• No results found

Op zoek naar een luisterend oorDe opkomst van podcasts in het nieuwsaanbod van landelijke dagbladen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Op zoek naar een luisterend oorDe opkomst van podcasts in het nieuwsaanbod van landelijke dagbladen"

Copied!
193
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Op zoek naar een luisterend oor

De opkomst van podcasts in het nieuwsaanbod van landelijke dagbladen

Josia Brüggen 10787798

Begeleider: dr. Eline Huiberts Universiteit van Amsterdam

(2)

2

Inhoudsopgave 2

1. Inleiding en verantwoording 3

2. Theoretisch kader 6

2.1 Convergentie op de nieuwsvloer 6

2.2 Journalistieke autoriteit onder druk 12

2.3 Persoonlijke verhalen als alternatieve waarheid 16

2.4 De opmars van de ‘authentieke’ podcast 18

2.5 Podcasting met journalistieke doeleinden 21

3. Methodologisch kader 27

3.1 Concepten 27

3.2 Corpus en verzamelmethode 28

3.3 Meet- en analysemethode 30

4. Resultaten 32

4.1 Een nieuw medium voor de krantenjournalist 33

4.1.1 Persoonlijke interesse redacteuren 33

4.1.2 Groeiende publiek behoefte aan audio 35

4.1.3 Commerciële belangen 35

4.2 Journalistieke toevoeging of speelkwartier voor redacteuren? 38

4.2.1 Podcasting als journalistieke stijlvorm 39

4.2.2 Invloed podcast op bestaande journalistiek 46

4.3. Betrokken is het nieuwe interactief 47

4.3.1 ‘Engagement’ vervangt de dialoog 48

4.3.2 Band tussen publiek en podcastmaker 50

4.3.3 De invloed van publiek 53

4.4 De podcaststrategie: journalistiek blijvertje of mediahype? 54

4.4.1 Realiteit op de redactie 54

4.4.2 Mediahype of voorgoed in het landschap 58

5. Conclusie 60

5.1 Discussie 60

5.2 Legitimeren van journalistieke autoriteit 61

5.3 Beperkingen en vervolgonderzoek 63

6. Literatuur 65

(3)

3

1. INLEIDING EN VERANTWOORDING

Podcasts zijn hot. Was het medium ooit alleen interessant voor radiohobbyisten, nu heeft de podcast het grote publiek bereikt. In de afgelopen twee jaar werden de eerste Podcast Awards uitgereikt, zag het eerste podcastfestival het levenslicht en wisten populaire podcastmakers prestigieuze theaterzalen uit te verkopen voor een live-opname.

Hoewel podcasting niet nieuw is – het medium ‘ontstond’ al in 2004 (Bottomley, 2015) – liet de eerste echte ‘podcast hit’ lang op zich wachten. Die kwam uiteindelijk in 2014 met de Amerikaanse misdaadserie Serial, die in de eerste zeven maanden maar liefst 77 miljoen keer werd gedownload. Sindsdien steeg de populariteit van podcasts explosief: in de Verenigde Staten verdubbelde het aantal podcastluisteraars sinds 2015 naar 90 miljoen en in het Verenigd Koninkrijk nam het podcastgebruik alleen al in 2018 met 40 procent toe (Newman & Gallo, 2019).

Naast het groeiende aantal luisteraars, blijft ook het aanbod toenemen. Volgens Chartable, een website die luistercijfers monitort, startte er in 2018 iedere drie minuten een nieuwe podcast (Newman & Gallo, 2019). En dat zijn niet langer alleen de radiohobbyisten. Ook gevestigde mediabedrijven – radiozenders, publieke omroepen en televisieprogramma’s – begonnen in de afgelopen jaren met de productie van podcasts. Ondanks dat er in de podcastindustrie nog weinig te verdienen valt, steken steeds meer radioprogramma’s en televisieseries tijd en middelen in het maken van on-demand audio. Podcastplatforms zijn niet langer het medium waar je radio-uitzendingen terugluistert, maar een plek waar, in tegenstelling tot de gehaaste lineaire formats van radio en televisie, meer ruimte is voor inhoudelijke verdieping of persoonlijke verhalen met een uitgekiende narratieve structuur. Ook steeds meer commerciële bedrijven zetten in op het medium, dat ze beschouwen als een digitaal visitekaartje. Wie op zoek is naar een nieuwe serie om te bingen, kan luisteren naar Op ons bord van de Albert Heijn, maar ook naar Banking for Food van de Rabobank of Luisterruit van de NS. Dankzij de eenvoudige technologie is iedereen met een microfoon in potentie een podcastmaker: festivals, vloggers en wielerploegen gaan met podcasts aan de slag en is langzamerhand vrijwel iedereen, van theaterstudent tot adviesbureau, op het medium te vinden.

En daar is ook in Nederland publiek voor. Uit de Audiomonitor (Stichting Nationaal Luisteronderzoek, 2019), blijkt dat de audioconsumptie blijft groeien en Nederland nu al vijf

(4)

4

miljoen podcastluisteraars kent. Daarmee groeit het medium langzaam uit tot een serieuze concurrent van radio en muziekstreamingsdiensten.

Door de groeiende populariteit leek het, kortom, een kwestie van tijd voor ook krantenmedia zich op het medium zouden richten. Het grote voorbeeld was er al: de populaire podcast The Daily van The New York Times, waarin sinds 2017 dagelijks één nieuwsverhaal wordt uitgelicht, heeft inmiddels vijf miljoen luisteraars per maand. En hoewel Nederlandse dagbladen niet eerder audio produceerden, kwamen de Volkskrant, NRC en het Algemeen Dagblad in de afgelopen jaren met een soortgelijk concept.

Voor de meeste landelijke dagbladen blijft het niet bij het kopiëren van Amerikaanse succesformules. Er wordt volop met vorm geëxperimenteerd. Zo zijn er integrale 1-op-1 interviews zonder onderbreking en panels waarin sport besproken wordt, maar ook losse audioreportages die geen weerslag vinden in de papieren krant. Lang niet ieder experiment is een succes: sommige programma’s worden zonder toelichting na enkele afleveringen gestopt en veel podcasts verschijnen zeer onregelmatig. Kortom: de definitieve vorm van de dagbladpodcast is nog niet gevonden.

Bovendien is het opvallend dat kranten en commerciële nieuwsorganisaties zonder audio-achtergrond investeren in een medium zonder verdienmodel. Terwijl steeds meer geschreven artikelen achter betaalmuren verdwijnen (Benjamin, 2019) en dagbladen worstelen met dalende inkomsten, investeren redacties in audioproducties die gratis te beluisteren zijn. Hoewel er verschillende experimenten zijn met advertenties, is er nog geen sprake van een beklijvend inkomstenmodel.

Ondanks die verschillende ontwikkelingen is er weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan naar podcasting als journalistiek instrument op de nieuwsredactie. Hoewel het medium zelf al diverse malen is onderzocht – academici bestudeerden de motivaties van onafhankelijke podcastmakers of probeerden het succes van Serial en andere verhalende podcasts te verklaren – zijn er amper studies die zich richten op de toepassing van podcasting in de context van nieuws en actualiteiten. Newman en Gallo (2019) brachten eind vorig jaar de snelle toename van dagelijkse nieuwspodcasts in kaart, maar niemand heeft zich afgevraagd wat podcasts op inhoudelijk en journalistiek vlak toevoegen, terwijl dat voor redacties een belangrijke afweging zou moeten zijn.

Deze studie vormt de eerste analyse van de journalistieke waarde van podcasting op nieuwsredacties. Om verschillende motivaties en journalistieke kenmerken van podcasting bij landelijke dagbladen te identificeren en begrijpen, staat de volgende vraag in dit onderzoek centraal:

(5)

5

Wat voegt de journalistieke podcast toe aan het nieuwsaanbod van landelijke dagbladen volgens de journalist?

Om die vraag goed te kunnen beantwoorden, zijn er enkele deelvragen opgesteld. De volgende deelvragen helpen om de verschillende elementen uit de centrale vraagstelling gericht te kunnen onderzoeken:

- Wat is een journalistieke podcast volgens de journalist?

- Hoe verhoudt de journalistieke podcast zich tot geschreven nieuwsartikelen, volgens de journalist?

- Hoe ziet de interactie tussen podcastmakers en gebruikers eruit? - Hoe beïnvloedt podcasting de beroepspraktijk van krantenjournalisten?

- Welke positie hebben podcasts binnen de productiecultuur van landelijke dagbladen?

Om een divers palet aan meningen te verzamelen, maakt dit onderzoek gebruik van semigestructureerde interviews met zowel eindredacteuren en coördinatoren die bij de productie en besluitvorming van podcasts betrokken zijn, als individuele journalisten die zelf een podcast maken voor een landelijk dagblad. Op die manier komt het antwoord op de centrale vraagstelling vanuit meerdere perspectieven tot stand.

De opbouw van deze scriptie is als volgt: allereerst (in hoofdstuk 2) is er aandacht voor een selectie van eerder gepubliceerde wetenschappelijke literatuur. Verschillende relevante theoretische concepten vormen de leidraad in dit onderzoek en zijn in belangrijke mate bepalend voor de gehanteerde onderzoeksmethoden. In hoofdstuk 3 wordt die wetenschappelijke theorie geoperationaliseerd en komen, naast het corpus van het onderzoek, ook de verzamel- en analysemethode aan de orde. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van het onderzoek nader besproken. De meetresultaten worden vergeleken en aan de hand van verzamelde data kunnen de deelvragen worden beantwoord. In de conclusie (hoofdstuk 5) komen de belangrijkste resultaten kort aan bod, gevolgd door een kritische reflectie op de beperkingen van deze studie.

(6)

6

2. THEORETISCH KADER

In het volgende hoofdstuk wordt een relevante selectie van de bestaande literatuur besproken, die context biedt bij de recente mediaontwikkelingen en het gebruik van podcasts op nieuwsredacties. De theorie vormt een belangrijke basis voor het onderzoek en legt zich – naast podcasts – vooral toe op gelijksoortige ontwikkelingen van nieuwe media binnen bestaande mediabedrijven. De belangrijkste theoretische concepten die in het volgende hoofdstuk worden besproken, gaan over mediaconvergentie, journalistieke legitimiteit en het gebruik van persoonlijke narratieven en transparantie om authenticiteit en betrouwbaarheid te bewerkstelligen.

2.1 Convergentie op de nieuwsvloer

“By convergence, I mean the flow of content across multiple media platforms, the cooperation between multiple media industries, and the migratory behavior of media audiences who will go almost anywhere in search of the kinds of entertainment experiences they want” (Jenkins, 2006: p. 2).

De journalistieke beroepspraktijk anno 2020 is in belangrijke mate gevormd door een lang proces van convergentie. Veel wetenschappers, zoals hierboven Henry Jenkins, zagen zowel het beroep van journalisten als professionele organisaties ingrijpend veranderen onder toenemende druk van technologische vooruitgang. Zowel het consumeren als het aanbieden van media werd, met name door het internet, eenvoudiger dan ooit. Maar dat gemak had diverse consequenties voor het journalistieke landschap. Volgens veel wetenschappers betekende convergentie voor de journalistiek een definitief verlies van het informatiemonopolie (Tameling & Broersma, 2013; Tong, 2018; Vos & Thomas, 2018). Maar tegelijkertijd biedt convergentie nieuwe kansen: traditionele mediabedrijven zijn niet langer gebonden aan één kanaal om hun boodschap te verspreiden en omarmen nieuwe technologieën om op meerdere platformen hun producten aan de man te brengen (Jenkins, 2004).

Meerdere wetenschappers hebben het verschijnsel convergentie proberen te conceptualiseren door een convergence continuum te identificeren. Dat continuüm bestaat uit verschillende fases, waarin elke volgende fase gekenmerkt wordt door een toenemende mate van convergentie (Deuze, 2004; Erdal, 2011; Tameling & Broersma, 2013). Dat model wordt

(7)

7

echter bekritiseerd, omdat praktijkvoorbeelden tonen dat convergentie zich niet lineair voltrekt: het is een “intuitive search for the best way to implement technological opportunities, while in the meantime balancing journalistic aims and profitable business-models” (Tameling & Broersma, 2013: p. 22). Met andere woorden: het implementatieproces van nieuwe technologieën wordt gekenmerkt door een voortdurende afweging van journalistieke en commerciële waarden. Daarbij volgen redacties geen vast patroon en eigenschappen uit verschillende fases van het convergence continuum kunnen zich op hetzelfde moment voordoen (Erdal, 2011). Bovendien suggereert het model een onontkoombaar ‘eindpunt van convergentie’ dat door veel journalisten niet als de ideale, ultieme vorm beschouwd wordt (Deuze, 2004). Om die reden hanteert Deuze een meer pragmatische definitie van convergentie: “Convergence is generally seen in terms of (increasing) cooperation and collaboration between formerly distinct media newsrooms and other parts of the modern media company” (Deuze, 2004: p. 140; Erdal, 2011). In andere woorden: er is steeds meer samenwerking en overlap tussen mediaredacties die eerst afzonderlijk opereerden.

Die kenmerkende samensmelting vindt ook plaats op de gebieden van technologie en telecommunicatie, maar bij de convergentie van media constateren wetenschappers een aantal opmerkelijke tegenstellingen (Erdal, 2011; Jenkins, 2004). Enerzijds zorgen technologische ontwikkelingen ervoor dat het steeds makkelijker wordt om media te produceren of zelfs een mediabedrijf te beginnen. De productiekosten liggen lager dan ooit; er zijn steeds meer kanalen om je boodschap te verspreiden en dankzij het internet is het steeds eenvoudiger geworden om een bepaald publiek te vinden. Het palet aan het journalistieke ondernemingen wordt steeds kleurrijker en ieder bedrijf met een eigen agenda is in staat een geïnteresseerd publiek te vinden (Deuze, Bruns, & Neuberger, 2007; Jenkins, 2004).

“Thanks to the proliferation of channels and the portability of new computing and telecommunication technologies, we are entering an era where media will be everywhere and we will use all kinds of media in relation to each other” (Jenkins, 2004: p. 34).

Kortom: media staan niet meer op zichzelf, maar zijn alom aanwezig in relatie tot elkaar. Iedereen is in staat om media te produceren en met de opkomst van participerende journalistiek en bloggende burgerjournalisten, vervaagt de grens tussen gebruiker en producent (Bruns, 2008; Deuze et al., 2007).

(8)

8

Ondanks die toegenomen veelzijdigheid is er een ‘alarmerende’ concentratie van media in commercieel bezit (Jenkins, 2004: p. 33). Hoewel er steeds meer mediabedrijven kunnen ontstaan, komen steeds meer verschillende organisaties in handen van één eigenaar, die daarmee de kleur van de verschillende bedrijven kan bepalen (Jenkins, 2004). Convergentie maakt diversiteit mogelijk, maar ligt ook aan de basis van homogeniteit (Erdal, 2011).

Naast een technologische paradox zijn er ook op andere vlakken tegenstellingen zichtbaar. Convergentie heeft ook invloed op de relatie tussen industrie en markt. En misschien belangrijker: tussen consument en producent (Jenkins, 2004). Die relatie is de laatste jaren sterk veranderd door de opkomst van sociale media, grote digitale platformen en zoekmachines. Hoewel die platformen – zoals Google, Facebook en Apple – zich niet richten op de productie van nieuws, hebben ze wel grote invloed op de media-industrie en de manier waarop mediaproducties worden verspreid (Nieborg & Poell, 2019). Vroeger kwam het publiek direct in contact met nieuwsorganisaties en publicisten. Nu zijn nieuwsorganisaties het monopolie over de communicatiekanalen kwijt en fungeren Facebook, Google en Apple als schakel tussen gebruikers en mediaproducenten (Nielsen & Ganter, 2018). Consumenten komen steeds vaker via Twitter, Whatsapp en Instagram in aanraking met het nieuws. Dat geeft de gebruiker meer controle over wat ze consumeren (Newman, Fletcher, Kalogeropoulos, & Nielsen, 2019). Nieuwe technologieën stellen gebruikers in staat een eigen nieuws-dieet te ontwikkelen (Carlson, 2007: p. 1014) en in plaats van één nieuwsbron te raadplegen, die een uitgebalanceerd nieuwsaanbod voorschotelt, creëren gebruikers met gepersonaliseerde zoekmachines een eigen nieuwsagenda en ontstaat er een alternatieve, geïndividualiseerde conceptie van het ‘nieuws van de dag’ (Carlson, 2007; Witschge, 2012). Die versnippering van mediakanalen leidt tot een nieuwe, kortstondige band tussen publiek en producent (Deuze & Prenger, 2017; Newman et al. 2019; Nieborg & Poell, 2019).

“(...) the media landscape is fragmenting as people snack for news and entertainment from a digital smorgasbord rather than patiently consuming whatever a handful of mass media chose to dish up. In this context, there is room for innovation for niche media, specialized and personalized media, and media that provide particular services to specific people” (Deuze & Prenger, 2017: p. 13).

In deze nieuwe, gefragmenteerde mediacultuur wordt het publiek niet langer door traditionele, sociale structuren gevormd, maar door vrijwillige en tijdelijke verwantschap (Jenkins, 2004: p. 35). Sinds platformen de spil vormen in het contact tussen journalist en

(9)

9

gebruiker, is er steeds vaker sprake van een large scale content unbundling: nieuwsorganisaties investeren steeds vaker in de verspreiding van losse verhalen, het bereiken van een specifiek publiek of het aanbieden van een nieuwsselectie die is afgestemd op persoonlijke voorkeuren (Nieborg & Poell, 2019: p. 8; Newman, Fletcher, Kueng, Nielsen, Selva, & Suárez, 2020). Op die manier beïnvloeden platformen niet alleen de relatie tussen publiek en industrie, maar ook de mediaproductie zelf. Nieuwsorganisaties moeten inhoud en vorm aanpassen aan algoritmes en maatstaven van populariteit om hun zichtbaarheid op platformen te vergroten (Nieborg & Poell, 2019; Nielsen & Ganter, 2018).

Met het aantreden van grote digitale platformen verloor de journalistieke industrie niet alleen het directe contact met gebruiker en de macht over communicatiekanalen, maar ook het advertentiemonopolie (Nielsen & Ganter, 2018). Platformen als Facebook en Google zijn in staat een ongekend aantal eindgebruikers aan zich te binden (Nieborg & Poell, 2019) en bieden adverteerders goedkope en doelgerichte manieren om een veel hoger aantal mensen te bereiken dan het beperkte aantal lezers of luisteraars van een krant of radiostation (Nielsen & Ganter, 2018). Kortom: convergentie betekent voor traditionele media vaak slecht nieuws. De abonnementsgelden lopen steeds verder terug en ook de advertentie-inkomsten dreigen op te drogen (Thurman & Lupton, 2008).

Om de veronderstelde ‘crisis’ af te wenden, moeten mediabedrijven zich aanpassen en op zoek naar nieuwe inkomstenbronnen (Deuze, 2004: p. 143). En veel journalisten en wetenschappers suggereren dat de adoptie van een multimediastrategie één van de oplossingen is (Aquino, Bierhoff, Orchard, & Stone, 2002; Deuze, 2004; Thurman & Lupton, 2008). Ondanks dat multimedia van alle tijden zijn – al voor de komst van het internet namen krantenjournalisten een fotocamera mee op reportage – hebben technologische ontwikkelingen de adoptie van meerdere mediavormen enorm versneld (Deuze, 2004). In hoog tempo vindt convergentie tussen verschillende redacties plaats, tot enige bezorgdheid van journalisten die bang zijn dat de identiteit van hun (eigen) redactie in gevaar komt (Thurman & Lupton, 2008). Met de adoptie van multimedia verandert de journalistieke praktijk voor vrijwel iedereen op de werkvloer. Dat wil niet zeggen dat nieuwe technologische mogelijkheden niet worden omarmd: de meeste redacteuren zijn enthousiast over de mogelijkheden die multimedia bieden en benadrukken hun vrijwillige betrokkenheid (Thurman & Lupton, 2008: p. 451; Witschge, 2012).

In de laatste jaren experimenteerden dagbladen volop met verschillende mediavormen. Geïnspireerd door het succes van YouTube komen kranten op online nieuwspagina’s met zelfgeproduceerde video’s. Er werden televisiezenders en

(10)

10

radiofrequenties aangekocht (Tameling & Broersma 2013: p. 23) en er kwamen experimenten met podcasts, interactieve storytellingpagina’s en een virtuele wereld waarin journalisten als avatars het nieuws verspreidden onder medespelers (Thurman & Lupton, 2008).

Het overnemen en gebruiken van nieuwe multimediastrategieën gebeurt zo gretig, dat Tamara Witschge (2012) binnen de journalistiek zelfs een discours constateert waarbij de adoptie van nieuwe technologieën wordt gezien als de enige manier om de toekomst van nieuwsmedia veilig te stellen (Deuze & Witschge, 2018; Tameling & Broersma, 2013). Het feit dat het vaste publiek al jaren afneemt en er geen contact is met de jongere generatie wordt als serieuze bedreiging voor nieuwsmedia beschouwd (Witschge, 2012). Om die reden worden nieuwe technologieën vaak zonder kritische blik omarmd en gezien als de enige manier om de veronderstelde ‘urgente’ crisis binnen de journalistiek op te lossen (Deuze & Witschge, 2018). Volgens Witschge is die urgentie ingebeeld, maar leidt die visie er wel toe dat verandering als pure noodzaak wordt beschouwd en vaak zonder onderbouwing wordt geïmplementeerd (Witschge, 2012: p. 101).

Daar komt bij dat traditionele nieuwsorganisaties niet langer alleen met elkaar concurreren, maar ook met nieuwe onlineorganisaties. Ze willen het eigen publiek behouden, maar ook een nieuw publiek aanspreken dat al op het internet zit. In die zoektocht staan jongeren centraal. Met het bereiken van die doelgroep is de houdbaarheid van nieuwsorganisaties op lange termijn gewaarborgd. En precies die belofte blijkt een belangrijke rechtvaardiging voor het doorvoeren van verandering (Witschge, 2012: p. 102). Naast de argumenten dat multimedia de kans bieden om via andere platformen een nieuw publiek te spreken, wijzen veel wetenschappers en journalisten op economische motieven om nieuwe strategieën door te voeren op de nieuwsvloer (Aquino et al., 2002; Tameling & Broersma, 2013; Thurman & Lupton, 2008; Tong, 2018; Witschge, 2012). Velen zien de implementatie van multimedia als het moment waarop de organisatie besluit een efficiëntieslag te slaan en kosten te drukken door overbodig personeel te ontslaan (Tameling & Broersma, 2013: p. 22). Achter die invoering van multimedialiteit schuilt een paradox: nieuwe onlinetechnieken zijn tot dusver nog geen efficiënte inkomstenbron gebleken:

“So journalists are told that they have to move to multi-platform working in order to create efficiencies and save money. At the same time, they see the act of moving online – where their work is consumed for free – appears to be creating the very crisis that multi-skilling is claimed to solve” (Witschge, 2012: p. 107).

(11)

11

Nieuwe media moeten de uitweg bieden, maar tot dusver hebben alleen de oude verdienmodellen bewezen winstgevend te zijn. De gedrukte pers blijft in de meeste organisaties de kernactiviteit, met name omdat de stabiele opbrengsten de enige manier zijn om multimedia-experimenten te financieren (Reis, 2018; Tameling & Broersma, 2013: p. 24; Tong, 2018).

Toch zien wetenschappers dat ook de kwaliteit van krantenstukken onder druk staat van het internet (Tameling & Broersma, 2013; Witschge, 2012). De toegenomen snelheid van de nieuwscyclus en de nadruk op een efficiënte werkwijze bedreigt de kwaliteit van journalistieke producties (Tameling & Broersma, 2013). In diverse onderzoeken uiten journalisten hun zorgen over de afnemende precisie en beperkte tijd om bronnen te controleren (Thurman & Myllylahti, 2009). Ze beweren dat kwantiteit boven kwaliteit komt te staan en dat ze in toenemende mate afhankelijk zijn van externe bronnen en persbureaukopij (Tameling & Broersma, 2013: p. 23; Thurman & Myllylahti, 2009). Daarmee gaat niet alleen de kwaliteit achteruit, maar komt volgens sommige wetenschappers ook de betrouwbaarheid van het nieuwsmerk in gevaar (Kovach & Rosenstiel, 1999).

Toch blijft de retoriek van nieuwe media krachtig overeind staan op redacties, met als sterkste argument dat nieuwe media niet alleen via andere wegen contact maken met het publiek, maar ook kunnen leiden tot een hechte band met de consument (Deuze & Witschge, 2018; Witschge, 2012). En dat is precies wat mediaorganisaties zoeken in een tijdperk dat gekenmerkt wordt door een gebrek aan vertrouwen in de journalistiek (Nieborg & Poell, 2019; Tong, 2018). Volgens veel medewerkers moet het nieuwsproces transparanter worden en journalisten wijzen op de mogelijkheden van nieuwe technologieën om dichter bij het publiek te staan: “Using blogs and podcasts and other tools gives our readers the chance to understand more about us, as well as the opportunity to interact, both of which are absolutely vital, it is argued” (Witschge, 2012: p. 108). Begrip van het nieuwsproces en de mogelijkheid tot interactie moeten leiden tot een groter vertrouwen in nieuwsmedia. Toch benadrukken wetenschappers dat achter veel innovaties uiteindelijk een commercieel belang schuilgaat (Aquino et al., 2002; Thurman & Lupton, 2008). Inspraak van lezers of luisteraars is niet het doel, maar een middel om te leren begrijpen waar het publiek op zit te wachten. De voornaamste opbrengst van een ander contact met het publiek is ‘business value’ (Witschge, 2012: p. 110; Van Dijck, 2009).

Conclusie

(12)

12

zoek te gaan naar alternatieve inkomstenbronnen en nieuwe manieren om in contact te komen met het publiek. Dat geldt ook voor veel traditionele kranten, die in de afgelopen jaren onder druk van convergentie getransformeerd zijn tot digitale mediabedrijven. Na online storytelling en digitale abonnementen zijn podcasts de laatste toevoeging aan het multimediale aanbod van de krant en bovendien een middel manier om een nieuw publiek te bereiken. Maar ook hier is de paradox van Witsche (2012) herkenbaar: terwijl podcasting gezien wordt als mogelijke oplossing van de veronderstelde journalistieke crisis, levert het geen significante inkomsten op.

Toch houden nieuwe mediatechnologieën stand op de redactie. Mogelijk omdat het journalisten nieuwe middelen biedt om hun autoriteit te bestendigen en het werk te legitimeren. Dat komt in de volgende paragraaf ter sprake.

2.2 Journalistieke autoriteit onder druk

Hoewel de journalistieke beroepspraktijk voortdurend transformeert onder druk van sociale en technologische veranderingen, suggereren wetenschappelijke studies naar de media-industrie dat de journalistiek kan worden beschreven als een stabiel en coherent conceptueel systeem (Deuze, 2005; Deuze & Witschge, 2018). Volgens Deuze (2005) is daar geen sprake van, maar te midden van alle convergentie herkent een vrijwel constant fenomeen dat fungeert als “cultureel cement”: de beroepsideologie van individuele journalisten (Hanitzsch, 2007). Door die ideologie adequaat te definiëren, introduceert Deuze een stabiel wetenschappelijk concept waarmee onderzoekers ontwikkelingen in het vakgebied kunnen begrijpen en beoordelen, ondanks veranderingen in technologie of infrastructuur (Deuze, 2005). Bovendien geven journalisten met deze ideologische waarden betekenis aan wat ze doen en vormen ze een middel om hun werk en positie in de samenleving te legitimeren (Deuze, 2005: p. 446; Hanitzsch, 2007). Deuze (2005) herkent vijf ideaaltypische waarden:

1. Publieke dienst. Veel journalisten zien zichzelf als ‘waakhond’ van de democratie en voorziener van informatie.

2. Objectiviteit. Ongeacht de discussie over de mogelijkheid van waardevrije journalistiek, streven journalisten naar onpartijdige en neutrale berichtgeving. 3. Autonomie. Volgens journalisten is goed werk alleen mogelijk als er sprake is van onafhankelijkheid en producties worden beschermd tegen censuur en marketeers.

(13)

13

4. Spoed. Journalisten willen nieuws brengen en de voorwaarde van ‘nieuwe informatie’ impliceert snelheid, snelle beslissingen en een opeenvolging van deadlines.

5. Ethiek. Er is een intercultureel gedeelde consensus dat ze het gevoel delen ethisch te zijn op het gebied van bronbescherming en trouw aan objectiviteit.

Die ideologieën liggen aan de basis van de journalistieke identiteit en houden journalisten bij elkaar, ondanks de toenemende digitalisering en concurrentie van nieuwe media (Hanitzsch, 2007). Maar journalisten zijn niet onaantastbaar: Deuze (2005) ziet convergentie en de opkomst van mediatechnologieën (multimedia) als een belangrijke uitdager van de ideaaltypische beroepswaarden.

Zo staat objectiviteit onder druk van convergentie en multimedia (Deuze, 2005: p. 453). Terwijl journalisten vaak enige afstand tot een onderwerp bewaren om zodoende objectieve verslaggeving te kunnen claimen, wijst kritische literatuur die afstand aan als oorzaak van de vervreemding tussen journalisten en hun publiek (Schudson, geciteerd in Deuze, 2005: p. 456). Nieuwe online media bieden vaker een alternatieve of multiculturele interpretatie van de objectiviteit en hanteren een retoriek die uitgaat van inclusiviteit. Meningen uit verschillende sociale lagen dringen door tot het grote publiek. Daarmee confronteren ze de individuele professional met verschillende lagen van de waarheid. Multiculturele veelzijdigheid, ontstaan door convergentieprocessen, maakt objectiviteit complexer dan ooit (Deuze, 2005: p. 456). Op die manier kan convergentie dus ook als divergentie kan worden beschouwd. Het samensmelten van actoren, markten en technologieën maakt een grotere diversiteit van mediaformats en meningen mogelijk (Cordeiro, 2012; Erdal, 2011: p. 216; Jenkins, 2004).

Maar niet alleen de objectiviteit van journalisten is de afgelopen jaren in de knel gekomen. Journalisten zijn lang niet altijd financieel onafhankelijk (autonomie) en zijn niet meer de enigen die toegang hebben tot de middelen om het grote publiek al eerste te informeren (spoed). De beroepswaarden beginnen langzaam te knellen en steeds vaker komt de gehele legitimiteit van het beroepsveld onder druk te staan (Tong, 2018). Nu politici klagen over fake news en de journalistiek openlijk uitroepen tot vijand van de staat (Newman et al., 2020: p. 12), daalt het publieke vertrouwen in de media en twijfelen gebruikers steeds vaker of journalisten wel de gerechtvaardigde autoriteit hebben om informatie te verzamelen en de realiteit te definiëren (Newman et al., 2019: p. 97; Tong, 2018: p. 257).

(14)

14

Wetenschappers zijn het eens dat digitale mediaconvergentie – door journalistieke instanties het informatiemonopolie af te nemen – de journalistieke praktijk voorgoed heeft getransformeerd (Carlson, 2007; Deuze, 2004; Nielsen & Ganter, 2018). Maar naast die ontwikkeling hebben ook economische en politieke factoren de journalistieke legitimiteit – en de gehele media-industrie – verzwakt (Tong, 2018; Vos & Thomas, 2018).

Allereerst is er nog altijd geen oplossing voor de dalende advertentie-inkomsten en blijken nieuwe onlinestrategieën nog niet winstgevend (Tong, 2018: p. 259; Witschge, 2012). Dat economisch falen heeft consequenties: zonder economische onafhankelijkheid is het lastiger om autonoom te blijven bovendien zien steeds meer redacties zich gedwongen te bezuinigen op dure kwaliteitsonderdelen, zoals onderzoeksjournalistiek (Thurman & Myllylahti, 2009; Tong, 2018: p. 259).

Naast die economische tegenslagen spelen ook ethische en politieke factoren een rol in de ‘uitholling van de journalistieke legitimiteit’ (Tong, 2018). Na enkele journalistieke schandalen – zoals een incident waarbij Britse verslaggevers telefoons bleken te hebben gehackt om informatie te bemachtigen – groeide de scepsis over het zelfregulerend vermogen van de beroepsgroep (Tong, 2018: p. 261; Vos & Thomas, 2018) en proberen politieke autoriteiten meer controle uit te oefenen, door bijvoorbeeld interviews of toegang te weigeren (Newman et al., 2020). Op die manier is het lastig voor journalisten om democratische rol aan te nemen. Zowel neutrale als partijgekleurde kranten en tabloids worstelen met de toon van hun berichtgeving in gepolariseerde politieke landschappen (Tong, 2018). Moet je objectief verslag doen van presidentiële plannen om de democratie te ondermijnen? Heeft een krant bestaansrecht als de inhoud indruist tegen de werkelijkheid, zoals bij de Britse ‘Remain’-kranten in navolging van de Brexit (Tong, 2018: p. 262)?

Juist in tijden waarop de journalistiek wordt ge-delegitimiseerd, moet de journalistiek reageren om zijn eigen bestaan te kunnen blijven rechtvaardigen (Carlson, 2007; Tong, 2018). Dat journalistieke verhalen voor waarheid worden aangenomen, is gebaseerd op journalistieke autoriteit, die Viviana Zelizer definieert als “the ability of journalists to promote themselves as authoritative and credible spokespersons of ‘real-life’ events’ and thus able to present authoritative versions of the world” (geciteerd in Carlson, 2007). Journalistieke autoriteit is dus in belangrijke mate afhankelijk van haar geloofwaardigheid en journalisten kunnen alleen functioneren als lezers, kijkers en luisteraars de professionele normen vertrouwen en geloven dat de journalistiek zichzelf kan reguleren (Carlson, 2017; Robinson, 2007; Vos & Thomas, 2018: p. 2003). Wetenschappers zien het verwerven van die autoriteit als een discursieve strijd, waarin journalisten zich proberen te onderscheiden van

(15)

15

andere mediavormen “while staking its normative claim as a central institution for the maintenance of democratic functioning” (Carlson, 2007: p. 265; Orchard, 2018). In een metajournalistiek discours strijden actoren binnen en buiten de journalistiek over de grenzen van acceptabele journalistiek (Carlson, 2016; Orchard, 2018). Samen vormen die ideeën een “belief system” dat wordt gearticuleerd als de journalistiek in gevaar dreigt te komen. Die ideeënstrijd is essentieel in de claim op autoriteit door de journalistiek (Robinson, 2007; Vos & Thomas, 2018: p. 2002).

Ook haasten journalisten zich om nieuwe technologische mogelijkheden te adopteren “as a new means of “recapturing authority”: zo maken ze gebruik van blogs of hyperlinks, maar zijn er ook nieuwe onderzoekspraktijken ontstaan (Vos & Thomas, 2018: p. 2003). Datajournalistiek is – bijvoorbeeld door het onderzoek naar de Panama Papers en onthullingen van Edward Snowden – een nieuwe manier gebleken om een democratische functie te vervullen (Tong, 2018: p. 265). Bovendien kunnen journalisten met behulp van nieuwe technieken, zoals het gebruik van pushberichten, trouw tonen aan de eigen ideologie om nieuws zo spoedig mogelijk te melden (Deuze, 2005).

Die spoed heeft negatieve consequenties – de snelheid van nieuws conflicteert met de nauwkeurigheid ervan: er is minder tijd voor verificatie en nieuws is vaker ‘onaf’ (Karlsson, 2011; Tong, 2018: p. 263) – maar wordt tegelijkertijd als een positieve ontwikkeling beschouwd. Onafgemaakte producties leggen journalistieke structuren bloot en bieden transparantie over het nieuwsproces (Karlsson, 2011). Recent hebben steeds meer journalisten en nieuwsmedia ‘verborgen journalistieke processen’ openbaar gemaakt in het streven naar transparantie, vermoedelijk om de betrouwbaarheid van de journalistiek te vergroten (Allen, 2008; Karlsson, 2011; Tong, 2018: p. 264).

De toevoeging van nieuwe technologieën aan oude journalistieke normen is voor journalisten een manier om de eigen autoriteit te re-legitimeren (Tong, 2018: p. 263). Ook rechtvaardigen journalisten hun eigen autoriteit door te wijzen op de beroepsidealen en het zelfregulerend vermogen (Carlson, 2017). Ze proberen zichzelf te onderscheiden en duidelijk te maken dat ze een essentieel onderdeel vormen voor de vitaliteit van de democratie (Vos & Thomas, 2018: p. 2008).

Het benadrukken van oude journalistieke waarden kan ertoe leiden dat media terugkomen op veranderingen die door convergentie in gang zijn gezet. Zo besloot de Volkskrant in 2011 te de-convergeren door de online redactie af te scheiden, waardoor de ‘traditionele journalist’ bevrijd was van multimediataken en meer tijd kreeg voor de stukken

(16)

16

in de krant (Tameling & Broersma, 2013). De algemene opvatting is dat de diepgravende journalistiek een groter democratisch belang heeft dan de online circulatie van ‘snel nieuws’.

Die draai van nieuwsorganisaties kan ook een economisch motief hebben. Vanwege de opdrogende advertentie-inkomsten moeten kranten en televisieprogramma’s met nieuwe inkomensstrategieën komen (Villi & Picard, 2019) en mediaorganisaties heroriënteren zich op losse producten waar het publiek voor wil betalen (Newman et al., 2020). Zo leggen veel innoverende bedrijven de nadruk op kwaliteitsproducten en staat onderzoeksjournalistiek opnieuw in de belangstelling. Op die manier willen organisaties zich onderscheiden van de overvloed aan perskopij en hopen ze een specifieke groep loyale lezers of luisteraars aan te spreken (Jenkins, 2004: p. 38), die bereid is te betalen voor kwaliteitsproducten (Newman et al., 2019; Villi & Picard, 2019).

Conclusie

De legitimiteit van de journalistiek staat onder druk. Economische, politieke en ethische factoren eroderen de journalistieke autoriteit om de realiteit te definiëren. Er is alleen sprake van autoriteit – en het vermogen om autonoom te functioneren – als het publiek vertrouwt op haar professionele normen (Carlson, 2007; Tong, 2018). Daarom doen journalisten een poging om het beroepsveld te re-legitimiseren. Ze wijzen op oude journalistieke normen en de democratische functie van mediaproducties (Vos & Thomas, 2018). Bovendien proberen ze zich te onderscheiden door nieuwe technologieën te omarmen, maar ook door het nieuwsproces transparant te maken.

Podcasts vormen mogelijk het nieuwste instrument om die autoriteit te relegitimeren Zoals in hoofdstuk 4 beschreven wordt, is er op het on-demand medium meer ruimte voor diepgang en nuance dan op papier. Bovendien bieden de meeste podcasts transparantie door de totstandkoming van nieuwsverhalen toe te lichten en zo de betrouwbaarheid te vergroten. Ook is het medium bij uitstek een podium voor persoonlijke ervaringen en individuele expertise. In de volgende paragraaf wordt de groeiende populariteit van persoonlijke verhalen besproken.

2.3 Persoonlijke verhalen als alternatieve waarheid

Zoals al in eerdere paragrafen besproken, zorgden technologische ontwikkelingen dat het definiëren van de werkelijkheid niet langer alleen in handen lag van journalistieke platformen. Kanalen om andere mensen te informeren werden voor iedereen beschikbaar en

(17)

17

de veelvuldigheid van meningen en geluiden maakten van waarheid en objectiviteit begrippen vol complexiteit (Deuze, 2005). Het vertrouwen van het grote publiek in publieke kennisinstituten, zoals universiteiten en onderzoeksbureaus, maar ook in de media en de nationale politiek, lijkt steeds minder vanzelfsprekend (Van Zoonen, 2013: p. 57). In specifieke gevallen, zoals bijvoorbeeld discussies over verplicht vaccineren of de oorzaak van klimaatverandering, blijkt het advies van kennisinstituten al lang niet meer onomstotelijk (Van Zoonen, 2013).

Verschillende wetenschappers constateren dat economische en technologische progressie de moderniteit in een “risicosamenleving heeft getransformeerd”, waarin men voortdurend angstig reflecteert op wat er mis zou kunnen gaan (Giddens, 1990; Van Zoonen, 2013). In een geglobaliseerde wereld zijn machtsverhoudingen troebel en is het steeds lastiger om bij problemen de verantwoordelijke aan te wijzen. Overheden zijn lang niet altijd in control en lijken de grip op de samenleving te verliezen aan internationale bedrijven, met de bankencrisis als duidelijk voorbeeld. In een tijdperk van institutionele onzekerheid, waarin belangen vaak onduidelijk zijn en lastig te zeggen valt wie de waarheid vertelt, keren mensen terug naar zichzelf als alternatieve bron van kennis en begrip (Van Zoonen, 2013: p. 60). Politici maken al langer gebruik van het ik-perspectief om zichzelf op de kaart te zetten, maar ook in de populaire cultuur en media groeit het gebruik van persoonlijke narratieven (Van Zoonen, 2013: p. 61; Lindgren, 2016). Die ontwikkeling – ook “the biggest growth area of journalism” genoemd (Coward, 2013: p. 12) – is een reactie op ‘neppe’ commerciële omgevingen en fake media (Van Zoonen, 2013). Consumenten hebben een groeiende behoefte aan ‘echte verhalen’, ware authenticiteit en betrouwbaarheid (Gilmore & Pine, 2007; Van Zoonen, 2013: p. 61). Die vindt men in eigen ervaringen of die van naaste familie. In toenemende mate is authenticiteit niet out there, maar worden persoonlijke ervaringen, gevoelens en herinneringen aangewezen als oorsprong van waarheid (Van Zoonen, 2013). Anders dan vroeger worden die individuele waarheidsclaims van het publiek steeds vaker gesteund, omdat ze verspreid kunnen worden via grotere platformen en in staat zijn sneller soortgelijke waarheden van anderen te vinden (Van Zoonen, 2013: p. 64).

Dus constateren wetenschappers een groei van “personalized and intimate journalism” (Lindgren, 2016: p. 24; Van Zoonen, 2013). In deze nieuwe culturele vorm is er een zichtbare trend van en interesse in waargebeurde verhalen en ligt de nadruk op de constructie van identiteit en de ‘zelf’:

(18)

18

“The preoccupation with the self is not just with our own selves. We also want to witness others finding out who they are, what they are made of, and if they can change” (Coward, 2013: p. 88).

Podcasting is bij uitstek het juiste medium om zulke persoonlijke levens te verkennen, omdat de audioverhalen in onze oren worden gefluisterd (Berry, 2006; Lindgen, 2016: p. 24). Net als radio zijn podcasts verhullend, affectief en niet opdringerig: perfect voor het vatten van individuele ervaringen (McHugh, 2016: p. 154).

In de podcasthitlijsten komen veel programma’s terug die “the inner emotional life” bespreken (Coward, 2013: p. 8). Ze lijken wellicht misplaatst tussen de producties die als serieuze journalistiek worden beschouwd, maar toch bestempelen veel journalisten en producenten hun eigen podcasts als journalistiek werk omdat ze experimenteren met narratieve vormen van non-fictie (Lindgren, 2016). Later in deze scriptie wordt de journalistieke toepassing van podcasts uitvoeriger besproken; eerst wordt het medium kort geïntroduceerd.

2.4 De opmars van de ‘authentieke’ podcast

Uit veel wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke studies blijkt dat podcasting als fenomeen niet altijd algemeen bekend is. Hoewel het onderzoek naar podcasts steeds meer kan leunen op invloedrijke studies die de bouwstenen van het onderzoeksveld vormen, snelt de praktijk de wetenschap vooruit (Wrather, 2019) en voelen wetenschappers zich vaak genoodzaakt het medium kort te introduceren (Berry, 2006; Bottomley, 2015; Markman, 2012; Wrather, 2016). Ook deze studie behandelt kort hoe podcasting in de praktijk werkt, omdat juist de achterliggende techniek het medium onderscheidt van traditionele radio. Ook wordt besproken hoe mediawetenschappers de ontwikkelingen van het medium beschreven.

Podcasting is een relatief jong fenomeen dat qua productie sterke overeenkomsten vertoont met het medium radio. Een podcast is niet veel meer dan een audiobestand, maar onderscheidt zich echter door de achterliggende distributietechnologie (Bottomley, 2015). Kort na de eeuwwisseling kwam de nieuwe software RSS (Real Simple Syndication) op de markt, waarmee het mogelijk werd om een digitaal bestand automatisch af te leveren in een RSS-feed. De techniek verzamelt automatisch nieuw verschenen content op blogs, nieuwssites of andere platformen. Een consument abonneert zich op bepaalde webpagina’s of kanalen, ontvangt nieuwe content automatisch en blijft zo op de hoogte zonder alle afzonderlijk plekken te controleren op nieuwe informatie (Bottomley, 2015).

(19)

19

Toen het in 2004 mogelijk werd om content automatisch over te zetten op een iPod, werd het medium podcast ‘geboren’ (Bottomley, 2015). Digitale audio-bestanden werden draagbaar en konden – in tegenstelling tot radio – afgespeeld worden waar en wanneer de luisteraar dat wilde (Wrather, 2015: p. 164). Dat bleef niet onopgemerkt: veel mediaprofessionals voorzagen dat de podcast een revolutie zou betekenen voor de audio-industrie (Berry, 2006). Het jaar 2005 werd door sommigen gedoopt tot “the year of the podcast” (Bowers, geciteerd in Bottomley, 2015); het woord werd opgenomen in het woordenboek van Oxford en mediawetenschappers vroegen zich hardop af of de radio-industrie mocht inpakken (Berry, 2006; McClung & Johnson, 2010).

Richard Berry (2006) zag podcasting als een ontwrichtend medium vanwege de mogelijkheid tot abonneren en de gratis toegang tot audiocontent. Die keuzevrijheid biedt de luisteraar een nieuwe machtspositie ten opzichte van de producent, want hoewel die laatste nog steeds de inhoud kan bepalen, kiezen de luisteraars wat, waar en wanneer ze luisteren (Berry, 2006). Onafhankelijk van radiostations kunnen ze zelf de ‘programmering’ invullen, in plaats van te moeten kiezen voor één radiostation of een programmaformat dat de keuzevrijheid beperkt (Berry, 2006: p. 148; Carlson, 2007). De podcast dwingt traditionele audioproducenten ertoe gevestigde ideeën over publiek, consumptie en distributie opnieuw te bevragen (Berry, 2006: p. 144). “If old consumers were predictable and stationary, then new consumers are migratory, showing a declining loyalty to networks or even media’ (Jenkins, 2004: p. 37). Radiostations moeten nieuwe manieren vinden om in contact te komen met de ‘draadloze’ generatie, maar ook onderzoeken in welke content het publiek echt geïnteresseerd is (Berry, 2006; Cordeiro, 2012).

Naast de nieuwe vrijheden, kan podcasting ook leunen op gedeelde ‘essentiële kwaliteiten’ van radio, in die zin dat beide intieme media zijn waar het publiek zelden als collectief naar luistert. “We vertrouwen het meer en zijn directer bij de productie betrokken”, beargumenteert Berry (2006: p. 148). Omdat radio een “blind” medium is, spreekt het meer tot de verbeelding dan een televisieprogramma doet (Crisel, geciteerd in Berry, 2006: p. 148). De luisteraar moet immers zelf een voorstelling maken van datgene dat wordt verteld (Berry, 2006; Lindgren, 2016: p. 24).

Verschillende onderzoekers voorspelden rond 2006 de doorbraak van het medium en er waren meerdere succesvolle podcasts die een dergelijke claim ondersteunden (McClung & Johnson, 2010; Potter, 2006; Reis, 2018). In datzelfde jaar kon de Amerikaanse consument kiezen uit maar liefst 400 podcasts in de categorie ‘nieuws’. Ook het aantal gebruikers groeide explosief. “Anyone who is not actively seeking to extend their brands by placing (…)

(20)

20

information on this platform is nuts, because you have to be there,” aldus een medewerker van de NBC (Potter, 2006: p. 64). In diezelfde periode werd de voetbalpodcast van de Britse digitale krant Times Online wekelijks 20.000 keer gedownload en beschouwd als een effectieve marketingtool voor de krant zelf (Thurman & Lupton, 2008: p. 448).

Zo snel als het podcastmedium was opgekomen, zo snel werd het medium “doodverklaard” (Iskold, geciteerd in Bottomley, 2015: p. 165). Terwijl het podcastaanbod en het publiek bleef groeien, weerhield het gebrek aan een verdienmodel en de concurrentie van videodiensten als YouTube de podcast ervan door te breken bij het grote publiek (Bottomley, 2015).

Die doorbraak kwam er uiteindelijk toch, in 2014, met de podcasthit Serial (Bottomley, 2015). In deze serie reconstrueert radiomaker Sarah Koening de moord op een jong meisje en onderzoekt ze wat er klopt van de veroordeling van een jonge scholier, de ex-vriend van het slachtoffer. Juridische fouten vormen de aanleiding voor een journalistiek onderzoek (Berry, 2015). De ethiek en handelswijze van de podcastmaakster werden een discussiepunt aan de koffietafel, maar zorgden wel dat massa’s luisteraars de zoektocht naar de waarheid gingen volgen. Binnen zeven maanden werd de podcast maar liefst 77 miljoen keer gedownload. Serial betekende dat het medium – ook dankzij technische ontwikkelingen – volwassen was geworden. “A golden age of podcasting” was aangebroken (Berry, 2015: p. 171; Lindgren, 2016; McHugh, 2016).

Toch had het medium niet het verwachte disruptieve karakter (Berry, 2015). Populaire podcastproducties worden nog steeds gemaakt door bekende organisaties, merken of individuen met een publiek profiel (Berry, 2015: p. 173). Traditionele radiostations profileren zich steeds meer als “platformen voor audio-ervaringen” en gebruiken podcasts louter als nieuwe distributiekanaal, zonder de content aan te passen aan het nieuwe medium (Cwynar, 2015: p. 191). Het populaire Serial kon leunen op zijn associatie met het bekende radioprogramma This American Life en werd groots aangekondigd op een televisiekanalen met een enorm publiek (Berry, 2015: p. 174).

Podcasts zijn dus vaak een verlengstuk van radioconventies, in plaats van een baanbrekende vernieuwing (Cwynar, 2015: p. 197). In de praktijk zijn de meest beluisterde podcasts radioprogramma’s die on-demand worden aangeboden. Het podcastplatform is voor veel traditionele mediabedrijven niet veel meer dan een middel om hun naamsbekendheid te vergroten en zichtbaarder te zijn op internet, zonder significante uitgaven te doen (Newman & Gallo, 2019).

(21)

21 2.5 Podcasting als journalistiek middel

Podcasting als medium is dus geen innovatie, maar eerder een nieuwe manier om audio te distribueren. Toch is het te kort door de bocht om podcasts af te schilderen als ‘radio waar en wanneer je maar wilt’, omdat de distributiemethode verregaande consequenties heeft voor de vorm en inhoud van het medium (McHugh, 2016). Podcast zijn “talkier” (Shapiro, geciteerd in McHugh, 2016: p. 70), worden vaker losjes gepresenteerd en geven luisteraars het gevoel dat ze aanwezig zijn bij een gesprek dat ook in het buurtcafé zou kunnen plaatsvinden. Podcasts richten zich doorgaans niet op de massa, maar op een publiek met een specifieke interesse voor het besproken onderwerp (Markman & Sawyer, 2014). Zo ontstaat er ruimte voor onderwerpen die de gevestigde media niet op de agenda hebben staan. Zogenaamde chumcasts (McHugh, 2016: p. 70), waarbij twee programmamakers een actueel thema bespreken, zijn eenvoudig te produceren en kunnen functioneren als spreekbuis voor minderheden (McHugh, 2016: p. 71). Het ontbreken van vaste formats en tijdsrestricties geeft producenten de mogelijkheid om een specifieke onderwerpen uitvoerig te bespreken (Markman & Sawyer, 2014). Bovendien maken de lage productiekosten podcasting voor iedereen toegankelijk en biedt het internet genoeg ruimte voor mogelijke interesses, hoe specifiek ook (Markman, 2012). Zo zijn er legio voorbeelden van chumcasts waarin hosts spreken over racisme, gender, volkszangers of wielrennen.

Bovendien biedt het medium onafhankelijke podcasters de gelegenheid om ook intieme onderwerpen te bespreken, die normaliter geen kans krijgen binnen een reguliere radioprogrammering (Bottomley, 2015; Markman & Sawyer, 2014). Vanwege die intimiteit zien veel wetenschappers het medium als de perfecte plek voor persoonlijke verhalen: audio verkent de levens door woorden en geluiden die ingefluisterd worden (Lindgren, 2016). Dat geldt voor chumcasts, de praatprogramma’s die al eerder werden beschreven, maar ook voor podcasts die experimenteren met digital longform storytelling en journalistieke narratieven (Dowling & Miller, 2019: p. 168). Door te luisteren naar gedetailleerde ervaringen van anderen, voelen luisteraars zich verbonden met de verteller van dat verhaal (Lindgren, 2016: p. 27). Hoe meer persoonlijke ervaringen gedeeld worden, des te groter de empathie van de luisteraar. In de Verenigde Staten luistert men liever naar podcasts waarin de persoonlijkheid van de presentator sterk naar voren komt, dan naar robotachtige stemmen van radiopresentatoren, die een onderwerp met veel distantie bespreken (Lindgren, 2016: p. 27). “Om het overleven van feitelijke journalistiek te garanderen, moet de menselijke verteller in het midden komen te staan” (Glass, geciteerd in Lindgren, 2016: p. 28). Persoonlijke

(22)

22

verhalen zijn dus een nieuw middel om de journalistieke autoriteit te kunnen claimen (Vos & Thomas, 2018). De persoonlijke ervaring van de journalist vormt een steeds belangrijker onderdeel van journalistieke producties en de manier waarop programma’s worden gepresenteerd (Lindgren, 2017).

Het delen van ervaringen trekt bovendien een publiek aan dat in hoge mate betrokken is bij de producties van podcastmakers. Onderzoek naar de motivaties van onafhankelijke producenten laat zien dat de interactie met betrokken luisteraars een belangrijke reden is om podcasts te (blijven) maken (Markman, 2012; Markman & Sawyer, 2014: p. 32). Podcastmakers ontvangen regelmatig feedback om hun producties te verbeteren en er ontstaat een vorm van produsage (Bruns, 2008), waarbij luisteraars voortdurend overleggen met de maker om de show te verbeteren (Cordeiro, 2012; Markman & Sawyer, 2014: p. 33; Wrather, 2016). Er is sprake van een symbiose tussen fans en podcastproducenten, die beide gebruik maken van digitale technologie om de gemeenschap in stand te houden. Vaak gaat die interactie verder dan het podcastplatform zelf en wordt het een vitaal onderdeel van de podcast, waardoor de kwaliteit van het eindproduct omhooggaat (Markman & Sawyer, 2014). Dankzij de intimiteit van het medium ontstaat er een hechte gemeenschap en kameraadschap (Wrather, 2016: p. 58).

Niet alleen onafhankelijke podcastmakers zijn op zoek naar een betrokken publiek. Ook journalistieke organisaties proberen een band met gebruikers te construeren door gebruik te maken van de podcast als immersief medium: een vertelvorm waarbij gebruikers zich niet alleen “omgeven voelen door een ruimte van visuele illusie” (Grau, geciteerd in Dowling & Miller, 2019: p. 170), maar een gevoel hebben ter plekke aanwezig te zijn. Net als technologische innovaties als VR-brillen en kunstinstallaties, nemen podcasts de luisteraar mee in het verhaal alsof ze er zelf bij aanwezig waren. Om dat effect te bewerkstelligen, doen producenten steeds vaker een boekje open over hun eigen maakproces (Dowling & Miller, 2019). Paradoxaal genoeg lijkt de geloofwaardigheid van digitale journalistiek toe te nemen naarmate producties openlijk imperfect, transparant en zelfreflectief zijn (Dowling & Miller, 2019: p. 170; Karlsson, 2011). Hoewel gesprekken over het maakproces soms gestileerd staan uitgeschreven in een script, brengen ze de journalist dichter bij de luisteraar (Lindgren, 2017).

Hoewel podcasts zich met name lenen voor persoonlijke onderwerpen en audio storytelling, verschijnen er in toenemende mate ook nieuwspodcasts. Naar die categorie is nog maar weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan, maar de eerste studies zijn inmiddels een feit. Eén van de belangrijkste mediawetenschappers op het gebied van audio, Nic

(23)

23

Newman, bracht de internationale toename van nieuwspodcasts in kaart (Newman & Gallo, 2019). Hoewel nieuwsprogramma’s slechts 6 procent uitmaken van het volledige podcastaanbod, beslaat de nieuwscategorie in de Verenigde Staten ongeveer 20 procent van alle luisteracties (Newman et al., 2019). In andere landen zijn die cijfers vergelijkbaar. En de keuze neemt snel toe: het Amerikaanse bedrijf Chartable, dat adverteerders en podcasts koppelt, berekende dat het aantal nieuwspodcasts tussen januari en oktober 2019 met 32 procent groeide. Newman en Gallo constateren daarbij een opvallende toename van dagelijkse nieuwspodcasts, waarvan het populaire merendeel pas in de afgelopen twintig maanden verscheen (Newman & Gallo, 2019: p. 10).

In de bestudeerde landen zijn radio- en televisieomroepen nog altijd de grootste producent van nieuwspodcasts. Dat komt voornamelijk omdat zij uitgezonden radiocontent opnieuw aanbieden als podcast. Kranten en digitale mediabedrijven produceren veel meer native content, producties die uitsluitend voor het podcastplatform zijn bedoeld (Newman & Gallo, 2019). En waar publieke omroepen hun documentaire- en audio-ervaring gebruiken om nieuwe one-offs te maken – gestileerde podcastseries die uit een beperkt aantal afleveringen ontstaan – richten digitale media en kranten zich juist op relatief goedkope praat- en interviewformats, waarmee producties voor de krant in een nieuwe vorm gegoten worden en redacteuren in staat zijn hun expertise te tonen (Newman & Gallo, 2019: p. 16).

Dat gebeurt ook in dagelijkse nieuwspodcasts. Hoewel er podcastvarianten zijn met korte bulletins of overzichten van het nieuws, kiezen de media overwegend voor een dagelijkse deep dive: een diepere analyse van één specifiek nieuwsverhaal. De meeste kiezen vervolgens voor hetzelfde format als The Daily, de dagelijkse podcast van The New York Times. De Amerikaanse krant koos er in 2017 voor om hun journalistiek ook in audio aan te bieden en daarbij gebruik te maken van de “conversational and intimate tone” die eerder zo succesvol was in verhalende podcasts als Serial (Newman & Gallo, 2019: p. 11). In 2018 bereikte The Daily dagelijks twee miljoen mensen (Newman & Gallo, 2019). Daarmee is het de best beluisterde dagelijkse nieuwspodcast en belangrijke inspiratiebron voor andere krantenbedrijven die op zoek zijn naar een nieuw publiek. De Britse krant The Guardian en het Franse Les Echos, bijvoorbeeld, produceren inmiddels beide een podcast die qua format en lengte identiek is aan The Daily. De luistercijfers zijn substantieel en bovendien hoger dan het aantal krantenabonnees (Newman & Gallo, 2019: p. 22).

De data toont aan dat podcasts niet alleen leiden tot een groter bereik maar ook tot meer betrokkenheid. Gebruikers luisteren meerdere episodes per week en luisteren soms wel 90 procent van een podcast af. “We are thrilled to have 25 minutes a day with people that we

(24)

24

didn’t have before” liet Erik Borenstein, de audiodirecteur van The New York Times weten (Borenstein, geciteerd in Newman & Gallo, 2019: p. 20). Die mogelijkheid is voor veel mediabedrijven een reden om podcasting te omarmen.

Met dit onderzoek brachten Newman en Gallo (2019) de toename van nieuwspodcasts in kaart, maar naar de inhoudelijke en journalistieke waarde van het medium in nieuwsverband, is nog weinig onderzoek gedaan. Een van de weinige voorbeelden is Chang Sup Park (2017a, 2017b), die de rol van burgerjournalistieke nieuwspodcasts in Zuid-Korea onderzocht. Onafhankelijke podcasters worden daar veel beluisterd als alternatief op officiële nieuwskanalen, die in sterke mate vervlochten zouden zijn met de politieke macht (Park, 2017b: p. 1170) en weinig kritiek uiten op de overheid. In de perceptie van Zuid-Koreaanse burgers is de media-industrie zelf niet in staat de waakhondfunctie te vervullen en dus wijkt men af naar alternatieve kanalen, zoals podcasts van burgerjournalisten, die zich richten op de controle van overheidsorganen (Park, 2017a, 2017b). Nieuwspodcasts van onafhankelijke makers durven kritischer te zijn op de democratie en sluiten beter aan op de interesses van het publiek (Park, 2017b). Park (2017b) concludeert dat het verwachtingspatroon van burgerjournalistieke nieuwspodcasts in Zuid-Korea sterk verschilt van wat Amerikanen verwachten van onafhankelijke podcastmakers. In het liberale medialandschap van de Verenigde Staten vertrouwt men de professionele instanties wél en vormen podcasts eerder een aanvulling dan een alternatief op de media-industrie.

Politiek speelt dus een belangrijke rol in wat men van burgerjournaliste nieuwspodcasts verwacht (Park, 2017b). Maar verder besteedt ook Park geen aandacht aan de inhoudelijke of journalistieke kansen die podcasting journalisten biedt.

De enige concrete studie is een specifieke analyse van drie Portugese dagbladen die elk een podcast produceren (Reis, 2018). De resultaten van dat onderzoek komen redelijk overeen met de algemene constateringen van Newman en Gallo (2019). Na een periode van terughoudende investeringen, blijkt dat de Portugese nieuwstitels zich langzaam intensiever op de productie van podcasts hebben toegelegd. Het aantal kranten dat significant investeert is echter nog beperkt en bovendien zijn podcasts nog vaak slecht vindbaar op de onlinekanalen van het mediabedrijf. Daaruit concludeert Reis dat podcasts minder gewaardeerd worden dan andere multimediale producten, zoals fotografie en video (Reis, 2018: p. 240).

Podcasts vormen voor de Portugese krantenmedia geen manier om de betrokkenheid van lezers te stimuleren, maar vooral een effectieve methode om interviews en opiniestukken uit de krant te verspreiden (Reis, 2018). Dat ligt in lijn met de trend waarin journalisten in

(25)

25

radio- of televisieprogramma’s optreden als analist of commentator. Podcasts worden ingezet om de status van de krant als opiniemaker te bevestigen (Reis, 2018: p. 241). Ook constateert Reis (2018) dat het medium de mogelijkheid biedt om inkomsten en content te diversifiëren; en daarmee in contact te komen met een nieuw publiek. Door specifieke niche-onderwerpen te bespreken, kan een loyaal publiek worden opgebouwd, dat bereid is te betalen voor content van de krant (Newman et al., 2019; Reis, 2018: p. 241).

Conclusie

In de voorgaande drie paragrafen kwam ter sprake hoe podcasts zich ontwikkelden van een nichemedium voor radiofanaten tot een geïntegreerd platform op journalistieke nieuwsredacties. De opkomst van persoonlijke verhalen in de politiek als media (Van Zoonen, 2013; Coward, 2013) heeft daarin een belangrijke rol gespeeld, omdat het medium zich leent voor intieme en menselijke verhalen, die een alternatieve maar authentieke waarheid vertegenwoordigen in een landschap dat door valse waarheden wordt getypeerd (Gilmore & Pine, 2007).

Ondanks hoge verwachtingen (Berry, 2006; McClung & Johnson, 2010; Potter, 2006), wist het medium niet door te breken tot het grote publiek. Het on-demand platform zorgde wel voor een verschuiving in de relatie tussen audioproducenten en luisteraars. De gebruiker kreeg meer controle over wat, wanneer en waar geluisterd werd en dwong op die manier radioproducenten sterk rekening te houden met de interesses van de luisteraar (Cordeiro, 2012).

De intimiteit van het medium maakt dat de luisteraar zich sterk verbonden voelt met de verteller in de podcast (Lindgren, 2016). De persoonlijke narratieven leiden tot betrokkenheid van het publiek (Markman, 2012; McHugh, 2016) en bovendien bieden transparantie over het nieuwsproces en het tonen van individuele expertise mogelijk een kans om journalistieke autoriteit te kunnen claimen (Carslon, 2007; Karlsson, 2011; Vos & Thomas, 2018).

Uit een analyse van dagelijkse nieuwspodcasts (Newman & Gallo, 2019) blijkt dat media met deep dive formats in staat zijn een substantieel aantal luisteraars te bereiken en een manier zijn om content te diversifiëren (Reis, 2018).

Het is daarom begrijpelijk dat traditionele media zich richten op podcasting. Maar er zijn nog amper wetenschappelijke studies naar de inhoudelijke en journalistieke waarde van het medium op nieuwsredacties, terwijl dat voor redacties een belangrijke afweging zou moeten zijn. Deze studie vormt de eerste analyse van de journalistieke waarde van podcasting

(26)

26

op nieuwsredacties. Om de journalistieke eigenschappen van podcasts te identificeren, alsook de motivaties van redacteuren om het medium te gebruiken, is er gekozen voor een kwalitatieve interviews met een semigestructureerde benadering. In het volgende hoofdstuk zal die methodologie uitvoeriger besproken worden, alsook het corpus van het onderzoek.

(27)

27

3. METHODOLOGIE

In dit hoofdstuk komt de operationalisatie van het onderzoek ter sprake. Allereerst is er aandacht voor de theoretische sleutelconcepten binnen dit onderzoek. Vervolgens komen de bestudeerde onderzoeksgroep en de manier waarop de data zijn verzameld ter sprake. Tot slot wordt de meet- en analysemethode besproken.

3.1 Concepten

Omdat er internationaal gezien nog weinig onderzoek gedaan is naar toegevoegde waarde van podcasting op nieuwsredacties (Wrather, 2019), is het onderzoek exploratief van aard. Om de podcastvisie van leidinggevenden in kaart te brengen en de motivaties van individuele

krantenjournalisten te begrijpen, bouwt dit onderzoek voort op verschillende theoretische concepten, die in hoofdstuk 2 aan de orde zijn gekomen. De belangrijkste concepten, mediaconvergentie en journalistieke legitimiteit, vormen de leidraad in dit onderzoek.

Allereerst speelt mediaconvergentie een belangrijke rol in het beantwoorden van de centrale vraagstelling. Zoals eerder in paragraaf 2.1 besproken, is de journalistieke praktijk onder druk van technologische vooruitgang onherroepelijk getransformeerd (Jenkins, 2004; Tameling & Broersma, 2013; Vos & Thomas, 2018). Er zijn steeds meer manieren om verhalen te vertellen en het aantal kanalen om die producten te verspreiden groeit exponentieel mee. Maar diezelfde ontwikkeling zet de traditionele mediabedrijven onder druk: het definitieve verlies van het informatiemonopolie dwingt journalisten op zoek te gaan naar een nieuwe manier om contact te maken met het publiek en inkomsten te genereren.

Multimedia wordt daarbij vaak als oplossing gezien (Deuze, 2004; Thurman & Lupton, 2008; Witschge, 2012). Nieuwe technologieën bieden mogelijk een nieuw verdienmodel en zijn de uitgelezen manier om met nieuwe consumenten, met name jongeren, in contact te komen.

Ten tweede sluimert de notie van journalistieke legitimiteit in het onderzoek. De autonomie van de journalistiek staat ter discussie vanwege de toenemende convergentie, de alomtegenwoordigheid van media en een aantal journalistieke schandalen (Tong, 2018; Vos & Thomas, 2018). Om de autonomie van de journalistiek te rechtvaardigen, wijzen journalisten naar de professionele normen en het belang voor de democratische vitaliteit. Maar ze grijpen ook naar nieuwe technologieën om zich van burgerjournalisten en ‘toevallige

(28)

28

voorbijgangers’ te onderscheiden. Ook richten ze zich op het aanbieden van kwaliteitsproducten.

Beide concepten zijn niet direct waarneembaar in de alledaagse journalistieke praktijk. Bovendien gaat het om theoretische begrippen die mogelijk te complex zijn om in het interview naar voren te brengen. Om die reden moet er in het onderzoek ruimte zijn voor inductie: patronen en data die uit de resultaten zelf naar voren komen, vormen de basis voor een theoretische aanvulling op de bestaande wetenschappelijke literatuur.

3.2 Corpus en verzamelmethode

In dit onderzoek is ervoor gekozen om gebruik te maken van kwalitatieve interviews om data te verzamelen, omdat de studie zich richt op complexe en subtiele fenomenen, die niet eenduidig geïnterpreteerd worden. Diepte-interviews bieden het beste inzicht in meningen, gevoelens en persoonlijke betekenisgeving van de onderzochten (Denscombe, 2010: p. 173; Koetsenruiter & van Hout, 2018) en zijn daarom de meest geschikte methode om de hoofdvraag te beantwoorden. Het aantal onderzoeken naar podcasting bij nieuwsorganisaties is dusdanig beperkt, dat kwalitatieve methoden geschikt zijn om het verschijnsel podcasting in Nederland in kaart te brengen en te duiden (Koetsenruiter & van Hout, 2018: p. 17).

Om informatie te verzamelen is een semigestructureerde interviewtechniek gebruikt. Een vragenlijst met thema’s, gebaseerd op theoretische concepten, vormt het uitgangspunt voor het gesprek. Deze gestandaardiseerde methode maakt de gesprekken vergelijkbaar en geeft de resultaten van het onderzoek validiteit. De vragenlijst is te vinden in Bijlage 1. Tegelijkertijd biedt de semigestructureerde gespreksvorm ruimte om af te wijken van de vragenlijst als het gesprek daar aanleiding toe geeft (Denscombe, 2010: p. 192), bijvoorbeeld als de geïnterviewde nieuwe inzichten naar voren brengt of als de ideeën van de respondent om nadere toelichting vragen.

Het corpus van deze scriptie bestaat uit elf interviews met journalisten of schrijvers die betrokken zijn bij de productie van podcasts op de redacties van verschillende nationale dagbladen. Er is gekozen om podcasting bij krantenmedia te onderzoeken, omdat daar, in tegenstelling tot radio- en televisieomroepen, de productie van audio minder vanzelfsprekend is (Newman & Gallo, 2019). Hoewel ook regionale dagbladen podcasts produceren, richt het onderzoek zich omwille van de beperkte tijd en focus op de vijf betaalde landelijke kranten met het grootste bereik (NOM Printmonitor, 2020). Het onderzoek richt zich op De Telegraaf, Algemeen Dagblad, De Volkskrant, Trouw en NRC. Een overzicht van de podcasts

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In onze school is zorg voor ieder kind heel belangrijk. Daarom doet het team alle mogelijke inspanningen om de ontwikkeling van je kleuter in de beste omstandigheden te

De Dalit-vrouwen zijn traditioneel landarbeidsters en zijn niet voor andere beroepen opgeleid. De overgeërf- de landbouwkennis en de daaraan gelieerde werk- zaamheden

‘De arbeidskansen van mensen met een arbeidsbeperking zijn geslonken, maar daarmee is de Participatiewet niet mislukt’.. ‘De organisatie van jeugdhulp sluit niet aan bij de manier

Een symmetrische matrix A is positief definitief dan en slechts dan als alle eigenwaarden van A positief

Tijdens ons gesprek van gisteren vernamen we dat Movares een week geleden voor het eerst intern overleg gehad heeft over de opdracht van de gemeente Arnhem om met onze

Vergeet in deze laatste dagen van het schooljaar/eerste dagen van de vakantie, niet om naar anderen toe je dankbaarheid te uiten en te tonen.. Dankbaarheid voelen en het niet tonen,

Ook kunnen de nematoden dan naar beneden vallen.’ Bij de proef ving Wolterinck een vastgesteld aantal druppels op in een schaal met een bepaald volume, en bestudeerde deze

Een gemeentelijke samenvoeging bedreigt lokale identiteiten dus niet doordat deze door de fusie verwateren, maar door de onzekerheid over hoe men de belangen en keuzes die met