• No results found

Richtlijnen milieueffectrapportage

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Richtlijnen milieueffectrapportage"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vlaamse overheid

Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer

Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL

tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75

Richtlijnen milieueffectrapportage

Milieueffectrapport voor hernieuwing vergunning van een varkensbedrijf met 3 600 vleesvarkens

Lauwers NV - Maldegem

4 juni 2007 PRMER-0256-RL

(2)

1. Inleiding

Lauwers NV baat een varkensbedrijf met 3 600 vleesvarkens uit gelegen te Kraailokerkweg 14, 9990 Maldegem. De vergunning loopt nog tot 5 mei 2008. Het project omvat de hernieuwing van de vergunning. Het project omvat ook de uitbreiding met een mazouttank van 2.500 liter, een verdeelslang en de toename van de grondwaterwinning van 6.240 m³/jaar naar 7.000 m³/jaar. Er wordt eveneens een vroegtijdige hernieuwing gevraagd van de vergunde opslagcapaciteit van mest.

Overeenkomstig de huidige inzichten is deze activiteit onderworpen aan de MER-plicht volgens rubriek 21.c van bijlage I van het besluit van de Vlaamse Regering van 10/12/2004, gepubliceerd op 17/02/2005 met name:

‘Installatie voor intensieve pluimvee- of varkenshouderij met meer dan 3 000 plaatsen voor mestvarkens (van meer dan 20 kg).’

Initiatiefnemer is de NV Lauwers, Knijffelingstraat, 8851 Koolskamp.

Het kennisgevingsdossier is door de Dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid volledig verklaard op 21 februari 2007. De terinzagelegging bij het gemeentebestuur van Maldegem liep van 21 maart 2007 tot 20 april 2007. Deze terinzagelegging werd aan de bevolking aangekondigd via aanplakking. Parallel werden de adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd.

Deze richtlijnen zijn opgesteld door de Dienst Mer en ze hebben betrekking op de inhoudsafbakening van het MER. Ontvangen inspraakreacties en adviezen worden hierin meegenomen (zie bijlagen).

2. Vorm en presentatie

Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de Dienst Mer:

- recent en overzichtelijk kaartmateriaal te gebruiken, voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding en legende;

- een afkortingenlijst, verklarende woordenlijst en literatuurlijst in het rapport op te nemen;

- de inhoudstafel een logische en homogene structuur te geven die analoog is voor de verschillende disciplines;

- achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen;

- nutteloze herhalingen in de tekst te vermijden;

- in de inleiding de benodigde vergunningen aan te geven, incl. een beschrijving van de gevolgde stappen in het MER-proces en de rol van het MER in het vergunningsproces;

- blanco pagina’s uit het document te verwijderen;

- het MER te controleren op tikfouten en grammaticale fouten.

Aanvullend op de kennisgeving kan hierbij nog het volgende aangegeven worden dat:

- de gehanteerde naamgeving van de respectievelijke administraties binnen de Vlaamse overheid dient deze te zijn na de invoering van ‘Beter Bestuurlijk Beleid’. Zo is bijvoorbeeld AMINAL nu het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE).

(3)

- de literatuurlijst zal aangevuld worden met de geactualiseerde richtlijnenboeken Lucht en Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie.

3. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming

art.4.3.7.§ 1,1°, a en b

De doelstelling bestaat erin de effecten aan te tonen voor de voorliggende inrichting voor varkens op het omliggende milieu. Een duidelijke beschrijving van de doelstelling en verantwoording van het project dient opgenomen te worden in het rapport.

Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming maar volgens art. 4.1.7. van het decreet moeten ook de conclusies "doorwerken in de besluitvorming". Het MER zal bij de formulering van mogelijke alternatieven, milderende of compenserende maatregelen hiermee rekening houden.

Bij de administratieve voorgeschiedenis dienen alle relevante vergunningsvoorwaarden opgenomen te worden. Er zal verduidelijkt worden dat de grondwaterwinning vergund is voor een debiet van 6.420 m³/jaar i.p.v. 65.420 m³/jaar.

4. Beschrijving van de huidige bedrijfstoestand

In de kennisgeving is er reeds een beschrijving opgenomen van de huidige bedrijfstoestand.

Bij de beschrijving van de bedrijfstoestand in het MER vraagt de Dienst Mer een duidelijk onderscheid tussen bestaande, vergunde en toekomstige toestand:

• de hoeveelheid mest (zowel absoluut als procentueel t.o.v. het totaal) die op de eigen grond uitgevoerd wordt en/of geëxporteerd of verwerkt wordt;

• een weergave van de totale oppervlakte en de activiteiten van het bedrijf met hierbij een grondige beschrijving van de exploitatiecyclus en de gebruikte batterijen;

• de beschrijving van de natuurlijke begroeiing op en rond het bedrijfsterrein zoals hagen, struwelen, alleenstaande bomen,…;

• een beschrijving van het gebruikte ventilatiesysteem en schoorsteentype in de stallen;

• overzicht van het waterverbruik voor de dieren en het reinigen van de stallen (grondwater, regenwater);

• reeds genomen maatregelen om de milieu-impact te reduceren aan te geven bij de beschrijving van de huidige situatie;

• indien mogelijk en nuttig, ter verduidelijking de projectbeschrijving te illustreren met beeldmateriaal.

(4)

5. Voorgenomen project en alternatieven

art.4.3.7.§ 1,1°,c, d en e

De kennisgeving beschrijft in deel 3 het voorgenomen project.

De voor- en nadelen van de verschillende alternatieven zullen in het MER beschreven en afgewogen worden. Het rapport zal aantonen of het voorgestelde project het best haalbare project is voor het milieu, ook op lange termijn.

Nagegaan zal worden in hoeverre de stallen en alle bijhorende voorzieningen voldoen aan alle toepasselijke BBT-bepalingen zoals opgenomen in de VITO-BBT studie ‘Veeteelt’ en het BREF-document ‘Intensive Livestock Farming’.

6. Juridische en beleidsmatige context

art.4.3.7.§ 1,f

De kennisgeving heeft voldoende opgave gedaan van het juridische/ beleidsmatige kader dat voor dit MER van belang is, in de vorm van een duidelijke overzichtmatrix. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert en in het bijzonder ook aangeven of de voorwaarde onderzoekssturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of de combinatie van beide. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te volgen. De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden met een duidelijke ruimtelijke component dienen duidelijk cartografisch gepresenteerd te worden.

In het MER zal verduidelijkt worden of de gemeente Maldegem beschikt over een Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan.

7. Bestaande toestand en milieueffecten

7.1. Bestaande toestand en ontwikkelingsscenario’s

art.4.3.7.§ 1,1°, g

Als referentiesituatie dient het gebied met zijn omgeving zoals het er momenteel uitziet te worden beschreven. Per discipline wordt aangegeven welke de huidige milieuwaarden en milieukwaliteiten zijn.

Relevante ontwikkelingsscenario’s dienen te worden uitgewerkt. Naast het voorgenomen project is ook nodig informatie en kennis te vergaren over activiteiten, projecten of plannen die vergund en/of gepland zijn en redelijkerwijze in de onmiddellijke toekomst worden uitgevoerd in de nabije omgeving en die samen met het voorgenomen project een cumulatief effect kunnen teweeg brengen. In het MER zal rekening gehouden worden met de visienota

‘naar een nieuw mestbeleid in Vlaanderen’ goedgekeurd op 22 juli 2005 en met de mogelijke implicaties van deze nota voor de invulling van de toekomstige situatie.

De kennisgeving geeft op voldoende wijze een beschrijving per milieuthema van de wijze waarop de referentiesituatie zal worden beschreven en welke bestaande gegevens daarvoor zullen gebruikt worden. In het MER dient de methodologische aanpak en de gebruikte

(5)

informatiebronnen waarop gesteund wordt voor de beschrijving van de bestaande toestand te worden beschreven.

Tijdens het opstellen van het MER dient men gebruik te maken van de disciplinespecifieke delen van het Richtlijnenboek m.e.r. meer bepaald de hoofdstukken met betrekking tot (bronnen van) Basisinformatie, (afbakening van het) Studiegebied en (analyse van de) Referentiesituatie.

Algemeen zal in het MER enkel indien strikt nodig melding gedaan worden van gegevens met betrekking tot de algemene situatie in Vlaanderen of de evolutie ervan voor een bepaalde parameter. Vergelijkende gegevens met andere sectoren zijn overbodig. Voor algemene gegevens kan, opnieuw enkel waar nodig, een korte verwijzing naar beschikbare bronnen volstaan.

Aanvullend op de kennisgeving kan hierbij nog het volgende aangegeven worden:

- Het studiegebied voor biotisch milieu wordt vooral bepaald door lucht, samen met oppervlaktewater en niet door ‘bodem’ zoals in de kennisgeving is aangegeven.

- Het studiegebied dient zo specifiek mogelijk aangegeven te worden. Zo dient voor het antropogeen milieu verduidelijkt wat bedoeld wordt met ‘de ruime omgeving’.

- Er zal verduidelijkt worden of het bedrijf gelegen is in een zone die zeer kwetsbaar is of weinig kwetsbaar voor grondwaterverontreiniging. Op de grondwaterkwetsbaarheidskaart worden beide aangegeven.

- Bij de referentiesituatie van de discipline oppervlaktewater is sprake van de waterloop

‘Lede’. Volgens figuur 4.4 is dit echter de ‘Ede’.

7.2. Milieueffecten en milderende maatregelen

art.4.3.7.§ 1,2°, a, b, c

De kennisgeving geeft een volledige projectgerichte beschrijving per milieuthema van de wijze waarop de effecten zullen worden onderzocht en beoordeeld en geeft aan dat in functie van het effectonderzoek milderende maatregelen zullen worden voorgesteld en uitgewerkt.

Belangrijk is dat in de tekst van het MER voor elke onderzochte effectgroep duidelijk de gebruikte methodologie wordt uiteengezet en dat er gestreefd wordt naar een maximale kwantitatieve beschrijving van het effect. Algemeen dienen over de verschillende disciplines heen de significantiekaders te worden afgestemd (aantal categorieën, benaming ervan) om de vergelijkbaarheid en de eindintegratie zo transparant mogelijk te maken.

De effectbespreking zal per milieuthema onderzocht worden. De Dienst Mer kan zich vinden in deze werkwijze, mits per thema ook een duidelijke en verhelderende omslag gemaakt wordt naar de relevante milieudisciplines. De onderzochte thema’s zijn geurhinder, verzuring, vermesting, landschappelijke aspecten, geluidshinder, zwevend stof, verdroging, bodemverstoring, verontreiniging van oppervlaktewater, verstoring biodiversiteit, klimaatsverandering en verspreiding van bestrijdingsmiddelen. Hierbij zou nog een onderscheid kunnen gemaakt worden volgens het belang van het thema, mindere belangrijke themata kunnen kort besproken worden.

Er zal nagegaan worden of in het verleden klachten geuit zijn ten overstaan van het bedrijf.

Indien in het verleden herhaaldelijk klachten, zou kunnen overwogen worden of een meer

(6)

diepgaande effectbespreking voor betreffende thema’s nodig kan zijn, gebruik makend van o.a. metingen.

Cumulatieve effecten dienen te worden onderzocht, met name er dient te worden nagegaan in welke mate omliggende activiteiten gelijkaardige milieueffecten genereren. Er zal verduidelijkt worden op welke manier de inschatting van het cumulatieve effect zal gebeuren.

Bij voorkeur zal dit gebeuren door de omliggende veeteeltbedrijven effectief mee te nemen in de berekening.

Tijdens het opstellen van het MER dient gebruik gemaakt te worden van de disciplinespecifieke delen van het Richtlijnenboek m.e.r., meer bepaald de hoofdstukken met betrekking tot (karakterisering van de) Effectgroepen, Effectuitdrukking en Beoordelingscriteria, en (analyse van de) Geplande situatie.

Aanvullend op de kennisgeving kan hierbij nog het volgende aangegeven worden:

- In het ingreep-effectenschema zal voor het transport naast de aanvoer van grondstoffen en de afvoer van eindproducten ook met de afvoer van nevenproducten rekening gehouden worden.

- Bij inschatten van mogelijke geurbronnen zal ook rekening gehouden worden met geuroverlast bij verwijdering van kadavers.

- In tabel 6.a wordt aangegeven dat voor de geurhinder i.f.v. de afstandsregels o.a. getoetst zal worden aan de Duitse afstandsregels. Bij de methodologie wordt echter niet aangegeven dat getoetst zal worden aan de Duitse afstandsregels.

- Sinds 1 januari 2007 vormt de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) het toetsingskader voor de milieuvergunning in Nederland, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Nederlandse afstandsregels zijn niet meer van toepassing, de impact wordt berekend m.b.v. een verspreidingsmodel (V-Stacks). Hiermee dient rekening gehouden bij de uitwerking van het MER.

- De toetswaarden voor geluid uit Vlarem, waarvan sprake op p.60, zijn een functie van (onder meer) het oorspronkelijke omgevingsgeluid. Er wordt echter nergens aangegeven hoe dit achtergrondniveau zal worden bepaald. Indien dit niet gebeurt, moet de minst gunstige toetsingswaarde (gelijk aan de milieukwaliteitsnorm min 5 dB(A)) worden gebruikt.

- In de kennisgeving wordt aangegeven dat de impact van geluidshinder t.g.v. silo’s en ventilatoren apart begroot en beoordeeld zal worden. Aangezien de in VLAREM opgenomen grenswaarden gelden voor het specifieke geluid van de hele inrichting, dient deze impact als één geheel beoordeeld te worden. Indien er overschrijdingen zouden worden vastgesteld, is het aangewezen om op een meer gedetailleerde manier een geluidsberekening en/of -meting uit te voeren. Hierbij dient specifiek aandacht te worden besteed aan het te verwachten geluidsniveau aan de dichtbij gelegen woningen.

- Bij de mogelijke effecten van verdroging zal o.a. gekeken worden naar de invloed op vochtminnende vegetaties zoals rietland (verboden te wijzigen vegetatie volgens het Natuurdecreet).

(7)

7.3.Vergelijking van de alternatieven

art.4.3.7.§ 1,2°, e

In het MER worden de mogelijke maatregelen ter beperking van ammoniak- en geuremissie besproken en getoetst aan Best Beschikbare Techniek (BBT). Specifiek dienen daarbij zeker ook de relevante aspecten uit de Vlaamse BBT studie ‘Veeteelt’ en het BREF document

‘Intensive Livestock Farming’ aan bod te komen.

8. Leemten in de kennis

art.4.3.7.§ 1,4°

Het MER dient opgave te doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid dient gemaakt te worden tussen leemten m.b.t. project, m.b.t.

inventarisatie en aangaande methode en inzicht.

Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming.

9. Monitoring en evaluatie

art.4.3.7.§ 1,2°, d

In het MER zal per discipline/thema aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn, bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering of vanuit de leemte in de kennis.

10. Integratie en eindsynthese

art.4.3.7.§ 1,2°, e

In een afzonderlijk deel zal het rapport een disciplineoverschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De ‘elementen en informatie ten behoeve van het uitvoeren van de watertoets’ uit het Decreet Integraal Waterbeheer moeten hierin opgenomen worden.

Tevens zal men in deze synthese aangeven of het project een voor het milieu haalbaar project is of welke maatregelen nodig zijn om het project haalbaar te maken.

11. Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen

art.4.3.7.§ 5,3°

In dit hoofdstuk geeft het rapport aan welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit.

(8)

12. Niet-technische samenvatting

art.4.3.7.§ 1,5°

De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt en correct weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat hij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren, kaarten of tekeningen dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting te zijn opgenomen.

Deze niet-technische samenvatting wordt bij het indienen van de definitieve versie tevens in digitale vorm aangeleverd (1 document).

Brussel, 4 juni 2007

ir. K. De Smet Afdelingshoofd

(9)

Bijlagen

Bijlage 1:

Er werden door de gemeente Maldegem geen inspraakreacties ontvangen.

Bijlage 2:

Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die reageerden en waarmee rekening werd gehouden in deze richtlijnen:

• LNE, Afdeling Lucht, Hinder, Milieu & Gezondheid, Dienst Hinder en Risicobeheer (Jeroen Lavrijsen, jeroen.lavrijsen@lne.vlaanderen.be, 02/553 77 10)

• ANB, Buitendienst Oost-Vlaanderen (Steven Lafort, steven.lafort@lne.vlaanderen.be, 09/265.46.95)

Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die hebben laten weten geen opmerkingen te hebben op de inhoudsafbakening en methodologie:

• LNE, Afdeling Lucht, Hinder, Milieu & Gezondheid, Dienst Lucht en Klimaat (Mirka Van der Elst, mirka.vanderelst@lne.vlaanderen.be, 02/553 11 23)

• Gemeente Maldegem

Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die werden uitgenodigd om reactie te geven maar die niet reageerden en waarmee dus ook geen rekening werd gehouden in deze richtlijnen (deze zullen ook geen ontwerptekst meer ontvangen tenzij zij aan de Dienst Mer verzoeken om deze toch te ontvangen):

• Agentschap R-O Vlaanderen, R-O Oost-Vlaanderen, Ruimtelijke Ordening

• LNE, Afdeling Milieuvergunningen

• VMM, Afdeling Water

• Agentschap R-O Vlaanderen, R-O Oost-Vlaanderen, Onroerend Erfgoed

• VLM

Ontvangen wel een ontwerptekst:

• Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, Dienst 82 - Milieuhygiëne

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze bedden zijn nodig voor die personen met een acute zorgnood (verward gedrag) die danwel (fysieke) monitoring nodig hebben na beoordeling of tijdeljike opvang nodig hebben

A doelt op het feit dat hij door natrekking niet alleen eigenaar van het gebouw is geworden waarin zijn winkel is gevestigd, maar ook van de nog niet door hem betaalde

5 Staelens et al. leveren terzake bijvoorbeeld recente info. Bij gebruik van het document van Albers et al., dient rekening gehouden te worden met de bodemsituatie in het

Want om deze oorzaak heeft niet alleen Johannes de Doper, predikende naar het gebod Gods den doop der bekering tot vergeving der zonden, diegenen die hun

Doel vergadering: Bureau Twynstra Gudde stelt zichzelf voor en geeft een presentatie naar aanleiding van de door de vakcommissie gemeentehuis opgestelde onderzoeksopdracht. De

recreatiewoning werd gesloopt, het college stelde voor om recreatiewoningen op particuliere erven toe te staan, maar de gemeenteraad (aangenomen amendement) was van mening dat

Nu ligt het besluit voor om ook de uitkeringen voor maatschappelijke opvang en vrouwenopvang (inclusief het resultaat 2017) per 1 januari 2018 onder te brengen bij de Regio, zodat

De kans dat een vrouw zich kandidaat stelt bij de verkiezingen, wordt sterk bepaald door de kwanti- tatieve aanwezigheid van vrouwen: veel vrouwelij- ke werknemers en vooral een