• No results found

Scopingsadvies Project-MER Health Sciences Campus Gasthuisberg

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Scopingsadvies Project-MER Health Sciences Campus Gasthuisberg"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en –projecten

Directie Gebiedsontwikkeling Team Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Scopingsadvies Project-MER

Health Sciences Campus Gasthuisberg

Initiatiefnemer:

Health Sciences Campus Gasthuisberg UZ Leuven – KU Leuven

20 – 01 - 2020

PRMER-3232-SA

(2)

Team Mer – scopingsadvies PR03232 2 Health Sciences Campus Gasthuisberg

1. Inleiding

Het voorgenomen project betreft de uitbreiding van Health Sciences Campus Gasthuisberg met volgende activiteiten.

- Fase VII Oncologisch centrum en verpleegunits. Dit betekent een interne verhuis van de verpleegeenheden een uitbreiding van 5 naar 7 bestralingsbunkers. Het oncologisch centrum zal een oppervlakte hebben van 20.053m².

- Fase VIII Uitbreiding Kritieke diensten. Deel 2 omvat de renovatie van de kritieke diensten en de uitbreiding van de bergzone voor de operatiekamers en CSA.

- De nieuwe inkomzone en het Gasthuis. Deze zone zal een oppervlakte van 26-28.000m² beslaan. Het Gasthuis zal bestaan uit een (zorg)hotel en commerciële ruimtes (6000m²) - Blok 18. Deze blok wordt gerenoveerd en uitgebreid met een nieuwbouw van 6000m².

- CDG: dit zal heringevuld worden met het laboratorium geneeskunde fase 2 (ombouw keuken en automatisatie bacteriologie) en CEMOL, het mortuarium en forensische geneeskunde.

- Renovatie Onderwijs en Navorsing 1

- Onderwijs en Navorsing 6. Dit nieuwe gebouw zal ongeveer 15.000m² brutovloeroppervlakte tellen met ca. 2 ondergrondse verdiepingen en 6 bovengrondse laboverdiepingen en een technisch niveau.

- Onderwijs en Navorsing 7. Dit labogebouw wordt voorzien in de onderzoekskwadrant volgens het masterplan Gasthuisberg en zal ongeveer 10.000m² brutovloeroppervlakte tellen en 6 bovengrondse verdiepingen tellen.

- Onderwijs en Navorsing 8. Dit gebouw zal ongeveer 20.000m² brutovloeroppervlakte tellen en 6 bovengrondse verdiepingen tellen.

- Campusring fase 4. Deze fase betreft de heraanleg van de zuidelijk ringweg.

Dit MER heeft geen betrekking op de lopende hervergunningsaanvraag van HSC Gasthuisberg.

Deze activiteiten zijn onderworpen aan de m.e.r.-plicht volgens het project-m.e.r.-besluit1, met name:

Bijlage II

Rubriek 10b: Stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen

- Met een verkeersgenererende werking van pieken van 1000 of meer personenauto-equivalenten per tijdsblok van 2 uur.

Voor categorieën van projecten opgenomen in bijlage II van het project-m.e.r.-besluit, is het indienen van een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de m.e.r.-plicht mogelijk. Door de initiatiefnemer wordt echter afgezien van dit verzoek.

De initiatiefnemer heeft er bij de start van de m.e.r.-procedure expliciet voor gekozen om de in de aanmelding voorgestelde methodologie reeds verder uit te werken tot ontwerp-MER en beide gebundeld in te dienen als één document.

1 Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, B.S. 17 februari 2005, zoals herhaaldelijk gewijzigd.

(3)

Team Mer – scopingsadvies PR03232 3 Health Sciences Campus Gasthuisberg

Het Team Mer ontving een aanmelding met vraag om scopingsadvies op 18 oktober 2019. Er werd geen openbare raadpleging/participatiemoment/infomoment georganiseerd door de initiatiefnemer van het project.

Het Team Mer vroeg adviezen bij de administraties en openbare besturen (zie bijlage).

Het Team Mer stelt dit scopingsadvies op met het oog op de inhoudsafbakening van het MER. Zij houdt rekening met de principieel verplichte onderdelen van een project-MER op basis van art.

4.3.7. van het DABM2, de informatie uit de ontvangen adviezen.

Dit scopingsadvies heeft betrekking op de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het project-MER. Het project-MER moet opgesteld worden zoals door de initiatiefnemer voorgesteld werd in de aanmelding en aangevuld/aangepast worden volgens de specifieke vereisten die in dit scopingsadvies geformuleerd zijn.

2. Verantwoording, beschrijving project en alternatieven

Aanvullend op de aanmelding moeten de volgende punten ook beschreven worden:

o In de projectbeschrijving moeten alleen de elementen worden opgenomen die in het MER zullen worden onderzocht. Hierbij moet duidelijk zijn wat er in elke projectdeel zal gerealiseerd worden en of hier bijkomende parkeerplaatsen worden voorzien.

o De beschrijving van de nieuwe inkomzone is zeer verwarrend. Wat wordt gesloopt, behouden en hoeveel zal er uiteindelijk aan oppervlakte gerealiseerd worden? Dit moet verduidelijkt worden in het MER.

o Het is niet helemaal duidelijk of de nieuw te realiseren gebouwen/diensten voor een bijkomende parkeernood zorgen en op welke manier en waar deze wordt opgevangen tijdens de aanlegfase en de exploitatiefase.

o Behoort de nieuwe fietsenstalling tot een van de voorgenomen nieuwe projecten of is deze al vergund? Dit moet verduidelijkt worden. Indien het een voorgenomen nieuw project is moeten de effecten onderzocht worden.

o Er wordt gesteld dat er bij blok 18 een nieuwbouw van 6000m² wordt voorzien. Het zou gaan om een vervangingsgebouw waarbij geen bijkomende activiteiten worden voorzien.

Het is echter niet duidelijk, als het gaat om een uitbreiding, met een nieuwbouw waar op de site bevinden de activiteiten zich dan op dit moment? En wat zal er gebeuren met het gebouw waar de activiteiten zich nu bevinden na een verschuiving van de activiteiten? Of gaat het hier wel degelijk om een uitbreiding van de activiteiten?

o Op de overzichtskaarten staat er een gelijkgrondse parking aan de westelijke zijde van de campus. In de toekomst zullen hier echter gebouwen worden gerealiseerd. Het is niet geheel duidelijk hoe het parkeren dan zal georganiseerd worden.

3. Algemene en methodologische aspecten

De afbakening van het studiegebied moet voldoende gemotiveerd worden per discipline, rekening houdend met het feit dat het studiegebied zowel het projectgebied als het gebied waar effecten

2 Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, B.S. 3 juni 1995, zoals herhaaldelijk (DABM).

(4)

Team Mer – scopingsadvies PR03232 4 Health Sciences Campus Gasthuisberg

zich kunnen voordoen moet omvatten. De ruimtelijke afbakening moet voor elke discipline duidelijk tekstueel omschreven worden en indien mogelijk, voorgesteld worden op kaart.

De referentiesituatie is de situatie zoals ze vergund is in oktober 2018. Een deel van deze projecten is nog in uitvoering of worden op korte termijn gestart.

In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet, en moet voor elk ontwikkelingsscenario duidelijk gemotiveerd worden waarom. Er moet ook aangegeven worden voor welke disciplines de ontwikkelingsscenario’s al dan niet relevant zijn. Dit moet beschreven worden in een algemeen hoofdstuk voorafgaand aan de effectbespreking per discipline.

Wanneer er tijdens het opstellen van het project-MER nieuwe ontwikkelingsscenario’s naar boven komen, moeten deze toegevoegd worden.

Cumulatieve effecten moeten onderzocht worden.

De methodologie voor de effectbeschrijving en -beoordeling moet voor elke discipline in het project-MER duidelijk en transparant omschreven worden. Tevens moet per discipline aangegeven worden op basis van welke criteria een effect beoordeeld wordt. Het resterend effect na de milderende maatregelen moet aangegeven en gekoppeld worden aan het gehanteerde beoordelingskader. De effectenbespreking en -beoordeling moet transparant gebeuren en aan de hand van volgende terminologie: aanzienlijk negatief (-3), negatief (-2), beperkt negatief (-1) en verwaarloosbaar of geen effect (0) .

Bij de beschrijving van de bestaande toestand en van de milieueffecten moet, als aanvulling op de aanmelding, voldoende aandacht besteed worden aan het volgende:

Discipline mobiliteit:

- Het studiegebied is te beperkt en moet uitgebreid worden. Het op- en afrittencomplex 17, de Brusselsesteenweg en de aangrenzende kruispunten op de Rennessingel kunnen relevant zijn.

- Het is niet geheel duidelijk waarom de effecten van de verhuis van de stadscampus naar HSC Gasthuisberg niet onderzocht worden als het om deelprojecten van het MER gaat. Ook de impact hiervan op wegen in het centrum kan relevant zijn om te onderzoeken.

- Volgende elementen moeten verduidelijkt worden:

o Hoe werd de modal split voor het personeel en patiënten bepaald? Welke bron werd geraadpleegd?

o Voor de bepaling van de verkeersgeneratie is vaak sprake van een interne verhuis waardoor er geen bijkomende verkeersgeneratie zal zijn. Is dit correct? De vrijgekomen ruimtes zullen ingevuld kunnen worden waardoor ze een zekere verkeersgeneratie kennen.

o Welke verkeersgeneratie wordt er voorzien voor de uitbreiding van de kritische diensten?

o Er wordt aangegeven dat de bezoekers aan conferenties hoofdzakelijk het openbaar vervoer gebruiken. Een deel zal nog steeds gebruik maken van de auto.

Hoe is de verkeersgeneratie bepaald?

o Voor de verdeling van het verkeer over de ochtend- en avondspits wordt gebruik gemaakt van het richtlijnenboek MOBER. Klopt deze verdeling ook voor de onderzoeksfuncties die mogelijk een andere verdeling kennen dan de zuivere functie van het ziekenhuis?

(5)

Team Mer – scopingsadvies PR03232 5 Health Sciences Campus Gasthuisberg

- Voor de beoordeling van de doorstroming ter hoogte van het op- en afrittencomplex is bijkomende verduidelijking nodig. Er is slechts een beperkte stijging in %-punten voor de avondspits. Hoe is dit te verklaren aangezien in de referentiesituatie de helft van het verkeer via dit complex ontsluit en dit in de toekomst toeneemt naar 2/3 van het verkeer?

Hebben de voorziene conflictvrije verkeerslichten een impact op de beoordeling?

- Een duidelijke beoordeling van fase 4 van de campusring ontbreekt.

- Er wordt aangegeven dat het Gasthuis een gedeeltelijke verhuis vanuit de stadscampus (Sint-Rafael/Sint-Pieter) en een gedeeltelijke uitbreiding betreft. Anderzijds wordt er aangegeven dat alle functies ten dienste staan van de aanwezigen op de campus en dus geen extra verkeer van klanten aantrekt. Dit is enigszins contradictorisch. Aangezien een deel van de functies verhuis van het centrum naar gasthuisberg zullen toch ook de verkeersstromen die hierbij horen verhuizen? Dit moet verduidelijkt worden en indien nodig mee onderzocht worden in het MER.

- In de tabel op pagina 81 moet de fietsverbinding tussen de N2 en de noordelijke Ringweg via Kabouterberg (het Eliatracé) vermeld worden.

- In het MER moet bijkomende onderbouwing worden opgenomen m.b.t. het aantal fietsstallingen. Het is niet geheel duidelijk hoe er aan de voorgestelde aantallen wordt gekomen noch waar deze worden gecreëerd en waarom.

- Er moet voldoende aandacht gegeven worden aan de kwalitatieve beoordeling van de fietsstallingen alsook de veiligheid van fietsers (zeker wat betreft oversteekplaatsen) - Er zal uitgebreidere motivering worden opgenomen waarom het gebruik van een ander

significantiekader beter is in dit MER. Stellen dat AWV reeds in een ander MER akkoord is gegaan is onvoldoende.

Discipline lucht:

- De beoordeling van de discipline lucht is niet transparant. Het is niet duidelijk of de beoordeling gebeurt tov de huidige situatie of tov de referentiesituatie. Voor de installaties wordt bijvoorbeeld een realistisch scenario als referentie gehanteerd. Omvat dit enkel de huidige situatie of ook de reeds vergunde projecten? Het project moet alleszins minstens aan de referentiesituatie getoets worden. Indien relevant kan bijkomend ook aan een reële situatie getoets worden. Verdere verduidelijking is nodig.

- Alle wegen die relevant zijn voor discipline mobiliteit moeten ook besproken en beoordeeld worden in de discipline lucht. In discipline mobiliteit worden bijvoorbeeld ook de Brusselse- en Tervuursesteenweg besproken, terwijl deze niet besproken worden in de discipline lucht. Het volstaat niet om een aantal wegen te selecteren.

- Tabel 11-1 moet worden aangevuld met PM2.5 . Voor Vlaanderen moet de gemiddelde stedelijke achtergrond in 2020 liggen op 15.7 g/m³. Voor dit project is het ook relevant om deze toets in het MER te doen.

- Momenteel zijn er recentere kaarten (2018) beschikbaar voor de jaargemiddelden voor NO2 en fijn stof.

- Waarom kunnen de uitstoothoogte, afgasvolumes of de draaiuren van stoomketels niet bepaald worden? Kan er geen inschatting gebeuren van de ontbrekende gegevens? Nu wordt aangegeven dat ca. 73% van de totale emissies onderzocht is. Dit wil zeggen dat ca.

¼ ontbreekt. Hoe wordt hiermee omgegaan?

- In tabel 11-21 wordt de verkeersbijdrage per wegsegment bepaald waarbij een onder verdeling gebeurt over dag, avond en nacht. Hoe werd deze verdeling gemaakt? Is dit op basis van tellingen?

- Voor de beoordeling met het model CAR Vlaanderen worden wegsegmenten bepaald in figuur 11-12. Het is echter niet duidelijk hoe op basis hiervan fase 4 van de campusring moet beoordeeld worden. Door de aanpassing aan de ontsluitingsinfrastructuur verandert

(6)

Team Mer – scopingsadvies PR03232 6 Health Sciences Campus Gasthuisberg

immers de afstand tussen de weg en omliggende bebouwing, deze beoordeling gebeurt momenteel niet in het MER. Een selectie van punten A, B, C en D volstaat niet om een correcte beoordeling te doen.

- De invoerparameters van het model CAR Vlaanderen zijn niet volledig duidelijk. Dit moet in het MER verduidelijkt worden.

- Er wordt aangegeven dat voor de verkeersintensiteiten gebruik gemaakt werd van tellingen uit 2014 en vervolgens door de mobiliteitsdeskundige omgezet naar dagintensiteiten. Het is echter niet duidelijk of deze cijfers opgehoogd werden met 7% om tot de referentiesituatie te komen. Evenmin is duidelijk of er rekening gehouden werd met een verschil tussen werk- en weekenddag.

- Hoe werd de fractieverdeling in CAR Vlaanderen bepaald? Is dit ook op basis van de tellingen? Hoe is hier de ophoging met 7% gebeurd?

- De keuze van het wegtype moet nagegaan worden, op de site lijkt eerder wegtype 4 van toepassing dan wegtype 2.

- Er wordt aangegeven dat de meest nabijgelegen woning op ca. 31m van de weg gelegen is.

In dat geval mag het model CAR Vlaanderen niet gebruikt worden. Er is echter bebouwing op minder dan 30 meter van de wegas gelegen. Voor de invoer in CAR Vlaanderen maakt het niet uit of het gebouw al dan niet bewoond is. Nieuwe modellering zal nodig zijn.

- De beschrijving van IFDM-Traffic is niet correct, emissies worden sinds oktober 2016 berekend met FASTRACE i.p.v. MIMOSA.

- De invoerparameters (o.a. intensiteiten) van IFDM-Traffic ontbreken, zodat niet kan nagegaan worden of het model correct gebruikt werd. Alle wegen in het studiegebied (ook de wegen die met CAR Vlaanderen beoordeeld worden) moeten mee gemodelleerd worden met IFDM-Traffic om een correct resultaat te bekomen. Enkel de E314 modelleren is dus niet correct. Er wordt aangegeven dat de spitsuurintensiteiten bepaald werden door het VVC. Van welk jaar dateren deze gegevens en in hoeverre zijn deze afgestemd met de beoordeling in discipline mobiliteit?

- De CO2-emissies moete ook berekend worden met het model IFDM-Traffic.

- Kan het invoerbestand van IMPACT moet bezorgd worden, zodat deze modellering kan nagekeken worden? Er wordt aangegeven dat de bijdrage -2 bedraagt, waarna een toets gebeurt aan de inname van 80% van de milieukwaliteitsnorm (MKN). Deze toets is niet relevant wanneer een score van -2 bekomen wordt. Er moet in dat geval sowieso onderzoek gebeuren naar milderende maatregelen. Momenteel is dit onderzoek naar milderende maatregelen onvoldoende duidelijk.

- De conclusie op p. 255 dat het project op zich een verwaarloosbare impact heeft moet genuanceerd worden vermits niet alle bronnen in rekening gebracht worden. Ook de synthese op p. 259 moet nagekeken worden vermits dit niet duidelijk is. Zowel het maximaal scenario als het scenario met toenam 30% wordt in de tekst als worst case beschouwd. Dit moet aangepast en verduidelijkt worden. De voorgestelde milderende maatregelen zijn weinig concreet. Ook is onvoldoende duidelijk hoe het resteffect bepaald werd.

Discipline water:

- Voor Aquafin-infrastructuur kan de geplande ontwikkeling een impact genereren op de verwerkbaarheid van de afvalwaters op de RWZI Leuven en een kwantitatieve impact op de hydraulische capaciteit (en bijgevolg overstortwerking) van het riolerings- en collectorenstelsel. In het MER zal verder verduidelijkt worden hoe de geplande werken door Aquafin hierop een antwoord zullen bieden.

- De resultaten van de infiltratiestudie moeten toegevoegd worden aan het MER. Als infiltratie onmogelijk is moet dit gestaafd worden aan de hand van infiltratiemetingen of metingen van de grondwaterstand. Indien infiltratie wel mogelijk is, moet er geïnfiltreerd worden in plaats van gebufferd en vertraagd afgevoerd.

(7)

Team Mer – scopingsadvies PR03232 7 Health Sciences Campus Gasthuisberg

- Het masterplan waterhuishouding moet worden toegevoegd aan het MER, dit kan in bijlage.

- P 278 figuur 13-2 : de eenheden moeten op de assen van de grafiek vermeld worden - P285 bovenaan staat geschreven dat het VMM-meetpunt stroomafwaarts van RWZI

Leuven een indicatie geeft van de mogelijke bijdrage van de lozing van campus GHB na zuivering in de RWZI. Het is niet duidelijk op welke redenering men zich baseert om deze uitspraak te doen.

- De laatste twee zinnen op pagina 285 kloppen niet. De MKN voor BZV en CZV zijn 90- percentiel waarden en voor N en P zomerhalfjaargemiddelden. Verder is het ook niet duidelijk aan welke waarden er getoetst wordt en waarop men zich dus baseert om deze uitspraak te doen.

- Het zou overzichtelijker zijn om in tabel 13-5 de MKN voor een grote rivier mee in de tabel met meetresultaten op te nemen evenals de berekende zomerhalfjaargemiddelden en 90-percentiel waarden die men gebruikt heeft om aan te toetsen.

- P 287 halverwege staat volgende zin die niet klopt “Kwantificeren in hoeverre de toekomstige projecten zullen bijdragen aan een wijziging van de

oppervlaktewaterkwaliteit en/of de invloed op de werking van de RWZI.”

- P 289 tabel 13-8 Het is niet duidelijk op welke analyseresultaten (van welke periode bv?) de waarden uit de kolommen “Dijle”, “vuilvracht campus naar RWZI” en “lozing RWZI”

gebaseerd zijn. Verder valt ook op dat er een aantal berekende vuilvrachten (CZV 90P, N- tot P50 en P90, P-tot P90) hoger liggen dat wat op dit moment vergund is ? En hoe wordt de “lozing RWZI-aandeel Campus na zuivering” berekend ?

- P 289 tabel 13-9 : ook hier is niet duidelijk hoe men aan de cijfers in de verschillende kolommen komt en ontbreken de eenheden bij sommige getallen of kolommen.

- P291 tabel 13-11 geeft het worst-case impact weer maar er worden wel dezelfde waarden gebruikt in de kolommen “Campus” als in tabel 13-9 gemiddelde impact ?

Discipline geluid & trillingen:

- Aangezien het studiegebied voor discipline mobiliteit moet worden uitgebreid, moet worden nagegaan of dit ook nodig is voor discipline geluid.

- Er worden milderende maatregelen voorgesteld om de effecten op de omgeving (woningen buiten de site) te milderen. Het is echter niet duidelijk of er ook rekening is gehouden met patiënten die verblijven binnen de site en eveneens geluidshinder ondervinden. Kunnen de voorgestelde milderende maatregelen mogelijks meer hinder intern veroorzaken?

Discipline mens

- Gezien de effecten in discipline lucht niet correct in beeld werden gebracht, zullen ook de resultaten in discipline mens moeten worden nagekeken.

- Gezien de omvang van het project moet discipline mens-gezondheid afzonderlijk behandeld worden door een erkend deskundige.

- Niet alleen de effecten op omwonenden moeten worden ingeschat, ook de effecten op patiënten op het terrein zelf moeten ingeschat worden, zowel voor de aanleg- als de exploitatiefase.

- De toetsing aan de WGO advieswaarden moet opgenomen worden in discipline mens, niet in discipline lucht. Beargumenteer dat de gebruikte gezondheidskundige advieswaarden (GAW) de meest relevante zijn volgens het Keuzeprotocol GAW. Voor de veel voorkomende polluenten werd een diepteanalyse volgens het protocol uitgevoerd door VITO. Deze GAW’s zijn terug te vinden in een bijlage bij het richtlijnenboek en mag je rechtstreeks gebruiken.

(8)

Team Mer – scopingsadvies PR03232 8 Health Sciences Campus Gasthuisberg

(Gewest-)grensoverschrijdende effecten

- Er zijn geen grensoverschrijdende effecten van toepassing.

Ook de volgende onderdelen moeten aan bod komen in het MER (cfr. richtlijnenboek Algemene methodologie):

- de leemten in de kennis

- de eventuele opvolgings- en monitoringsmaatregelen

- een afzonderlijke discipline-overschrijdende samenvatting (inclusief de milderende maatregelen)

- een niet-technische samenvatting.

4.

Goedkeuring team van erkende MER-deskundigen

Zoals voorgesteld in de aanmelding wordt het MER opgesteld door een erkende MER-coördinator en door volgende erkende MER-deskundige: Mobiliteit, Lucht, Geluid en Trillingen, Bodem,

Grondwater, Oppervlaktewater, Mens-ruimte.

Het in de aanmelding voorgestelde team van erkende MER-deskundigen en de erkende MER- coördinator wordt goedgekeurd mits toevoeging van een deskundige Mens-gezondheid.

Wijzigingen aan het team van deskundigen in de loop van het m.e.r. moeten gemeld worden aan het Team Mer.

Digitaal getekend

Door Liesl Vanautgaerden

Directiehoofd Directie Gebiedsontwikkeling

Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en -projecten

(9)

Team Mer – scopingsadvies PR03232 9 Health Sciences Campus Gasthuisberg

Bijlage

Lijst met de instanties die gereageerd hebben (schriftelijk of aanwezig op overleg) en betrokken worden in de verdere procedure:

- Provincie Vlaams-Brabant - AWV

- MOW - OVAM - VMM - Aquafin

Lijst met de instanties die niet gereageerd hebben:

- Stad Leuven

- De Lijn Vlaams-Brabant

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie,

Er werd op basis van de wachtlijsten nagegaan of artsen die de medische permanentie vervullen voor de afdeling intensieve zorgen deze wachtdienst niet cumuleren met de wacht

In het project-MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie,

4630803001 – Aanmelding project-MER Optimalisatie Wijnegem Shopping Center | 78 Gezien de afwezigheid van waterlopen in of in de directe omgeving van het projectgebied, worden

Aantal externe pacemakers met tijdige preventieve controle 10 / 10 Mobiel beademingstoestel voor vervoer van kritieke patiënten is aanwezig op het cathlab Mobiel monitoringtoestel

Het toezicht door Zorginspectie vormt 1 van de 3 pijlers binnen een breder model voor het verbeteren en bewaken van kwaliteit van zorg in de Vlaamse algemene ziekenhuizen..

De afbakening van het studiegebied moet voldoende gemotiveerd worden per discipline, rekening houdend met het feit dat het studiegebied zowel het projectgebied als het gebied

In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie,