• No results found

Scopingsadvies Project-MER Hernieuwing en uitbreiding van pluimveeslachterij Artislach nv te Buggenhout

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Scopingsadvies Project-MER Hernieuwing en uitbreiding van pluimveeslachterij Artislach nv te Buggenhout"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en –projecten

Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Scopingsadvies Project-MER Hernieuwing en uitbreiding van

pluimveeslachterij Artislach nv te Buggenhout

Initiatiefnemer:

Artislach NV Genthof 6 9255 Buggenhout

27/09/2018

PRMER-3121-SA

(2)

1. Inleiding

Het voorgenomen project betreft de uitbreiding en hernieuwing van pluimveeslachthuis Artislach NV, gelegen te Buggenhout, Genthof 6. Het slachthuis is momenteel vergund voor het slachten van 23.800.000 kippen per jaar, met een maximale slachtcapaciteit van 100.000 dieren per dag en een maximale productiecapaciteit van 50.000 ton levend gewicht per jaar. Daarnaast beschikt het bedrijf ook een grondwaterwinning, een waterzuiveringsinstallatie, opslag- en laadplaatsen en een wasplaats voor voertuigen.

Het bedrijf wenst zijn activiteiten verder te zetten en op termijn uit te breiden tot 30.000.000 kippen per jaar (of max. 135.000 kipper per dag). Dit komt overeen met een verwerkingscapaciteit van 81.000 ton levend gewicht per jaar. Daarnaast wenst het bedrijf nog volgende aanpassingen te voorzien: inpandig lossen van kippen en wassen van vrachtwagens in een nieuw gebouw, vernieuwing verharding en het plaatsen van bijkomende buffer in de waterzuiveringsinstallatie.

Deze activiteiten zijn onderworpen aan de m.e.r.-plicht volgens het project-m.e.r.-besluit1, met name:

Bijlage II

7 f) Installaties voor het slachten van dieren met een verwerkingscapaciteit van 30.000 ton levend gewicht per jaar of meer.

Voor categorieën van projecten opgenomen in bijlage II van het project-m.e.r.-besluit, is het indienen van een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de m.e.r.-plicht mogelijk. Door de initiatiefnemer wordt echter afgezien van dit verzoek. De initiatiefnemer heeft er bij de start van de m.e.r.-procedure expliciet voor gekozen om de in de aanmelding voorgestelde methodologie reeds verder uit te werken tot ontwerp-MER en beide gebundeld in te dienen als één document.

De dienst Mer ontving een aanmelding met vraag om scopingsadvies op 23/07/2018. Er werd geen openbare raadpleging/participatiemoment/infomoment georganiseerd door de initiatiefnemer van het project. De dienst Mer vroeg adviezen bij de administraties en openbare besturen (zie bijlage).

De dienst Mer stelt dit scopingsadvies op met het oog op de inhoudsafbakening van het MER. Zij houdt rekening met de principieel verplichte onderdelen van een project-MER op basis van art.

4.3.7. van het DABM2, de ontvangen adviezen en met het overleg van 18/09/2018. Dit scopingsadvies heeft betrekking op de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het project-MER. Het project-MER moet opgesteld worden zoals door de initiatiefnemer voorgesteld werd in de aanmelding en aangevuld/aangepast worden volgens de specifieke vereisten die in dit scopingsadvies geformuleerd zijn.

2. Verantwoording, beschrijving project en alternatieven

Aanvullend op de aanmelding moeten de volgende punten ook beschreven worden:

o De schematische voorstelling van het gekozen voortraject dient aangepast te worden (p.5).

o De grootte van de buffervolumes dient eenduidig in de tekst weergegeven te worden. Het bedrijf heeft voor een extra buffer van 500 m³ gekozen.

1 Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, B.S. 17 februari 2005, zoals herhaaldelijk gewijzigd.

2 Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, B.S. 3 juni 1995, zoals herhaaldelijk (DABM).

(3)

o De studie van Aaqua als motivatie voor de grootte van de buffer dient als bijlage bij het MER toegevoegd te worden.

o In tabel 3.18 wordt aangegeven dat 15,3% van het hemelwater rechtstreeks naar de riolering gaat (ook op p. 119). Hierbij zal verduidelijkt worden dat 6,2% naar DWA en 9,1% naar RWA gaat. De motivatie waarom verdere afkoppeling (6,2%) niet mogelijk is, dient toegevoegd te worden.

o De maximale dag op p. 64 dient verduidelijkt te worden.

o De stand van zaken in verband met het al dan niet overkappen van de losplaats dient opgenomen te worden.

Inzake uitvoeringsalternatieven gaan de deskundigen na of er relevante BBT-studies of BREF- nota’s beschikbaar zijn en toetsen het bedrijf/project hieraan. De BBT toetsing moet duidelijk terug te vinden zijn door bv. de checklist BBT/BREF tabelmatig toe te voegen.

3. Algemene en methodologische aspecten

De afbakening van het studiegebied moet voldoende gemotiveerd worden per discipline, rekening houdend met het feit dat het studiegebied zowel het projectgebied als het gebied waar effecten zich kunnen voordoen moet omvatten. De ruimtelijke afbakening moet voor elke discipline duidelijk tekstueel omschreven worden en indien mogelijk, voorgesteld worden op kaart.

In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie, en moet voor elk ontwikkelingsscenario duidelijk gemotiveerd worden waarom. Er moet ook aangegeven worden voor welke disciplines de ontwikkelingsscenario’s al dan niet relevant zijn. Dit moet beschreven worden in een algemeen hoofdstuk voorafgaand aan de effectbespreking per discipline. Wanneer er tijdens het opstellen van het project-MER nieuwe ontwikkelingsscenario’s naar boven komen, moeten deze toegevoegd worden.

De methodologie voor de effectbeschrijving en -beoordeling moet voor elke discipline in het project-MER duidelijk en transparant omschreven worden. Tevens moet per discipline aangegeven worden op basis van welke criteria een effect beoordeeld wordt. Het resterend effect na de milderende maatregelen moet aangegeven en gekoppeld worden aan het gehanteerde beoordelingskader. De effectenbespreking en -beoordeling moet transparant gebeuren.

Bij de beschrijving van de bestaande toestand en van de milieueffecten moet, als aanvulling op de aanmelding, voldoende aandacht besteed worden aan het volgende:

Discipline lucht:

o Er wordt aangegeven dat het aandeel van Artislach in de totale verkeersstroom verwaarloosbaar is. Dit dient verder onderbouwd te worden. De bijdrage van het verkeer aan de NO2 concentraties dient bijkomend verduidelijkt/uitgewerkt te worden.

o Het aantal potentieel gehinderden dient toegevoegd te worden in de huidige en de vergunde situatie.

o Bij het niet realiseren van de overkapping dient de emissie van een maximale dag in het uitbreidingsscenario toegevoegd te worden. Hierbij moeten ook het aantal (aanzienlijk) gehinderden toegevoegd worden met eventueel ook mogelijke maatregelen. Indien de overkapping (bij afronding onderhandeling) sowieso gerealiseerd zal worden, kan deze paragraaf geschrapt worden.

(4)

Discipline oppervlakte en afvalwater:

o Bij de beschrijving van het stroomopwaarts punt dient aangegeven te worden dat die niet echt stroomopwaarts de lozing van Artislach NV ligt, gezien op de RWA/Rotbeek wordt geloosd. Op dit gedeelte is er echter geen meetpunt beschikbaar.

o Op p. 112 dient ‘hoogwaterdebiet’ aangepast te worden naar gemiddeld debiet.

o De analyseresultaten van het influent van de meetcampagne van april 2017 in kader van het noodaansluitingscontract met Aquafin, dienen gebruikt te worden om de verwijderingsrendementen te berekenen.

o In de tabellen op p. 116 moet de beoordeling ten opzichte van meetpunt NA ook opgenomen worden. Aangezien dit meetpunt ook de bijdrage van Artislach omvat, kan ook bekeken worden wat de concentratie stroomopwaarts is op de beek en of deze reeds hoog is.

Hierbij zal ook nagegaan worden of stroomopwaarts nog lozingspunten van huishoudelijk afvalwater aangesloten zijn op de beek.

o De tabellen voor tijdelijke worstcase impact moeten toegevoegd worden (p.118).

Discipline grondwater:

o Er dient nagegaan te worden of een andere bron dan grondwater gebruikt kan worden voor het koelen van de condensoren.

o De buiten gebruik genomen putten moeten opgevuld worden conform de code van goede praktijk.

Discipline mens-gezondheid:

o De dienst VR besluit dan ook dat de geplande ontwikkeling verzoenbaar is met de aanwezige Seveso-inrichting, maar vraagt dat deze informatie ook in het op te stellen MER wordt opgenomen.

Discipline mobiliteit:

o Er wordt aangegeven dat er inzake mobiliteit niet onmiddellijk significante effecten worden verwacht omwille van de ligging. Dit dient onderbouwd te worden.

o Informatie betreffende het mobiliteitsprofiel en het bereikbaarheidsprofiel moet toegevoegd worden.

o Het MOBER van juli 2018 voor site Oude Briel kan gebruikt worden als referentiepunt (oa voor de belasting van het wegennet).

o Er wordt aangegeven dat de vrachtwagens af en toe op de openbare weg dienen te wachten. Dit dient genuanceerd te worden. De aanlevering van levende dieren is zo voorzien dat deze verspreid loopt. Op het terrein is ook ruimte voorzien om de vrachtwagens tijdelijk te laten wachten.

o De confrontatie van nieuwe projecten met hun specifieke mobiliteitsprofiel tegenover de bereikbaarheid dient bekeken te worden op basis van de bestaande belasting van de weg en de verhouding tot de theoretische capaciteit.

Discipline biodiversiteit:

o Het effect van de afvalwaterlozing op het ontvangende oppervlaktewater dient besproken te worden, eventueel met ecotoxiciteitstesten die dit kunnen staven.

o ANB heeft geen opmerkingen op ontwerptekst, het bedrijf ligt op een vrij grote afstand van SBZ en VEN en zal daar geen effect op hebben. Het document wordt dan ook gunstig geadviseerd.

Ook de volgende onderdelen moeten aan bod komen in het MER (cfr. richtlijnenboek Algemene methodologie):

- de leemten in de kennis

- de eventuele opvolgings- en monitoringsmaatregelen

(5)

- een afzonderlijke discipline-overschrijdende samenvatting (inclusief de milderende maatregelen)

- tewerkstelling, investering en gebruikte materialen - een niet-technische samenvatting

4.

Goedkeuring team van erkende MER-deskundigen

Zoals voorgesteld in de aanmelding worden volgende disciplines in het project-MER opgesteld door een erkend MER-deskundige: lucht, geluid, oppervlakte en afvalwater, geohydrologie en bodem. De coördinator zal ook mens-gezondheid, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie, mobiliteit en biodiversiteit behandelen.

Het in de aanmelding voorgestelde team van erkende MER-deskundigen wordt goedgekeurd.

Wijzigingen aan het team van deskundigen in de loop van het m.e.r. moeten gemeld worden aan de dienst Mer.

Digitaal getekend

Door Liesl Vanautgaerden

Projectmanager Directie Gebiedsontwikkeling

Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en -projecten

(6)

Bijlage

Lijst met de instanties die gereageerd hebben (schriftelijk of aanwezig op overleg) en betrokken worden in de verdere procedure:

- Agentschap Natuur en Bos

- Afdeling GOP, Directie Gebiedsontwikkeling, VR - Departement MOW

- VMM, Afdeling Ecologisch Toezicht - VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer - Provincie Oost-Vlaanderen

Lijst met de instanties die niet gereageerd hebben:

- Gemeente Buggenhout - Afdeling BJO, Hinder

- Afdeling GOP, Directie Omgevingsprojecten, Milieu - Onroerend Erfgoed

- OVAM

- Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid - VMM, Afdeling Lucht

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie,

In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie,

In het project-MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie,

Er worden geen significante gezondheidseffecten verwacht voor de polluenten PM 10 , PM 2,5 , NO 2 en dioxines als gevolg van de uitbreiding van het verwerkingscapaciteit van

De afbakening van het studiegebied moet voldoende gemotiveerd worden per discipline, rekening houdend met het feit dat het studiegebied zowel het projectgebied als het gebied

De berekende stikstofdepositie gerelateerd aan emissies van Bioterra bedraagt maximaal 0,21% van de KDW van een habitat of zoekzone voor een habitat,

In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie,

Het project-MER moet opgesteld worden zoals door de initiatiefnemer voorgesteld werd in de aanmelding/ontwerp-MER en moet aangevuld/aangepast worden volgens de specifieke