• No results found

Richtlijnen milieueffectrapportage. Hervergunning van een verbrandingsinstallatie met energierecuperatie van IVOO te Oostende

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Richtlijnen milieueffectrapportage. Hervergunning van een verbrandingsinstallatie met energierecuperatie van IVOO te Oostende"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vlaamse overheid

Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer

Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL

tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75

Richtlijnen milieueffectrapportage

Hervergunning van een verbrandingsinstallatie met energierecuperatie van IVOO te Oostende

Initiatiefnemer:

Intergemeentelijke Vereniging voor het afvalbeheer voor Oostende en Ommeland

Klokhofstraat 2 8400 Oostende

20 januari 2012 PRMER-0614-RL

(2)

Dienst Mer – Richtlijnen PR0614 2

1. Inleiding

IVOO is de Intergemeentelijke Vereniging voor het afvalbeheer voor Oostende en Ommeland. Voor de verwerking beschikt IVOO over een verbrandingsinstallatie met energierecuperatie, een containerpark en een groencompostering. Het MER kadert in de hervergunning van de huisvuilverbrandingsinstallatie met energierecuperatie. De huidige milieuvergunning hiervoor loopt tot 7/10/2013. Er zijn geen wijzigingen gepland aan de hoeveelheid te verwerken afvalstoffen. Ook in de toekomstige situatie zal er energierecuperatie via de productie van elektriciteit worden uitgevoerd.

Het MER dient bij de milieuvergunningsaanvraag gevoegd te worden voor de hernieuwing van de vergunning.

Overeenkomstig de huidige inzichten zijn deze activiteiten onderworpen aan de mer-plicht volgens rubriek 14 van bijlage I van het besluit van de Vlaamse Regering van 10/12/2004 (BS 17/02/2005), met name:

14: Afvalverwijderingsinstallaties voor de verbranding, zoals gedefinieerd in punt D10 van artikel 1.3.1 VLAREA, of chemische behandeling, zoals gedefinieerd in punt D9 van artikel 1.3.1. VLAREA, van ongevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 100 ton per dag

Het kennisgevingsdossier is door de Dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid volledig verklaard op 19 oktober 2011. De terinzagelegging bij het stadsbestuur van Oostende liep van 4 november 2011 tot en met 5 december 2011. Er werden geen inspraakreacties ontvangen. Parallel werden de adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd.

Deze richtlijnen stelt de Dienst Mer op met het oog op de inhoudsafbakening van het MER.

Zij houden rekening met de ontvangen inspraakreacties en adviezen (zie bijlagen) en met de bespreking van het volledig verklaard kennisgevingsdossier met de betrokkenen op 15 december 2011 te Oostende.

2. Vorm en presentatie

Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de Dienst Mer:

- recent kaartmateriaal te gebruiken, telkens voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding, noordpijl en legende. Waar mogelijk dienen de grenzen van het bedrijfsterrein duidelijk aangegeven te zijn en dient door het kaartmateriaal ook duidelijk te zijn welke de omringende activiteiten/bedrijven zijn;

- achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen;

- het MER te controleren op tikfouten en grammaticale fouten;

- na te gaan of de in de kennisgeving vermelde gegevensbronnen, die bij de realisatie van het MER zullen worden gebruikt, nog steeds de meest actuele zijn;

- een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst en literatuurlijst bij het rapport op te nemen;

- nutteloze herhalingen in de tekst te vermijden;

- volledige afstemming tussen de tekst van het eigenlijke MER en de niet-technische samenvatting;

(3)

- alle ingediende eindversies van het rapport dienen door de initiatiefnemer, de coördinator en door alle deskundigen te worden ondertekend;

- naast de digitale versie van de niet-technische samenvatting vraagt de Dienst Mer ook een digitale versie van het hele definitieve MER op CD-ROM. Het volstaat hierdoor om het definitieve rapport in te dienen in twee exemplaren (1 losbladig en 1 ingebonden (wordt ondertekend teruggestuurd naar initiatiefnemer)).

Aanvullend op de kennisgeving kan hierbij nog aangegeven worden:

o Bij de toetsing aan de mer-plicht is het niet noodzakelijk om rubriek 26 te vermelden.

o Bij de ruimtelijke situering zal bij de beschrijving van de dichtste bewoning de windrichting vermeld worden.

o De kwaliteit van de kaarten kan beter. Indien binnen het studiegebied geen relevant kwetsbaar gebied aanwezig is, is het niet nodig om hiervoor een kaart op te maken.

Nagaan waar de kwaliteit beter kan en waar de figuren samen kunnen gevoegd worden.

3. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming

art.4.3.7.§ 1,1°, a en b

De doelstelling bestaat erin de effecten aan te tonen van de hervergunning van de verbrandingsinstallatie met energierecuperatie van IVOO te Oostende. Het MER zal bij de vergunningsaanvraag voor de hernieuwing van de milieuvergunning gevoegd moeten worden.

Het bedrijf is vergund voor een verbrandingsinstallatie voor huishoudelijke en daarmee gelijkgestelde afvalstoffen en specifiek ziekenhuisafval en van schaal- en schelpdieren met een nominale verbrandingscapaciteit van 85 000 ton per jaar. De operationele capaciteit is echter lager. Jaarlijks wordt 59 000 tot 67 000 ton niet-recycleerbaar huishoudelijk restafval en vergelijkbaar bedrijfsafval verwerkt. Ook in de toekomst zou men de capaciteit van 85 000 ton per jaar wensen te behouden. Bijgevolg dient deze gewenste capaciteit duidelijk vermeld en verantwoord te worden bijvoorbeeld op basis van de theoretische maximale capaciteit, de reële operationele capaciteit, calorische waarde en flexibiliteit. Er zal een evolutie opgenomen worden van de aanvoer doorheen de jaren in functie van de calorische warmte en de verwerkingscapaciteit. Alsook een inschatting hiervan naar de toekomst.

Verder dient bij de verantwoording de bron van tabel 4 duidelijker vermeld te worden. In deze tabel wordt voor IVOO een capaciteit van 77 000 ton vermeld. Het verschil met de vergunde en reële verbrandingscapaciteit zal verduidelijkt worden.

Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming, maar volgens art. 4.1.7. van het decreet moeten ook de conclusies doorwerken in de besluitvorming. Het MER zal hiermee rekening houden bij de formulering van mogelijke alternatieven, milderende of compenserende maatregelen.

Een overzicht van de bestaande en aan te vragen vergunningstoestand (zowel bouw- als milieuvergunning) zal opgenomen worden. Relevante vorige bijzondere vergunningsvoorwaarden dienen opgesomd te worden en er zal aangegeven worden hoe dit MER hierop een antwoord kan geven. Bij het overzicht van de milieuvergunningen in tabel 1 zal bijkomend volgend aspect verduidelijkt worden: welke wijzigingen en afwijkingen van de

(4)

Dienst Mer – Richtlijnen PR0614 4

bijzondere voorwaarden er in 2000 verkregen zijn en welke afwijkingen er in de toekomst opnieuw relevant zullen zijn1 of moeten aangepast worden2.

Relevante gegevens en conclusies uit voorgaande rapportages (ook andere dan mer-rapportages – alle relevante milieustudies) zullen opgenomen worden in het MER.

4. Beschrijving project en alternatieven

art.4.3.7.§ 1,1°,c, d en e

De volledig verklaarde kennisgeving beschrijft het voorgenomen project.

Aanvullend op de kennisgeving wordt gevraagd dat de volgende punten ook aan bod komen/verduidelijkt worden:

o Het verschil in aanvoer tussen zomer en winter dient geduid te worden.

o Er zal aangegeven worden hoe eventueel calamiteiten kunnen opgelost worden.

o p. 41 en elders: ‘prioritaire scheiding van recycleerbare fractie a.h.v. ladder van Lansink’:

schrappen want lijkt niet relevant voor de verbrandingsactiviteit.

o p. 43: aangeven hoe breed het temperatuurvenster is.

o 3.2.2.a.: ook bruinkool vermelden bij inputstromen.

o p. 46: heeft de input van bijvoorbeeld roofing een effect op de kwaliteit van de bodemassen?

o In het MER zal een waterbalans van de huidige en toekomstige situatie opgenomen worden. Hierbij zal ook hemelwater en huishoudelijk afvalwater opgenomen worden. Ook moet een opsplitsing gebeuren tussen groencompostering en proceswater.

o Specifiek dient aangegeven te worden welk water gebruikt wordt voor de ontslakker (punt 3.2.2.c.3). Hier dient ook aangegeven te worden in welk hoofdstuk (verwijzing ontbreekt op p. 49) er meer informatie te vinden is.

o In de huidige situatie wordt het afvalwater terug gebruikt als proceswater. Het hemelwater wordt echter afgevoerd. De VMM vraagt om te bekijken of er ook mogelijkheden zijn voor het hergebruik van hemelwater. Indien het niet zinvol is dit op te vangen en te hergebruiken dient dit grondig gemotiveerd te worden.

o p. 51: in welke mate is het mogelijk om de stoomparameters op te trekken tot minstens 400

°C en 40 bar? Wat is het rendement van de stoomketel? In welke mate is het mogelijk om dit rendement te verhogen?

o Punt 3.2.2.g.1: nagaan in welke mate bodemassen als secundaire grondstoffen kunnen aangewend worden. Momenteel worden ze naar een stortplaats gestuurd die in de nabije toekomst zou sluiten. Mogelijkheden naar de toekomst toe dienen verkend te worden.

o p. 55: in welke mate kan het concentraat van de demiwaterbereiding gebruikt worden voor de ontslakker ipv het te lozen? Zal dit in de toekomst blijvend geloosd worden?

o In welke mate wordt restwarmte (intern of extern) toegepast? Wat zijn de mogelijkheden en wat is niet mogelijk?

o Conclusies uit het energieplan zullen kort opgenomen worden.

o p. 58 tabel 8: wil dit zeggen dat de gemiddelde aanvoer 5 ton/vracht is? Deze vrij lage hoeveelheid zal gestaafd worden.

Het MER zal opgave doen van relevante vroegere en lopende studies i.v.m. de ontwikkeling van dit project, milderende maatregelen en het zoeken naar alternatieven. Het MER dient

1 Op vergadering was er bijvoorbeeld sprake van ruimere openingsuren, afwijking van de 2 seconde regel, afschaffen van communicatiecommissie.

2 De initiatiefnemer zou een continue mogelijkheid van aanvoer wensen te bekomen.

(5)

opgave te doen van doelstellingsalternatieven, locatiealternatieven en uitvoerings- alternatieven. Ook het nulalternatief zal in het MER worden omschreven.

Inzake uitvoeringsalternatieven zullen de deskundigen nagaan of er relevante BBT-studies of BREF-nota’s beschikbaar zijn en het bedrijf hieraan toetsen. De BBT toetsing moet duidelijk terug te vinden zijn door vb. de checklist BBT/BREF tabelmatig toe te voegen.

Ook transportalternatieven zullen overwogen worden. Wat zijn de mogelijkheden en wat de beperkingen? Het Kanaal Gent-Oostende ligt op ca. 700 m en de spoorweg Brussel-Oostende op ca. 50 m ten noorden van het projectgebied. De waterweg en het spoor liggen dichtbij en zijn beide milieuvriendelijke alternatieve vervoermodi tov wegtransport. Het Departement MOW stelt voor om in het kader van de opmaak van het MER na te gaan of een deel van het huidig wegtransport via het Kanaal Gent-Oostende en via de spoorweg Brussel-Oostende kan gerealiseerd worden, met de bedoeling om het aandeel van milieuvriendelijke vervoersmodi te verhogen.

5. Juridische en beleidsmatige context

art.4.3.7.§ 1,f

De kennisgeving heeft voldoende opgave gedaan van het juridische/beleidsmatige kader dat voor dit MER van belang is, in de vorm van een duidelijke overzichtmatrix. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert en in het bijzonder ook aangeven of de voorwaarde onderzoekssturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of de combinatie van beide.

Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te volgen. De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden met een duidelijke ruimtelijke component dienen duidelijk cartografisch gepresenteerd te worden.

Volgende relevante randvoorwaarden dienen bijkomend te worden aangepast, opgevolgd of aangevuld:

o p. 25: er wordt gesteld dat er geen project-MER nodig is – dit is foutief de MER-plicht is wel van toepassing;

o De IED-richtlijn. De verwijzingen naar IPPC-richtlijn actualiseren;

o Het Uitvoeringsplan Milieuverantwoord Beheer van Huishoudelijke Afvalstoffen;

o Het Visiedocument ‘de weg naar een duurzaam geurbeleid’;

o Het Legionellabesluit;

o Bij de afvalverbrandingsrichtlijn (p. 26) volgende zin verduidelijken of aanpassen:

‘o.a. werd t.g.v. plaatsing van een DeNOx installatie de uitstoot van zuren en stof sterk verminderd’;

o Nagaan en verduidelijken wat de relevantie is van kaart 11, Prioriteitenatlas ontsnippering;

o De Europese kaderrichtlijn luchtkwaliteit en dochterrichtlijnen: hier zal de datum vermeld worden en aangegeven worden dat ze zijn omgezet in Vlarem;

o De bespreking van de relevantie van het NEC-reductieprogramma aanvullen.

(6)

Dienst Mer – Richtlijnen PR0614 6

6. Bestaande toestand en milieueffecten

art.4.3.7.§ 1,1°, g en art.4.3.7.§ 1,2°, a, b, c

Als referentiesituatie dient het gebied met zijn omgeving zoals het er momenteel uitziet te worden beschreven. Per discipline wordt aangegeven welke de huidige milieuwaarden en milieukwaliteiten zijn. Bij de beschrijving van de referentiesituatie dienen de meest representatieve en actueelste gegevens gebruikt te worden. In de geplande situatie wordt de hervergunning voor IVOO onderzocht, bijgevolg is de referentiesituatie gelijk aan de geplande situatie. Waar er toch een verschil is, zal dit duidelijk aangegeven worden en mee rekening gehouden in de effectbeoordeling waar relevant.

De volledig verklaarde kennisgeving geeft een beschrijving per discipline van de wijze waarop de effecten zullen onderzocht en beoordeeld worden en geeft aan dat in functie van het effectenonderzoek milderende maatregelen zullen voorgesteld en uitgewerkt worden. De afbakening van het studiegebied dient telkens gemotiveerd te worden. In de tekst van het MER zal voor elke onderzochte effectgroep de gebruikte methodologie beknopt worden uiteengezet en gestreefd worden naar een maximale kwantitatieve beschrijving van deze effecten. Algemeen dienen over de verschillende disciplines heen de significantiekaders te worden afgestemd (aantal categorieën, benaming ervan) om de vergelijkbaarheid en de eindintegratie zo transparant mogelijk te maken. Indien wordt afgeweken van de significantiekaders die in de kennisgeving zijn opgenomen, dient dit te worden gemotiveerd.

Indien blijkt dat er milieueffecten zijn, dienen milderende maatregelen te worden geëvalueerd.

In ieder geval dienen alle milderende maatregelen die BBT zijn te worden opgelijst en geëvalueerd. Hierbij dient kwantitatief worden ingeschat wat de effectieve reductie zou zijn indien deze maatregel wordt toegepast en hoe dit de significantie van de effecten beïnvloedt.

Relevante ontwikkelingsscenario’s dienen te worden uitgewerkt. Zo ook dienen discipline overschrijdende ontwikkelingsscenario’s weergegeven te worden. Indien er tijdens het opstellen van het MER andere ontwikkelingsscenario’s naar voor zouden komen, dienen deze toegevoegd te worden aan het afwegingskader. Daarnaast zal het MER ook de autonome ontwikkeling beschrijven.

Cumulatieve effecten dienen onderzocht te worden. Per discipline, waar relevant, dienen de cumulatieve effecten met de groencompostering en containerpark vermeld te worden.

De Dienst Mer vraagt om bij de beschrijving van de bestaande toestand en milieueffecten, als aanvulling op de volledig verklaarde kennisgeving, voldoende aandacht te besteden aan het volgende:

- Aangezien er een verschil is tussen vergunde/aan te vragen verbrandingscapaciteit en reële operationele capaciteit, dient men per discipline duidelijk aan te geven en in te schatten tov van welke capaciteit het relevant is de beoordeling uit te voeren. Als worst-case moet minstens een inschatting gebeuren van de effecten van de vergunde/aan te vragen verbrandingscapaciteit.

Met betrekking tot de discipline lucht:

- In de titel van dit onderdeel ‘geur’ schrappen, ook andere aspecten zijn belangrijk.

- Ook niet geleide emissies dienen nagegaan te worden.

(7)

- Het effect van NH3 moet ook opgenomen worden. Is hier een vergunningsvoorwaarde voor? Er zal bijvoorbeeld nagegaan worden of de emissiegrenswaarde van de BREF gehaald worden. Ook in tabel 13 zal NH3 opgenomen worden.

- OVAM vraagt om na te gaan in welke mate een emissiegrenswaarde voor NOx van minder dan 150 mg/Nm³ mogelijk is?

- Als titel van punt 6.1.3.b Emissies is correcter dan emissiepunten.

- Ook de continue metingen zullen weergegeven worden vb. aanvullend bij tabel 12.

- Figuren 13 – 21: figuren zullen besproken worden.

- De conclusies uit het jaarlijks technisch rapport inzake luchtemissies dienen opgenomen te worden. Het MER moet onafhankelijk leesbaar zijn.

- Tabel 15 – 16 – 17: het is zinloos om een gemiddelde van verschillende meetstations op verscheidene kilometers van elkaar te berekenen, zeker voor een P98. De meetwaarden van de relevante stations zullen afzonderlijk vermeld worden. Indien geen relevante gegevens beschikbaar dienen de interpolatiekaarten gebruikt te worden.

- Het is niet omdat er geen klachten zijn inzake geur, dat er geen geurhinder is. Het aspect geur dient besproken te worden oa aan de hand van genomen maatregelen om hinder te vermijden en na te gaan of bijkomende maatregelen noodzakelijk zijn. Onder het item 6.1.3.f dienen ook diffuse geurbronnen vermeld te worden en genomen maatregelen.

- Dispersieberekeningen zullen uitgevoerd worden voor relevante parameters. Er zal onderbouwd worden voor welke parameters het relevant is een modellering uit te voeren (conform het richtlijnenboek lucht).

- IFDM wordt gebruikt voor deze dispersieberekeningen. Dit model is gebaseerd op meteogegevens uit Mol, aan de kust zijn deze anders. In het MER dient aangegeven te worden welke correcte aannames hiervoor gebruikt worden, dit kan bijvoorbeeld nagevraagd worden bij VITO. Ook bij de conclusies dient hiermee rekening gehouden te worden. Op pagina 110 van de kennisgeving worden alvast foutieve veronderstellingen beschreven.

- De methodologie en het beoordelingscriterium moeten afgestemd worden met het richtlijnenboek lucht zo niet dient dit grondig gemotiveerd te worden. Inzake toetsing aan het significantiekader moet rekening gehouden worden met recentste wijzigingen bij toetsing aan de grenswaarden (P99,8 ipv P98).

Met betrekking tot de discipline geluid:

- De meet- en beoordelingsposities waar de geluidsimmissie zal worden gemeten/berekend, zullen duidelijk worden gelokaliseerd op kaart. De dichtstbijzijnde woningen in functie van geluid zullen gelokaliseerd worden. De deskundige geluid dient zelf een motivatie op te nemen waar het relevant is om geluidsmetingen uit te voeren (in kennisgeving staan beide mogelijkheden).

- Er zal bekeken worden of andere geluidsmetingen die recent uitgevoerd zijn, zoals deze van de schietstand, niet als achtergrondwaarden kunnen gebruikt worden (dit kan opgevraagd worden bij de stad Oostende).

- Andere geluidsbronnen in de omgeving van het bedrijf beschrijven.

- p. 86 – figuur 29-30: de situering van IVOO nagaan, lijkt foutief. De A10 en E40 lijken door elkaar gebruikt.

- Via contourberekeningen dient aangetoond te worden in welke zone er hinder kan verwacht worden.

- Ook de huidige geluidsbelasting voor de fauna dient in beeld te worden gebracht.

- Reeds genomen en te nemen maatregelen zullen beschreven en geëvalueerd worden, alsook welke nog kunnen en moeten uitgevoerd worden.

- Er zal gemotiveerd worden in welke mate trillingshinder relevant is.

(8)

Dienst Mer – Richtlijnen PR0614 8

Met betrekking tot de discipline mens:

- Inzake het aspect gezondheid zal gebruik gemaakt worden van het bestaande richtlijnenboek Discipline ‘Mens-Gezondheid’ Praktisch opgesteld in 2002 door de voormalige Afdeling Preventieve en Sociale Gezondheidszorg (huidig Agentschap Zorg en Gezondheid, Afdeling Toezicht Volksgezondheid) in samenwerking met de dienst Mer.

- Ook het psychosomatische aspect zal bekeken worden waar relevant.

- Deze discipline moet een meerwaarde hebben tov van de overige disciplines. Er dient niet enkel getoetst te worden aan Vlarem-normen maar ook andere zoals de WHO-normen.

- Er zal nagegaan worden of in het verleden klachten vastgesteld zijn met betrekking tot het bedrijf en wat hieraan gedaan is/kan gedaan worden.

- Ook (externe) veiligheidsaspecten en lichthinder dienen besproken te worden. Ook aandacht wordt gevraagd voor het aspect klimaat.

- Hoe gebeurt de communicatie met de omwonenden? Een uitgewerkt voorstel tot risicocommunicatie is noodzakelijk. Er zal gemotiveerd worden of de huidige vergunningsvoorwaarde inzake communicatiecommissie nog zinvol is.

- Niet alleen de hinder- en gezondheidseffecten maar ook de mobiliteit en de (verkeers)leefbaarheid zijn te behandelen.

- De ontsluitingsroute zal gesitueerd worden zodanig dat duidelijk wordt of deze bewoning passeert. Het MER zal aangeven wat IVOO betekent naar transport toe en hoe de verdeling over de diverse modi gebeurt. Hierbij dienen de bestaande verkeerswegen aangeduid te worden en moet hun (bijkomende) belasting getoetst worden aan hun verkeerscapaciteit. Bestaande knelpunten dienen omschreven te worden.

- De transporten per dag zullen ingeschat worden, maar ook de pieken per dag. Ook hiermee dient rekening gehouden te worden bij de effectbespreking.

- De verwachte veranderde verkeersituatie in de ruime omgeving op korte en lange termijn dient hierbij eveneens besproken te worden. Er zal ingeschat worden tot waar het bijgevolg relevant is de verkeersinvloed te beschouwen.

- Ook het transport veroorzaakt door de personeelsleden zal in kaart gebracht worden. De mobiliteitsaspecten mbt transport van werknemers kan eventueel weggescoopt worden indien de beperkte relevantie kan aangetoond worden.

- Inzake transportalternatieven (via spoor en water) zullen de mogelijkheden en beperkingen besproken worden (zie eerder).

Met betrekking tot de discipline water

- De verschillende waterstromen in het bedrijf zullen weergegeven worden en eventueel mogelijke alternatieven worden aangegeven.

- De percelen die deel uitmaken van het MER zijn volgens de watertoetskaarten niet overstromingsgevoelig, niet infiltratiegevoelig en zeer gevoelig voor grondwaterstroming.

- Aangegeven dient te worden in hoeverre de waterstromen worden gescheiden en de opgevangen hoeveelheid hemelwater maximaal kan aangewend worden in de bedrijfsvoering.

- De impact op de RWZI en op de ontvangende waterloop dient nagegaan te worden.

- p. 91: de capaciteit van de RWZI van Oostende wordt foutief weergegeven: de ontwerpcapaciteit is 220 000 IE (54 g BZV).

- Het enige afvalwater dat momenteel geloosd wordt is het concentraat afkomstig van de demiwater bereiding. De gegevens uit de jaarlijkse meting in het kader van de heffing zullen opgenomen worden om aan te tonen dat er geen gevaarlijke stoffen geloosd worden.

(9)

- Er dient getoetst te worden aan de huidige lozingsnormen. Daarnaast dient ook getoetst te worden aan de toekomstige nieuw aan te vragen lozingsnormen bij de hervergunning. Er moet rekening gehouden worden met het indelingscriterium.

- Wat is het huidig lozingsdebiet en zal dit in de toekomst behouden blijven? Momenteel zou het vergunde debiet 1000 m³/jaar en 50 m³/dag zijn. Dit lijkt veel, indien men dit debiet wenst te behouden, moet dit gemotiveerd worden.

- Er zal rekening gehouden worden met nieuwe richtlijnenboek voor de discipline. De methodologie dient hierop afgestemd te worden.

Met betrekking tot de discipline bodem en grondwater:

- De huidige grondwaterkwaliteit en bodemkwaliteit binnen het studiegebied dient beschreven te worden. De stand van zaken van de verschillende bodemonderzoeken zal beschreven worden. Verdere onderzoeksplicht volgens Vlarebo zal aangegeven worden.

- Indien er calamiteiten optreden die impact kunnen hebben op de bodem, dienen zo snel mogelijk de nodige acties ondernomen te worden om de verontreiniging weg te nemen.

Bovendien kan aangegeven worden welke maatregelen genomen worden om calamiteiten te voorkomen.

Met betrekking tot de discipline fauna en flora:

- Zones met een hoge faunistische of floristische waarde in het studiegebied zullen beschreven en effecten hierop onderzocht worden.

- Er dient niet enkel een analyse te gebeuren ten aanzien van natuur met beschermingsstatus, maar ook ten aanzien van de aanwezige natuur in de omgeving.

- Indien negatieve effecten op SBZ verwacht worden, is een passende beoordeling noodzakelijk binnen het MER.

- Het bedrijf is niet gelegen in de nabijheid (< 1 km) van een speciale beschermingszone zoals VEN-gebied, habitatrichtlijngebied, vogelrichtlijngebied, erkend natuurreservaat, enz. ANB gaat akkoord met de inhoudsafbakening van het MER.

- Ook het aspect verzuring dient uitgewerkt te worden en effecten hiervan ingeschat.

- Het projectgebied is gelegen in een slaaptrekgebied voor aalscholvers. Wat zijn de verwachte effecten op dit gebied?

Met betrekking tot andere aspecten:

- Het bestaande en toekomstig groenscherm en groenelementen dienen geëvalueerd te worden en indien nodig dienen verdere stappen voor de landschappelijke integratie van het bedrijf in zijn omgeving beschreven te worden ten behoeve van maximale inpassing in het landschap.

Tijdens het opstellen van het MER dient gebruik gemaakt te worden van de disciplinespecifieke delen van het Richtlijnenboek mer (meest recente versies).

7. Vergelijking van de alternatieven

art.4.3.7.§ 1,2°, e

In het MER worden alle mogelijke maatregelen ter beperking van emissies naar het milieu besproken en getoetst aan de stand van zaken met betrekking tot de Best Beschikbare Techniek (BBT).

(10)

Dienst Mer – Richtlijnen PR0614 10

De voor- en nadelen van de verschillende alternatieven zullen in het MER beschreven en afgewogen worden. Het rapport zal aantonen of het voorgestelde project het best haalbare project is voor het milieu, ook op lange termijn.

Als aan de hand van de resultaten van het effectenonderzoek de noodzaak blijkt om bijkomende alternatieven te onderzoeken, moet dit in het MER ook gebeuren.

8. Leemten in de kennis

art.4.3.7.§ 1,4°

Het MER dient opgave te doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid dient gemaakt te worden tussen leemten m.b.t. project, m.b.t.

inventarisatie en aangaande methode en inzicht.

Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming.

9. Monitoring en evaluatie

art.4.3.7.§ 1,2°, d

In het MER zal per discipline/thema aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn, bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering of vanuit de leemte(n) in de kennis.

10. Integratie en eindsynthese

art.4.3.7.§ 1,2°, e

In een afzonderlijk deel zal het rapport een disciplineoverschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De ‘elementen en informatie ten behoeve van het uitvoeren van de watertoets’ uit het Decreet Integraal Waterbeleid en indien relevant de passende beoordeling uit het Natuurdecreet moeten hierin opgenomen worden (voor verdere informatie hieromtrent zie het betreffende disciplinespecifieke richtlijnenboek).

Tevens zal men in deze synthese aangeven of het project een voor het milieu haalbaar project is, ook op lange termijn of welke maatregelen nodig zijn om het project haalbaar te maken.

11. Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen

art.4.3.7.§ 5,3°

In dit hoofdstuk geeft het rapport aan welke de verwachte tewerkstelling- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit.

In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven werd bij de projectbeschrijving.

(11)

12. Niet-technische samenvatting

art.4.3.7.§ 1,5°

De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt en correct weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat hij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren of kaarten dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting te zijn opgenomen.

Brussel, 20 januari 2012

Paul Van Snick Algemeen directeur Afdelingshoofd AMNEB

(12)

Dienst Mer – Richtlijnen PR0614 12

Bijlagen

Bijlage 1:

Lijst van inspraakreacties tijdens de terinzagelegging bij de stad:

- Oostende: geen

Bijlage 2:

Lijst van de aangeschreven administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die reageerden en waarmee rekening werd gehouden in deze richtlijnen:

- OVAM (Luc Umans – Anne Adriaens)

- VMM, Afdeling Ecologisch Toezicht (Roel Eggers) - VMM (Myriam Rosier)

- VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer (Bram Vogels) - Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid (Karine Meersman) - MOW (Tim De Backer)

Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die hebben laten weten geen opmerkingen te hebben op de inhoudsafbakening en methodologie:

- Onroerend Erfgoed West-Vlaanderen (Koen Himpe) – wensen niet verder betrokken te worden

- ANB (Leni Demarest)

- Stad Oostende (Jacky Dereu)

- Agentschap Wegen en Verkeer – Exploitatie en beheer West-Vlaanderen (Bart De Smet)

- Fluxys (Steven Vanclooster)

Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die niet reageerden op dit dossier:

- LNE, Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid, Dienst Hinder en Risicobeheer

- LNE, Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid, Dienst Lucht en Klimaat

- LNE, Afdeling Milieu-vergunningen West-Vlaanderen - Provincie West-Vlaanderen

Ontvangen wel een ontwerptekst - Provincie West-Vlaanderen

Op basis van het bovenstaande zullen er 13 (waarvan deel eventueel digitaal) ontwerpteksten (inclusief 2 voor de Dienst Mer) noodzakelijk zijn.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het project-MER moet opgesteld worden zoals door de initiatiefnemer voorgesteld is in de kennisgeving en aangevuld/aangepast worden met de specifieke vereisten die

In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven werd bij de

De volledig verklaarde kennisgeving geeft een beschrijving per discipline van de wijze waarop de effecten zullen onderzocht en beoordeeld worden en geeft aan dat in

Beide winningen zijn satellietwinningen voor het waterproductiecentrum (WPC) Westerlo. Het WPC behoort niet tot het project dat in deze project-MER op zijn

De kennisgeving geeft op voldoende wijze een beschrijving per milieuthema van de wijze waarop de referentiesituatie zal worden beschreven en welke bestaande

Gezien beide bedrijven beschouwd kunnen worden als een milieutechnische eenheid worden in het MER de mogelijke effecten ingeschat en besproken voor het totale

Het wachtbekken te Webbekom buffert bij hoogwaterstanden de wateraanvoer van de Velpe en de Begijnenbeek (via Leugebeek) naar de Demer en speelt een belangrijke rol in

Het doel is om op basis van onderzoek naar de huidige praktijk van portfoliobeoordeling, richtlijnen te formuleren en te testen voor kwalitatief hoogwaardige