• No results found

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing van een Veeteeltbedrijf

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing van een Veeteeltbedrijf"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en –projecten

Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Scopingsadvies Project-MER

Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing van een Veeteeltbedrijf

Initiatiefnemer:

Dufowest BVBA Meygestraat 2a,

8840 Staden

24/10/2017

PRMER-2049-SA

(2)

Dienst Mer – scopingsadvies PR3049 2 Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing van een Veeteeltbedrijf

1. Inleiding

Het voorgenomen project betreft de uitbreiding en de vroegtijdige hernieuwing van de milieuvergunning van het bestaande vleesvarkenbedrijf Dufowest bvba, gelegen te Meygestraat 2a, 8840 Staden. Het bestaande bedrijf is vergund voor het houden van 2.990 vleesvarkens in 5 bestaande stallen. In de toekomstige situatie wenst de initiatiefnemer het bedrijf uit te breiden naar een totaal van 4.990 vleesvarkens. Hiervoor zal een nieuwe stal voor 2.000 vleesvarkens bijgebouwd worden.

Deze activiteiten zijn onderworpen aan de m.e.r.-plicht volgens het project-m.e.r.-besluit1, met name:

Bijlage I

21 c) Installaties voor intensieve pluimvee-of varkenshouderij met meer dan: 3.000 plaatsen voor mestvarkens (van meer dan 20 kg).

De dienst Mer ontving een aanmelding met vraag om scopingsadvies op 04/08/2017. Er werd geen openbare raadpleging/participatiemoment/infomoment georganiseerd door de initiatiefnemer van het project. De dienst Mer vroeg adviezen bij de administraties en openbare besturen (zie bijlage).

De dienst Mer stelt dit scopingsadvies op met het oog op de inhoudsafbakening van het MER. Zij houdt rekening met de principieel verplichte onderdelen van een project-MER op basis van art.

4.3.7. van het DABM2 en de ontvangen adviezen.

Dit scopingsadvies heeft betrekking op de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het project-MER. Het project-MER moet opgesteld worden zoals door de initiatiefnemer voorgesteld werd in de aanmelding en aangevuld/aangepast worden volgens de specifieke vereisten die in dit scopingsadvies geformuleerd zijn.

1 Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, B.S. 17 februari 2005, zoals herhaaldelijk gewijzigd.

2 Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, B.S. 3 juni 1995, zoals herhaaldelijk (DABM).

(3)

2. Verantwoording, beschrijving project en alternatieven

Aanvullend op de aanmelding moeten de volgende punten ook beschreven worden:

 p.30 Er werd aangegeven dat per maand 133,3 m³ hemelwater opgevangen wordt. Er werd eerder aangegeven dat voor de exploitatie per jaar ongeveer 3 rondes plaatsvinden. Vervolgens wordt vermeld dat er 333 m³/ronde (133,3 * 2,5) hemelwater opgevangen wordt. Ook later wordt vermeld dat er 2,5 rondes zijn per jaar. Deze gegevens dienen op elkaar afgestemd te worden.

 p.37 Bij de ingreep-effectenmatrix dient een kolom met klimaatreflex toegevoegd te worden. Uit de ingreep-effectenmatrix zal moeten blijken of het aspect klimaat binnen één of meer disciplines grondiger zal moeten worden onderzocht. Meer info omtrent de verwerking van het aspect klimaat in het MER kan teruggevonden worden in de handleiding

https://www.lne.be/sites/default/files/atoms/files/handleiding%20klimaat_0.pdf.

 p.43 de link naar het onderzoeksproject “Voorstellen van een aanpak om beschermingsniveaus voor geurhinder vast te stellen rondom bronnencomplexen en bronnenclusters (2004)” bestaat niet meer.

Inzake uitvoeringsalternatieven gaan de deskundigen na of er relevante BBT-studies of BREF- nota’s beschikbaar zijn en toetsen het bedrijf/project hieraan. De BBT toetsing moet duidelijk terug te vinden zijn door bv. de checklist BBT/BREF tabelmatig toe te voegen.

3. Algemene en methodologische aspecten

De afbakening van het studiegebied moet voldoende gemotiveerd worden per discipline, rekening houdend met het feit dat het studiegebied zowel het projectgebied als het gebied waar effecten zich kunnen voordoen moet omvatten. De ruimtelijke afbakening moet voor elke discipline duidelijk tekstueel omschreven worden en indien mogelijk, voorgesteld worden op kaart.

De referentiesituatie is in het geval van een hervergunning per definitie gelijk aan de huidige situatie, maar dan zonder dat het project wordt verondersteld in exploitatie te zijn.

 P.40 Er wordt gesteld dat voor de referentiesituatie de huidige vergunde dierenaantallen en stalsystemen gehanteerd worden. Waarbij gebruik gemaakt wordt van werkelijke verbruiken en gerekend wordt met waarden uit het referentiejaar 2016. Het voorliggend project is echter een hervergunning + uitbreiding. De hervergunning dient dus beoordeeld te worden ten opzichte van de huidige situatie zonder dat het project wordt verondersteld in exploitatie te zijn.

In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie, en moet voor elk ontwikkelingsscenario duidelijk gemotiveerd worden waarom. Er moet ook aangegeven worden voor welke disciplines de ontwikkelingsscenario’s al dan niet relevant zijn. Dit moet beschreven worden in een algemeen hoofdstuk voorafgaand aan de effectbespreking per discipline.

Wanneer er tijdens het opstellen van het project-MER nieuwe ontwikkelingsscenario’s naar boven komen, moeten deze toegevoegd worden.

(4)

Dienst Mer – scopingsadvies PR3049 4 Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing van een Veeteeltbedrijf

 De Omzendbrief LNE 2012/1 betreffende de milderende maatregelen voor geuremissies wordt zowel bij beleidsmatige als juridische randvoorwaarden vermeld.

 Het Vlaams klimaatbeleidsplan 2013-2020 dient opgenomen te worden in de beleidsmatige randvoorwaarden.

De methodologie voor de effectbeschrijving en -beoordeling moet voor elke discipline in het project-MER duidelijk en transparant omschreven worden. Tevens moet per discipline aangegeven worden op basis van welke criteria een effect beoordeeld wordt. Het resterend effect na de milderende maatregelen moet aangegeven en gekoppeld worden aan het gehanteerde beoordelingskader. De effectenbespreking en -beoordeling moet transparant gebeuren en aan de hand van volgende terminologie: aanzienlijk negatief (-3), negatief (-2), beperkt negatief (-1) en verwaarloosbaar of geen effect (0) .

Bij de beschrijving van de bestaande toestand en van de milieueffecten moet, als aanvulling op de aanmelding, voldoende aandacht besteed worden aan het volgende:

Discipline lucht:

 p.46 In het MER wordt voor het biobed een geurreductie van 95 % aangenomen. Er wordt gemotiveerd dat het biobed naar behoren zal functioneren. Er wordt echter door de leverancier niet geargumenteerd/gegarandeerd dat het biobed een reductie van 95% zal halen. In de geactualiseerde lijst van emissiefactoren werd voorlopig geen cijfer hiervoor opgenomen. Bijgevolg moet in afwachting hiervan het gebruikte geurreductiepercentage onderbouwd worden om aan te tonen dat 95 % reductie technisch haalbaar is en kan gegarandeerd worden ifv handhaving. Dit kan ofwel op basis van gegevens van de producent ofwel op basis van voorwaarden uit literatuur..

 p.46 Conform de omzendbrief (LNE 2012/01) kan bij bestaande varkensstallen gebruik gemaakt worden van een inschattingscoëfficiënt van 20%. Deze inschattingscoëfficiënt is enkel van toepassing op bestaande varkens-of pluimveestallen (stallen die niet volgens de lijst van ammoniakemissiearme stallen uitgevoerd zijn) die in het verleden aanleiding hebben gegeven tot klachten over geurhinder en waarvan op het moment van (her)vergunning wordt geoordeeld dat het bedrijf een onaanvaardbare geurhinder veroorzaakt voor de omwonenden.

o Er dient een scenario opgenomen te worden binnen de uitwerking van de discipline lucht-geur waarbij de inschattingscoëfficiënt van de verkorte mestverblijftijd niet wordt doorgerekend. Vervolgens kan binnen het luik milderende maatregelen indicatief aangegeven worden welke gevolgen het in rekening brengen van de maatregel (verkorte mestverblijftijd) heeft op de geuremissiefactor door rekening te houden met het inschattingspercentage uit de omzenbrief. Hierbij dient wel aangegeven te worden hoe de verkorte mestverblijftijd gerealiseerd zal worden en waarin deze bedrijfsuitvoering zal verschillen van de huidige bedrijfsvoering.

Discipline biodiversiteit:

o p.112 Er wordt binnen een straal van 1 km rond het projectgebied 1 biologisch zeer waardevol element teruggevonden. Bij de effectbepaling van verzuring en vermesting wordt echter enkel het effect begroot op de SBZ-gebieden. Er dient een beoordeling uitgevoerd te worden volgens het boordelingskader voor habitattypes buiten habitatrichtlijnengebied.

(5)

Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie:

o Het bedrijf is gelegen op de heuvelrug en als dusdanig landschapsbepalend. Het voorziene landschapsintegratieplan voldoet niet aan de gemeentelijke verordening terzake. De verordening voorziet in een landschappelijke inkleding die minimaal bestaat uit streekeigen bomen (1 stuk per 10 lm) gecombineerd met een streekeigen houtrand van minstens 3 m breedte bestaande uit minstens 20 % groenblijvende heesters. Het groenscherm dient conform de gemeentelijke verordening, rondom het volledige bedrijf te worden voorzien met uitzondering van de 2 op- en afritten (maximum breedte 10 m).

Ook de volgende onderdelen moeten aan bod komen in het MER (cfr. richtlijnenboek Algemene methodologie):

- de leemten in de kennis

- de eventuele opvolgings- en monitoringsmaatregelen

- een afzonderlijke discipline-overschrijdende samenvatting (inclusief de milderende maatregelen)

- tewerkstelling, investering en gebruikte materialen - een niet-technische samenvatting

Digitaal getekend Door Tom De Saegher

Afdelingshoofd Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en -projecten

(6)

Dienst Mer – scopingsadvies PR3049 6 Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing van een Veeteeltbedrijf

Bijlage

Lijst met de instanties die gereageerd hebben (schriftelijk of aanwezig op overleg) en betrokken worden in de verdere procedure:

o Agentschap Natuur en Bos buitendienst West-Vlaanderen

o Departement Landbouw en Visserij Afd. Duurzame Landbouwontwikkeling West- Vlaanderen

o Fluxys Infoworks*

o Onroerend Erfgoed West-Vlaanderen o VMM Afdeling Operationeel Waterbeheer o Stad Staden

* Deze instantie(s) heeft/hebben aangegeven niet verder betrokken te willen worden in de procedure.

Lijst met de instanties die niet gereageerd hebben:

o Provincie West-Vlaanderen

o Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Afdeling Toezicht Volksgezondheid West- Vlaanderen

o Departement Omgeving -Milieuvergunningen West-Vlaanderen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het project-MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie,

4630803001 – Aanmelding project-MER Optimalisatie Wijnegem Shopping Center | 78 Gezien de afwezigheid van waterlopen in of in de directe omgeving van het projectgebied, worden

- Een punt opnemen over klachtenhistoriek en evaluatie – voor het bedrijf maar hierbij ook rekening houden met het hele bedrijventerrein. - Aangeven hoe de communicatie met

De afbakening van het studiegebied moet voldoende gemotiveerd worden per discipline, rekening houdend met het feit dat het studiegebied zowel het projectgebied als het gebied

In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie,

Het project-MER moet opgesteld worden zoals door de initiatiefnemer voorgesteld werd in de aanmelding/ontwerp-MER en moet aangevuld/aangepast worden volgens de specifieke

In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie,

Dit milieueffectrapport werd opgesteld met het oog op de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning voor de aanleg van collectoren in Rotselaar, Leuven,