van een oude grootmoeder,

() .'J

die reeds eenige malen terwille van het voorschot ge- torven en begraven was, wat alle partijen weten, maar waarover niemand zoo onkiesch is te sprek n. Kort en f$oed, in de tropen gaat het aannemen van cen huis- bediende veel gemoedelijker, edeler en menschwaar-

J

diger toe dan hier in Eüropa, vooral in Oosteuropa, nà 1914.

Zoo stonden we daar dan met den tuberculeusen aas- gier tegenover de rij vrouwen, die gelaten afwachtten en toch met verborgen argwaan hun noodlot van ons ge- zicht trachtten af te lezen.

Beiden voelden wij verzet tegen dit onrechtvaardige en ont erende beeld, beiden voelden we een verlegen- heid, misschien zelfs wel een soort schuld t(>genover die zwijgende, wachtende vrouwen, die hier met god weet welke gevoelens zaten . .

"Een mei je voor alles," zei Béla gedempt, "één, die zelf tandlg werken kan en Duitsch spreekt, want me- vrouw is een buitenlandsche en nog vreemd in Boeda- pe t. ... "

De aasgier nam ons op, veegde met zijn gore, beenige hand een haarsliert van zijn voorhoofd en keek rond. De vrouwen sloegen onmiddellijk de oogen neer. Nu werd een van hen gekozen, nu zweefde het lot boven een van h n en bracht arb id, voed el, misschien een verwarmde kamer, m elk geval een slaapplaats onder een dak en tus- schen muren.

"We hebben maar een kleine woning," zei Béla, "er i niet ve I te doen en wij zijn g makkelijke men chen.

Maar ze moet betrouwbaar zijn. Het loon doet er ook Dlet toe."

D vrouwen keken onWillekeurig op en er gleed een eigenaardige tr k over hel uitgeteerde gezicht van den aasgi r.

Hij

kmkte en legde zijn tuberculeusen klauw op den chouder van een magere, leelijke, niet meer jonge vrouw. Bij zijn aanraking kromp zij onbewust ineen, toen stond ze haastig op, streek even haar schoot glad. Onder de oogleden van de anderen gleed een blik uit, daarna keken zij weer vóór zich en wachtten verder af, maar de

(15)

spanning was voelbaar: zouden wij déze nemen en was daarmee de kans voor alle anderen verkek n. of zouden we deze niet nemen en zou het lot nog een kans bieden?

De vrouw stond voor on .

In de middeleeuwen zouden ze haar verbrand h bb n.

Ze was oud, vervallen, leelijk als een heks. Een cherpe, ingevallen mond, een dunne haakneu , vlekk n en groe- ven in haar gore vel, onru tige, gekwelde oogen, vaal- grij haar, dat glan loos was als bil een zieken hond. Een bijna onverkoopbaar exemplaar ... dat was duidelijk!

Onwill keung kek n B' la en ik elkaar aan. Déze .... ? Deze middeleeuwschc heks in ons modern, proper wo- ninkje?

De aasgier ving onzen blIk op en versnelde h t terr.po van de onderhandeling. Hij voelde, mèt den conclerge van ons huis, mèt de dame, voor wie wij gewaarschuwd waren, mèt Jonathan Dünger aft, dat wij .h eren-mcn-

ehen' waren, dat wIl zeggen: ergens vandaan, uit e n v66roorlog chen tild onverklaarbaar opgedoken men-

chcn, aan wie 1914 en de 'nd dien geboren verande- ringen spoorloos voorbij gegaan waren.

Hij gnste Uit de handen van de vrouw n dienstbo- den boekje en loeg h t voor ons op n. - Maria Szücs, oud 53 jaar, gedlcnd 40 jaar, dIensten g had van 3 laar, van 5 Jaar, eenmaal bij een graf hjke familr al, k uk n·

meid, een loonscala, die opliep naarmate ze mct meer te jong was, en die weer aBI p naarmate ze niet jong genoeg meer wa , in den laatsten dl nst had ze nog maar 20

p ngö gehad. B trouwbaar, handig. vlijtig. Op eigen ver- zoek ontslagen n gezond vertrokken.

Nadrukk lijk wede aa gier met zijn garen vinger bil, toevend bIj elk van de voor ons voorde hge feiten. Eenmaal hoestte hij, daarna zei hij hee eh: "Bij een graaf ook .... "

24

Daarmee wilde hij te kennen geven, hoezeer hij ons direct ,geschoten' had al heerenmenschen, dat hij ons geen meid verhuurde, die nog nooit aristocrati ch atmo-

feer had ingeademd.

Hij wisselde een blik met Maria en voegde er vlug aan toe: "Deze is betrouwbaar en al h t loon er niet op aan komt .... dan .... vijfenvijftig pengö!"

Béla ke k mij vragend aan. De aasgier, Maria en de andere vrouwen wachtten. Ik haalde besluiteloos mijn schouders op.

"Vijftig dan!" z i de aasgier vlug, terwijl zijn oogen knipten, "nietwaar Maria?"

Ze boog haar hoofd ten antwoord, zonder iets te zeggen.

"Laten we haar maar nemen!" zei Béla in het Hol- landsch tegen mij. "Dan zijn we er af!"

"Mevrouw kan all aan haar overlaten!" drong de aa~gier weer. "Niet wa.lr. Maria? ... En ze kan al h t werk nog doen. En ze I fat oenIijk. Ze kent geen één man en ze i op haar uitgaansavond be li t vóór tienen binnen. Niet waar, Maria? ... Ze heeft niemand op deze wer Id n dus kan ze al haar aandacht aan h t werk voor mevrouw besteden." En weer legde hij zijn klauw op haar schouders en er was een walglijk soort waardeermg in zijn stem en houdmg tegenover haar, een kl v enge , lijmenge, geniepige waardeermg, waarin de Macht haar tevredenheid 0 er de brave proOl manifesteerde.

Hoe haatte Ik dien man plo lmg op dat oogenblIk!

Dlcn VUllen, Zl k n kerel, die de macht over een men eh olidalr met ons dacht te deelen; die on het bezit van een

\ eerloos chepsel zoo voordeelig mogelijk voor telde;

dl ons b trok in dezen afschuwelijken hand I! Met al het woeste verzet, dat zoo onverhoed in een mensch n- hart kan oplaaien, haatte ik hem. Ik hari het driftig ver-

25

(16)

langen die vrouw, die prooi te redden uit zijn gemeene klauwen. En een vreemde triomf nam bezit van mij: ik immers was hier de sterkste van al1en, ik was de enig aan wie hy hier onderworpen was, hij, de dierenhande- laar, de sjacheraar met arbeid en menschenlot!

"Het kan me niet schelen, hoe laat zij op haar uitgaans- avond thuiskomt!" zei ik uitdagend. "Voor mijn part komt ze om twaalf uur 's nachts thuis! En het werk ....

het werk zal h el weinig zijn bij ons!!" Ik gooide hem dit gezegde al het ware in het gezicht, als wilde ik h m daarmee verwonden, als wilde ik die macht in hem fnuiken.

Verbaasd keek hij me aan. Verbaasd keken Mam en de vrouwen op. De aasgier begreep mij niet en de vrou- wen vertrouwden mij met.

"Laten we haar nemen!" zei Ik haastig tegen Béla.

"Laten we haar nemen en hier weggaan."

We huurden Maria.

"Dus vijftig!" herhaalde de aa gier met klem. "Je h bt het gehoord, Maria, vijftIg p ngo per maand betalen meneer en me rouw!"

Maria kmkte stom.

Ze moe t Zich dan over een uurtje aan dat en dat adres melden! - spraken wij af. We zouden haar dan de wo· ning toonen, de meubel kwamen nog vandaag

Maria knikte.

"En .... hoeveel voor chot moet ze hebb n?" vroeg Béla, die vraag oudergewoonte stellend.

Maria hief haar hoofd op en keek on verbaasd aan.

"Voorschot?!" Er kwam een argwanend licht in haar vale oogen. Veertig jaar had ze gediend. In die veertig Jaren had ze de wereld zien veranderen, het was dikwijls moeilijk g"w est om zelfs het reeds verdiende loon los te krijgen. En nu .... vooruit b talen .... ? Nee, dat was

l6

zelfs vroeger niet .... zelfs v66r den oorlog niet .... Ze schudde haar hoofd, er viel een grijze haarvlok langs haar ooren. Ze veegde die weg. Een haar bleef even pijnlijk vastklemmen in een gleuf van haar wijsvingertop.

0 , nee .... ze wilde geen voorschot! - Het bevreemde lag nog altijd in haar blik.

"Nou, dan .... goeden dag .... "

"Ik kus uw hand," zei Maria, bukte zich en greep mijn hand, waar ze een kus op drukte. Dat was de b zegeling van het arbeidscontract: ik wa haar broodgeefster ge- worden, de traditie van dit land ver i chte, dat zij nu mijn hand zou kussen, daarmee was onze sociale verhou-

ding geregeld. .

We betaalden de vijf pengö aan den aasgier. Béla stak het dienstboekje van Maria in zijn zak en toen gingen wij weg. Met één stap waren we buiten. Zonneschijn viel op ons neer, de hemel lachte blauw boven ons, het was een Jate, milde zomerdag. Ik ademde diep op, In een soort bevrijding. De straat wa vroolijk. Op den hoek zaten men chen voor een re taurant, rondom bont gedekte tafeltjes, in rieten stoeltje. Ze dronk n bier, aten b~os e broodjes. lazen kranten n kletsten met oneconomische uitvocrigh id, met Zuidlandsche behoefte aan veel woor- den en ruime gebaren.

Hoe eenvoudig kan het Ic en zijn! - dacht ik - en hoc tragi ch! Veertig jar n d, nen. Op je derti~nde be- ginnen. misschien toch met een soort verwachtl1~g. am- hiti . Op je drieënvijCtigste lk'n men ch om Je heen

wantrouwen en haten ah, le natuurlijken vijand. Maar toch de hand ku en. Met n vervloeking mis:schien in Je binnen te. Een onuitgesprok 'n verwensching. die al laatste wraak, al laagste bevrediging In je leeft .... Of. ...

misschien niet eens meer cl t ....

We liepen door de stad, vervuld V:l.n dit oort g -

(17)

dachten; met een vaag schuldbesef om dingen in de blanke wereld, die niet Zijn, zooal ze zijn moe ten.

De blanke wereld!

Ons dierbaar, tokoud Europa, de heilige bakermat van onze blanke b chaving, de schatki t van onze rijk- dommen aan blanke, gee telijke waarden: Chri tenh id, humant me, betoomde z Ifzucht, ingeprent altruïsme en barmhartigh id ....

"Maar in Holland .... " zei ik eindehjk, al slotsom, hoopvol.

"In Holland!!" lel

B

la ongeduldig Ult. "NatuurliJk!

Holland! 0 voordeur van Europa! De poort naar de wijde \\-ereld. Wat I vruchtbaarder bodem V00r r~ch~chapcnh id, da~. welvaart n vrijheid?! Maar wij, hier, In Oosteuropa biJ de achterdeur naar Azie. waar je voortdurend al de landloopers, al de zigeuner van de wer Id, al de dieven en bed laars van je dremp I moet verjagen! .... En WIj h bb en een oorlog verloren, er- geet dat ni t!"

lk kmkte en zei: .. We zullen haar kamertje aardig maken!"

We gingen een wink I binnen en kochten witte meu- bIt jes voor d dl nstbod nkamer. een beetje duurder en beter, dan we mi schlcn oorspronk lijk bedoeld had- d. n. Bela betaalde: n ttlzoenofferaandegrootc chuld.

die ook mensch n drag n, w lke haar nooit wlldcn.

Ik kocht ook een vroolljk gebloemd tafelkleedjl.: En lIl.een h rinnerde Ik mij en Hollandsche tante uit mijn kmderJaren, die altijd "fleung" zei tegen zooIet . Er waren vele ,fleurig , dingen in h t leven van die tante, ho wel ze weduwe was: geranium in een potje, veld- bouquetten in een oudenv t che vaa ,een geruit trookje om een keukenschoor tenmantel, een cretonn kus en In een rieten stoel op het terras, dat uitzicht gaf op den

~8

vijver en bééldige zonsond rgangen. Ze woonde op een buiten. die tante, en ze ging altijd per fiets rente-coupon- netje knippen op haar bank in en provinciestadje; ze was slecht gekleed, want ze hield van eenvoudig n een- voud is de gemakk lijkst bereikbare deugd voor kleine men chjes. Overigen wa ze altijd even fleurig en zag alleen de optimisti che kanten van het leven, ho wel ze weduwe was, maar geldzorgen had ze niet.

Ik weet niet. welke ongemotiveerde a sociaties mij de dwaze hoop deden koe teren met dit gebloemde kleedje lets te helen aan de gekneu de Zl I van onze Maria, die zoo zichtbaar mets fleurig meer van de wereld ver- wachtte.

Toen wij terugkeerden naar onze nieu we woning, tond Maria daar bij de poortdeur. We begroetten haar als een oude k nnis. Mi schien onbewu t en ongewild toch 66k als on eerste bezit, want zij was er eerder dan de meubel .

Ze groette stug terug.

We gmgen in de lift naar bov n. we ontsloten onze voordeur en toonden haar onze woning. Z vond de woning ook geen , eneuze' woning, dat verraadde haar saamgeknep n mond duid lijk, hoewel ze het met Ult- prak. W klapten de drtedeeltge, witt glazen deur In en Uit en we gingen ons tebuiten aan h rnieuwde v rruk- king over h t ingebouwd bad In den matten glan an roomblanke tegels. Maria d Id onze ge tdrift in geen enk I opzicht. Z kmkte alleen, zei, dat witte deuren altijd ve I werk geven. Ik b gr cp, dat onze d ur haar met vc I b lang telling of Ilcfdc kon mboez men en daar- om nam Ik haar me naar haar eigen kamertje. We II ten haar zien, dat ze centra! verwarming had en een raam met zonneschijn. Ik vert Ide haar over de witte meu- beltjes, die ze zou krIjg n. Ze knIkte weer, plIchtmatig, met zichtbare onver chtlltgheid. zei, dat ze ook we! g -

29

(18)

wend was om in de keuken te slapen op een veldbedje, als de meidenkamer verhuurd, of al er geen meiden- kamer was.

Ik

heb toen, toen ze dat zei, gedacht dat ze mijn vrien- delijkheid misschien als een vernedering voelde en daar- om terugwees. Tegenwoordig wc t Ik, dat ze dat slapen in een keuken gewoonweg constateerde, al iets, dat een algemeen ver chijns I was, daar in 00 teuropa. En waar- schijnlijk is dat gezegde van haar gewoon een soort con- ver atle geweest, die ZIj meende nuj verschuldigd te zijn.

H t wa langzamerhand eten tijd g worden. We gaven Mana wat g ld n zeiden tegen haar, dat Zij vandaag nog maar ergens moest gaan eten, op den hoek van onze straat wa een klein restaurant, daar zaten dikwijls stu denten en wij hadden er ook al eens gegeten. Het bedrag om voor te gaan eten was nogal ruim. "Je hoeft het niet te verrekenen!" zei Béla. "Drink er maar een deciliter landWijn bij!" Na h t eten moe t ze terugkom n. Moch- ten de meubels arriveeren, dan moest zij die in ontvang t nemen, wi1 zouden ook niet lang wegblijven. Verder moest ze maar zien, wat ze nog lil de woning te doen vond, ze kon haar eigen gang gaan, mevrouw Wist toch ni ts van het Hongaarsche huishouden af, daarom zou

zij

immer bij ons zelfstandig werken, zelf haar dagtaak in- deelen, zelf bI.' lis en, wat er wel en niet gedaan moest worden, omdat, kort en goed, mevrouw nergens ver- stand van had!

Na deze ontboezeming en een vriendelijken groet li ten wij Maria in de leeg wonlllg achter en gingen te- vreden naar een restaurant, een straat verderop.

Onder het eten besprak n wij de plaatsing van de meubel, we kregen ons Home oneindig lief, een nieuw leven ving voor on aan n lil dat meuwe leven zou de arme Maria, die trouwe ziel, goed voor ons zorgen en ons

met toewijding dienen en wij zouden natuurlijk goed voor haar zijn en haar zooveel mogelijk ontzien; ze mocht zonder zorgen helemaaloud bij ons worden en als we het betalen konden, dan zouden wij haar later een pensioentje geven, zoo'n arme, afgebeulde stakker! Onze menschen- h fde vloeIde geleidelijk over de normale grenzen heen en we beslot~n. dat we - mocht ze een beetje, een heel klein beetje op het huishoudgeld telen - haar dat maar niet al te zwaar zouden aanrekenen, het is zoo begrijpe- lijk, niet waar, dat iedere mensch zijn ouden dag ver- zekert in een maatschappij, die zich zoo bitter weinig van oude mensch n aantrekt. We verwijlden een oogenblik met onze gedachten in de tropen, we spraken over de schoon I.' Javaansche gewoonte, die iederen ouden men eh toe taat ZIch ongenoodigd aan een vreemden di eh te zetten om zijn honger te stillen en dieelk n weesonmid- delhjk pleegouder verschaft, die hem opnemen in hun midden als een door Allah gezonden geschenk. We wil- den zoo eenvoudig zijn als de eenvoudige bruine broeder

10 de koloniën en Maria in on hart en geweten sluiten.

Hoogge temd kwamen we I.' n uur later in onze wo- ning terug.

De meub I waren er nog altijd niet. Maria stond met een stuursch geZicht en rood I.' plekken in haar pezigen hals lil een hoek van de leege kamer. Er was iets onmis- kenbaar vijandig in haar heele wezen. Nauwelijks waren we binnen of ze schoot op ons af. Zonder te groeten, eischte ze haar dienstbo kje terug.

Verbaa cl taarden we haar aan.

D b k · )"

" lenst oe Je ...

Op haar gezicht streden angst en agressie om den voorrang.

Ja, zeker! Haar dien tbo kje! En wel onmiddellijk!

En m neer ho fde niet te zeggen, dat

hij

het niet ont-

(19)

vangen had! En ze had recht binnen de vierentwintig uur haar dienstverband nog te verbreken! Dat was haar recht en ze had getuigen voor alles .... dat meneer haar boekje had en dat ....

Verbouwereerd nam B la het beduimelde boekje uit zijn zak en reikte het haar beleefd aan. Ze gri te het hem af en toen, zonder groet, keerde zij zich om, vluchtte de kamer uit en sloeg de voordeur met een harden slag achter zich dicht.

Béla en Ik stonden alleen 10 de lecge won lOg.

We keken Ikaar een volle minuut lang aan. Toen tot- terde ik: .,Maar .... maar .... "

"Begrijp jij daar nou iet van ?l" Viel B la meteen uit.

"Wat zou er gebeurd zijn?!" Onwillekeurig keek Ik de wonmg door, maar Ik zag niets, dat het raadsel kon op-

10

sen.

"Nou maar, z661et !l" barstte Bela nijdig 10 . "Wat hebben we dat men eh g daan?l I dat ouwe wijf gek?

Op de brand tapel mo t zoo'n feek 1 Dat zure smoel' En zag je de giftige bewegmg, \\aarmee ze me dat boekje afpaktc?! "

"En de meub Is .... " zei Ik met een sneer, "daar schij- nen ze óók geen haast mee te makenl"

B'la voelde onmiddellijk de crttlck op zijn land.

"Maak jij Je maar niet b nauwd om die mcub I !"

nauwde ruj.

..Ik maak me wel benauwd! Je hebt ze betaald. je had ze nOOit vooruit moeten betalenl Nou heeft die ')aft-vent on In zijn macht, nou kunnen wij natuurlijk HUIten . " ."

"Fluit jll maar nled" zei Béla dreigend en trok zijn hand choenen aan.

"Waar ga J heen?"

"Naar die meubelzaak!"

Ik poeierde mijn neu .

"In Holland .... " begon ik, maar Béla vernietigde het Hollandsche offensief onmiddellijk.

"Och, wat in Holland?! In Holland is het geen haar beter dan hier! Tuig is het! Overal!!"

Zwijgend gingen we de trap af. Een smalle, wentelende trap in den koker van het trappenhuis. Béla liep met groote passen, ik had moeite hem bij te houden. Onze weg voerde langs het verhuurkantoor. Met plotseling 10 barstende vaart schoot Béla naar binnen, ik draafde achter hem aan.

"Wat is dat hier voor behandeling?!" stoof Béla op.

"Nauwelijks is die meid een uur bij ons in huis of ze vraagt haar boekje terug! I dat hier oplichterij, of wat?!"

De aasgier schrok werkelijk. Niet omdat wij opgelicht zouden zijn, maar omdat hij voorzag, dat hij de reeds verdiend gewaande vijf pengö toch niet verdiend had. En waarschijnlijk - dat schiet me nu te binnen - had Maria ook een belangrijk deel van haar eerste maandloon aan hem moeten afstaan.

o

aasgier werd woedend.

"Teruggevráágd ?!" riep hij Ult.

"Teruggevráágd!l" bulderde Béla driftig.

De aasgier blies zijn gele, ingevallen wangen bol en bleef z66, met zijn mond vol lucht een moment na- denkend voor zich uItstaren.

Er ontstond bepaald spanning bij dedien tloozedlenst- maagden, ze taken hun hoofden naar voren en k ken ons aan. Ook argwaan groeide daar van die kale banken naar ons toe.

"Vijftig pengö in de maand!" zei Béla, Zich met stem- verheffing verdedigend tegen die argwaan, "Een keurige kamer .... "

"Met witte meubels, alles nieuw!" vulde ik aan.

"Met centrale verwarming!" somde Béld dreigend op.

33

Kleine Strijd 3

(20)

"Met een groot raam, met zon en licht! En een zelf tan- dige werkkring!"

De man bli s de lucht uit zijn wangen en trok zijn schouders op. HiJ begreep er ook niets van. En de werk- looze vrouwen gel66fden er niets van. Ze bekeken ons met openlijk getoonde vijandige minachting, met een plotselinge cn onn~dclijk lijkende solidariteit t genover Maria. Broodgever !! Jawell!

"Twéé pengö h b lk haar gegeven voor haar middag- eten!" verdedigde B la Zich tegenover duizend ongeuite verdachtmakingen. "Op den hoek van onze straat 1 een restaurant, waar ook studenten komen. Een menu kost er één veertig. Ik zelf heb er gegeten, je eet er uitstekend!"

"Ik zal haar direct ondervragen als ze terugkomt!"

beloofde de aasgier en dacht sidderend aan de vijf p ngö, die

wij

totaal vergaten.

"Doet u dat!" zei B la, ineens kalmeerend. Dat gaf den aasgier nieuwe hoop.

"Misschien wilt u vast .... " En hij maakte een hand- gebaar langs de banken. Hij ruilde de geleverde waar, beteekende dat.

We keken lang de rij wachtende vrouwen. Oogleden zonken haastig neer, alleen hier en daar trof ons een ver- borgen uitgezonden, giftige blik.

Haastig keerden we ons om en liepen het duffe lokaal uit.

De straat ontving ons nogmaals barmhartig met zonne- schijn en frissche lucht, maar wij droegen de aanraking met de verpeste atmosfeer in onze Ziel mee. On temd liepen we naar de Jodenmarkt.

Voor den winkel van Jonathan Düngersaft stond een vrachtwagen, onze meubelsw rden juist opgeladen. Toch wilden we nog even naar binnen om wat spoed achter de zaak te zetten. Toen we voor het houten trapje naar

34

boven stonden, zagen we net, hoe de dame, waarvoor we gewaarschuwd waren, twee bankbiljetten uit de han- den van den Jood aannam en ze in haar taschje loot. We hoorden haar zeggen:

"Twéé-en-een-hálf procent provisie voor zulke pracht- klanten ! Voor zulke ideale idioten, die niet afdingen, van geen toeten of biazen weten, contant b talen!. _ .. Een chandaal! Maar het zal je heugen, Düngersaft, het zal je heugen!!"

Jonathan Düngersaft draaide zijn handpalmen naar buiten.

"Moet een mensch z'n winst niet nemen?!" zei hij.

"Kan ik dan elke dag rekene op eerlijke mensche, op fijne mensche?! Nee, dat kan ik niet! Dat mág ik niet!

Da's een onvergefelijke speculatie!"

Haastig en beschaamd slopen we het trapje weer af, niemand had ons opgemerkt. Tegen den gevel gedrukt bleven we wachten. Een minuut later ver cheen de dame_

Düngersaft deed haar uitgeleide tot aan de bovenste trede van zijn trapje.

"Het leven is moeilijk tegenwoordig," zei hij zorgelijk,

"dat weet mevrouw ook wel. ... "

De dame zuchtte, haar zware boezem rees en daalde tragisch.

"Of ik het weet!" Ze lachte kort, hardop en deed een stap omlaag. "Als ik dat niet wist, was ik nou niet hier!

Ik

heb vroeger in een equipage gereden, Düngersaft, in mijn eigen equipage!"

Jonathan Düngersaft boog dIep.

"Vé' I menschen loopen tegenwoordig!" zei hij ver- schoonend. "Ik hou me aanb volen!"

De dlme ging naar huis. Ze hield,haar taschje liefderijk en vrekkig onder haar vetten arm geklemd, die in de vaal zwarten manteImouw op een walglijk weeke, zwarte ham

35

(21)

leek. Ecn ham in rouw .... Gejaagd baggerde ze door de rommelige drukte van de Joodsche achterbuurt en boog een tillere straat in. To n ze den hoek omzeilde, be- kruisigde zij zich automati ch, gewoontegetrouw. Daar, op dien hoek, tond een verweerd Christusbeeld zonder neu , op het voetstuk walmden kaar jes, die een onna- tuurhJke schittering gaven in den avond lijken zonne- schijn. In lompen gehuld lag daar een oude bedelaar neergeknield, zijn smerige, kapotte handen gevouwen en, neergebogen op die gevouwen handen, zijn hoofd. om- kranst door vette, grijzende haarplukken. Hij leek ecn eindelijk aangekomen, ten doode toe vermoeide p 19rim, neergestort aan het heilige doel. Boven zijn hoofd, aan de gemartelde voeten van den Heiland, wapperden de gouden kaarsenvlammetjes bij eiken windvleug, die om den straathoek heen tochtte ....

Hier was de gren van de Jodenbuurt.

"Lat n we gaan," zei Béla enkel. "anders i er straks niemand thuis om de meubels in ontvang t te nemen.

Voor den derden maal kwamen we lang h t verhuur- lokaal. De aasgier hield ons aan, toen wij voorbIj gingen.

"Ik heb het haar gevraagd!" zei hij.

"En ?!"

Hij haalde zijn chouder op, maakte een duikende beweging met zijn langen, goren hals.

"Ze had geen reden, zei ze, alleen, dat Ze: zich daar bij u nooit thuis zou kunnen voelen .... "

"Z66 .... ?!"

"Tja .... Maar als u nog .... "

"Nou, goedenavond dan .. . "

"Goedenavond meneer. Ik kus uw hand, mevrouw.

En als u nog .... "

We liepen al door. We waren beiden terneergeslagen.

Waarom kon Maria zich bij ons niet thuisvoelen?

)6

Waarom juist bij ons niet? Bij ons, die het toch beter met haar gemeend hadden, dan wellicht ooit iemand anders?!

Ze had toch diensten gehad van drie jaren. Van vijf jaren! Bij ons had ze het niet eens willen probeeren. Hoe- wel wij haar een pen ioentje hadden toegedacht. En haar desnoods een beetje hadden laten stelen!

Vrijheid hadden we haar willen geven. En zelfstandig- heid. Die vrijheid en vrede, waarop de rechtschapenheid alleen kan tieren. Ze had haar werk zelf mogen indeelen.

Geen huisvrouw, geen mee teres had haar beknibbeld, gedres eerd. We wilden immers ge n slaaf van haar

maken!

Misschien had juist dát haar wantrouwen gewekt!

Hier is iets niet plui ! - he ft ze gedacht. - Wat wilde die meneer met zijn voorschot?! Waarvoor dat voor-

chot?! Om haar te binden? Te knevelen? Waarom wIlde hij haar g~ld aanbieden? En waarom deed hij zoo onver- schillig over dat maandloon? Vijftig pengö! Belachelijk!

Voor zoo'n oude, gamm Ie meid als zij! VIjftig p ngö!

Waarom was hij zoo royaal, als hij niet eens geld genoeg bezat om een behoorl!;ke woning te huren? Nee, hier was lets niet pluis! Wat wilden die twee met die vrijheid en toegevendheid? Waarom mocht zij doen, wat zij zelf wilde? Ze was toch een dienstbode! Ze was toch ge- huurd1. ...

En dan zie Ik haar daaropeens staan in die leege woning, all en met dat onbegrepene. Nergen is een primitief mensch zoo bang voor als voor het onbegrepene. Plotse- ling he ft uit alle hoeken de achterdocht en het wan- begrip haar aangestaard.

NIets IS zoo moeihjk te begrijpen al h t allereenvou- digste. Niets zoo moeilijk te gelooven als het meest voor de hand liggende.

37

(22)

Schimmen slopen achter de driedeelige deur op haar toe en staken hun koppen en hun klauwen naar haar uit. - Niet pluis! .... Niet pluis!! - sisten ze in haar ver eh rikte ooren. En toen iszedood bang teruggeweken in een hoek. Ze is niet eens gaan eten. Ze stond daar va tgenageld, vastgeklonken door haar argwaan. Wat willen die vreemde menschen van haar? Waarom zijn ze zoo raar vriendelijk t gen haar ? Watzijn ze van plan? Wat zit er achter? Mevrouwen en meneeren zijn in den regel niet zoo bijzonder harte)jjk ....

En in haar oude heksenhoofd beginnen wilde ge- dachten van haat en afschuw rond te wervel n. Het wer- velt en danst alles dooréén : de zorg van den alledag, het nijpend gebrek, de dringende noodzaak om werk te vinden, het vergeef che zitten op de kale bank m t den aasgier tegenover haar .... Ze is oud, drieënvijftig, ze heeft rheumatiek, maar dat verzwijgt ze; haar hart is niet zuiver meer, dat verzwijgt ze ook. . .. wie gaat het wat aan?! . . .. drieënvijftig is ze. veertig jaren heeft ze ge- dl nd, op haar dertiende begonnen .... daarvan vershjt een mcnsch . . over een paar jaar kan ze niet meer voort, wat er dán moet komen, weet ze niet. . .. Maar hia blijven, dat doet ze niet .... hier kan ze niet ademen, hier beeft het in haar spieren. hier is iets. .. nce, bij deze rare menschen. . .. wat Willen d Ie van haar? ...

waarom staat zij hier in een leeg huis .... wat moet een meid doen in een leeg hui .... waarom mag een meid doen, wat ze zelf wil .... waar IS dan een mevrouw voor, als het niet i om orders te geven, om je te koejonneeren?

. . .. Nee, hier i iets niet pluis! De meubel zullen komen - hebben ze gezegd - maar ... . waar blijven die meubels dan? Ha, ha, dat hebben ze zeker gelogen! Ze hebben de deur op slot gedraaid, vast en zeker .... vast en zeker! . . .. als ze nu naar de voordeur gaat, zal ze

merken, dat ze opgesloten zit, gevangen zit, in een leege woning!

En nu durft ze ook niet meer naar de deur. Nu is ze nog banger voor de zekerheid dan voor de onzekerheid.

Ze drukt zich in een hoek en staart met oogen, uitpuilend van ang t naar de deur ....

Langzaam, langzaam gaan de seconden voorbij, mar- telend langzaam. En bij elke seconde vermenigvuldigen zich haar ang ten. Ze komen niet terug. die menschen ....

ze komen maar niet terug. . .. en er komen ook geen meubels .... en er zijn niet eens lampen .... en ze kan ni LS doen .... ze is hierheen gelokt .... straks gaan ze haar vermoorden. . .. straks, al het donker is, als het nacht is ....

Wurgend stijgt de dood angst haar naar de keel.

Wat heeft ze te verliezen? Niets toch. Een ellendig restje bestaan. Armoede, vrees, kwellende droomen van onverzorgd en ouderdom, ziekte ... .

Toch is ze bang. Ze wil niet vermoord worden, liever crepeert ze als een hond op straat! Ze wil niet gekreld, in stukken gehakt, in een kachel verbrand worden! .... De kranten staan vol van zulke dingen. De menschen zijn zoo lecht tegenwoordig. Zoo vreemd, ind den oorlog.

En zooveel gekken heb je tegenwoordig ....

G k! Ja, dát zijn ze, die twee! Gek! .... Twee gekken, twee krankzinnigen, die haar vermoorden willen ....

Ze luistert gespannen naar de tilte in de leege woning.

Het suist z66 hard in haar ooren, dat ze niets anders hoort. Het suist en beiert in haar hoofd, alsof er kerk- klokken geluid werden onder water ....

Eindelijk ... , eindelijk hoort ze voetstappen, stem- men .... Het oude hart, dat niet heelemaal gezond meer is, begint te krimpen en te trekken, het hamert bezeten, het zweet breekt haar klam en koud uit, een woeste haat

(23)

staat in haar op, de haat van het uitgeleverd zijn, van het eeuwige uitgeleverd zijn, dat nu zijn culminatiepunt nadert ....

De sleutel in het slot, de deur gaat open. Meneer en mevrouw komen binnen, groeten haar vriendelijk.

Jawel, dat denken jullie maar .... ik vlieg erniet in ....

ik weet best, dat jullie niet normaal bent .... En ze springt op meneer toe, de angst geeft haar kracht en brutaliteit. Ze eischt haar dien tboekje terug. En dreigt meteen met het recht. Ze heeft er recht op! Hij moet het haar teruggeven, hij mag het niet houden, de politie staat achter haar.... de politie zal haar ver- dedigen ....

Meneer is verbaasd.

Ha, ha .... hij i verbaasd. Zeker, hij mag verbaasd zijn! Ze is hem vóór geweest! Wat precies die vreemde men chen met haar van plan zijn, dat weet ze niet, maar vÓÓr IS ze hen en zij is niet gek!

Ze grist h m het boekje uit de vingers, bijna krabt zij hem. Dan rent ze de kamer uit, slaat de deur met een smak achter Zich dicht. Goddank .. . Heere God, Uw naam zij g loofd! .... De vrijheid ligt voor haar. Jachtig loopt ze de trappen af, twee, drie verdiepingen, vier, vijf verdie~ngen, steeds omlaag windend in den trechter van het trappenhuis, dat zoo nauw is als een toren en dit IS het laatste benauwende deel van haar droomvizioenen. Vlugger, vlugger .... nog een trap, nog een trolp ....

draaien, draaien ... , weg, weg! De straat op, de straat uit! Nooit meer zet ze een voet in deze buurt .... niet voor honderd, niet voor duizend pengö ....

Ze vlucht terug naar het verhuurlokaal. De aasgier ondervraagt haar woedend.

"Waarom dan? Waarom?!"

Ze komt tot bezinning.

40

..

"

Waarom .... ? Dat weet ze niet. Dat kan ze niet zeg- gen. Maar haar gevoel .... haar gevoel .. ..

"Wát gevoel?!" schreeuwt de aasgier. "Wat voor ge- voel, jij ouwe, gammele feek ?! Waar zul jij nog werk krijgen?Hè?! Vijftig pengö in de maand! Waar zul je nog heerenmensehen vinden, die niét het uiterste vergen van jouw beroerde, ouwe karkas?!"

Ze zwijgt. Ze knijpt haar dunne lippen op elkaar en zwijgt. Ze neemt haar plaats weer in op de bank en dan zit ze weer in de rij. Drieduizend werklooze meiden, vierenveertig in dit lokaal alleen.

De anderen hooren haar uit. Hetzelfde woord herhaalt zich:

"Waarom?"

Ze blijft zwijgen. Ze weet, wat ze weet, al kan ze het ook niet zeggen. Trouwens, wie gaat het wat aan?! Kan het soms één van allen hier, iets, maar dan ook maar iéts sch len, wat zij voelt?!

Nee, niets.

Niemand kan het iets schelen. Alleen mij. En Ik kan haar nooit vergeten.

Andere dienstboden zijn na haar gekomen, van velen kan ik mij zelfs het gezicht niet meer herinneren. Maar Maria zal Ik nooit vergeten.

Arme, oude Maria, die vluchtte voor de naasten- liefde!

Waar zou ze nu zijn? Misschien toch nog in een dienst, waar zij zich thuisvoelt, waar zij behandeld wordt vol- gens de normen, die haar vertrouwd en bekend zijn ge- worden; waar ze slaapt in een hoekje van een keuken op ecn ijzeren opklapbedje; waar ze bijna het laag te loon- niveau heeft bereikt, omdat ze oud is en niet meer voort- kan ; waar ze dag en nacht bedild en opgejaagd wordt, omdat ze maar een dienstmeid, maar een loonslaaf is.

41

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

e~ Houghton en wreven ~lch gee. t 'Y'as een prachtige ochtend; de meeuwen scheerden, op zoek naar V1Sch~es, ove~ het blauwe water en van de landzijde woei een

I.. om de ranke, meisjes-achtige gestalte en liet de blanke armen bloot zoowel al den teeren, roomkleurigen hals. De welgevormde, ietwat groote handen, bcwog n m.rv<.:us

geweld door het geopende cabine-deurtje dringende, zijn woorden overstemmende, - dat de mécano een laatste in- spectie behoorde te maken, om alle onderdeelen van

Mrs. "Vrouwtjelief, de man is nu eenmaal gek - ofschoon niet gek genoeg voor een krankzinnigenge ticht - en Audrey. IIoward zich voor haar vriendin op te komen. Toch

kamertje waar. D rie jaren waren \'oorbij gegaan. Ze wilde niet dat men haar Nonnie noemdc en heete Adèle. De ene was heerlijk.. dat tweede luitenantje van de

Evenecns liep mevrouw Kromer zwijgend het dienstmeisje voor- bij en regelrecht naar haar boudoir, terwijl de doktcr zich naar zijn studeerkamer begaf, waar hij

Vreemd verschijnsel, dat je via je eigen misère een ander abnor- maal gelukkig kunt maken. Tu moet zij opstaan en weer tusschen de tafeltjes door. En dan de

lan~ zelf gegroeid en geoogst en gebrand. Een betere koffie ku~nen ~elfs de deftigste mensen in het verre Europa met dnnken. Een beetje kaal, als je zo vlak aan het