• No results found

Richtlijnen milieueffectrapportage. Uitbreiding en hernieuwing van een varkensbedrijf tot varkens in Torhout

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Richtlijnen milieueffectrapportage. Uitbreiding en hernieuwing van een varkensbedrijf tot varkens in Torhout"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vlaamse overheid

Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer

Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL

tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75

Richtlijnen milieueffectrapportage

Uitbreiding en hernieuwing van een

varkensbedrijf tot 7.725 varkens in Torhout

Initiatiefnemer:

NV Decoster Korenbloemstraat 52

8820 Torhout

22 november 2010

PRMER - 0533 - RL

(2)

1. Inleiding

Het varkensbedrijf, gelegen in de Bruggestraat 211 te Torhout, is tot 1 september 2011 vergund om 2.600 mestvarkens te houden. In de toekomstige situatie wenst het bedrijf een vergunning te bekomen om 7.725 mestvarkens te huisvesten. Voor deze uitbreiding wil het bedrijf gebruik maken van de mogelijkheid die MAP III voorziet. Het bedrijf zal de nodige NER (nutriëntenemissierechten) verwerven voor 3.400 mestvarkens. Voor de overige 1.725 bijkomende dieren beschikt de exploitant nog over onbenutte NER’s.

Op het bedrijf zijn momenteel 2.600 varkens gehuisvest in 5 stallen die conventioneel (volroostervloer met daaronder enkelvoudige mestkelders) gebouwd zijn. Om de uitbreiding mogelijk te maken wenst de uitbater de bestaande stallen optimaal te bezetten (1.285 mestvarkens extra) en 2 stallen (1.725 mestvarkens/stal) bij te bouwen die beiden conventioneel worden uitgevoerd, maar beiden uitgerust met een chemische luchtwasser.

Naast de uitbreiding van de vergunning voor het aantal dierplaatsen wenst de initiatiefnemer wijzigingen van zijn vergunningen aan te vragen voor onder andere toename van de mestopslag van 5.982 m³ tot 16.686 m³ en uitbreiding van de grondwaterwinning van 5.980 m³/jaar tot 10.706 m³/jaar.

Overeenkomstig de huidige inzichten is deze activiteit onderworpen aan de mer-plicht volgens rubriek 21c van Bijlage I van het besluit van de Vlaamse Regering van 10/12/2004 (BS 17/02/2005), met name:

Installaties voor intensieve pluimvee- of varkenshouderij met meer dan 3.000 plaatsen voor mestvarkens (van meer dan 20 kg).

De dienst Mer van de afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid verklaarde het kennisgevingsdossier volledig op 13 juli 2010. Het gemeentebestuur van Torhout organiseerde een openbaar onderzoek van 2 augustus tot 1 september 2010 en kondigde deze terinzagelegging op gepaste wijze aan de bevolking aan. Er werden geen inspraakreacties ontvangen. Parallel werden de adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd.

De initiatiefnemer heeft er bij de start van de m.e.r.-procedure expliciet voor gekozen om de in de kennisgeving voorgestelde methodologie reeds verder uit te werken tot een ontwerp- MER en beide gebundeld in te dienen als één document.

In deze bijzondere richtlijnen, opgesteld door de dienst Mer, worden dan ook zowel methodologische aandachtspunten en vereisten opgenomen als opmerkingen met betrekking tot de concrete uitwerking van de door de initiatiefnemer voorgestelde methodologie. Beide aspecten samen bakenen de inhoud af van het uiteindelijke MER.

Ontvangen inspraakreacties en adviezen worden meegenomen in deze richtlijnen (zie overzicht als bijlage).

Alle aanpassingen in het MER op basis van de bijzondere richtlijnen moeten consequent doorheen het MER doorgevoerd worden, en waar relevant moeten ze aangepast worden in de samenvattende hoofdstukken.

(3)

2. Vorm en presentatie

Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de Dienst Mer:

- recent kaartmateriaal te gebruiken (bij voorkeur minstens A4 formaat), telkens voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding, noordpijl en legende. Waar mogelijk de grenzen van het bedrijfsterrein duidelijk aan te geven en door het kaartmateriaal ook duidelijk te maken welke de omringende activiteiten/bedrijven zijn;

- achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen;

- het MER te controleren op tikfouten en grammaticale fouten;

- na te gaan of de in de kennisgeving vermelde gegevensbronnen, die bij de realisatie van het MER zullen worden gebruikt, nog steeds de meest actuele zijn;

- een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst en literatuurlijst bij het rapport op te nemen.

Vul deze lijsten aan met projectspecifieke begrippen.

- de teksten van het eigenlijke MER en de niet-technische samenvatting volledig af te stemmen;

- alle ingediende eindversies van het rapport door de initiatiefnemer, de coördinator en door alle deskundigen te laten ondertekenen.

De definitieve versie van het MER wordt in twee gedrukte (1 losbladig en 1 vast) exemplaren en 1 digitaal exemplaar (CD-ROM) ingediend. De niet-technische samenvatting wordt als een apart document in digitale vorm ingediend. Een digitale versie waarop de wijzigingen van het definitieve MER ten opzichte van de ontwerptekst in kleur worden weergegeven (gebruik makend van wijzigingen bijhouden) wordt samen met het definitieve MER ingediend.

3. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming

art.4.3.7.§ 1,1°, a en b

Het milieueffectrapport wordt opgesteld om bij de aanvraag tot hernieuwing en verandering van de milieuvergunning gevoegd te worden en bij de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning. De doelstelling bestaat erin de effecten aan te tonen van de vroegtijdige hernieuwing en uitbreiding van een bestaande varkenshouderij in Torhout.

Relevante gegevens en conclusies uit eventuele milieustudies zullen worden opgenomen in het MER. Relevante voorwaarden uit vorige vergunningen moeten worden opgesomd en er zal aangegeven worden hoe hiermee in het verleden werd omgegaan en hoe dit MER hierop een antwoord kan geven.

Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming, maar volgens art. 4.1.7. van het decreet moeten de conclusies ook doorwerken in de besluitvorming. Het MER zal hiermee rekening houden bij de formulering van mogelijke alternatieven, milderende of compenserende maatregelen.

(4)

4. Beschrijving project en alternatieven

art.4.3.7.§ 1,1°, c, d en e

De volledig verklaarde kennisgeving beschrijft reeds het voorgenomen project.

Het MER dient opgave te doen van doelstellingsalternatieven, locatiealternatieven en uitvoeringsalternatieven. Ook het nulalternatief moet in het MER duidelijk worden omschreven.

Wat betreft de uitvoeringsalternatieven dienen de gebruikte en geplande processen en installaties geëvalueerd te worden ten opzichte van alle relevante passages uit de Vlaamse BBT-studie (VITO) BBT voor de Veeteeltsector en de Europese BREF-documenten ‘Intensive Livestock Farming’. Alle alternatieven of emissiereducerende technieken die volgens deze bronnen als BBT worden beschouwd zullen in het MER worden opgelijst.

De impact van het inzetten van deze technieken op de verwachte milieueffecten zal zoveel mogelijk kwantitatief worden uitgedrukt. Motiveer waarom in de geplande situatie een bepaalde keuze van techniek wordt gemaakt. Motiveer terdege wanneer bepaalde als BBT beschouwde reducerende maatregelen niet worden toegepast waarom dit het geval is.

Aanvullend op de kennisgeving vraagt de Dienst Mer dat de volgende punten ook aan bod komen/verduidelijkt worden:

- De benaming ‘uitgebreide kennisgeving (KG+)’ is niet juist, een beter term is ‘gebundelde kennisgeving/ontwerptekst’;

- Pg. 9 - tabel 2.2: voor rubriek 9.4.1.d.1 betreft de verandering een toename met 5125 mestvarkens;

- Detailfiguur van de huidige én toekomstige bedrijfsinfrastuctuur ontbreekt;

- Op detailfiguur van de huidige (en toekomstige) bedrijfsinfrastructuur moeten eveneens de locatie aangeduid worden van de peilputten, de grondwaterwinningen, de verhardingen en het groenscherm (pg. 21);

- De noordpijl op fig. 3.1 is niet correct;

- De uitbreiding van het groenscherm gebeurt bij voorkeur met streekeigen bomen en struiken voor een vlotte overgang in het nabij gelegen natuurgebied (pg. 21);

- Kennis hebben van waterverbruik is essentieel voor een goede bedrijfsvoering.

Gegevens van verbruik van een vergelijkbaar voorgaande jaar dienen opgenomen te worden (vóórdat de debietmeter defect was);

- Verduidelijking (o.a. frequentie, firma) van de ophaling van kadavers;

- Omwille van de aanzienlijke uitbreiding met bijhorende milieueffecten is het van groot belang locatie- en uitvoeringsalternatieven in overweging te nemen (pg 26, par. 3.8.2 en 3.8.3).

5. Juridische en beleidsmatige context

art.4.3.7.§ 1,1°, f

De volledig verklaarde kennisgeving schetst in de vorm van een matrix de juridische / beleidsmatige randvoorwaarden die voor dit MER van belang zijn. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert en met name aangeven of de voorwaarde onderzoekssturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of de combinatie van beide.

(5)

6. Bestaande toestand van het milieu en milieueffecten

art.4.3.7.§ 1,1°, g en art.4.3.7.§ 1,2°, a, b, c

Als referentiesituatie moet het gebied met zijn omgeving zoals het er momenteel uitziet worden beschreven. Per discipline wordt aangegeven welke de huidige milieuwaarden en milieukwaliteiten zijn.

Het MER moet de methodologische aanpak en de gebruikte informatiebronnen (ook eventuele klachten) waarop gesteund wordt voor de bepaling van de referentiesituatie in voldoende detail beschrijven. Er zal aangegeven worden welk jaar als referentiejaar wordt gehanteerd. Als geplande situatie wordt de hernieuwing en uitbreiding onderzocht.

Relevante ontwikkelingsscenario’s moeten worden uitgewerkt. Naast het voorgenomen project is het ook nodig informatie en kennis te vergaren over activiteiten, projecten of plannen die vergund en/of gepland zijn en redelijkerwijze in de onmiddellijke toekomst worden uitgevoerd in de nabije omgeving en die samen met het voorgenomen project cumulatieve effecten kunnen teweegbrengen.

De kennisgeving geeft een behoorlijke projectgerichte beschrijving per milieudiscipline van de wijze waarop de effecten zullen worden onderzocht en beoordeeld. De kennisgeving geeft aan dat volgende disciplines zullen worden onderzocht:

Lucht (geurhinder, stofhinder, ammoniakemissie, emissie broeikasgassen), Water (oppervlaktewater, grondwater, watergebruik), Bodem, Geluid, Mens, Fauna & Flora, Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie.

Belangrijk is dat in het MER voor elke onderzochte effectgroep duidelijk de gebruikte methodologie wordt uiteengezet en dat er gestreefd wordt naar een maximale kwantitatieve beschrijving van het effect.

In de kennisgeving wordt een zevendelige schaal voorgesteld voor de inschatting van de effecten in de algemene zin. Er wordt verduidelijkt hoe de significantie per effect/effectgroep zal worden ingeschat. Indien wordt afgeweken van de significantiekaders die in de kennisgeving zijn opgenomen, dient dit te worden gemotiveerd.

Indien blijkt dat er milieueffecten zijn, moeten milderende maatregelen worden voorgesteld, geëvalueerd en eventueel uitgewerkt. In ieder geval zal het MER alle milderende maatregelen die BBT zijn oplijsten en evalueren. Dit houdt onder meer een kwantitatieve inschatting in van de reële reductie als gevolg van de milderende maatregelen en een beschrijving van de wijze waarop ze de significantie van de effecten beïnvloeden.

Indien BBT-maatregelen niet voldoende blijken om onaanvaardbare effecten op te vangen, moeten bijkomende maatregelen bestudeerd worden, zoals aanpassingen aan de bestaande conventionele stallen en ingebruikname van een combiwasser.

Het richtlijnenboek Mer deel 2 geeft verdere aanbevelingen met betrekking tot het gebruik van begrippen en de invulling ervan. Tijdens het opstellen van het MER dient men gebruik te maken van (de recentste versies) van de disciplinespecifieke delen van de Richtlijnenboeken.

(6)

Aanvullend op de kennisgeving vraagt de Dienst Mer bijzondere aandacht voor volgende punten:

- Besteed, gezien de aanzienlijke uitbreiding, bijzondere aandacht aan milderende maatregelen om de (bijkomende) hinder voor omwonenden tot een minimum te beperken.

- Waak erover dat conclusies over de te verwachten effecten steeds helder en transparant zijn. Als referentie worden de vergunde aantallen (dieren) gebruikt. Waar gebruik gemaakt wordt van werkelijke verbruiken, wordt gerekend met waarden uit het referentiejaar 2008. Verduidelijk of het werkelijk aantal dieren op het bedrijf in 2008 overeenkwam met het vergunde aantal.

Lucht - Algemeen

- De keuze voor een chemische luchtwasser en het conventionele staltype voor de nieuwe stallen wordt bij het begin van het rapport gemaakt. Het MER dient er juist voor om inzichtelijk te maken met welke alternatieven welke vermindering van effecten zijn te bereiken. Er zijn aanzienlijke variaties mogelijk in de te bereiken reductiepercentages, afhankelijk van de aard en het type van stal- en luchtwassysteem. Zoals opgemerkt in punt 4 ontbreekt in het ontwerpMER een onderbouwde afweging van de voorgenomen uitvoeringsvariant t.o.v. mogelijke alternatieven. Verduidelijk in het MER waarom voor het voorgestelde maatregelenpakket wordt gekozen. Ga daarbij in op de afwegingen over de beheersing van de effecten van de emissie van ammoniak versus die van geur;

- Er moet in overweging genomen worden dat volgens de BBT-studie voor de veeteeltsector de investerings- en werkingskosten voor gaswassers te hoog zijn voor diercategorieën waarvoor al AEA-stalsystemen bestaan.

Lucht - Geur

- In het ontwerpMER wordt voor geur aangegeven dat het aantal woningen die een ernstig negatief effect zullen ondervinden stijgt met 151 (waarvan 107 in woongebied). Bij de milderende maatregelen wordt niets concreets voorgesteld om dit aantal te verlagen. Stel in het MER milderende maatregelen voor en becijfer ze. In het bijzonder wordt gevraagd om in te gaan op verdergaande geuremissiemaatregelen (vb: biobed; combiwasser;

opslag van mengmest met geurafsnijder; aansluiting van bestaande stallen op gaswassers,…) en de geurcontouren van deze maatregelen op te nemen in het MER.

- Voor de woningen gelegen in de contour > 10 OU e/m³:

 Waar zijn deze gelegen (agrarisch gebied / woongebied met landelijk karakter / woongebied ss)?;

 Wat is de effectieve toename (beperkte /sterke stijging).

- Neem in het MER een duidelijke conclusie van de deskundige op. Is de toekomstige situatie aanvaardbaar voor de omgeving?;

- De legende voor figuur 6.1.1a moet gecorrigeerd worden (lichtrode en donkerrode zones);

- Duidelijke omschrijving van het groenscherm (inplanting, dimensies, soorten,…) toevoegen voor de toekomstige situatie.

Lucht - Stofhinder

- Duid in het significantiekader het bereik aan vb. 3>X>1 en 3<X>5;

- Pg. 49, laatste al.: toetsing voor PM2,5 gebeurt t.o.v. de streefwaarde van 25 µg/m³.

(7)

Water – oppervlaktewater

- Nieuwe betonverhardingen zullen aangelegd worden bij de bouw van de nieuwe stallen.

Er dient nagegaan te worden waar mogelijk waterdoorlatende verhardingen aangelegd kunnen worden.

Water – grondwater

- De winning op een diepte van 12 m is gelegen in het Ieperiaan en niet in de Ledo- Paniseliaan-Brusseliaan Aquifer (pg. 59);

- Voor de berekening van de invloedstraal van de grondwaterwinning d.m.v. de formule van Theiss dient gebruik gemaakt te worden van de parameters geldig voor het Ieperiaan (K = 0,8 m/dag; D = 13,5 m; KD = 10,8 m²/dag). De effectberekening bij de nieuw bekomen invloedstraal en stijghoogtewijziging moet eveneens opnieuw gebeuren;

- De locatie van de peilputten dient op kaart aangeduid te worden, de inplanting moet beschreven en gemotiveerd worden;

- Het effect op de verstoring van het grondwater t.g.v. de uitgraving van 5.500 m³ grond voor de bouw van de nieuwe stallen moet nader bekeken worden;

- De gemeten concentraties in de peilputten zijn zeer hoog en met grote verschillen van jaar tot jaar. De concentraties aan o.a. ammonium zijn opvallend hoog i.v.m. de resultaten van het freatische grondwatermeetnet, dat relatief lage concentraties voor ammonium weergeeft in de omgeving van Torhout. Dit zou een indicatie kunnen zijn van een negatieve impact uitgaande van de mengmestkelders of de bedrijfsvoering op de grondwaterkwaliteit. Dit moet verder onderzocht worden in het MER.

Water – watergebruik

- Op pg. 21 wordt aangegeven dat de hoeveelheid hemelwater dat opgevangen zal worden nog bepaald dient te worden. Echter op pg. 69 wordt de hoeveelheid (182.5 m³) bepaald;

- Er dient nagegaan te worden of onbehandeld ondiepe grondwater de beoogde drinkwaterkwaliteit voor vleesvarkens zal hebben. Dit dient nagegaan te worden o.b.v.

analyseresultaten van het gebruikte ondiepe grondwater;

- Een beschrijving van de vijver zoals die voorzien wordt in de waterbalans moet toegevoegd worden. Zal deze in contact staan met het grondwater? Een vijver die in contact staat met het grondwater kan niet beschouwd worden als het gebruik van hemelwater;

- Volgens de BBT-studie voor de veeteeltsector mag het spuiwater afkomstig van de luchtwassers niet naar de mestkelders afgevoerd mag worden o.w.v. H2S-vorming. De nodige voorzieningen moeten beschreven worden voor een juiste afvoer van het spuiwater.

Bodem

- Indien van toepassing, de reeds voorziene hergebruiksmogelijkheden intern/extern de bedrijfszone beschrijven voor de vrijgekomen gronden bij de aanleg van de nieuwe stallen.

Geluid

- Werk de discipline geluid uit in overeenkomst met de meest recente inzichten die verworven zijn bij het tot stand komen van het richtlijnenboek Landbouwdieren. Dit geldt in het bijzonder voor de zienswijze over incidenteel geluid;

- Pg. 81, laatste al.: ‘…één van beide woningen zelf tot behoort tot het veeteeltbedrijf.’:

klopt dit?;

- Kan het gebruik van geluidsarme ventilatoren in overweging genomen worden?

(8)

Mens

- Pg. 84, par. 6.5.3.1: ook nagaan van eventueel ingediende klachten bij Milieu-inspectie.

Fauna en Flora

- Worden alle verzurings- en vermestingskwetsbare elementen in de omgeving van het bedrijf onderzocht indien de selectie van de aandachtsgebieden enkel gebeurt t.o.v. de meeste waardevolle elementen?;

- Pg. 88: ‘Deze aandachtsgebieden worden aangeduid op kaart X’: graag kaartnummer opgeven;

- De tabel op pg. 94 is onduidelijk. Graag een tabel toevoegen waarin overzicht gegeven wordt van de bijdrage (totale en procentuele) van het bedrijf (huidig/toekomstig) aan de verzurings- en vermestingskwetsbare elementen in de omgeving + beoordeling t.o.v.

toetsingskader.

Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

- De uitbreiding van het groenscherm door de bedrijfsuitbreiding op kaart weergeven en bij voorkeur met streekeigen bomen en struiken (gewone vlier, gewone es, veldesdoorn, éénstijlige meidoorn, zomereik, beuk, knotwilgen,…).

7. Vergelijking van de alternatieven

art.4.3.7.§ 1,2°, e

De alternatieven zoals voorgesteld in het MER zullen op een objectieve manier worden afgewogen. De methodologie ter vergelijking van de verschillende alternatieven zal beschreven worden. In het MER worden alle mogelijke maatregelen ter beperking van emissies naar het milieu besproken en getoetst aan de stand van zaken met betrekking tot de Beste Beschikbare Technieken (BBT). Op basis van het onderzoek kan men alternatieven aanvoeren om de mogelijke effecten op de omgeving verder te beperken en de milieuvriendelijke werking van het bedrijf te optimaliseren.

Als aan de hand van de resultaten van het effectenonderzoek de noodzaak blijkt om bijkomende alternatieven te onderzoeken, moet dit in het MER ook gebeuren.

8. Leemten in de kennis

art.4.3.7.§ 1,4°

Het MER dient opgave te doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid dient gemaakt te worden tussen leemten m.b.t. project, m.b.t. inventarisatie en aangaande methode en inzicht.

Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming.

9. Monitoring en evaluatie

art.4.3.7.§ 1,2°,d

(9)

10. Integratie en eindsynthese

art.4.3.7.§ 1,2°,e

In een afzonderlijk deel zal het rapport een disciplineoverschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De ‘elementen en informatie ten behoeve van het uitvoeren van de watertoets’ uit het Decreet Integraal Waterbeleid moet hierin opgenomen worden (voor verdere informatie hieromtrent zie het betreffende disciplinespecifieke richtlijnenboek).

Tevens zal men in deze synthese aangeven of het project een voor het milieu haalbaar project is of welke maatregelen nodig zijn om het project haalbaar te maken.

11. Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen

art.4.3.7.§ 1,3°

In dit hoofdstuk geeft het rapport aan welke de verwachte tewerkstelling- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit.

In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven werd bij de projectbeschrijving.

12. Niet-technische samenvatting

art.4.3.7.§ 1,5°

De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt en correct weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat hij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren of kaarten worden ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting opgenomen.

Brussel, 22 november 2010

Paul Van Snick Algemeen directeur Afdelingshoofd AMNEB

(10)

Bijlagen

Bijlage 1:

Lijst van inspraakreacties naar aanleiding van de terinzagelegging bij de gemeente Torhout:

• de gemeente ontving geen inspraakreacties (eddy.reynaert@torhout.be);

• de dienst Mer ontving geen inspraakreacties.

Bijlage 2:

Lijst van de aangeschreven administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die reageerden en waarmee rekening werd gehouden in deze richtlijnen:

- LNE, Afdeling Milieuvergunningen, buitendienst West-Vlaanderen;

- Agentschap voor Natuur en Bos West-Vlaanderen (Anbwvjs1@lne.vlaanderen.be);

- Duurzame Landbouwontwikkeling West-Vlaanderen (elkeramon@lv.vlaanderen.be);

- OVAM (natalie.hoffman@ovam.be);

- VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer (b.vogels@vmm.be);

- Provincie West-Vlaanderen (bettina.bouckaert@west-vlaanderen.be).

Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die hebben laten weten geen opmerkingen te hebben op de inhoudsafbakening en methodologie:

- Gemeente Torhout (eddy.reynaert@torhout.be);

- Fluxys (Vanclooster Steven – 02 282 71 49).

Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die werden uitgenodigd om reactie te geven maar die niet reageerden:

- LNE, Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid, Dienst Hinder en Risicobeheer;

- LNE, Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid, Dienst Lucht en Klimaat;

- VMM, Afdeling Ecologisch Toezicht;

- Vlaamse Landmaatschappij;

- Agentschap Ruimte en Erfgoed, Onroerend Erfgoed, afdeling West-Vlaanderen;

- Agentschap Ruimte en Erfgoed, Ruimtelijke Ordening, afdeling West-Vlaanderen;

- Gemeente Zedelgem.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie,

De kennisgeving geeft op voldoende wijze een beschrijving per milieuthema van de wijze waarop de referentiesituatie zal worden beschreven en welke bestaande

Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid dient gemaakt te worden tussen leemten met betrekking tot het project,

Gezien beide bedrijven beschouwd kunnen worden als een milieutechnische eenheid worden in het MER de mogelijke effecten ingeschat en besproken voor het totale

Het wachtbekken te Webbekom buffert bij hoogwaterstanden de wateraanvoer van de Velpe en de Begijnenbeek (via Leugebeek) naar de Demer en speelt een belangrijke rol in

In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven

In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven werd bij de

Hiervoor wordt een citerne van 60 m³ vooraan de bedrijfsterreinen voorzien, waarin het hemelwater gecollecteerd wordt, dat op de daken van 4 stallen (stallen 7, 8,