• No results found

Scopingsadvies Project-MER Schelde-Rijn-verbinding te Zandvliet: Aanleg van een wachtdok voor binnenschepen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Scopingsadvies Project-MER Schelde-Rijn-verbinding te Zandvliet: Aanleg van een wachtdok voor binnenschepen"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en –projecten

Directie Gebiedsontwikkeling Team Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgeving.vlaanderen.be

Scopingsadvies Project-MER

Schelde-Rijn-verbinding te Zandvliet: Aanleg van een wachtdok voor binnenschepen

Initiatiefnemer:

De Vlaamse Waterweg nv Havenstraat 44

3500 Hasselt

18/06/2020

PRMER-3274-SA

(2)

1. Inleiding

Het voorgenomen project betreft de aanleg van een wachtdok te Zandvliet ter hoogte van de Noordlandbrug, voor binnenschepen tot combinaties van klasse VIb (voornamelijk voor tankvaart). Het wachtdok zal ontworpen worden voor maatgevende binnenschepen met een LOA van 110 m tot 135 m. De grond waarop het wachtdok zal worden gebouwd is eigendom van het Vlaams Gewest, in beheer van De Vlaamse Waterweg nv. Voor de aanleg van het wachtdok is een samenwerkingsovereenkomst opgemaakt tussen De Vlaamse Waterweg nv en het Havenbedrijf Antwerpen. De wachtplaats heeft een capaciteit voor maximaal 32 schepen of duwbakken. Het ontwerp heeft een oppervlakte van ongeveer 13ha waarvan +/- 7.4 ha een effectieve uitbreiding van het wateroppervlak betreft. Aan de oostzijde zal een paaiplaats voorzien worden voor vissen.

Deze activiteiten zijn onderworpen aan de m.e.r.-plicht volgens het project-m.e.r.-besluit1, met name:

Bijlage I, rubriek 11 Aanleg van waterwegen en havens voor de binnenscheepvaart voor schepen van meer dan 1.350 ton.

Eventueel Bijlage III, rubriek 10 j)2 werken voor het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater, die niet zijn opgenomen in bijlage I of II .

De initiatiefnemer heeft er bij de start van de m.e.r.-procedure expliciet voor gekozen om de in de aanmelding voorgestelde methodologie reeds verder uit te werken tot ontwerp-MER en beide gebundeld in te dienen als één document.

Het Team Mer ontving een aanmelding met vraag om scopingsadvies op 20-04-2020. Er werd een openbare raadpleging georganiseerd door de initiatiefnemer via een publicatie op de website van het district BEZALI. Deze openbare raadpleging liep tot 1 juni 2020. Het Team Mer vroeg adviezen bij de administraties en openbare besturen (zie bijlage). Gezien de ligging van het project nabij Nederland werden de bevoegde autoriteiten geraadpleegd.

Het Team Mer stelt dit scopingsadvies op met het oog op de methodologie van het MER. Zij houdt rekening met de principieel verplichte onderdelen van een project-MER op basis van art. 4.3.7. van het DABM3,, de informatie uit de openbare raadpleging en de ontvangen adviezen en met het digitale overleg van 08-06-2020. Inspraakreacties van onderstaande aard worden als niet relevant beschouwd voor de opmaak van een project-MER:

• reacties die uitsluitend een persoonlijk standpunt inhouden over de wenselijkheid van het project;

• reacties die geen deel uitmaken van de decretaal vereiste elementen van een project-MER;

• reacties die gaan over procedurele aspecten buiten deze project-MER procedure;

• reacties die betrekking hebben op zaken buiten de scope van het project-MER.

Dit scopingsadvies heeft betrekking op de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het project-MER. Het project-MER moet opgesteld worden zoals door de initiatiefnemer

1 Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, B.S. 17 februari 2005, zoals herhaaldelijk gewijzigd.

2 Opnemen indien relevant cfr. verder ivm bemaling.

3 Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, B.S. 3 juni 1995, zoals herhaaldelijk (DABM).

(3)

voorgesteld werd in de aanmelding en aangevuld/aangepast worden volgens de specifieke vereisten die in dit scopingsadvies geformuleerd zijn.

2. Verantwoording, beschrijving project en alternatieven

Aanvullend op de aanmelding moeten de volgende punten ook beschreven worden:

• Indien relevant ook het havenbedrijf Antwerpen toevoegen als initiatiefnemer.

• p. 16: bij de ruimtelijke projectbeschrijving ontbreekt het gewestelijk RUP hoogspanningsleiding Zandvliet - Lillo - Liefkenshoek wat net ten noorden van het projectgebied loopt. https://grups.ruimtevlaanderen.be/NL/Diensten/GRUPS/GRUPS- Detail/rid/RUP_02000_212_00467_00001. Dit RUP ook toevoegen. Ook volgende gewestplanwijzigingen ter volledigheid opnemen:

o De gewestplanwijziging van 23/05/1996 betreffende het noordelijke en oostelijke deel van het projectgebied is niet opgenomen.

o Het Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan “opheffen van de (alternatieve) reservatie- en erfdienstbaarheden voor het Duwvaartkanaal Oelegem – Zandvliet”, vastgesteld door de Vlaamse Regering 05/12/2003 (Oostelijk deel projectgebied) dient opgenomen.

• GOP omgevingsprojecten merkt op dat de planologische context onder titel 2.3 onvolledig en onjuist is geschetst. Er wordt gesteld dat de aanvraag volgens het gewestplan Antwerpen deels gelegen is in een dienstverleningsgebied4 en dat de aanvraag hiermee in overeenstemming is.

De vispaaiplaats, wegenis en reliëfwijziging lijkt niet conform deze voorschriften. Hiervoor kan wel een afwijking aangevraagd worden. Dit bijgevolg correct vermelden in het MER.

• p. 15: volgens het GRUP is ook het bergen van baggerspecie in onderwatercellen mogelijk op deze locatie – aangeven wat de plannen en ambities hieromtrent zijn voor dit projectgebied.

• Walstroomvoorziening: meer details over opnemen zowel in tekst als op figuur. In het havengebied is er een generatorverbod van kracht als er walstroom voorzien is. Er wordt bekeken om dit uit te breiden naar dit projectgebied. Stand van zaken hiervan opvolgen.

Alsook nood vanuit de effectbeoordeling hiervoor bepalen. Stad Antwerpen vraagt ook mocht er onvoldoende walstroom zijn, kan de aanwezige windturbine misschien tot iets leiden?

• Twee windmolens staan nabij de site, eentje zelfs op de site. Op verschillende luchtfoto’s in het dossier ontbreken deze windturbines, wat toch een belangrijk element is. Dit consequent opnemen in het MER.

• p. 17: reeds bij de projectbeschrijving duidelijker stellen hoeveel aanlegplaatsen voorzien worden in het wachtdok en hoe met de onzekerheid hieromtrent wordt omgegaan bij de effectbeoordeling.

• Legende en noordpijl in de bijlage ontbreken.

• p. 17: hoeveel parkeerplaatsen verduidelijken en waar deze voorzien worden.

• p. 20: hoe wordt het aantal kubieke meter uitgegraven dok ingeschat (74 180 *6 is hoger)? En hoe het aantal m³ terreinophoging?

• p. 20: is het uit te voeren grondonderzoek noodzakelijk bij de vergunning? Zo ja, dan moeten ook meer details opgenomen worden in het MER hierover.

• p. 20: het verdiepen van bestaand dok en grondverzet dat hiermee gepaard gaat wordt niet vermeld cfr. discipline bodem (p. 39) en moet aangevuld worden.

• Een deel afbraakfase toevoegen. Inzake afbraak wegenis kan dit vb. relevant zijn cfr. discipline bodem p. 43.

4 Gewestplanvoorschriften Artikel 3.0: Dienstverleningsgebieden - Deze zijn bestemd voor de vestiging van bedrijven of inrichtingen waarvan de functie verder reikt dan de verzorging van de buurt. Voor zover de veiligheid en de goede werking van het bedrijf of de inrichting het vereist, kunnen ze woongelegenheid voor de exploitant, de bewakers of het onderhoudspersoneel omvatten.

(4)

• CIW vraagt om in het MER te verduidelijken waarom een drainageleiding achter de kaaimuur wordt aangelegd terwijl de grondwaterstromingsgradiënt van de Schelde-Rijnverbinding naar de omliggende polderwaterwaterlopen gericht is. Mogelijk is de drainageleiding zelfs overbodig. Uit het scopingsoverleg volgde dat de drainagebuis eerder dient om de druk op de kaaimuur te verminderen omdat achterliggend terrein wordt opgehoogd, waardoor grondwater hoger kan komen.

Zoals in de aanmelding vermeld, onderzoekt het MER de volgende alternatieven of wordt gemotiveerd waarom zij niet worden onderzocht:

- Nulaternatief - Beleidsalternatieven

- Locatiealternatieven – conclusies uit voorgaande MER kort herhalen cfr.

uitvoeringsalternatieven. Gezien vragen in inspraak uitvoeriger motiveren welke andere locaties in het verleden overwogen werden en waarom gekozen werd voor deze locatie.

- Uitvoeringsalternatieven - Verduidelijken dat niet voor het voorkeursvariant uit vorig MER is gekozen en dat de gekozen variant nog verder geoptimaliseerd werd. Duidelijk aantonen dat qua milieueffecten de gekozen variant t.o.v. de voorkeursvariant geen verschil uitmaakt, dit kan bijvoorbeeld tabelmatig.

- p. 23: en 2019? Zo recent mogelijk evoluties weergeven. Wordt de stijging in deze cijfers van 2019 bevestigd?

- p. 25: ‘project moest samen bekeken worden met realisatie van het Schuildok’ – wat is stand van zaken en link hiermee?

3. Algemene en methodologische aspecten

De afbakening van het studiegebied moet voldoende gemotiveerd worden per discipline, rekening houdend met het feit dat het studiegebied zowel het projectgebied als het gebied waar effecten zich kunnen voordoen moet omvatten. De ruimtelijke afbakening moet voor elke discipline duidelijk tekstueel omschreven worden en indien mogelijk, voorgesteld worden op kaart.

De referentiesituatie is de bestaande toestand (2019-2020) en komt zo overeen met het nulalternatief.

In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie, en moet voor elk ontwikkelingsscenario duidelijk gemotiveerd worden waarom. Er moet ook aangegeven worden voor welke disciplines de ontwikkelingsscenario’s al dan niet relevant zijn. Dit moet beschreven worden in een algemeen hoofdstuk voorafgaand aan de effectbespreking per discipline.

Naast de ontwikkelingsscenario’s die in de aanmelding beschreven zijn, moeten in het MER ook de volgende ontwikkelingsscenario’s, volgend uit adviezen, meegenomen worden of nagegaan in hoeverre relevant:

- Hoogspanningsleiding Zandvliet - Lillo – Liefkenshoek.

- De ontwikkeling van een recyclagepark in de omgeving van het projectgebied. Het district Bezali vraagt om hierover zo spoedig mogelijk concreet af te stemmen om onnodige werken te voorkomen.

- Voorts plant het Havenbedrijf in dezelfde periode (?) werken langs het jaagpad in functie van de uitwerking van het beheersplan De Zouten. Ook hier vraagt district Bezali afstemming tussen de verschillende projecten.

- Tenslotte is er het nog steeds hangende (?) dossier van een gesloten centrum voor asielzoekers aan het aansluitingscomplex Zandvliet. Dit is een dossier dat beslist werd door de Federale

(5)

Overheid in 2017. Als dit nog steeds een actief dossier is, dan moet dit meegenomen worden in de analyse.

Wanneer er tijdens het opstellen van het project-MER nieuwe ontwikkelingsscenario’s naar boven komen, moeten deze toegevoegd worden.

Cumulatieve effecten moeten onderzocht worden.

Volgende relevante juridische en beleidsmatige randvoorwaarden dienen bijkomend te worden aangepast, opgevolgd of aangevuld:

- De juridisch en beleidsmatige randvoorwaarden worden enkel per discipline weergegeven.

Voorkeur gaat toch uit om ook een overzichtstabel voorafgaand de discipline op te nemen als matrix en dan aangeven welke relevant zijn voor welke discipline – cfr. ook RLB Algemene Methodologie hiervoor.

- Team Mer ipv dienst Mer consequent gebruiken in het MER.

- p. 9: de gevolgde procedure wordt hier verwarrend vermeld. Duidelijker stellen dat hier gekozen is voor de uitwerking van de aanmelding tot een ontwerp-MER en overleg. In plaats van in het vervolg van de procedure te werken met een ontwerptekst en ontwerptekstbespreking, zal Team Mer dit behandelen als een vraag tot tweede scopingsadvies.

- Het projectnummer van vorige MER vermelden namelijk PR0170.

De methodologie voor de effectbeschrijving en -beoordeling moet voor elke discipline in het project- MER duidelijk en transparant omschreven worden. Tevens moet per discipline aangegeven worden op basis van welke criteria een effect beoordeeld wordt. Het resterend effect na de milderende maatregelen moet aangegeven en gekoppeld worden aan het gehanteerde beoordelingskader. De effectenbespreking en -beoordeling moet transparant gebeuren en aan de hand van volgende terminologie: aanzienlijk negatief (-3), negatief (-2), beperkt negatief (-1) en verwaarloosbaar of geen effect (0).

Bij de beschrijving van de bestaande toestand en van de milieueffecten moet, als aanvulling op de aanmelding, voldoende aandacht besteed worden aan het volgende:

- p. 27 - § 3.1: eerder volgde nog niet dat er een beperkte verkeersgeneratie zal zijn. Ook de motivering van afwezigheid van bewoning is niet overtuigend. De dorpskern van Zandvliet is toch relatief dichtbij. Zie ook vragen in inspraak. Deze aspecten zullen toch wel grondig moeten uitgewerkt worden.

- p. 28: waar mogelijk de effectbeoordeling kwantificeren en niet enkel op basis van expert judgement.

- p. 28: er moet sowieso gezocht worden naar milderende maatregelen bij negatieve effecten – paragraaf 3.2.5 in die zin formuleren in plaats van te vermelden ‘waar nuttig en mogelijk’.

- p. 30: aspecten veiligheid en klimaat ontbreken in ingreep effectschema en moeten toegevoegd worden.

Discipline Bodem

- Grondwater bij voorkeur onder de discipline water bespreken cfr. RLB Water – aspecten rond grondwaterverontreiniging kunnen wel samen besproken worden met bodem.

- In verband met het uitgraven in veenbodems: nagaan of de effectbeoordeling voldoende rekening houdt met het beoordelingskader in § 4.1.1.3, gezien voor het dok de veenlaag afgegraven wordt.

(6)

- p. 39: de grond van het verdiepen van het dok kan niet gebruikt worden als bodem en eventueel wel als niet-vormgevende bouwstof – waar kan deze afgezet worden? Zijn er concrete projecten hiervoor gekend? Dit verder verduidelijken in het MER.

- p. 40: ‘normaliter zal er geen uitgraving van Pleistoceen zand plaatsvinden’ – maar hoe kan dit verzekerd worden dat dit niet gebeurt?

- p. 40: laatste zin van alinea na puntjes niet af: … ‘en in enkele monsters …’

- p. 40: dus kan de grond van uitgraven dok en paaiplaats hergebruikt worden als bodem?

- p. 40: waar zal grond tijdelijk gestockeerd worden? De effecten van stockage ook onderzoeken.

Bijvoorbeeld naar verdichting, duur van stockage, …?

- p. 40: ‘normaliter en lijkt’ dit zijn geen goede bewoordingen voor een effectbeoordeling - maar wat indien toch een probleem met zettingen en stabiliteit voor de A12? Hoe zal dit vastgesteld worden en welke milderingen zijn er nodig en mogelijk?

- p. 43: het effect van inklinking van veen dat onomkeerbaar is komt niet voor bij de conclusie in § 4.1.1. Aanvullen en nagaan of maatregelen nodig of mogelijk zijn hiervoor.

Discipline Water

- In de beschrijving van de bestaande toestand moet ook de beoordeling van de toestand van het oppervlaktewaterlichaam VL05_187 ‘Antwerpse Havendokken + Schelde-Rijnverbinding’

in het kader van de opmaak van het derde stroomgebiedbeheerplan voor de Schelde worden

opgenomen. Deze kan teruggevonden worden op

https://www.integraalwaterbeleid.be/nl/geoloket/geoloket-stroomgebiedbeheerplannen.

- Gevraagd wordt door het CIW om in het MER te verduidelijken of er verzilting van de nabijgelegen polderwaterlopen te verwachten is, als gevolg van de voorziene werken.

Verzilting werd i.k.v. vorig MER beoordeeld en wordt toegevoegd.

- In de projectbeschrijving wordt aangegeven dat er rond het dok een dienstweg wordt voorzien en riolering voor de regenwaterafvoer van de wegenis. Dit regenwater zal geloosd worden in het dok. Op p. 49 is aangegeven dat de langsgrachten langs de bestaande wegenis verwijderd moeten worden maar opnieuw zullen worden aangelegd. Het CIW merkt op dat om verzilting tegen te gaan, het hemelwater dat van de dienstweg afstroomt, moet infiltreren in de hiertoe voorziene langsgrachten en mag dit niet rechtstreeks afgevoerd worden naar het dok. Een noodoverlaat van de langsgrachten naar het dok of de paaiplaats kan uiteraard wel voorzien worden. Het MER in deze zin aanpassen.

- Op het scopingsoverleg volgde dat bemaling waarschijnlijk niet nodig zal zijn. De top van de kaaimuur kan gebouwd worden met een eenvoudige drain, waardoor geen impact meer verwacht wordt. Dit heeft tot gevolg dat er geen vergunning zal moeten aangevraagd worden voor bemaling en dat er allerlei aanbevelingen uit het MER en vragen uit adviezen kunnen wegvallen. De effectbeoordeling in deze versie van het MER is gebaseerd op een modellering uit het vorig MER. Voorstel om deze beoordeling te behouden als worst case inschatting maar als maatregel kan dan volgen dat er geen bemaling wordt uitgevoerd en aanvullende motivering dat dit mogelijk is. Ofwel het hele hoofdstuk rond bemaling herbekijken en duidelijkheid scheppen rond noodzaak en overgebleven effecten naar grondwater. Op deze wijze kunnen ook alle antwoorden uit adviezen weerlegd worden in het MER waaronder:

o Effecten op agrarisch gebied. Het departement Landbouw en Visserij had specifieke vragen over een geïsoleerde kavel naast de A12 (Kadastraal percelen: 7/F, 14/B en 15/A) waarvoor volgens de figuur 4-4 een significant effect kan volgen.

o Van de tijdelijke bemaling wordt een beperkt negatief effect verwacht in de omliggende polders (lees p. 43) en eventueel een probleem met zettingen, vandaar dat wordt aanbevolen door de stad Antwerpen te onderzoeken of bemalen tussen waterdichte wanden of retourbemalingen aangewezen is. Op p. 49 is er van

(7)

retourbemalingen helaas geen sprake meer, het opgepompte grondwater zal worden geloosd in het bestaande dok (waarmee eigenlijk de Schelde-Rijnverbinding wordt bedoeld). Dat onderzoek lijkt essentieel alvorens men kan concluderen te lozen in oppervlaktewater.

o Tijdens de bemalingsfase (duurtijd 10 maanden) wordt het grondwater opnieuw in het dok geloosd en bestaat een reële kans dat het grondwaterpeil daalt. Gezien de actuele droogteperioden die we nu en de voorbije jaren kennen, vraagt het district Bezali een andere mogelijkheid te bekijken zodat het grondwaterpeil absoluut niet daalt.

o Omgevingsdienst Midden- en West Brabant, Nederland vraag naar een actuele bemalingsstudie.

- p. 42: wat is het verschil in configuratie tussen het project in dit MER en het project dat meegenomen werd in het model voor bemaling? Beter argumenteren dat dit verschil in configuratie geen invloed zal hebben op de conclusies.

- p. 43: dus ivm grondmechanische onderzoek en berekeningen van zettingen en noodzakelijk maatregelen: dit zal pas na de vergunning uitgevoerd worden? Een bemalingsstudie is nodig bij de vergunning, het MER wordt geïntegreerd in de vergunning, bijgevolg moet deze informatie in het MER ook verder uitgewerkt worden. Deze opmerking is enkel relevant indien effectief bemaald wordt, zie ook eerder.

- Uit een vraag van het Waterschap Brabantse Delta, Nederland volgt dat de waterveiligheid van het achterland van België en Nederland niet mag verslechteren. Het bestaande dijklichaam dat nu langs de Schelde-Rijnverbinding ligt zal terug moeten komen buiten de haven om. Op het scopingsoverleg werd het volgende hierover opgemerkt en deze verduidelijking kan toegevoegd worden in het MER, alsook bij het item grensoverschrijdende effecten. De werken hebben geen invloed op het water in het dokkencomplex en de oevers worden niet verlaagd dus de waterveiligheid van het achterland zal niet wijzigen.

- p. 47: de categorie-aanduiding van de Zuidhavenloop (p. 47 §4.2.2) is verkeerd. Dit moet 2°

categorie zijn i.p.v. 3°.

- p. 50: opmerking CIW ivm langsgrachten ook vermelden als maatregel onder § 4.2.4.

Discipline geluid & trillingen:

- Keuze van het meetpunt motiveren (dichtstbijzijnde woning en langs kant met geen andere geluidsbronnen). Waarom enkel in Nederland en niet in Zandvliet (cfr. impact A12 en op basis van geluidsbelastingskaarten)? Gezien de vragen en bezorgdheden in inspraak ook het effect ter hoogte van Zandvliet grondig in beeld brengen. Onder andere op basis van kengetallen varende binnenschepen versus geluid van de A12 en van zeeschepen motiveren wat de impact zal zijn.

- p. 53: hier worden enkele aanknopingspunten vermeld om het geluid van bouwfase te toetsen.

Dit wordt later niet meer gebruikt – zeker naar het Nederlands aanknopingspunt lijkt dit zinvol om aan te toetsen.

- p. 56: verder motiveren waarom modelleren van verkeersgeluid niet relevant is – wijziging verkeersintensiteiten quasi nihil – dit moet aangetoond worden.

- p. 58: aantonen dat sinds 2018 het geluidsklimaat in de omgeving niet is gewijzigd.

- p. 61: voor het meetpunt in Nederland wordt enkel getoetst aan Vlaamse normen – maar zijn normeringen in Nederland vergelijkbaar? Informatief ook meegeven.

- p. 64: ‘realistische werksituatie’ – wat wordt hieronder verstaan?

- p. 65: motiveer verder waarom het verkeer tijdens bouwfase niet relevant is.

- p. 66 – in het deel grensoverschrijdende effecten het volgende opnemen ter verduidelijking cfr. vragen uit Nederland:

(8)

o Effecten van trillingen op Nederlandse woningen en andere gebouwen indien deze dichterbij gelegen zijn.

o De tekst houdt geen rekening met afscherming door landschapsberm, dus wellicht geen significant effect. Dit dient verder aangetoond en geduid te worden door de deskundige.

o Er wordt in het MER vermeld dat de grensoverschrijdende effecten op het gebied van geluid aanwezig zijn (tot 100 meter over de grens). Welke invloed heeft dit op omwonenden en bedrijven binnen die 100 meter?

Discipline lucht:

- p. 70: aantonen en becijferen dat het aandeel werftransporten beperkt is. Over hoeveel vrachtwagenbewegingen gaat dit?

- p. 70: effecten heel gemakkelijk weggeschreven tov A12 en BASF. Dit moet meer gemotiveerd worden op basis van cijfermateriaal en feiten. Zie ook opmerking ANB - de verzurende en eutrofiërende depositie op kwetsbaar gebied wordt niet begroot. Ook de emissies worden niet begroot. Er wordt geduid dat deze minder zijn dan de uitstoot van BASF. Deze evaluatie is ontoereikend. Het Agentschap neemt aan dat de effecten verwaarloosbaar zullen zijn, hier dient echter concreter uitsluitsel over worden gegeven. Het lijkt ons minstens aangewezen een worst-case emissie (NOx) te kwantificeren (bij volledig gebruik wachtdok) en te duiden dat geen interferentie ontstaat met kwetsbaar gebied. Deze impact in MER begroten op basis van luchtmodellering (IMPACT) en scheepsemissies in de exploitatiefase.

- p. 70: er wordt vermeld dat er maximaal enkele tientallen schepen per dag van het wachtdok gebruikt zullen maken – dit werd niet eerder zo vermeld - eerder was sprake van 40 plaatsen.

Dit beter kwantificeren en duiden in het hele document.

- p. 70: dit is toch geen beoordeling - omdat de A12 er ligt en BASF kan alles? Dit moet beter gemotiveerd en gekwantificeerd worden - zie ook hierboven.

- p. 70: Stad Antwerpen merkt vooral een stofproblematiek op tijdens de werken met hinder op de A12 Noord en de Noordlandbrug. Op p.70 gaat men er nogal snel overheen dat dit weinig tot geen impact zal hebben. Maar eventuele watersproeiers lijken tijdens droge periodes toch aangewezen om geen stofwolken op de autobaan of brug te hebben.

- Bij de effectbeoordeling voor de exploitatiefase ook ingaan op SO2 emissies van scheepvaart zoals bij de methodologie werd vermeld.

- Een deel ivm grensoverschrijdende effecten opnemen waar er ingegaan wordt op effecten van stof en NOx tijdens aanleg en gebruik.

- p. 71: wat is waterbron voor besproeien van grondhopen?

- In inspraak is ook sprake van geurhinder. Bespreken in het MER in hoeverre bijgevolg dit relevant kan zijn.

Discipline biodiversiteit:

- De stikstofdepositie en de verzurende en eutrofiërende deposities van de exploitatiefase kwantificeren in een worst case situatie (= 0% walstroom) - zie ook eerder bij discipline lucht.

En toetsen aan het beoordelingskader van PAS.

- Omgevingsdienst Midden en West-Brabant vraagt om de effecten op het Natura2000 gebied

“Brabantse Wal” te onderzoeken. Denk daarbij o.a. aan verstoring door geluid en/of licht, grondwaterstandsdaling en stikstofdepositie. Zowel voor de aanlegfase als de gebruiksfase van het dok. Nederland wijst erop dat effecten op dit gebied te verwachten zijn in ieder geval vanwege de NOx-emissies van machines en voertuigen tijdens de aanleg, maar ook van aanmerende en vertrekkende schepen gedurende de gebruiksfase. Daarom volgt uit hun advies dat het MER dient voorzien te worden van een Passende Beoordeling zoals bedoeld in

(9)

de Europese habitatrichtlijn. Het enkel uitvoeren van een voortoets met een toets aan de 5%

drempelwaarde van de meest kritische depositiewaarde van dit gebied acht Nederland onvoldoende. Uit de Passende beoordeling dient met zekerheid te blijken dat de instandhoudingsdoelstellingen van de ‘Brabantse Wal’ niet in gevaar komen.

- Anderzijds merkt ANB op dat het projectgebied zich op aanzienlijke afstand bevind van een speciale beschermingszone op Vlaams grondgebied. Het Agentschap verklaart zich op basis van de beschikbare informatie in het MER akkoord met de bevinding dat geen negatieve effecten t.h.v. een speciale beschermingszone zullen ontstaan voor de impact op Vlaams grondgebied. Op basis van de gegevens in het dossier concludeert het Agentschap voor Natuur en Bos dat de vergunningsplichtige activiteit geen betekenisvolle aantasting zal veroorzaken van de instandhoudingsdoelstellingen van een speciale beschermingszone.

- Gezien de vraag naar een passende beoordeling vanuit Nederland naar een volwaardige passende beoordeling, moet deze toegevoegd worden aan het MER voor het Nederlands Natura2000 gebied. De impact op Vlaams SBZ moet gedetailleerder uitgewerkt worden zoals gevraagd door ANB. Verdere afstemming over effecten op Vlaamse Natura2000 gebieden en gelijkaardige conclusies voor Nederlandse Natura2000gebieden dienen uitgeklaard te worden en dit door de effecten beter te kwantificeren en gedetailleerder te beschrijven en dit in samenspraak met ANB en Nederland.

- Het projectgebied bevindt zich op een aanzienlijke afstand van VEN-gebied. Het ANB verklaart zich op basis van de beschikbare informatie in het MER akkoord met de bevinding dat geen negatieve effecten t.h.v. VEN-gebied zullen ontstaan. Het ANB stelt vast dat de vergunningsplichtige activiteit geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het VEN zal veroorzaken.

- Het ANB verleent een gunstig advies op de ontwerptekst mits de milderende maatregelingen worden opgenomen die in hun advies worden vermeld en onder voorwaarde dat een verdere detaillering wordt voorzien zoals:

o Het ruimtebeslag is zeer aanzienlijk. De bespreking dient te worden aangevuld met volgende gegevens:

▪ Er dient te worden geduid in welke mate de werkzaamheden (inclusief ophoging) zich beperken tot de zone voor waterweginfrastructuur.

▪ Er dient te worden geduid welke oppervlakte na de werken terug een natuurlijke invulling kan krijgen (schrale bermen, paaiplaats) en hoe (als milderende maatregel te formuleren) een dergelijk herstel in de hand kan worden gewerkt (bv. door bovenste grondlaag opzij te houden en de ophoging met deze laag af te werken).

▪ Er dient te worden geduid hoe verboden te wijzigen (riet)vegetaties zullen worden behouden/hersteld.

▪ Er wordt voorgesteld een heraanplant met populieren te voorzien. Het lijkt zinvol te kiezen voor een inheems bomenrij of houtkant/struweel (bv. inheems gemengd doornstruweel).

o Lichtverstoring – In het MER wordt niet ingegaan op lichtverstoring. Gezien het project grenst aan natuurgebied en water kan een belang van de omgeving voor vleermuizen niet worden uitgesloten. Het is noodzakelijk te duiden waar zich nu reeds verlichting bevindt en hoe de site oordeelkundig zal worden verlicht (verlichting tot minimum beperken, aangepaste full- cutoffarmaturen, bewegingssensoren, aangepast spectrum,…).

o Geluidsverstoring – Het beoogde project grenst aan reservaatgebied in beheer bij Natuur en Bos. In het verleden en ook nu nog fungeert/de dit gebied als broedgebied voor verschillende vogelsoorten waaronder ook bruine kiekendief. Het is aangewezen in meer in detail te duiden hoe de geluidsverstoring tijdens de werken (bv. heiwerkzaamheden) en bij exploitatie tot verstoring in dit gebied zal leiden. De argumentatie dat er al verstoring is van de A12 is ontoereikend, de verstoring van voorliggend project komt immers bovenop deze verstoring.

Wanneer extra geluidsverstoring ontstaat in kwetsbaar gebied is het noodzakelijk effectief milderende maatregelen te formuleren. Zo dienen de meest verstorende werkzaamheden te worden opgelijst en dient te worden voorzien dat deze werken buiten het broedseizoen (te

(10)

specifiëren aan de hand van soorten) worden uitgevoerd. Ook tijdens de exploitatie van het dok is geluidsverstoring mogelijk. Er wordt geduid dat momenteel wordt overwogen om geen generatorgebruik toe te staan in dit dok. Het is onduidelijk wat het effect is op bv. het aanpalend kwetsbaar gebied wanneer alle aangemeerde schepen een generator gebruiken. Dit wordt niet gespecifieerd er wordt enkel geduid dat er wordt overwogen geen generators toe te staan. Het Agentschap neemt aan dat de impact verwaarloosbaar zal zijn, maar uitsluitsel is echter noodzakelijk. De impact dient te worden begroot en/of afhankelijk van deze impact dient het opleggen van een verbod op generators effectief als milderende maatregel te worden voorzien.

o Kwantificeren van verzurende en eutrofiërende depositie – zie eerder.

o Soorten /verstoring – Voor het terrein werd geen recente broedvogelinventarisatie uitgevoerd.5. Gezien de omvang van het gebied en een zeker belang voor avifauna is het aangewezen een milderende maatregel te voorzien waarin wordt opgelegd dat het terrein ongeschikt dient te worden gemaakt voor broedvogels voorafgaand aan de broedperiode. Het Agentschap stelt vast dat een aanzienlijk deel van de vrij gekomen gronden lokaal zal worden verwerkt als ophoging. Dit biedt potenties voor soorten als oeverzwaluw. Mogelijk kan op een geschikte locatie een (permanente) oeverzwaluwwand worden voorzien. Tijdens de aanlegwerkzaamheden is het dan weer van belang voorwaarden (milderende maatregel) te formuleren welke de vestiging van oeverzwaluwen in tijdelijke zandstocks verhinderen. Verder is het noodzakelijk de nodige randvoorwaarden te formuleren welke het goed functioneren van de vispaaiplaats garanderen. Zo is het zinvol te onderzoeken wat kan worden geleerd uit bestaande vispaaiplaatsen in de haven, waar de buizen dienen te worden voorzien (hoogte, diameter, situering t.o.v. de ligplaatsen) en hoe een optimale inrichting van een dergelijke paaiplaats dient te gebeuren.

- p. 76: moeten bomen verwijderd worden? Zo ja is hiervoor het bosdecreet en compensatie van toepassing? Verder verduidelijken.

- p. 76: welke ophoging is nu reeds aanwezig en hoeveel moet er extra opgehoogd worden?

Meer details hierover opnemen in het MER.

- p. 76: concreter uitwerken hoe ecotopen kunnen hersteld worden: waar en hoe? Zie ook advies ANB.

- p. 76: ‘tijdelijk verlies van ca 5.4 ha’ – wat wordt hier bedoeld? Over welke zone gaat dit?

- p.76: ‘hierdoor zullen natte vegetaties niet spontaan kunnen herstellen’ – hierna ontbreekt effectbeoordeling en ontbreek eventueel nood aan MM.

- p. 79: een kleilaag plaatselijk voorzien – hoe en vanwaar haalt men deze klei en waar en op hoeveel oppervlakte moet dit toegepast worden?

Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie:

- Gemeente Woensdrecht merkt het volgende op. U beoogt het terrein tussen uw rijksweg A12, de Nederlandse grens en het kanaal op te hogen. Welke effecten heeft deze ophoging (inclusief eventuele beplanting) op het direct aangrenzende NNB-gebieden (Natuurnetwerk Brabant), het eveneens direct aangrenzende windmolenpark en het beoogde direct aangrenzende zonnepark? En welke effecten heeft dit op de cultuurhistorische waarden van het landschap aan de Nederlandse zijde van de grens (zie de geïdentificeerde waarden via deze link). Het effect van de ophoging terrein gedetailleerder beoordelen op basis van een dwarsprofiel. Beschrijving ophoging verduidelijken; verschillen in hoogte toevoegen zodat er verschillende habitats gecreëerd worden. Op deze wijze kan ook verduidelijkt worden dat er geen ophoging is langs de Nederlandse grens hoger dan de berm langs de landsgrens en op deze wijze de effecten beperkt of verwaarloosbaar zijn op Nederlands grondgebied.

5 Wel werden in 2016 4 zangposten van de fitis genoteerd, 3 zangposten van de boompieper en 2 zangposten van de rietgors in de beperkte rietzones. Op het terrein werden vrij veel vlinders aangetroffen waarvan het grootste deel Oranje zandoogjes en ook enkele Bruine blauwtjes. Ook werd een bastaardzandloopkever waargenomen in een omgeploegde zone in de buurt van de windturbine. Vermoedelijk betreft het een eenmalige/toevallige waarneming.

(11)

- p. 83: dus het geplande maar nooit gebouwde Duwvaartkanaal: bestaat er een kans dat dit ooit terug een wens wordt? Zo ja wordt deze wens door dit project gehypothekeerd?

- p. 85: ivm archeologie ontbreekt een effectbeoordeling. De conclusies van de archeologienota toevoegen. Zijn proefsleuven hier zinvol gezien het grotendeels reeds opgespoten terrein betreft?

- p. 85: de aanbevelingen om de natuur en bomenrijen te herstellen veel concreter uitwerken:

zie ook advies ANB en opmerkingen bij biodiversiteit.

Discipline mens – ruimtelijke aspecten, mobiliteit en gezondheid:

- Het Team Externe Veiligheid vraagt om het aspect externe veiligheid op te nemen in het MER.

In voorliggende aanmelding werd hier niets over teruggevonden. Ook uit andere adviezen volgt deze noodzaak. Het aspect dat in het bijzonder nader moet bekeken worden is de mogelijkheid van het optreden van domino-effecten van het wachtdok naar nabijgelegen Seveso-inrichtingen. Voor de nabijgelegen Seveso-inrichtingen vormt het wachtdok immers een extra externe gevarenbron. De accidentele vrijzetting van gevaarlijke stoffen in het wachtdok kan (door een domino-effect) leiden tot het falen van een installatie met gevaarlijke stoffen op een Seveso-inrichting (en daardoor dus het externe mensrisico van die inrichting verhogen). De analyse van de invloed van het wachtdok als externe gevarenbron op een Seveso-inrichting dient te gebeuren op de wijze die gebruikelijk is in een veiligheidsrapport van een Seveso-inrichting. Deze analyse moet uitgevoerd worden door een erkend VR- deskundige. Het is niet noodzakelijk om heel deze studie integraal op te nemen in het MER maar het volstaat om de conclusies (na afstemming met Team Externe Veiligheid) over te nemen of het aspect externe veiligheid op een kwalitatieve wijze uit werken conform de handleiding externe veiligheid en MER op de website van het Team Mer

(https://omgeving.vlaanderen.be/sites/default/files/atoms/files/handleiding%2520veiligheid.pdf). Hierbij dient ook rekening gehouden te worden met volgende aspecten volgend uit adviezen:

o De meest nabijgelegen Seveso-inrichting op dit moment is de site van BASF. De kortste afstand tussen het wachtdok en de site van BASF bedraagt ca. 170 m (gemeten op een luchtfoto en gebaseerd op de afbakeningscontour van het wachtdok). De kortste afstand tussen het wachtdok en belangrijke relevante installaties met gevaarlijk stoffen is momenteel ca. 570 m (LPG-sferen) en 495 m (pijpleidingenrek). De tweede meest nabijgelegen Seveso-inrichting is Gunvor Petroleum Antwerpen, op ruim 3.100 m van het wachtdok).

o Het wachtdok ligt binnen de bestaande domino-effectcontouren van de site van BASF. Een domino-effect van de site van BASF naar het wachtdok is daarmee ook mogelijk.

o Het wachtdok op zich vormt ook een extra gevarenbron voor omliggende populaties, bv. de woonkern Zandvliet.

o Er is (of was) een plan om ter hoogte van het op- en afrittencomplex van de A12 een centrum voor de opvang van illegalen te voorzien. Het Team Externe Veiligheid heeft geen nadere informatie over de stand van zaken van dat plan.

o In de zone van het wachtdok staat een windturbine. De aanwezigheid van de windturbine verhoogt het risico van de schepen in het wachtdok. Wat als een wiek terecht komt in de schepen (met brandstoffen/gassen of andere gevaarlijke producten)? Twee windmolens staan nabij de site, eentje zelfs op de site. Op verschillende luchtfoto’s in het dossier ontbreken deze windturbines, wat toch een belangrijk element is. Een verwijzing naar een veiligheidsnota kan wellicht erg verhelderend zijn.

o De conclusie dat afgemeerde schepen (tot een aantal dagen op de plek aanwezig) niet resulteert in een belangrijk hoger risico dan bij passerende schepen wordt volgens de gemeente Woensdrecht niet aannemelijk gemaakt in uw ontwerp-MER. Graag een goede onderbouwing waaruit de gevolgen op het gebied van veiligheid voor de omgeving duidelijk wordt. Denk hierbij in ieder geval voor de Nederlandse kant aan de rijksweg A4, het windmolenpark (en beoogd zonnepark) Kabeljauwbeek die direct aan uw plangebied grenzen, maar ook zeker voor bewoners/eigenaren van woningen en bedrijven.

(12)

o De aanlegzone zal in belangrijke mate dienst doen voor tankschepen die ook geladen kunnen zijn met gevaarlijk product. De schepen moeten hiervoor voldoen aan de ADNR-reglementering (vervoer van gevaarlijke producten). Maar de site ligt naast een hoogdrempelig SEVESO bedrijf (BASF). Maar in het dossier wordt dit niet uitgewerkt of er enige impact kan zijn in geval van calamiteiten.

- p. 88: ook ingaan op versterken recreatief medegebruik in toekomst – zie ook vragen in inspraak – ook hier aanbevelingen rond formuleren.

- Impact bemaling op polder ten zuiden van Noordlandbrug; aantonen dat deze beperkt is.

- p. 87: ‘overgrote deel buiten contour’ – welk deel ligt er wel in?

- p. 88: ook ingaan op interferentie met windturbines - p. 88: waar zal er tijdelijk gestockeerd worden?

- p. 89: hier staat vermeld dat de afvoer van het baggeren van verdieping bestaande waterweg, logischerwijs via water zal gebeuren. Dit werd hier voor het eerst zo gesteld - ook in projectbeschrijving opnemen.

- Kwantificeren dat de capaciteit van de A12 nog voldoende is om bijkomend werfverkeer te verwerken.

- Vanuit adviezen volgt de voorkeur van afvoer via water de absolute voorkeur. Als worst case in het MER wordt de impact bepaald van afvoer via vrachtwagens. De afvoerroutes hiertoe gedetailleerder beschrijven. Uit het MER volgt dat de kans bestaat de dorpskernen zullen doorkruist worden voor dit transport (cfr. p. 90). De stad Antwerpen merkt hierbij het volgende op. Een zeer terechte opmerking heeft betrekking op de afvoer van materiaal met vrachtwagens richting Antwerpen. Er is immers (officieel) geen oprit Zandvliet, maar het gevaar bestaat dat vrachtwagens dan door het centrum van Berendrecht zullen rijden naar de oprit daar. Ofwel moet men de tijdelijke oprit Zandvliet beschikbaar stellen ofwel moeten er alternatieven over het water bekeken worden. Ook het district Bezali merkt dit op. Er worden voor het aan-en afvoeren van materialen 150 vrachtwagens per dag in rekening gebracht wat neerkomt op 300 transportbewegingen per dag. Hiervan zullen er 150 door de dorpskernen van Berendrecht en Zandvliet verlopen. Als districtscollege vragen wij om hiervoor de oprit A12 ter hoogte van Zandvliet Noordland open te stellen zodat de dorpskernen gevrijwaard blijven van vrachtwagenvervoer. Dit werd opgenomen in hun bestuursakkoord. De mogelijkheid en noodzaak hiertoe duidelijker opnemen in het MER. Alsook verder bespreken met AWV hieromtrent. Ook rekening houden met andere (ongewenste) effecten die deze openstelling kan hebben.

- Het district Bezali merkt tijdens de operationele fase het volgende op. Er zullen in het district 2 wachtdokken aanwezig zijn, beiden gelegen langs de wandeldijk. Deze is autovrij en dit moet ook zo blijven. Er moet vermeden worden dat schippers met hun wagens de dijk op- en afrijden, alsook dat een veilige, doch efficiënte regeling wordt uitgedacht om het dorp in en uit te rijden. Het district hoopt betrokken te worden om een degelijk circulatieplan uit te werken waarin veiligheid voor alle weggebruikers centraal staat. Verdere afstemming met het district hieromtrent is bijgevolg noodzakelijk.

- Het aspect gezondheid meer kwantificeren op basis van de uitwerking in de discipline lucht en geluid en rekening houden met de bezorgdheden in de inspraak.

- De gemeente Woensdrecht heeft bij paragraaf 4.7.3.5 volgende gelijkaardige opmerking. Hier lijken conclusies gebaseerd op aannames, maar er werd niet aangetoond dat er geen effecten zijn voor de gezondheid. Ook het district Bezali spreekt zijn bekommernissen uit ivm de leefbaarheid voor de inwoners tijdens de verschillende fases van het project en de mogelijke samenloop van verschillende projecten in eenzelfde periode. Het districtscollege is vragende partij om in iedere fase van dit project tijdig en correct geïnformeerd te worden, zodat ze naar

(13)

hun inwoners op een correcte manier kunnen communiceren over het verloop van de werken, vooral met het oog op de overlast voor de omgeving, die in sommige fasen nefast zal zijn. Deze communicatie met omwonende ook opnemen als aanbeveling in het MER.

- p. 91: beschrijving van milderende maatregelen concreter omschrijven: hoe kan je aanvoer langs water stimuleren en hoe kan je verkeer langs dorpskernen vermijden (zie ook hoger)?

(Gewest-)grensoverschrijdende effecten in Nederland:

- Het deel grensoverschrijdende effecten per discipline uitwerken (en niet enkel voor geluid cfr p. 28). Hierbij rekening houden met alle aspecten in dit scopingsadvies vermeld ivm effecten op Nederlands grondgebied.

Ook de volgende onderdelen moeten aan bod komen in het MER (cfr. richtlijnenboek Algemene methodologie):

- de leemten in de kennis

- de eventuele opvolgings- en monitoringsmaatregelen

- een afzonderlijke discipline-overschrijdende samenvatting (inclusief de milderende maatregelen)

- een niet-technische samenvatting.

Deze aspecten ontbreken nog in de aanmelding en moeten toegevoegd worden.

4. Goedkeuring team van erkende MER-deskundigen en MER-coördinator

Zoals voorgesteld in de aanmelding wordt het MER opgesteld door een erkende MER-coördinator en door volgende erkende MER-deskundige: Biodiversiteit; Bodem (pedologie); Water; Geluid en trillingen; Lucht (luchtverontreiniging); Mens (ruimtelijke aspecten) en Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie. De coördinator zal ook Mens – mobiliteit en gezondheid, Klimaat, en Bodem – geologie behandelen.

Het in de aanmelding voorgestelde team van erkende MER-deskundigen en de erkende MER- coördinator wordt goedgekeurd. In de aanmelding zullen aanvullend wel de deeldomeinen en de niet- sleuteldisciplines gespecifieerd worden. Wijzigingen aan het team van deskundigen in de loop van het m.e.r. moeten gemeld worden aan het Team Mer.

Digitaal getekendDoor Lina Grooten

Directiehoofd Directie Gebiedsontwikkeling

Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en -projecten

(14)

Bijlage

Aantal inspraakreacties die tijdens de openbare raadpleging ingediend werden bij:

- Gemeente/stad via de website van het district Bezali: 1 - Team Mer: 5

waarvan in totaal 6 unieke inspraakreacties.

Lijst met de instanties die gereageerd hebben (schriftelijk of aanwezig op overleg) en betrokken worden in de verdere procedure:

- CIW - OVAM

- GOP, omgevingsprojecten

- Omgevingsdienst Midden- en West Brabant, Nederland - Stad Antwerpen

- ANB

- Departement Landbouw en Visserij - GOP, Team EV

- Gemeente Woensdrecht, Nederland - VMM, AET – geen opmerkingen - VMM, Lucht *

- Infrabel – geen opmerkingen - Provincie Antwerpen

* Deze instantie(s) heeft/hebben aangegeven niet verder betrokken te willen worden in de procedure

Lijst met de instanties die niet gereageerd hebben:

- MOW - BJO

- Departement omgeving, EKG - Havenbedrijf

- Gemeente Reimerswaal - VROM

- Gemeente Stabroek

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie,

De afbakening van de waardevolste delen strand en voorduin binnen de Natuurlijke Structuur moet er de natuurfunctie opnieuw bevestigen en versterken (bijvoorbeeld

In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie,

 een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden het plan van toepassing is: het grafisch plan is opgenomen als “bijlage I”; In dit GRUP is er een deelplan

complex van biologisch minder waardevolle, waardevolle en zeer waardevolle elementen complex van biologisch minder waardevolle en zeer waardevolle elementen biologisch

De methodologie voor de effectbeschrijving en -beoordeling moet voor elke discipline in het project-MER duidelijk en transparant worden omschreven.. Tevens moet per

o De mentoren besteden in de brugklas regelmatig aandacht aan bovenstaande vaardigheden. o Mocht een leerling moeite hebben met de uitvoering van het huiswerk, dan kan in

- Voor de beoordeling met het model CAR Vlaanderen worden wegsegmenten bepaald in figuur 11-12. Het is echter niet duidelijk hoe op basis hiervan fase 4 van de campusring