• No results found

Richtlijnen voor het Project-MER Uitbreiding, regularisatie en vroegtijdige hernieuwing van een bestaand pluimveeslachthuis in Waregem

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Richtlijnen voor het Project-MER Uitbreiding, regularisatie en vroegtijdige hernieuwing van een bestaand pluimveeslachthuis in Waregem"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Richtlijnen voor het Project-MER Uitbreiding, regularisatie en vroegtijdige

hernieuwing van een bestaand pluimveeslachthuis in Waregem

Initiatiefnemer:

NV Van-O-Bel Transvaalstraat 35

8793 Sint-Eloois-Vijve (Waregem)

20/05/2016 PRMER-2325-RL

(2)

1. Inleiding

Het voorgenomen project betreft de regularisatie, vroegtijdige hernieuwing en beperkte uitbreiding van een bestaand pluimveeslachthuis te Sint-Eloois-Vijve (Waregem). Om de huidige slachtcapaciteit (46.000.000 kippen/jaar) te regulariseren, rekening houdend met een stijgende tendens in het aantal geslachte kippen, wordt met de nieuwe vergunning een slachtcapaciteit van 50.000.000 kippen per jaar aangevraagd. Het maximum van 220.000 kippen per dag wordt wel behouden. Daarnaast wordt eveneens een vroegtijdige hernieuwing van de basismilieuvergunningen aangevraagd.

Deze activiteiten zijn onderworpen aan de m.e.r.-plicht volgens het project-m.e.r.-besluit1, met name:

Bijlage II

7 f) ‘Installaties voor het slachten van dieren met een verwerkingscapaciteit van 30.000 ton levend gewicht per jaar of meer.’

Voor categorieën van projecten opgenomen in bijlage II van het project-m.e.r.-besluit, is het indienen van een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de m.e.r.-plicht mogelijk. Door de initiatiefnemer wordt echter afgezien van dit verzoek.

De dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid verklaarde het kennisgevingsdossier volledig op 07/03/2016. De terinzagelegging in de stad Waregem liep van 16/03/2016 tot 16/04/2016. Tegelijkertijd vroeg de dienst Mer adviezen bij de administraties en openbare besturen.

De dienst Mer stelt deze bijzondere richtlijnen (verder richtlijnen) op met het oog op de methodologie van het MER. Zij houden rekening met principieel verplichte onderdelen van een project-MER op basis van art. 4.3.7. van het DABM2, de ontvangen adviezen (zie bijlage) en met de bespreking van het volledig verklaard kennisgevingsdossier met de betrokkenen op de richtlijnenvergadering van 29/04/2016. Deze richtlijnen hebben betrekking op de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het project-MER. Het project-MER moet opgesteld worden zoals door de initiatiefnemer voorgesteld is in de kennisgeving en aangevuld/aangepast worden met de specifieke vereisten die in deze richtlijnen geformuleerd zijn. Waar de kennisgeving en de richtlijnen van elkaar zouden afwijken, moet voorrang gegeven worden aan de richtlijnen.

2. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming

Het project heeft tot doel de regularisatie, de vroegtijdige hernieuwing en een beperkte uitbreiding van een bestaand pluimveeslachthuis te Waregem te bekomen. De aanvraag kadert in een regularisatie van de huidige feitelijke toestand waarvoor een maximale slachtcapaciteit van 220.000 kippen/dag en 50.000.000 kippen per jaar aangevraagd. Op deze manier, rekening houdend met een stijgende tendens in het aantal geslachte kippen, wordt tevens een buffer naar de toekomst toe ingebouwd.

1 Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, B.S. 17 februari 2005, zoals herhaaldelijk gewijzigd.

2 Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, B.S. 3 juni 1995, zoals herhaaldelijk gewijzigd (DABM).

(3)

Dienst Mer – Richtlijnen PR2325 3 Uitbreiding, regularisatie en vroegtijdige

hernieuwing van een bestaand pluimveeslachthuis in Waregem

Het MER zal een overzicht bevatten van de bestaande en aan te vragen vergunningstoestand (zowel stedenbouwkundige vergunning, milieuvergunning). Relevante vorige bijzondere vergunningsvoorwaarden zullen worden opgesomd en het MER zal aangeven hoe dit MER hierop een antwoord kan geven. Specifiek voor dit MER moet het volgende aangevuld worden:

o De rubriek voor de stookketels moet nagekeken worden. Het rubrieknummer klopt niet en moet aangepast worden. De vermogens die vermeld worden stemmen niet overeen met de vermogens die bij de uitwerking van de discipline lucht vermeld.

o De grondwaterwinningen moeten samen vermeld worden onder één rubriek. Naast de jaardebieten moeten hiervoor ook de dagdebieten vermeld worden.

o p.29 Bij de relevante bijzondere milieuvergunningsvoorwaarden dient aangegeven te worden welke milieuvergunningsvoorwaarden reeds werden gerealiseerd en welke nog dienen uitgevoerd te worden en welke planning werd toegekend om deze bijzondere voorwaarden te realiseren.

o p.29 De bijzondere voorwaarden voor de diepe grondwaterwinning uit het sokkelsysteem moeten geüpdate en aangevuld worden.

o p.29 Er is sprake van een afwijkingsaanvraag. Het vermelde artikel lijkt niet te kloppen.

Deze afwijkingsaanvraag moet verder verduidelijkt worden alsook of deze opnieuw moet aangevraagd worden.

Het MER moet relevante gegevens en conclusies uit voorgaande rapportages oplijsten (alle relevante milieustudies, ook andere dan m.e.r.-rapportages).

Het MER dient bij de milieuvergunningsaanvraag gevoegd te worden.

Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming, maar volgens art. 4.1.7. van het DABM moeten de conclusies ook doorwerken in de besluitvorming. Het MER moet hiermee rekening houden bij de formulering van mogelijke alternatieven, milderende of compenserende maatregelen.

3. Beschrijving project en alternatieven

Aanvullend op de kennisgeving moeten de volgende punten ook beschreven worden:

o Het KBO-nummer van de initiatiefnemer moet vermeld worden.

o De geldigheid van de erkenning van de erkende deskundige oppervlaktewater moet gecorrigeerd worden.

o De geldende BPA’s en RUP moeten gedetailleerder beschreven worden. Een uittreksel van de relevante BPA’s en RUPS moeten in de bijlage gevoegd worden.

o p.17 Er moet duidelijk beschreven worden wat precies verstaan wordt onder de regularisatie en de beperkte uitbreiding. Voor de beperkte uitbreiding moet geduid worden wat deze precies inhoudt.

o Er moet geduid worden dat het voorliggend project-MER enkel uitgevoerd wordt in het kader van een milieuvergunningsaanvraag en niet bij een stedenbouwkundige vergunningsaanvraag gevoegd zal worden.

o p.39 Er moet beter beschreven worden wat er exact gebeurt met de veren na het plukken.

o p.39/46 Er moet geduid worden in het MER wat precies tijdens het productieproces met het bloed gebeurt op het bedrijf zelf.

o Doorheen het MER moet een uniform woordgebruik gehanteerd te worden, voor bv stal,…

(4)

o Bij de procesbeschrijving moet de aanvoer van de kippen en de afvoer van de verwerkte producten/afval/… vermeld worden. De spreiding van deze aanvoer- en afvoergolven moet geduid worden.

o p.45 Er wordt vermeld dat op het bedrijf zowel stookolie, aardgas als elektriciteit aangewend wordt. Op p.50 wordt bij de BBT-aftoetsing vermeld dat er voor het bedrijf geen aansluiting is op het aardgasnet.

o p.45 Er moet geduid worden dat in tabel 8 het “stille” elektriciteitsverbruik slaat op de nachturen.

o p.46 Er moet aangegeven worden of de flocculatie bij de waterzuivering en de slibopslag (slibtank) inpandig uitgevoerd wordt.

o p.46 Er moet voor de afvalstromen die voortkomen uit de bedrijfsvoering beschreven worden vanwaar deze afvalstoffen afkomstig zijn en hoe deze worden opgeslagen. Indien relevant moet de afhaalfrequentie geduid worden.

o p.46 In Tabel 9 moet geduid worden wat precies verstaan wordt onder de categorie 2 en categorie 3 materiaal.

o p.47/18 Op pagina 18 wordt vermeld dat de geurstudie niet meer representatief is voor de huidige situatie en ook verder in het MER niet meer wordt opgenomen. Op p.47 wordt echter vermeld dat deze studie als basisdocument wordt gebruikt om de geuremissies in kaart te brengen. Deze studie is niet meer representatief en kan niet meer aangewend worden als basisdocument.

o p.47 Bij de bespreking van de geuremissies moeten de relevante bijzondere milieuvergunningsvoorwaarden aangehaald worden en indien van toepassing reeds aangeven of aan deze voorwaarden werd tegemoet gekomen of wanneer men aan deze voorwaarden tegemoet zal komen. De resultaten van de reeds uitgevoerde milieuvergunningsvoorwaarden moeten in het MER opgenomen worden.

o p.48 Bij de bespreking van de mogelijke andere emissiebronnen moeten ook de emissies van het afvalwater besproken worden. Het lozingspunt (rioleringsstelsel) moet hierbij ook geduid worden.

Zoals in de kennisgeving vermeld wordt, zal het MER de volgende alternatieven onderzoeken en beoordelen:

o Voor locatiealternatieven dient geduid te worden dat reeds verschillende alternatieven werden overwogen. De argumentatie waarom niet verder werd ingegaan op de overwogen alternatieven moet in het MER opgenomen worden.

Inzake uitvoeringsalternatieven gaan de deskundigen na of er relevante BBT-studies of BREF- nota’s beschikbaar zijn en toetsen het bedrijf/project hieraan. De BBT toetsing moet duidelijk terug te vinden zijn door bv. de checklist BBT/BREF tabelmatig toe te voegen.

o Er moet geduid worden in het MER waarom geen handmessen gebruikt worden bij de huidige bedrijfsvoering.

o Bij de BBT-aftoetsing moet vermeld worden dat bij geurhinder het emissiepunt werd aangepast door het voorzien van een gaswasser.

o Bij de BBT-aftoetsing moet bij de slibdroging en valorisatie vermeld worden dat het slib bij een extern bedrijf wordt gevaloriseerd en dat op de bedrijfssite zelf geen ontwatering van slib plaatsvindt.

(5)

4. Juridische en beleidsmatige context

De kennisgeving bevat het juridische en beleidsmatige kader dat voor dit MER van belang is in de vorm van een duidelijke overzichtsmatrix. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert.

Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te volgen. De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden met een ruimtelijke component moeten cartografisch gepresenteerd worden.

De volgende randvoorwaarden moeten worden aangepast, opgevolgd of aangevuld:

 Er moet geduid worden dat het natuurdecreet, gezien de nabijheid van zowel VEN- gebied als erkend natuurreservaat, wel relevant is.

 Er moet nagegaan worden welke voorwaarden van de Wet betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen van toepassing zijn.

 Het besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de regels inzake het lozen van bedrijfsafvalwater op een openbare rioolwaterzuiveringsinstallatie moet opgenomen worden bij de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden.

 De overstromingsgevoeligheid van de Gaverbeek moet vermeld worden in de tabel van randvoorwaarden.

 Voor de gewenste situatie moet afgetoetst worden aan enerzijds het generieke grondwaterbeleid en anderzijds aan de gebiedspecifieke doelstellingen en het gebiedspecifieke beleid zoals opgenomen in de GWS-specifieke deel Sokkelsysteem bij het Stroomgebiedsbeheerplan 2016-2021. Deze elementen moeten opgenomen worden in de tabel voor juridische en beleidsmatige randvoorwaarden.

5. Algemene en Methodologische aspecten

De afbakening van het studiegebied zal voldoende gemotiveerd worden per discipline, rekening houdend met het feit dat het studiegebied zowel het projectgebied als het gebied waar effecten zich kunnen voordoen moet omvatten. De ruimtelijke afbakening moet voor elke discipline duidelijk tekstueel omschreven worden en indien mogelijk, voorgesteld worden op kaart.

De referentiesituatie is gelijk aan de huidige situatie, maar dan zonder dat het project wordt verondersteld in exploitatie te zijn. Deze definitie dient correct in het MER te worden opgenomen en te worden toegepast. In het geval van een hervergunning van een bestaande industriële installatie verloopt er geen tijd tussen de effectbeschrijving en het optreden van de effecten.

In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie, en moet voor elk ontwikkelingsscenario duidelijk gemotiveerd worden waarom. Er moet ook aangegeven worden voor welke disciplines de ontwikkelingsscenario’s al dan niet relevant zijn. Dit dient beschreven te worden in een algemeen hoofdstuk voorafgaand aan de effectbespreking per discipline.

Wanneer er tijdens het opstellen van het project-MER nieuwe ontwikkelingsscenario’s naar voor zouden komen dan deze die momenteel gekend zijn, moeten deze toegevoegd worden aan het afwegingskader.

(6)

Cumulatieve effecten moeten onderzocht worden.

De methodologie voor de effectvoorspelling zal binnen elke discipline in het project-MER duidelijk en transparant omschreven worden. Tevens zal per discipline aangegeven worden op basis van welke criteria een effect beoordeeld wordt. Het resterend effect na de milderende maatregelen zal aangegeven en gekoppeld worden aan het gehanteerde beoordelingskader. De effectenbespreking en -beoordeling dient transparant te gebeuren en aan de hand van volgende terminologie: aanzienlijk negatief (-3), negatief (-2), beperkt negatief (-1) en verwaarloosbaar of geen effect (0) .

Bij de beschrijving van de bestaande toestand en van de milieueffecten moet, als aanvulling op de kennisgeving, voldoende aandacht besteed worden aan het volgende:

o Bij de uitwerking van de verschillende disciplines moet de terminologie uit het algemene richtlijnenboek overgenomen worden.

o p.56 Voor de ingreep-effectenmatrix moet aangeduid worden dat het lozen van afvalwater ook een impact op het oppervlaktewater kan hebben.

o p.56 Er is binnen het huidige project géén bouwfase aanwezig. Dit moet gecorrigeerd worden in de ingreep –effectenmatrix.

o p.56 Als nevenactiviteit moet de waterzuivering opgenomen worden in de ingreep- effectenmatrix.

o Voor elke discipline moet de link gelegd worden naar het al dan niet noodzakelijk zijn van milderende maatregelen.

Met betrekking tot de discipline lucht:

o p.61 Bij het uitwerken van de referentiesituatie moet ook het fijn stof PM2,5 aan bod komen en besproken worden.

o p.61 Bij de aftoetsing van PM10 moet ook een aftoetsing gebeuren aan de rekenkundig jaargemiddelde waarde 31,3 µg/m³ .

o Bij het uitvoeren van de snuffelmetingen moet er op gelet worden dat alle aspecten die geur kunnen veroorzaken (bv, wachtende vrachtwagens, …) ook meegenomen worden. Bij het uitvoeren van de snuffelmetingen moet gelet worden op het feit dat deze metingen uitgevoerd worden op representatieve tijdstippen, waarbij de verschillende geur- emissiebronnen representatief kunnen meegenomen worden bij de metingen.

o p.61 Bij de beschrijving van de emissiestromen op de inrichting wordt verkeerdelijk vermeld dat in de gewenste situatie een slachtcapaciteit van 60 miljoen kippen per jaar wordt aangevraagd.

o p.61 De vermogens van de stookinstallaties moeten nagekeken worden en afgestemd worden met wat vermeld wordt in de milieuvergunningsaanvraag.

o p.62 Naar het aspect geur toe moet het afval-gebouw beter beschreven te worden. Wat wordt er in welke hoeveelheden opgeslaan, hoe gebeurt de opslag van deze afvalstromen, welke mogelijke geuremissies kunnen hierbij ontstaan, de afzuiging van de ruimte, de reeds voorziene maatregelen. Ook de opslaglocatie van de mestcontainers moet op een dergelijke manier beschreven worden.

o Het aspect broeikasgassen moet ook behandeld worden binnen de discipline lucht o Voor het aspect geur moet een duidelijke en gedetailleerde inventaris opgenomen

worden van geleide en niet-geleide emissies, de verschillende geurbronnen, de reeds genomen maatregelen, de nog ingeplande ingrepen, de technische mogelijkheden, inzichten in de verschillende geurcomponenten,…

o p.62 Bij het aanduiden van de verschillende relevante geurbronnen wordt geduid dat de waterzuiveringsinstallatie bij een goede werking niet kan gezien worden als een bron voor relevante geur-emissies. Hiervoor wordt een bron aangehaald (Infomil) die bij de referenties verder niet geduid wordt. Ook dient gemotiveerd te worden waarom dit

(7)

Dienst Mer – Richtlijnen PR2325 7 Uitbreiding, regularisatie en vroegtijdige

hernieuwing van een bestaand pluimveeslachthuis in Waregem

specifiek voor deze waterzuiveringsinstallatie geldig is. Daarbij moet nagegaan worden of de uitvlokking, flotatie, de afrakeling van het slib en de slibopslag zelf inpandig of buiten plaatsvindt en of deze specifiek kunnen aanleiding geven tot geuremissies.

Met betrekking tot de discipline water:

o Binnen de discipline water moet het aspect oppervlaktewater en grondwater uitgewerkt worden.

Oppervlaktewater:

o p.44 Voor de reiniging van het afvallen-gebouw en waterzuivering wordt gebruik gemaakt van gezuiverd afvalwater. Voor de voorreiniging van de containers levende aanvoer wordt spuiwater van de condensors gebruikt. Dit aandeel hergebruik moet ook gekwantificeerd worden en geïntegreerd worden in het MER.

o In het MER worden twee scenario’s uitgewerkt. Zowel voor het scenario lozing op het riool als voor het scenario lozing op oppervlaktewater moet rekening gehouden worden met het feit dat de Snepbeek aangeduid wordt als mogelijks overstromingsgevoelig en de Gaverbeek als effectief overstromingsgevoelig.

o Naast de kwaliteit van de oppervlaktewateren (Snepbeek en Gaverbeek) moet ook het kwantitatieve aspect aan bod komen.

o In het MER moet uitgegaan worden van het nieuwe besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de regels inzake het lozen van bedrijfsafvalwater op een openbare rioolwaterzuiveringsinstallatie. Daarbij moeten de criteria nagegaan worden zoals voorgesteld in het besluit of een grondige evaluatie van het lozen van bedrijfsafvalwater op een RWZI noodzakelijk is.

o Bij de impactbepaling voor lozing op oppervlaktewater moet voor de huidige kwaliteit van de Gaverbeek gebruik gemaakt worden van de gegevens uit VMM-meetpunt 630.000 op de Gaverbeek. Wanneer het scenario voor het lozen van bedrijfsafvalwater op oppervlaktewater onderzoek wordt moet ook het plaatsen van een noodaansluiting of calamiteitbuffer bekeken worden.

o Bij het MER moet een duidelijk rioleringsplan gevoegd worden.

o Aangezien hergebruik van regenwater slechts beperkt kan toegepast worden binnen het bedrijf wegens hygiënische redenen en omdat structurele aanpassingen voor hergebruik hoge investeringskosten met zich meebrengen wordt gevraagd om het aspect buffering en infiltratie mee te nemen in het MER.

o p.67 De Snepbeek mondt op korte afstand uit in de Gaverbeek. Deze afstand dient geduid te worden.

Grondwater:

o p.81 Voor de toelichting van de referentiesituatie wordt in de eerste paragraaf enkel het eerste watervoerende pakket toegelicht en niet de dieper gelegen watervoerende lagen.

Deze moeten ook in de beschrijving van de referentiesituatie opgenomen worden.

o Voor de beschrijving van de huidige situatie van de grondwaterkwantiteit en –kwaliteit dient ook gebruik gemaakt te worden van eigen metingen en analyses. De huidige situatie (grondwaterkwantiteit en kwaliteit) moet ook gekaderd worden ten opzichte van de voorgaande historiek.

(8)

o p.85 In het MER wordt vermeld dat mogelijke kwaliteitsverandering slechts op relatieve basis bepaald zal worden. Om op deze relatieve basis tot een conclusie te kunnen komen moet de historiek en de referentiesituatie duidelijk beschreven worden, gebruik makend van eigen gegevens en analyses.

o p.84 Naast het feit dat voor de beoordeling van de het grondwaterkwantiteitsaspect het effect van de grondwaterwinning op de omliggende grondwaterwinningen moet geëvalueerd worden, moet ook het effect van de grondwaterwinningen op de toestand van het grondwater (watervoerende lagen) ingeschat worden. Voor de evaluatie van de impact van een grondwaterwinning dient het schema gehanteerd te worden zoals voorgesteld op p.75 van het RLB water.

o p.84 Er wordt in het MER vermeld dat de grondwaterwinningen in kaart gebracht worden die binnen de bemalingskegel waarin de grondwatertafel onder het dak van de artesische laag daalt, gelegen zijn. Het is niet duidelijk welke bemalingskegel hierbij bedoeld wordt en waarom specifiek gekeken wordt naar het aspect waar de grondwatertafel onder het dak van de artesische laag daalt. Er moet gekeken worden naar de zone van de bemalingskegel waar de grondwatertafel 50 cm daalt en welke bedrijfsvreemde grondwaterwinningen binnen deze zone aanwezig zijn.

o Wanneer bij de uitwerking van het grondwateraspect (zeker voor de sokkelwinning) aanzienlijk negatieve effecten bekomen worden dient in overleg met VMM-Afdeling Operationeel Waterbeheer nagegaan te worden welke milderende maatregelen mogelijk zijn. Het is wenselijk de piste te onderzoeken waarbij het gebruik van Sokkelwater volledig wordt afgebouwd en de back-up vervangen wordt door grijs water.

o p.84 De pompregimes van de pompputten moeten zowel in de huidige situatie als in de geplande situatie geduid worden.

o p.84 De formule van Theis kan enkel maar toegepast worden wanneer men kan aantonen dat de grondwaterstand zich in de periode van rust terug hersteld. Indien niet kan worden aangetoond dat het grondwaterpeil zich volledig herstelt tussen twee pompingen in, dan moet gebruik gemaakt worden van berekeningsmethoden voor permanente stroming in evenwichtstoestand met de grondwatervoeding (bij voorkeur de methoden van Dupuit voor freatische aquifers en de formule van Thiem voor gespannen aquifers).

Met betrekking tot de discipline geluid & trillingen:

o De impact van het verkeer moet mee in rekening gebracht worden.

o Bij de geluidsmetingen moet het feit mee in rekening gebracht worden dat enkele transportfirma’s aanwezig zijn in de Transvaalstraat.

o Naast het toetsen van de gemeten waarden aan de wettelijke normen en waarden dient ook het beoordelingskader toegepast te worden van het RLB geluid.

o Het aspect trillingen dient meegenomen te worden in het MER.

o De geluidsstudie door Andante in 1998 is niet representatief in de huidige situatie. Er moet een duidelijk overzicht opgesteld worden van de relevante geluidsbronnen.

Met betrekking tot de discipline bodem:

o De relevante gegevens uit de reeds uitgevoerde bodemonderzoeken moet vermeld worden in het MER.

o Het aspect bodemgebruiken bodemgeschiktheid dient besproken te worden in het MER.

(9)

Dienst Mer – Richtlijnen PR2325 9 Uitbreiding, regularisatie en vroegtijdige

hernieuwing van een bestaand pluimveeslachthuis in Waregem

o De potentieel bodemverontreinigende stoffen en hun opslag moeten in het MER opgenomen worden. Er dient vermeld te worden of deze opslagplaatsen, dubbelwandig zijn, ondergronds of bovengronds,…

Met betrekking tot de discipline mens-gezondheid:

o De nieuwe klachten (2015 én 2016) moeten beschreven worden in het MER. Er dient besproken te worden aan wat deze klachten exact gerelateerd waren en welke inspanningen werden geleverd als reactie op deze klachten.

o Er dient een inventarisatie opgenomen te worden van de elementen die aanleiding geven tot klachten.

o In het MER moet opgenomen worden of reeds een klachtenbehandelingssysteem binnen de huidige bedrijfswerking aanwezig is (klachtennummer,…).

o Het aspect veiligheid dient behandeld te worden.

o Het Agentschap voor Zorgen en Gezondheid stelt de richtwaarden voor fijn stof van WHO voor om te toetsen. Deze moeten in het MER worden opgenomen en gehanteerd worden.

o De mogelijke effecten en beoordeling met betrekking tot geurhinder, geluid, visuele hinder en psychosomatische effecten moeten besproken worden in het MER.

Met betrekking tot de discipline mobiliteit:

o De verschillende ontsluitingsmogelijkheden voor het bedrijf dienen onderzocht te worden.

o Het aandeel van het bedrijf van het aanwezige verkeer in de Transvaalstraat dient gekwantificeerd te worden.

Met betrekking tot de discipline fauna en flora:

o Er moet nagegaan worden of de luchtemissies een effect van verzuring of vermesting kunnen hebben op de vegetatie in het VEN-gebied.

o De voortoets moet bij het MER gevoegd worden.

Met betrekking tot de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie:

o In de zuidwesthoek van het perceel staan verschillende bomen en was er volgens de historische kaarten bebouwing. Deze informatie moet meegenomen worden in de beoordeling van de effecten.

o De effectenbespreking met betrekking tot de erfgoedwaarde en de waterloop moet opgenomen worden in het MER.

6. Leemten in de kennis

Het MER zal opgave doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze zijn opgedeeld naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid gemaakt wordt tussen leemten m.b.t. het project, m.b.t. inventarisatie en aangaande methode en inzicht.

Het MER zal ook aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming.

(10)

7. Monitoring en evaluatie

Het MER zal per discipline/thema eventueel opvolgingsmaatregelen voorstellen, bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering of vanuit de leemte(n) in de kennis.

8. Integratie en eindsynthese

Het MER zal in een afzonderlijk deel een discipline overschrijdende, samenvatting bevatten over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De milderende maatregelen die voorgesteld worden vanuit verschillende disciplines zullen discipline-overschrijdend t.a.v. elkaar afgewogen worden. Bij de milderende maatregelen zal in de mate van het mogelijke aangegeven worden waar deze zullen/kunnen doorwerken.

Deze synthese zal aangeven of het project een voor het milieu haalbaar project is of welke maatregelen nodig zijn om het project haalbaar te maken.

9. Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen

In dit hoofdstuk zal het rapport aangeven welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit.

In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven werd bij de projectbeschrijving.

10. Niet-technische samenvatting

De niet-technische samenvatting zal een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport vormen, dat de essentie van de overige delen beknopt en correct weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat hij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren of kaarten moeten ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting opgenomen zijn. Bij het schrijven van de niet- technische samenvatting kan gebruik gemaakt worden van de handleiding “niet-technische samenvatting” zoals gepubliceerd op www.mervlaanderen.be. Deze niet-technische samenvatting zal in het project-MER als afzonderlijk hoofdstuk opgenomen ofwel als afzonderlijk document opgesteld worden. De dienst Mer vraagt ook om op het voorblad van de niet-technische samenvatting de handtekeningen van alle deskundigen op te nemen.

11. Vorm van het MER

Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de dienst Mer:

- recent kaartmateriaal te gebruiken, telkens voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding, noordpijl en legende. Waar mogelijk moeten de grenzen van het terrein duidelijk aangegeven zijn en dient door het kaartmateriaal ook duidelijk te zijn welke de omringende activiteiten/bedrijven zijn;

- achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen;

- na te gaan of de in de kennisgeving vermelde gegevensbronnen, die bij de realisatie van het MER zullen worden gebruikt, nog steeds de meest actuele zijn;

(11)

Dienst Mer – Richtlijnen PR2325 11 Uitbreiding, regularisatie en vroegtijdige

hernieuwing van een bestaand pluimveeslachthuis in Waregem

- een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst en literatuurlijst bij het rapport op te nemen;

- te waken over de afstemming tussen de tekst van het eigenlijke MER en de niet-technische samenvatting;

- de ingediende eindversies van het rapport en de niet-technische samenvatting door de initiatiefnemer, de coördinator en alle deskundigen te laten ondertekenen;

- Het definitieve project-MER evenals de niet technische samenvatting digitaal aan de dienst Mer te bezorgen.

12. Goedkeuring team van erkende MER-deskundigen

Zoals voorgesteld in de volledig verklaarde kennisgeving worden volgende disciplines in het project-MER opgesteld door een erkend MER-deskundige: lucht, water, bodem, geluid en trillingen en fauna en flora.

De disciplines mens-toxicologie, mens-ruimtelijke aspecten, mobiliteit, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie en fauna en flora zullen door de coördinator van het MER opgesteld worden.

Het in de volledig verklaarde kennisgeving voorgestelde team van erkende MER-deskundigen wordt goedgekeurd. Wijzigingen aan het team van deskundigen in de loop van het m.e.r. moeten gemeld worden aan de dienst Mer.

Tenslotte wordt aanbevolen tijdens het opstellen van het MER contact te houden met de dienst Mer en met de overige instanties, in het bijzonder in functie van de verwerking van hun adviezen in het MER.

Digitaal getekend

Voor het afdelingshoofd, afwezig

Veronique Lavaert Projectleider

(12)

Bijlage

Aantal inspraakreacties die tijdens de terinzagelegging ingediend werden bij:

- Gemeente/stad: geen - Dienst Mer: geen

Er zijn dus geen unieke inspraakreacties.

Lijst met de instanties die gereageerd hebben (schriftelijk of aanwezig op richtlijnenvergadering) en betrokken worden in de verdere procedure:

- Stad Waregem

- Onroerend Erfgoed West-Vlaanderen - Agentschap voor Natuur en Bos

- VMM Afdeling Operationeel Waterbeheer

- Departement LNE Afdeling Milieuvergunningen West-Vlaanderen

- Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Afdeling Toezicht Volksgezondheid West-Vlaanderen - Provincie West-Vlaanderen

- VMM Afdeling Ecologisch Toezicht – Milieureglementering

- VMM Afdeling Lucht, Milieu en Communicatie - Vergunningenadvisering luchtemissie - Gemeente Zulte*

- OVAM Afdeling Bodembeheer Dienst Databeheer*

* Deze instantie(s) heeft/hebben aangegeven niet verder betrokken te willen worden in de procedure.

Lijst met de instanties die niet gereageerd hebben:

- Departement MOW

- Provincie Oost-Vlaanderen

- Ruimte Vlaanderen APL West-Vlaanderen - Gemeente Wielsbeke

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het project-MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie,

Het project-MER moet opgesteld worden zoals door de initiatiefnemer voorgesteld is in de kennisgeving en aangevuld/aangepast worden met de specifieke vereisten die in

In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie,

In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie,

In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven werd bij

De kennisgeving stelt op pagina 26 dat er in principe geen alternatieven bestudeerd zullen worden, maar dat er wel door de wisselwerking tussen het plan-MER en de opmaak van het

In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie,

De Trajectnota/MER geeft inzicht in de voor- en nadelen van de te onderzoeken alternatieven en de effecten op natuur en milieu. Afhankelijk van de effecten op natuur en milieu, voert