• No results found

Richtlijnen milieueffectrapportage. Hervergunning en verandering Plopsaland De Panne

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Richtlijnen milieueffectrapportage. Hervergunning en verandering Plopsaland De Panne"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Richtlijnen milieueffectrapportage

Hervergunning en verandering Plopsaland De Panne

Initiatiefnemer:

Plopsaland NV De Pannelaan 68

8660 De Panne

18 augustus 2015 PRMER-2202-RL

(2)

1. Inleiding

Het voorgenomen project betreft de hervergunning en uitbreiding/wijziging van het attractiepark Plopsaland in De Panne. De geplande uitbreidingen omvatten de bouw van een nieuw restaurant, de uitbreiding en/of vervanging van attracties, en mogelijks een eigen waterzuivering. Daarnaast worden ook de inmiddels gerealiseerde theaterzaal en Mayaland Indoor geregulariseerd. Het projectgebied is gelegen ter hoogte van de De Pannelaan (N34), ten noorden van de dorpskern van Adinkerke en ten Zuiden van de dorpskern De Panne. De Franse grens is gelegen op slechts 3 km afstand van het pretpark. Daarom wordt de grensoverschrijdende procedure gevolgd.

Deze activiteiten zijn onderworpen aan de m.e.r.-plicht volgens het project-m.e.r.-besluit1, met name:

Bijlage II

12.a Vakantiedorpen, hotelcomplexen buiten stedelijke zones, permanente kampeer- en caravanterreinen, themaparken, skihellingen, skiliften en kabelspoorwegen, met bijhorende voorzieningen,

- met een terreinoppervlakte van 5 ha of meer, of

- met een verkeersgenererende werking van pieken van 1000 of meer personenauto-equivalenten per tijdsblok van 2 uur.

13.b Wijziging of uitbreiding van projecten van bijlage I, II of III, waarvoor reeds een vergunning is afgegeven, die zijn of worden uitgevoerd, wanneer die wijziging of uitbreiding aanleiding geeft tot een overschrijding van de in bijlage II genoemde drempelwaarden (niet in bijlage I of in rubriek 13. a) van bijlage II opgenomen wijziging of uitbreiding). Van deze overschrijding van de drempelwaarde is sprake ofwel als de drempelwaarde van bijlage II voor het eerst wordt overschreden door het samenvoegen van de reeds vergunde en de nog te vergunnen activiteiten (= project) ofwel als de verschillende uitbreidingen samen, sinds de laatst verleende ontheffing of goedgekeurd MER (voor zover deze bestaan), groter zijn dan de drempelwaarde van bijlage II.

Voor categorieën van projecten opgenomen in bijlage II van het project-m.e.r.-besluit, is het indienen van een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de m.e.r.-plicht mogelijk. Door de initiatiefnemer wordt echter afgezien van dit verzoek.

De dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid verklaarde het kennisgevingsdossier volledig op 27/05/2015. De terinzagelegging in gemeente De Panne liep van 4/06/2015 tot en met 7/07/2015. Parallel vroeg de dienst Mer adviezen bij de administraties en openbare besturen.

1 Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, B.S. 17 februari 2005, zoals herhaaldelijk gewijzigd.

(3)

De Dienst Mer stelde deze bijzondere richtlijnen (verder richtlijnen) op met het oog op de methodologie van het MER. Zij houden rekening met principieel verplichte onderdelen van een project-MER op basis van art. 4.3.7. van het DABM2, de ontvangen adviezen (zie bijlage) en met de bespreking van het volledig verklaard kennisgevingsdossier met de betrokkenen op de richtlijnenvergadering van 17/07/2014. Deze richtlijnen hebben betrekking op de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het project-MER. Het project-MER moet opgesteld worden zoals door de initiatiefnemer voorgesteld is in de kennisgeving en aangevuld/aangepast worden met de specifieke vereisten die in deze richtlijnen geformuleerd zijn. Waar de kennisgeving en de richtlijnen van elkaar zouden afwijken, moet voorrang gegeven worden aan de richtlijnen.

2. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming

Het MER zal een overzicht bevatten van de bestaande en aan te vragen vergunningstoestand (zowel stedenbouwkundige vergunning, milieuvergunning, …).

Relevante vorige bijzondere vergunningsvoorwaarden zullen worden opgesomd en het MER zal aangeven hoe dit MER hierop een antwoord kan geven.

Het MER moet relevante gegevens en conclusies uit voorgaande rapportages oplijsten (alle relevante milieustudies, ook andere dan m.e.r.-rapportages). Relevante informatie uit de goedgekeurde plan-MER’s (‘Omleidingsweg Adinkerke’ en ‘Parkeersysteem gekoppeld aan de omleidingsweg’) moet gehanteerd en eventueel verder verfijnd worden. Ook het akoestisch onderzoek dat werd uitgevoerd voor de feestzaal moet opgenomen worden bij de voorgaande rapportages.

Het MER dient bij de vergunningsaanvraag (stedenbouwkundige vergunning en milieuvergunning) gevoegd te worden.

Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming, maar volgens art. 4.1.7. van het DABM moeten de conclusies ook doorwerken in de besluitvorming. Het MER moet hiermee rekening houden bij de formulering van mogelijke alternatieven, milderende of compenserende maatregelen.

3. Beschrijving project en alternatieven

Aanvullend op de kennisgeving moeten de volgende punten ook beschreven worden:

o het aantal openingsdagen per kalenderjaar. Dit aantal dient in het MER consequent te zijn;

o de desinfectietechniek die gebruikt zal worden indien gekozen wordt voor de bouw van een eigen waterzuiveringsinstallatie (WZI);

2 Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, B.S. 3 juni 1995, zoals herhaaldelijk gewijzigd (DABM).

(4)

o de concrete werking (inclusief technieken) van de mogelijke types van eigen waterzuiveringsinstallatie;

o m.b.t. duurzaamheidsaspecten kan volgend element vermeld worden: het aantal parkeerplaatsen met bijhorende oplaadpunten die voorzien zijn voor elektrische wagens.

Ook het toekomstige aanbod dient in kaart gebracht te worden.

Het MER beschrijft bovendien volgende alternatieven:

o het nulalternatief

o doelstellingsalternatief inzake waterzuivering: het eigen afvalwater laten zuiveren door de RWZI Adinkerke, ofwel via een eigen waterzuiveringsinstallatie

o locatiealternatief inzake waterzuivering: indien geopteerd wordt voor een eigen waterzuivering, zijn er verschillende locaties mogelijk zijnde:

o de achterzijde van het park (kant Duinhoekstraat); of o langs de Langeleed nabij het theater; of

o langs de Langeleed naast de RWZI Adinkerke, op grond van de VMM. Indien dit alternatief weerhouden wordt, zal er eerst een bestemmingswijziging moeten gebeuren.

o uitvoeringsalternatief inzake waterzuivering:

o zuivering van enkel huishoudelijk afvalwater met deels hergebruik en lozing op oppervlaktewater; of

o zuivering van zowel huishoudelijk afvalwater van het pretpark, PlopsAqua en het hotel, en bedrijfsafvalwater van PlopsAqua met deels hergebruik en lozing op oppervlaktewater

Inzake uitvoeringsalternatieven gaan de deskundigen na of er relevante BBT-studies of BREF- nota’s beschikbaar zijn en toetsen het project hieraan. De BBT toetsing moet duidelijk terug te vinden zijn door bv. de checklist BBT/BREF tabelmatig toe te voegen.

4. Juridische en beleidsmatige context

De volledig verklaarde kennisgeving doet opgave van het juridische/beleidsmatige kader dat voor dit MER van belang is in de vorm van een duidelijke overzichtsmatrix. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert en in het bijzonder ook aangeven of de voorwaarde onderzoekssturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of de combinatie van beide.

Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te volgen. De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden met een duidelijke ruimtelijke component moeten cartografisch gepresenteerd worden.

Volgende relevante randvoorwaarden dienen bijkomend te worden aangepast, opgevolgd of aangevuld:

Het Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van het Vlaams Natura 2000- programma, de managementplannen Natura 2000, de zoekzones en de actiegebieden

(5)

voor de specifieke instandhoudingsdoelstellingen voor Europees te beschermen soorten en habitats. (B.S. 15/10/2014)

 Het Besluit van de Vlaamse Regering tot aanwijzing met toepassing van de Habitatrichtlijn van de speciale beschermingszone ‘BE2500001 Duingebieden inclusief IJzermonding en Zwin’ en tot definitieve vaststelling van voor die zone bijhorende instandhoudingsdoelstellingen en prioriteiten. (B.S. 15/10/2014)

 De omzendbrief betreffende de passende beoordeling. (LNE/2015/1; B.S. 27/02/2015)

5. Algemene en Methodologische aspecten

De afbakening van het studiegebied zal voldoende gemotiveerd worden per discipline, rekening houdend met het feit dat het studiegebied zowel het projectgebied als het gebied met effecten moet omvatten. De ruimtelijke afbakening moet voor elke discipline duidelijk tekstueel omschreven worden en indien mogelijk, voorgesteld worden op kaart.

Ontwikkelingsscenario’s zullen worden beschreven ter aanvulling van de referentiesituatie indien er redenen zijn om aan te nemen dat de toestand in de toekomst - met enige zekerheid en op middellange of lange termijn - kan veranderen (door autonome ontwikkeling of door de mens gestuurde ontwikkelingen). De toetsing van de milieueffecten moet in het project-MER dan niet enkel gebeuren tegenover de referentiesituatie, maar ook t.o.v. dit (deze) ontwikkelingsscenario(‘s). Zoals aangegeven in de kennisgeving zullen volgende ontwikkelingsscenario’s in het MER bekeken worden: de ontwikkeling van een hotel grenzend aan het pretpark en aanpassingen aan het omliggende wegenstelsel, meer bepaald de omleidingsweg Adinkerke en de bijkomende parkeerzone P4. Dit laatste ontwikkelingsscenario zal afgestemd worden op de reeds goedgekeurde plan-MER’s voor de omleidingsweg en het parkeersysteem.

Wanneer er tijdens het opstellen van het project-MER nieuwe ontwikkelingsscenario’s naar voor zouden komen dan deze die momenteel gekend zijn, moeten deze toegevoegd worden aan het afwegingskader.

Cumulatieve effecten dienen onderzocht te worden.

De methodologie voor de effectvoorspelling zal binnen elke discipline in het project-MER duidelijk en transparant omschreven worden. Tevens zal per discipline aangegeven worden op basis van welke criteria een effect als significant of als niet significant beoordeeld wordt. Het resterend effect na de milderende maatregelen zal aangegeven en gekoppeld worden aan het gehanteerde beoordelingskader. De effectenbespreking en -beoordeling dienen transparant en op voldoende wijze te gebeuren.

De ingreep-effectmatrix dient verduidelijkt te worden voor de deelingreep ‘nevenactiviteiten:

aan-en afvoer van hulp- en afvalstoffen’. Het effect van deze deelingreep op de disciplines lucht, geluid & trillingen en mens: hinder en gezondheid moet eveneens onderzocht worden.

Er dient binnen de referentiesituatie voor de discipline geluid een onderscheid gemaakt te worden tussen de vergunde en de werkelijke situatie. Er moet nagegaan worden voor welke andere disciplines dit eveneens noodzakelijk is. Voornamelijk om effecten t.g.v. regularisatie in

(6)

rekening te brengen, moet men dit onderscheid maken. Om de effecten van de hervergunning in beeld te brengen moet in de referentiesituatie uitgegaan worden van een gesloten park.

Zowel voor de bouw van een eigen WZI als voor de bouw van het restaurant en eventuele bijkomende attracties dient naast de exploitatiefase ook de aanlegfase beoordeeld te worden.

De dienst Mer vraagt om bij de beschrijving van de bestaande toestand en milieueffecten, als aanvulling op de volledig verklaarde kennisgeving, voldoende aandacht te besteden aan het volgende:

Met betrekking tot de discipline mobiliteit:

 De referentiesituatie m.b.t. de discipline mobiliteit moet verduidelijkt worden. Voor deze discipline zal er afgeweken worden van het ‘algemene’ referentiejaar 2014. Op deze manier kan ook het huidige zwembadcomplex PlopsAqua, dat in 2014 nog niet gerealiseerd was, deel uitmaken van de referentiesituatie.

 Er dient gebruik gemaakt te worden van de meest recente cijfers uit het plan-MER voor het parkeersysteem gekoppeld aan de omleidingsweg. Bij de uitwerking van het MER dient rekening gehouden te worden met de conclusies, milderende maatregelen en aanbevelingen uit de plan-MER’s ‘Omleidingsweg Adinkerke’ en ‘Parkeersysteem gekoppeld aan de omleidingsweg’. Deze gegevens kunnen verder verfijnd worden in het project-MER.

 De voorgestelde significantiekaders voor verkeersleefbaarheid, verkeersveiligheid, doorstroming openbaar vervoer en bereikbaarheid dienen gekwantificeerd te worden.

Het moet immers duidelijk zijn wat bedoeld wordt met een “aanzienlijke verlenging/verkorting/verhoging/verlaging”. Het MER moet ook duidelijk aangeven hoe de bijdrage van voorliggend project aan de verkeersafwikkeling beoordeeld zal worden.

Het voorgestelde significantiekader moet hieraan aangepast worden.

 Sensibilisering heeft ervoor gezorgd dat de maximale capaciteit van het openbaar vervoer nu reeds bereikt wordt. Bijkomende mogelijkheden voor sensibilisering en/of facilitering van het gebruik van alternatieve vervoersmodi moeten in het MER besproken worden.

Met betrekking tot de discipline water (grond- en oppervlaktewater):

 Bij het uitvoeren van berekeningen en het inschatten van effecten m.b.t. de lozingssituatie dient rekening gehouden te worden met het overleg tussen Aquafin en Plopsaland dat plaatsvond op 29/01/2015. Tijdens dit overleg werden de ontwerpcapaciteit en huidige werking van het RWZI Adinkerke en een aantal randvoorwaarden voor toekomstige lozing, verduidelijkt,

 Alle (afval)waterstromen binnen het studiegebied dienen in kaart gebracht te worden. Er dient een afwateringsplan opgemaakt te worden, waarbij o.a. duidelijk wordt aangegeven of huishoudelijk en bedrijfsafvalwater al dan niet samen geloosd worden.

 De debieten van de Langeleed, die opgevraagd kunnen worden bij de VMM, dienen opgenomen te worden in het MER.

 Bij de kwantificering van afvoerdebieten moet rekening gehouden worden met eventueel hergebruik van gezuiverd afvalwater.

(7)

 Om een vergelijking te kunnen maken tussen de verschillende alternatieven inzake waterzuivering moeten voor elk alternatief 2 dezelfde meetpunten gebruikt worden.

Voor deze meetpunten moeten ‘uitersten’ gekozen worden, zodat elk alternatief binnen deze twee punten valt.

 De uitwerking van de discipline water dient in overleg te gebeuren met de VMM en de beheerder van de waterlopen.

 Grondwater moet behandeld worden bij de discipline oppervlaktewater.

Met betrekking tot de discipline lucht:

 In bebouwde omgevingen (bebouwing < 30 m van de weg) moet het model CAR Vlaanderen toegepast worden, in meer open omgevingen IFDM traffic. De inputgegevens voor de berekeningen moeten in bijlage worden toegevoegd. Hierbij zal specifiek aandacht besteed worden aan het gebruik/de omrekening van mobiliteitsgegevens in de rekenmodellen. Wanneer er duidelijke pieken in verkeersgeneratie vastgesteld worden, moet een specifieke methodiek gehanteerd worden voor de omrekening van piekintensiteiten naar etmaalintensiteiten.

 Aangezien het project betrekking heeft op een hervergunning dient minstens 2015 gebruikt te worden als referentiejaar. Bijkomend kan ook de situatie in 2020 beoordeeld worden.

 Naast NO2 en PM10 moeten ook PM2,5 concentraties in rekening gebracht worden.

 Om de actuele situatie te beschrijven, dienen de ATMOSYS-kaarten (http://atmosys.eu/atmosys/faces/services-annual-maps.jsp) opgenomen te worden en niet de interpolatiekaarten van VMM. Hierbij dient rekening gehouden dat de ATMOSYS- kaarten worden gemodelleerd met IFDM-traffic en zodus streetcanyon effecten niet worden meegenomen.

 Voor de varianten waarbij een eigen waterzuivering wordt voorzien dient een inschatting gemaakt te worden van de mogelijke geurhinder.

Met betrekking tot de discipline geluid:

 In het MER moet een figuur opgenomen worden die duidelijk aangeeft waar lange en korte geluidsmetingen hebben plaatsgevonden.

 Er moet aangegeven worden of er geluidsintensieve attracties aanwezig zijn in het attractiepark. Daarnaast moeten op basis van het gevoerde onderzoek deelzones aangeduid worden waar nieuwe geluidsintensieve attracties al dan niet gewenst zijn. Het MER kan immers suggesties doen naar de beste mogelijke inplanting van geluidsintensieve attracties in functie van het beperken van de geluidshinder.

 M.b.t. de activiteiten in de theaterzaal dient aangegeven te worden welk type activiteiten mogelijk zijn. In functie van mogelijke geluidshinder ’s nachts zal verduidelijkt worden hoeveel optredens per jaar (gedeeltelijk) plaatsvinden tussen 22.00 en 06.00.

 Geluidshinder ten gevolge van wegverkeer wordt eveneens beoordeeld.

(8)

Met betrekking tot de discipline mens-ruimtelijke aspecten en gezondheid:

 Algemeen moet er meer aandacht besteed worden aan het effect op gezondheid. Zowel voor de effecten ten gevolge van lucht als geluid dient getoetst te worden aan de WHO- advieswaarden voor blootstelling. De evolutie van emissies en immissies moet gekoppeld worden aan de effecten op vlak van gezondheid en hinder. Ook een situatie waarbij er geen files zijn, zal beschreven worden. Psychosociale stoornissen (geluidshinder, geurhinder, visuele hinder) en risicoperceptie moeten in rekening gebracht worden.

 Naast het aantal potentieel sterk gehinderden, moeten ook het aantal gehinderden en ernstig gehinderden geïdentificeerd worden.

 Initiatieven die reeds genomen zijn of gepland zijn voor de communicatie met omwonenden kunnen vermeld worden. Voor het opstellen van een communicatieplan kan gebruik gemaakt wordt van de leidraad “communiceren met de buren”, co- uitgegeven door Zorg & Gezondheid.

Met betrekking tot de discipline bodem:

 De conclusies uit het beschrijvend bodemonderzoek dienen opgenomen te worden in het MER.

Met betrekking tot de disciplinefauna en flora:

 Gezien de ligging van de site nabij een speciale beschermingszone en VEN-gebied, dient minstens een voortoets tot passende beoordeling respectievelijk verscherpte natuurtoets deel uit te maken van het MER.

 In de passende beoordeling dienen eventuele effecten veroorzaakt door emissies van de exploitatie (zoals beschreven in de kennisgeving voor de discipline lucht) op de actuele en potentiële habitats in de SBZ onderzocht te worden. De nadruk ligt hierbij op de polluenten NOx en SO2. De resultaten moeten vervolgens getoetst worden overeenkomstig de praktische wegwijzers voor eutrofiëring en verzuring via de lucht (zie omzendbrief LNE/2015/1; B.S. 27/02/2015).

Met betrekking tot de (gewest-) grensoverschrijdende effecten :

 In een afzonderlijk hoofdstuk moet verduidelijkt worden of er al dan niet grensoverschrijdende effecten in Frankrijk te verwachten zijn. Hierbij moet specifiek aandacht besteed worden aan de verkeerswisselaar in Adinkerke. Hiervoor kan informatie gehanteerd worden uit de goedgekeurde plan-MER’s voor de omleidingsweg Adinkerke en het parkeersysteem gekoppeld aan deze omleidingsweg.

6. Leemten in de kennis

Het MER zal opgave doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze zijn opgedeeld naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid gemaakt wordt tussen leemten m.b.t. het project, m.b.t. inventarisatie en aangaande methode en inzicht.

(9)

Het MER zal ook aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming.

7. Monitoring en evaluatie

Het MER zal per discipline/thema eventueel opvolgingsmaatregelen voorstellen, bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering of vanuit de leemte(n) in de kennis.

8. Integratie en eindsynthese

Het MER zal in een afzonderlijk deel een discipline overschrijdende, leesbare samenvatting bevatten over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De milderende maatregelen die voorgesteld worden vanuit verschillende disciplines zullen discipline-overschrijdend t.a.v. elkaar afgewogen worden. Bij de milderende maatregelen zal in de mate van het mogelijke aangegeven worden waar deze zullen/kunnen doorwerken.

Deze synthese zal aangeven of het project een voor het milieu haalbaar project is of welke maatregelen nodig zijn om het project haalbaar te maken.

De interdisciplinaire gegevensoverdracht dient aan te geven dat gegevens van de discipline mobiliteit eveneens noodzakelijk zijn voor de uitwerking van de discipline geluid.

9. Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen

In dit hoofdstuk zal het rapport aangeven welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit.

In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven werd bij de projectbeschrijving.

10. Niet-technische samenvatting

De niet-technische samenvatting zal een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport vormen, dat de essentie van de overige delen beknopt en correct weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat hij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren of kaarten dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting te zijn opgenomen. Bij het schrijven van de niet-technische samenvatting kan gebruik gemaakt worden van de handleiding “niet-technische samenvatting” zoals gepubliceerd op www.mervlaanderen.be. Deze niet-technische samenvatting zal in het project-MER als afzonderlijk hoofdstuk opgenomen ofwel als afzonderlijk document opgesteld worden en zal tevens in digitale vorm aangeleverd worden.

De dienst Mer vraagt ook om op het voorblad van de niet-technische samenvatting de handtekeningen van alle deskundigen op te nemen.

(10)

11. Vorm van het MER

Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de dienst Mer:

- recent kaartmateriaal te gebruiken, telkens voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding, noordpijl en legende. Waar mogelijk dienen de grenzen van het terrein duidelijk aangegeven te zijn en dient door het kaartmateriaal ook duidelijk te zijn welke de omringende activiteiten/bedrijven zijn;

- aandacht te besteden aan de leesbaarheid van plannen;

- achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen;

- na te gaan of de in de kennisgeving vermelde gegevensbronnen, die bij de realisatie van het MER zullen worden gebruikt, nog steeds de meest actuele zijn;

- een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst en literatuurlijst bij het rapport op te nemen;

- te waken over de afstemming tussen de tekst van het eigenlijke MER en de niet-technische samenvatting;

- correct en volledig te verwijzen naar de opgesomde regelgeving;

- in bijlage 1 de ligging van de kadastrale percelen in de bestaande en toekomstige situatie te verduidelijken.

- de figuren op p. 23 die verouderd zijn niet te gebruiken in het MER. Indien mogelijk dienen deze vervangen te worden door recentere figuren.

- de ingediende eindversies van het rapport en de niet-technische samenvatting door de initiatiefnemer, de coördinator en alle deskundigen te laten ondertekenen;

- Het definitieve project-MER evenals de niet technische samenvatting wordt digitaal aan de dienst Mer bezorgd.

12. Goedkeuring team van erkende MER-deskundigen

Zoals voorgesteld in de volledig verklaarde kennisgeving worden volgende disciplines in het project-MER opgesteld door een erkend MER-deskundige:

lucht, oppervlaktewater, geluid en mens-mobiliteit.

De discipline mens-ruimtelijke aspecten en gezondheid zal door de coördinator van het MER opgesteld worden. De optiedisciplines bodem, grondwater, fauna en flora en landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie worden door een medewerker opgesteld.

Het in de volledig verklaarde kennisgeving voorgestelde team van erkende MER-deskundigen wordt goedgekeurd.

Wijzigingen aan het team van deskundigen in de loop van het m.e.r. moeten gemeld worden aan de dienst Mer. De beslissing over deze wijzigingen zal per brief meegedeeld worden aan de initiatiefnemer.

Tenslotte wordt aanbevolen tijdens het opstellen van het MER contact te houden met de dienst Mer en met de overige instanties, in het bijzonder in functie van de verwerking van hun adviezen in het MER.

(11)

Digitaal getekend Door Paul Van Snick

Algemeen directeur

Afdelingshoofd Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid

(12)

Bijlage

Lijst van inspraakreacties tijdens de terinzagelegging bij:

- stad De Panne: geen - Dienst Mer: geen

Lijst met de instanties die gereageerd hebben (schriftelijk/op vergadering), incl.

verontschuldigden, die verder betrokken worden in de verdere procedure:

- Stad De Panne

- Provincie West-Vlaanderen

- Agentschap Natuur en Bos buitendienst West-Vlaanderen - Agentschap Wegen en Verkeer West-Vlaanderen

- Aquafin NV

- De Lijn - West-Vlaanderen

- Departement LNE Afdeling Milieuvergunningen West-Vlaanderen - Departement MOW

- Infrabel Directie Toegang Net

- Onroerend Erfgoed West-Vlaanderen

- Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Afdeling Toezicht Volksgezondheid West-Vlaanderen - VMM Afdeling Ecologisch Toezicht – Milieureglementering

- VMM Afdeling Operationeel Waterbeheer

- DREAL (Direction Régionale de l'Environment de l'Aménagement et du logement) Nord Pas- de-Calais Mission Stratégie et Pilotage Régional (GO)

Lijst met de instanties die niet gereageerd hebben:

- Agentschap Wonen-Vlaanderen Afdeling Wonen

- Departement LNE Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid Dienst Lucht en Klimaat

- Departement LNE Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid Dienst Milieuhinder

- Ruimte Vlaanderen APL West-Vlaanderen

- Préfet de Région Nord-Pas-de-Calais Bureau de l'environnement (GO)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven

Het besluit, de aanmeldnotitie en bijbehorende stukken zijn ook voor iedereen vanaf 12 juli 2018 tijdens een periode van zes weken in te zien in het gemeentehuis van.

Het besluit, de aanmeldnotitie en bijbehorende stukken zijn ook voor iedereen vanaf 12 juli 2018 tijdens een periode van zes weken in te zien in het gemeentehuis van Lelystad,

De volledig verklaarde kennisgeving geeft een beschrijving per discipline van de wijze waarop de effecten zullen onderzocht en beoordeeld worden en geeft aan dat in

Beide winningen zijn satellietwinningen voor het waterproductiecentrum (WPC) Westerlo. Het WPC behoort niet tot het project dat in deze project-MER op zijn

De kennisgeving geeft op voldoende wijze een beschrijving per milieuthema van de wijze waarop de referentiesituatie zal worden beschreven en welke bestaande

Gezien beide bedrijven beschouwd kunnen worden als een milieutechnische eenheid worden in het MER de mogelijke effecten ingeschat en besproken voor het totale

De methodologie voor de effectbeschrijving en -beoordeling moet voor elke discipline in het project-MER duidelijk en transparant worden omschreven.. Tevens moet per