• No results found

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een veeteeltbedrijf Vande Kerckhove Frederik

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een veeteeltbedrijf Vande Kerckhove Frederik"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en –projecten

Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Scopingsadvies Project-MER

Uitbreiding van een veeteeltbedrijf Vande Kerckhove Frederik

Initiatiefnemer:

Vande Kerckhove Frederik Burgerleenstraat 38

8851 Ardooie

24/04/2018

PRMER-3074-SA

(2)

Dienst Mer – scopingsadvies PR3074 2 Uitbreiding van een veeteeltbedrijf Vande Kerckhove Frederik

1. Inleiding

Het voorgenomen project betreft een uitbreiding, wijziging en hernieuwing van de bestaande milieuvergunning voor het veeteeltbedrijf van Frederik Vande Kerckhove, gelegen te Ardooie Burgerleenstraat 38. Met dit nieuw project wenst de initiatiefnemer te komen tot een bedrijf met een vergunning voor 4.675 varkens (5 beren, 1447 zeugen, 261 gedekte jonge zeugen, 95 niet-gedekte jonge zeugen en 2867 andere varkens). In 2009 werd een milieuvergunning verkregen in het kader van de nieuwbouw van een mestvarkensstal. De nieuwe mestvarkensstal die voorzien werd in de vergunningsaanvraag werd echter nooit gerealiseerd. De initiatiefnemer besliste om een uitbreiding te voorzien in zeugen en biggen. In plaats van een uitbreiding met een afdeling voor het afmesten van vleesvarkens te realiseren wordt nu dus voor de uitbreiding ingezet op een verdere specialisering in de productie van biggen die dan voornamelijk elders worden opgekweekt tot vleesvarkens. Voor deze uitbreiding zal een nieuwe ammoniakemissiearme zeugenstal en een nieuwe ammoniakemissiearme biggenstal gebouwd worden.

Deze activiteiten zijn onderworpen aan de m.e.r.-plicht volgens het project-m.e.r.-besluit1, met name:

Bijlage I

21 d) Installaties voor intensieve varkenshouderij met meer dan: 900 plaatsen voor zeugen

De initiatiefnemer heeft er bij de start van de m.e.r.-procedure expliciet voor gekozen om de in de aanmelding voorgestelde methodologie reeds verder uit te werken tot ontwerp-MER en beide gebundeld in te dienen als één document.

De dienst Mer ontving een aanmelding met vraag om scopingsadvies op 09/02/2018. Er werd geen openbare raadpleging/participatiemoment/infomoment georganiseerd door de initiatiefnemer van het project. De dienst Mer vroeg adviezen bij de administraties en openbare besturen (zie bijlage).

De dienst Mer stelt dit scopingsadvies op met het oog op de inhoudsafbakening van het MER. Zij houdt rekening met de principieel verplichte onderdelen van een project-MER op basis van art.

4.3.7. van het DABM2, en de ontvangen adviezen

Dit scopingsadvies heeft betrekking op de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het project-MER. Het project-MER moet opgesteld worden zoals door de initiatiefnemer voorgesteld werd in de aanmelding en aangevuld/aangepast worden volgens de specifieke vereisten die in dit scopingsadvies geformuleerd zijn.

1 Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, B.S. 17 februari 2005, zoals herhaaldelijk gewijzigd.

2 Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, B.S. 3 juni 1995, zoals herhaaldelijk (DABM).

(3)

2. Verantwoording, beschrijving project en alternatieven

Aanvullend op de aanmelding moeten de volgende punten ook beschreven worden:

o In het MER moet duidelijk beschreven worden dat de huidige omgevingsvergunningsaanvraag een wijziging, uitbreiding en hernieuwing van de bestaande milieuvergunningsaanvraag betreft.

Zoals in de aanmelding vermeld, moet het MER de volgende alternatieven onderzoeken en beoordelen:

o Nulalternatief

o Locatiealternatieven

o Uitvoeringsalternatieven. Inzake uitvoeringsalternatieven gaan de deskundigen ook na of er relevante BBT-studies of BREF-nota’s beschikbaar zijn en toetsen het bedrijf/project hieraan. De BBT toetsing moet duidelijk terug te vinden zijn door bv. de checklist BBT/BREF tabelmatig toe te voegen.

3. Algemene en methodologische aspecten

De afbakening van het studiegebied moet voldoende gemotiveerd worden per discipline, rekening houdend met het feit dat het studiegebied zowel het projectgebied als het gebied waar effecten zich kunnen voordoen moet omvatten. De ruimtelijke afbakening moet voor elke discipline duidelijk tekstueel omschreven worden en indien mogelijk, voorgesteld worden op kaart.

In het MER wordt de referentiesituatie binnen alle disciplines beschreven als de huidige vergunde situatie. Er is echter een verschil tussen de huidige vergunde situatie en de huidige bestaande situatie. In de aanmelding worden de effecten ingeschat ten opzichte van de vergunde situatie, wat echter een onbestaande situatie is die nooit gerealiseerd zal worden.

• In het MER moet voor de geplande situatie de huidige reële/bestaande situatie als referentiesituatie genomen worden. Waar nodig kan genuanceerd worden met de huidige vergunde situatie. Bij de ontvangen aanmelding wordt nergens die nuance gemaakt. Zo wordt er rekening gehouden met varkensstal 10. Een stal die nog niet gebouwd is en er ook nooit zal komen (3840 vleesvarkens). De effecten tussen de huidige reële situatie en de toekomstig geplande situatie wordt zo ongenuanceerd in beeld gebracht. De huidig reële/bestaande situatie dient mee in rekening gebracht te worden voor alle disciplines.

• P.31 wordt bij tabel 3.2 voor de toekomstige situatie aangegeven dat er in het totaal 2885 vleesvarkens zullen aanwezig zijn. Bij de uitwerking van de disciplines en de projectbeschrijving wordt echter vermeld dat er 2867 vleesvarkens zullen aanwezig zijn.

De effectbegroting is ook afgestemd op dit laatste cijfer. Deze gegevens dienen op elkaar afgestemd te worden.

• Bij het opmaken van het ingreep-effectschema dient een kolom klimaatreflex toegevoegd te worden waar per discipline aangegeven wordt of het aspect klimaat al dan niet relevant is voor voorliggend project. Ook in de conclusie van het MER dient een conclusie naar klimaat toe genomen te worden. Meer info omtrent dit aspect kan teruggevonden worden in de handleiding klimaat

(https://www.lne.be/sites/default/files/atoms/files/handleiding%20klimaat_0.pdf).

(4)

Dienst Mer – scopingsadvies PR3074 4 Uitbreiding van een veeteeltbedrijf Vande Kerckhove Frederik

In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie, en moet voor elk ontwikkelingsscenario duidelijk gemotiveerd worden waarom. Er moet ook aangegeven worden voor welke disciplines de ontwikkelingsscenario’s al dan niet relevant zijn. Dit moet beschreven worden in een algemeen hoofdstuk voorafgaand aan de effectbespreking per discipline.

Volgende relevante juridische en beleidsmatige randvoorwaarden dienen bijkomend te worden aangepast, opgevolgd of aangevuld:

• Vlaams klimaatbeleidsplan 2013 - 2030

• Besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 met betrekking tot soortenbescherming en soortenbeheer

• Gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (Verordening dierlijke bijproducten).

• Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)

Cumulatieve effecten moeten onderzocht worden.

De methodologie voor de effectbeschrijving en -beoordeling moet voor elke discipline in het project-MER duidelijk en transparant omschreven worden. Tevens moet per discipline aangegeven worden op basis van welke criteria een effect beoordeeld wordt. Het resterend effect na de milderende maatregelen moet aangegeven en gekoppeld worden aan het gehanteerde beoordelingskader. De effectenbespreking en -beoordeling moet transparant gebeuren en aan de hand van volgende terminologie: aanzienlijk negatief (-3), negatief (-2), beperkt negatief (-1) en verwaarloosbaar of geen effect (0) .

Bij de beschrijving van de bestaande toestand en van de milieueffecten moet, als aanvulling op de aanmelding, voldoende aandacht besteed worden aan het volgende:

Discipline lucht:

• Zowel de huidig vergunde situatie wordt beoordeeld als de toekomstige situatie. De huidige situatie verschilt echter van de huidige vergunde situatie. Volgens de beoordeling voor geur wordt een aanzienlijk negatief effect veroorzaakt voor 1266 woningen in de huidig vergunde situatie. In de toekomstig geplande situatie wordt voor 1217 woningen een aanzienlijk negatief effect vastgesteld. Er wordt aangegeven dat door de uitvoering van het nieuwe project een sterke daling van de geuruitstoot zal zijn ten opzichte van de huidig vergunde situatie. Er dient nagegaan te worden of dit ook zo is ten opzichte van de huidig reële situatie.

Discipline water:

• Geef de afstanden tussen de twee boorputten en het drainagewater (eventueel op een schets of kaart). Bespreek of er interferentie is tussen de eigen boorputten. Bij het analyseren van de wederzijdse beïnvloeding van grondwaterwinningen, dient steeds een analyse van de overlappende verlagingskegels te worden uitgevoerd. Een uitspraak over de aanzienlijkheid van elkaar beïnvloedende bemalingen, moet steeds gebaseerd zijn op de specifieke omstandigheden, eigen aan het project.

• P.83 Hier wordt vermeld dat er in de geplande situatie 2867 vleesvarkens zullen aanwezig zijn. In Tabel 3.2 wordt gesproken over 2885 vleesvarkens. Deze cijfers dienen op elkaar afgestemd te worden.

(5)

Discipline geluid & trillingen:

• P.99 Welke toerentallen worden gebruikt om de reductie te bekomen voor de frequentiegestuurde ventilatoren. Er dient aangegeven te worden op basis van welke info de toerentallen gebaseerd zijn.

• P.102 en p.106 In de formule voor het bepalen van de geluidsimmise ter hoogte van de meest nabije woning wordt met een afstand gewerkt van 127 meter. Er wordt eerder gesteld dat de meest nabije woning zich bevindt op 18 meter van de perceelsgrens oftewel 109 m van het geluidscentrum van het bedrijf. Deze gegevens dienen op elkaar afgestemd te worden.

Discipline mens-gezondheid:

• De discipline Mens-Gezondheid moet methodologisch verder worden uitgewerkt conform

richtlijnenboek Mens-Gezondheid (2016)

(https://www.milieuinfo.be/confluence/display/MRMG/ MER-richtlijnensysteem-mens- gezondheid+Home). Voor stap 1 moet een overzichtstabel in de discipline opgenomen worden van aspecten ruimtegebruik en betrokken bevolking in het studiegebied van de inrichting. Ook voor stap 2 is er in het RLB een samenvattende tabel die moet opgenomen om de relevante stressoren aan te geven. Ook relevante chemische stressoren dienen besproken te worden. Er dient geargumenteerd te worden waarom deze stressoren niet worden opgenomen in de effectbespreking.

• De beoordeling in mens-gezondheid is complementair aan de beoordeling in de discipline lucht: discipline lucht bewaakt de immissiebijdrage t.o.v. de milieukwaliteitsnorm. In discipline mens toetst men aan de GAW en houdt men (explicieter) rekening met het aantal (of %) blootgestelde personen aan toenemende/dalende concentraties in functie van de GAW. Gezondheidskundige advieswaarden kunnen strenger zijn dan milieukwaliteitsnormen. Voor chemische stressoren die frequent voorkomen in milieueffectrapporten gaf Agentschap Zorg en Gezondheid de opdracht aan VITO om de selectie (gefundeerde, transparante en onderbouwde keuze) van de GAW uit diverse bronnen uit te voeren aan de hand van het protocol ‘Protocol for the selection of health- based reference values (RV)’ opgemaakt door VITO in 2015 in opdracht van Agentschap Zorg en Gezondheid.

Nu wordt voor fijn stof enkel vastgesteld dat geen enkele woning binnen de contour van 10% van de milieukwaliteitsnorm aanwezig is. Er wordt niet getoetst aan de gezondheidskundige advieswaarde. Er dient kort beschreven te worden dat er géén woningen in een contour aanwezig zijn die de gezondheidskundige advieswaarde overschrijden (De GAW bedraagt voor PM10 = 20µg/m³ en voor PM2,5 = 10µg/m³).

Discipline biodiversiteit:

• P.124 Er wordt vermeld dat gebruik gemaakt werd van de online-tool “impactscore NH3”.

De tool impactscore NH3 werd vervangen door de tool impactscore.

• P.119 Er worden enkele zeer waardevolle gebieden/zones vernoemd op geringe afstand van het projectgebied op basis van de biologische waarderingskaart. Deze zones worden echter verder niet meer besproken bij de effectbespreking van verzuring en vermesting. Er dient nagegaan te worden of het een meerwaarde is voor het rapport om ook voor deze zones de effecten van het project te bespreken en te beoordelen.

• In de discipline biodiversiteit worden de Huwynsbossen in Lichtervelde niet beschreven.

Dit domeinbos, eigendom van het Agentschap voor Natuur en Bos, is gelegen op 1,5 km

(6)

Dienst Mer – scopingsadvies PR3074 6 Uitbreiding van een veeteeltbedrijf Vande Kerckhove Frederik

van het bedrijf. Het MER dient na te gaan of er vermijdbare effecten zijn op dit bos door de uitbreiding van het bedrijf.

Ook de volgende onderdelen moeten aan bod komen in het MER (cfr. richtlijnenboek Algemene methodologie):

- de leemten in de kennis

- de eventuele opvolgings- en monitoringsmaatregelen

- een afzonderlijke discipline-overschrijdende samenvatting (inclusief de milderende maatregelen)

- tewerkstelling, investering en gebruikte materialen - een niet-technische samenvatting

4.

Goedkeuring team van erkende MER-deskundigen

Zoals voorgesteld in de aanmelding worden volgende disciplines in het project-MER opgesteld door een erkend MER-deskundige: Bodem, Water en Lucht. De coördinator zal ook de disciplines Biodiversiteit, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie, mens-gezondheid en mobiliteit behandelen.

Het in de aanmelding voorgestelde team van erkende MER-deskundigen wordt goedgekeurd.

Wijzigingen aan het team van deskundigen in de loop van het m.e.r. moeten gemeld worden aan de dienst Mer.

Digitaal getekend

Door Liesl Vanautgaerden

Projectmanager Directie Gebiedsontwikkeling

Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en -projecten

(7)

Bijlage

Lijst met de instanties die gereageerd hebben (schriftelijk of aanwezig op overleg) en betrokken worden in de verdere procedure:

• Agentschap Natuur en Bos buitendienst West-Vlaanderen

• Departement Landbouw en Visserij Afd. Duurzame Landbouwontwikkeling West- Vlaanderen

• Fluxys Infoworks

• Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Afdeling Toezicht Volksgezondheid West- Vlaanderen

• Gemeente Ardooie

Lijst met de instanties die niet gereageerd hebben:

• Departement Omgeving, GOP – directie omgevingsprojecten

• Provincie West-Vlaanderen

• Onroerend Erfgoed West-Vlaanderen

• VMM Afdeling Operationeel Waterbeheer

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het project-MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie,

4630803001 – Aanmelding project-MER Optimalisatie Wijnegem Shopping Center | 78 Gezien de afwezigheid van waterlopen in of in de directe omgeving van het projectgebied, worden

- Een punt opnemen over klachtenhistoriek en evaluatie – voor het bedrijf maar hierbij ook rekening houden met het hele bedrijventerrein. - Aangeven hoe de communicatie met

De afbakening van het studiegebied moet voldoende gemotiveerd worden per discipline, rekening houdend met het feit dat het studiegebied zowel het projectgebied als het gebied

In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie,

Het project-MER moet opgesteld worden zoals door de initiatiefnemer voorgesteld werd in de aanmelding/ontwerp-MER en moet aangevuld/aangepast worden volgens de specifieke

In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie,

Dit milieueffectrapport werd opgesteld met het oog op de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning voor de aanleg van collectoren in Rotselaar, Leuven,