• No results found

Richtlijnen milieueffectrapportage

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Richtlijnen milieueffectrapportage"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vlaamse overheid

Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer

Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL

tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75

Richtlijnen milieueffectrapportage

Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing van een milieutechnische eenheid tot een totaal van

150000 leghennen te Sint-Gillis-Waas

Initiatiefnemers:

De heer Raf Vertenten Reepstraat 130 9170 Sint-Gillis-Waas DLM Vertenten BVBA Reepstraat 128a 9170 Sint-Gillis-Waas Bedrijflocatie:

Reepstraat 128a/b 9170 Sint-Gillis-Waas

4 juli 2011

(2)

1. Inleiding

Het voorliggende project heeft betrekking op de hernieuwing en uitbreiding van de vergunningen voor twee bestaande kippenbedrijven, die beschouwd kunnen worden als milieutechnische eenheid, te Sint-Gillis-Waas. Het bedrijf DLM Vertenten BVBA is momenteel vergund voor het houden van 19800 leghennen tot 19/01/2013. De leghennen worden momenteel gehuisvest in één stal, uitgerust met legbatterijen. In de toekomstige situatie wenst de initiatiefnemer uit te breiden tot 90000 legkippen. Hiervoor wordt een nieuwe ammoniakemissiearme stal gebouwd (AEA-systeem P-4.3. – volièresysteem, de mest zal in de stal voorgedroogd worden), waar alle dieren gehuisvest zijn. De bestaande stal zal hierbij omgevormd worden tot een berging.

Het andere bedrijf (Raf Vertenten) is momenteel vergund voor het houden van 39200 leghennen in legbatterijen. De mest wordt hierbij deels gedroogd in de stal zelf en gaat vervolgens naar een mestdrooginstallatie. In de toekomstige situatie wenst de initiatiefnemer uit te breiden tot 60000 leghennen. De bestaande stal zal hiervoor verlengd worden en er zal een omschakeling gemaakt worden naar een klein volièresysteem.

Daarnaast wensen de respectievelijke uitbaters een aantal andere uitbreidingen aan te vragen waaronder een uitbreiding van de mestopslag van 502 m³ naar 1520 m³ en een uitbreiding van de grondwaterwinning door het boren van een put (9600 m³/j en 26 m³/dag) voor het bedrijf DLM Vertenten BVBA en voor het bedrijf van Raf Vertenten onder andere een wijziging van de mestopslag van 500 m³ naar 20 m³.

Gezien beide bedrijven beschouwd kunnen worden als een milieutechnische eenheid worden in het MER de mogelijke effecten ingeschat en besproken voor het totale aantal dieren, zijnde 150000 leghennen.

Overeenkomstig de huidige inzichten is deze activiteit onderworpen aan de m.e.r.-plicht volgens rubriek 21b van Bijlage I van het Besluit van de Vlaamse Regering van 10/12/2004 (BS 17/02/2005), met name:

“Installaties voor intensieve pluimveehouderij met meer dan 60000 plaatsen voor hennen (legkippen)”

Het kennisgevingsdossier is door de Dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid volledig verklaard op 30 maart 2011. De terinzagelegging bij het gemeentebestuur van Sint-Gillis-Waas liep van 20 april 2011 tot en met 19 mei 2011.

Inspraakreacties werden gebundeld en aan de dienst Mer bezorgd. Parallel werden de adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd.

De initiatiefnemer heeft er bij de start van de m.e.r.-procedure expliciet voor gekozen om de in de kennisgeving voorgestelde methodologie reeds verder uit te werken tot ontwerp-MER en beide gebundeld in te dienen als één document.

In deze bijzondere richtlijnen, opgesteld door de dienst Mer, worden dan ook zowel methodologische aandachtspunten en vereisten opgenomen als opmerkingen met betrekking tot de concrete uitwerking van de door de initiatiefnemer voorgestelde methodologie. Beide aspecten samen bakenen de inhoud af van het uiteindelijke MER.

Ontvangen inspraakreacties en adviezen worden meegenomen in deze richtlijnen (zie overzicht als bijlage).

Alle aanpassingen in het MER op basis van de bijzondere richtlijnen moeten consequent doorheen het MER doorgevoerd worden, en waar relevant moeten ze aangepast worden in de samenvattende hoofdstukken.

(3)

2. Vorm en presentatie

Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de Dienst Mer:

- recent kaartmateriaal te gebruiken, telkens voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding, noordpijl en legende. Waar mogelijk de grenzen van het bedrijfsterrein duidelijk aan te gegeven en aan de hand van het kaartmateriaal ook duidelijk te maken welke de omringende activiteiten/bedrijven zijn;

- achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen;

- het MER te controleren op tikfouten en grammaticale fouten;

- na te gaan of de in het MER vermelde gegevensbronnen nog steeds de meest actuele zijn;

- een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst en literatuurlijst bij het rapport op te nemen;

- nutteloze herhalingen in de tekst te vermijden;

- de teksten van het eigenlijke MER en de niet-technische samenvatting volledig af te stemmen;

- alle ingediende eindversies van het rapport door de initiatiefnemer, de coördinator en door alle deskundigen te laten ondertekenen.

De definitieve versie van het MER bestaat uit volgende documenten die als een geheel moeten worden ingediend bij de dienst Mer:

 twee gedrukte (1 losbladig en 1 vast) exemplaren van het definitieve MER;

 een digitale versie van dit definitieve MER;

 een digitale versie van de niet-technische samenvatting van het MER (inclusief figuren in 1 pdf).

Aanvullend vraagt de Dienst Mer volgende aanpassingen:

- Bij de ruimtelijke situering moeten alle gemeenten binnen het studiegebied aangeduid worden. Als er geen andere gemeenten liggen binnen het studiegebied kan dat in het MER vermeld worden.

3. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming

art.4.3.7.§ 1,1°, a en b

De doelstelling bestaat erin de effecten aan te tonen van de hernieuwing en uitbreiding van de vergunningen voor de milieutechnische eenheid van twee bestaande kippenbedrijven te Sint-Gillis-Waas. Het MER zal bij de vergunningsaanvragen (milieu- en stedenbouwkundige vergunning) voor de hernieuwing en uitbreiding gevoegd worden.

Er zal bij de verantwoording dienen aangetoond te worden hoe de geplande uitbreiding van het aantal dieren kan gerealiseerd worden overeenkomstig de bepalingen van het mestdecreet. Er zal bijvoorbeeld aangetoond hoe aan de mestverwerkingsplicht zal voldaan worden. Ook moet er op aanraden van de gemeente Sint-Gillis-Waas onderzocht worden hoe de mestopslag tot een minimum kan beperkt worden, om zo min mogelijk hinder te veroorzaken.

Relevante gegevens en conclusies uit eventuele milieustudies zullen worden opgenomen in het MER. Relevante voorwaarden uit vorige vergunningen moeten worden opgesomd en er zal aangegeven worden hoe dit MER hierop een antwoord kan geven.

Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming, maar volgens art. 4.1.7. van het decreet moeten de conclusies ook doorwerken in de besluitvorming. Het MER zal hiermee rekening houden bij de formulering van mogelijke alternatieven, milderende of compenserende

(4)

4. Beschrijving project en alternatieven

art.4.3.7.§ 1,1°, c, d en e

Het dossier beschrijft het voorgenomen project op een voldoende wijze. Het MER dient opgave te doen van doelstellingsalternatieven, locatiealternatieven en uitvoeringsalternatieven. Ook het nulalternatief zal in het MER duidelijk worden omschreven.

Wat betreft de locatiealternatieven is de vraag gesteld door LV, Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling, Oost-Vlaanderen om een alternatief te onderzoeken. Bij de inplanting van de nieuwe kippenstal wordt een geheel nieuw kadastraal perceel aangesneden en de oude kippenstal heringericht als loods voor de opslag van veevoeder. Deze opslag maakt volgens LV, Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling, Oost-Vlaanderen evenwel geen deel uit van de bedrijfsactiviteiten van DLM Vertenten BVBA, noch van deze van Raf Vertenten, maar van het landbouwverwante bedrijf Agrimab BVBA, dat ook op de naam staat van de heer Raf Vertenten.

LV, Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling, Oost-Vlaanderen is van mening dat opslag in het kader van de bedrijfsactiviteiten van Agrimab BVBA dient te gebeuren binnen (of naast) de huidige reeds bestaande opslagruimten voorzien achter de woonplaats van de heer Vertenten, en dus niet op de locatie van de kippenhouderij. Volgend – gefaseerd – alternatief kan dan ook beschouwd worden: ‘Bestaande kippenstal van DLM Vertenten wordt afgebroken na uitbreiding van de kippenstal van Raf Vertenten. De 19800 leghennen worden tijdelijk gehuisvest in de stal van DLM Vertenten terwijl op de plaats van de oude kippenstal een nieuwe, ammoniakemissiearme stal wordt opgetrokken. Hierdoor blijft het kadastraal perceel 116A onbebouwd en blijft de open ruimte maximaal behouden.’

Wat betreft de uitvoeringsalternatieven dienen de gebruikte en geplande processen en installaties geëvalueerd te worden ten opzichte van alle relevante passages uit de Vlaamse BBT-studies (VITO) BBT voor de Veeteeltsector en de Europese BREF-documenten Intensive Livestock Farming. Ook BBT of BREF inzake mestverwerking zijn relevant. Alle alternatieven of emissiereducerende technieken die volgens deze bronnen als BBT worden beschouwd zullen in het MER worden opgelijst. Leg in het MER ook duidelijk de relatie met de IPPC-richtlijn uit.

De impact van het inzetten van deze technieken op de verwachte milieueffecten zal zoveel mogelijk kwantitatief worden uitgedrukt. Motiveer waarom in de geplande situatie een bepaalde keuze van techniek wordt gemaakt. Wanneer bepaalde als BBT beschouwde reducerende maatregelen niet worden toegepast dient terdege te worden gemotiveerd waarom dit het geval is.

Aanvullend vraagt de Dienst Mer dat de volgende punten ook aan bod komen/verduidelijkt worden:

- Er dient aangetoond te worden dat er wat betreft de mestafzet voldaan wordt (en zal voldaan worden) aan het huidige mestdecreet (MAP III) en uitvoeringsbesluiten. Het MER dient een beschrijving te bevatten op welke manier de mest werd afgezet in het referentiejaar en in de toekomstige situatie (op basis van percentages).

- De Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (Departement Landbouw en Visserij) acht de gewenste uitbreiding aanvaardbaar gelet op de ligging in agrarisch gebied, mits rekening te houden met de gemaakte bedenkingen inzake inplanting van de uitbreiding.

- Er zal nagegaan worden of de opslagtanks conform Vlarem zijn uitgerust.

- Het watergebruik dient geëvalueerd te worden en getoetst te worden aan o.a. BBT en andere cijfers uit de literatuur. De uitbreiding van de capaciteit van de grondwaterwinning zal verantwoord worden o.a. op basis van het aantal aangevraagde dieren.

- Het aantal transporten veroorzaakt door het bedrijf zal ingeschat worden in de huidige en toekomstige situatie. Hierbij dient rekening gehouden te worden met o.a. de aanvoer en/of afvoer van dieren, voeder, mest, …

(5)

5. Juridisch en beleidsmatige context

art.4.3.7.§ 1,1°, f

Het MER heeft voldoende opgave gedaan van het juridische/beleidsmatige kader dat voor dit MER van belang is, in de vorm van een duidelijke overzichtsmatrix. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert en in het bijzonder ook aangeven of de voorwaarde onderzoek sturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of de combinatie van beide. De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden met een duidelijke ruimtelijke component dienen cartografisch gepresenteerd te worden.

Bijkomend vraagt de dienst Mer om de opgesomde lijst met juridische/beleidsmatige randvoorwaarden waar relevant te actualiseren (o.a. Vlaams Milieubeleidsplan).

6. Bestaande toestand van het milieu en milieueffecten

art.4.3.7.§ 1,1°, g en art.4.3.7.§ 1,2°, a, b, c

Als referentiesituatie dient het gebied met zijn omgeving zoals het er momenteel uitziet te worden beschreven. Per discipline wordt aangegeven welke de huidige milieuwaarden en milieukwaliteiten zijn. Als geplande situatie wordt de hernieuwing en uitbreiding onderzocht van de milieutechnische eenheid.

Relevante ontwikkelingsscenario’s dienen te worden uitgewerkt. Naast het voorgenomen project is het ook nodig informatie en kennis te vergaren over activiteiten, projecten of plannen die vergund en/of gepland zijn en redelijkerwijze in de onmiddellijke toekomst worden uitgevoerd in de nabije omgeving en die samen met het voorgenomen project cumulatieve effecten kunnen teweegbrengen.

Het dossier geeft een projectgerichte beschrijving per discipline van de wijze waarop de effecten zullen worden onderzocht en beoordeeld. Belangrijk is dat in het MER voor elke onderzochte effectgroep duidelijk de gebruikte methodologie wordt uiteengezet en dat er gestreefd wordt naar een maximale kwantitatieve beschrijving van het effect. In het dossier wordt een zevendelige schaal voorgesteld voor de inschatting van de effecten in de algemene zin. Er wordt verduidelijkt hoe de significantie per effect/effectgroep zal worden ingeschat. In het MER moet het bepalen van de waardering van de ernst van het effect op basis van de 7-delige waarderingsschaal voldoende transparant zijn.

Indien blijkt dat er milieueffecten zijn, moeten milderende maatregelen worden voorgesteld, geëvalueerd en eventueel uitgewerkt. In ieder geval zal het MER alle milderende maatregelen die BBT zijn oplijsten en evalueren. Dit houdt onder meer een kwantitatieve inschatting in van de reële reductie als gevolg van de milderende maatregelen en een beschrijving van de wijze waarop ze de significantie van de effecten beïnvloeden.

Het richtlijnenboek Mer deel 2 geeft verdere aanbevelingen met betrekking tot gebruik van begrippen en invulling ervan. Tijdens het opstellen van het MER dient men gebruik te maken van (de recentste versies) van de disciplinespecifieke delen van de Richtlijnenboeken en van het Richtlijnenboek voor de activiteitengroep ‘Landbouwdieren’.

Aanvullend vraagt de Dienst Mer om volgende punten aan te passen/te verduidelijken:

- Voor verschillende disciplines wordt het IFDM-model gebruikt voor de effectvoorspelling.

Vermeld de gebruikte relevante input- en outputparameters voor het model volgens de meest recente afspraken met de dienst Mer.

(6)

Discipline lucht

- De aannames die gebruikt worden bij het gebruik van het IFDM-model dienen duidelijk te worden weergegeven. De resultaten dienen concreet gesteld te worden. Indien er interpretaties zijn, dienen deze expliciet vermeld te worden.

- De output in bijlage 12 (huidige en gewenste situatie) moet herbekeken worden conform de laatste afspraken met de dienst Mer.

- In geval van bijkomende toepassing van remediërende maatregelen dienen de nieuwe geurcontouren ook bijkomend weergegeven.

- Bespreek de evolutie van de geur ten gevolge van de uitbreiding en hernieuwing van de vergunning voor woningen in de zeer nabije omgeving van het bedrijf.

- Geef aan op welke wijze het energieverbruik geminimaliseerd kan worden en welke energiebesparende maatregelen mogelijk zijn. Geef aan wat de intenties van de bedrijfsleider zijn om een energieaudit te laten uitvoeren. Dit is een BBT-maatregel.

Discipline bodem

- Vermeld maatregelen die voorzien zijn om mogelijke incidenten/lekken bij aanleg of uitbating te vermijden. Indien er calamiteiten optreden die impact kunnen hebben op de bodem, dienen zo snel mogelijk de nodige acties ondernomen te worden om de verontreiniging weg te nemen.

Discipline water

- De percelen die deel uitmaken van het MER zijn volgens de watertoetskaarten niet overstromingsgevoelig, niet infiltratiegevoelig en zeer gevoelig voor grondwaterstroming.

Mogelijke schadelijke effecten zouden kunnen ontstaan als gevolg van veranderingen in infiltratie van hemelwater, kwaliteitsverlies van grondwater en de wijziging in grondwaterstroming.

- Met betrekking tot het grondwaterstromingspatroon wordt aangegeven dat in de huidige situatie gebruik wordt gemaakt van een grondwaterwinning van een derde bedrijf met een debiet van 13000 m³/jaar. Voor de bestaande winning wordt een invloedstraal van 47 m verwacht en voor de nieuwe winning een invloedstraal van 27 m. In het MER wordt terecht opgemerkt dat er als gevolg van het aangevraagde debiet een negatief effect uitgaat, vermits dit aanzienlijk hoger is gelegen dan de richtcijfers. Voor de aanlegfase van de stal wordt geen bemaling voorzien.

- Voor wat betreft het aspect infiltratie kunnen de schadelijke effecten worden ondervangen indien de aanvraag minsten voldoet aan de gewestelijk stedenbouwkundige verordening van 1 oktober 2004 inzake hemelwaterputten e.a. (GSV). Verder moet voldaan worden aan art. 6.2.2.1.2.§4 van Vlarem II met betrekking tot de afvoer van hemelwater, doelstelling 6° a) opgenomen in art. 5 van het decreet integraal waterbeleid en het concept ‘vasthouden-bergen-afvoeren’ dat opgenomen is in de waterbeleidsnota en de bekkenbeheerplannen. Prioriteit moet uitgaan naar hergebruik van hemelwater, en vervolgens naar infiltratie boven buffering met vertraagde afvoer. Er worden een aantal citernes voor de opvang van hemelwater voorzien om eventueel nat te kunnen reinigen.

Er zal bij elke stal een opvang van 25 m³ worden voorzien, waarvan de overloop in verbinding staat met infiltratiebekkens. Met betrekking tot het aspect waterkwaliteit moeten de zoneringsplannen, de Vlarem-bepalingen en de regelgeving inzake het mestdecreet met zijn uitvoeringsbesluiten strikt gerespecteerd worden zodat er geen significante negatieve effecten op de grondwaterkwaliteit kunnen optreden. Het ontwerp- MER is als dusdanig in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen van het decreet integraal waterbeleid.

Discipline fauna en flora

- Het MER zal aangeven wat de mogelijke beïnvloeding is van het project op kwetsbare natuurgebieden (niet alleen Vogel- en Habitatgebieden), zowel vanwege bijvoorbeeld

(7)

ammoniak en vermestende depositie als vanwege grondwateronttrekking. Indien negatieve effecten op SBZ verwacht worden, is een passende beoordeling noodzakelijk binnen het MER.

- Eventuele effecten op kleine landschapselementen in de omgeving dienen eveneens te worden beschreven in het MER.

- De verzurings- en vermestingskwetsbaarheidskaarten kunnen toegevoegd worden.

- Een overschrijding van de kritische last verzuring en van de kritische last vermesting met meer dan 10% wordt als een belangrijke bijdrage beschouwd. Bij een depositiebijdrage van meer dan 50 % is er sprake van een significant negatief effect.

Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

- De stappen nodig voor de landschappelijke integratie van het bedrijf in zijn omgeving dienen beschreven te worden. Hierbij is het noodzakelijk om het huidige en toekomstig groenscherm te evalueren. Het is in elk geval aangewezen om de volledige eigendoms- en gebruiksstructuur van het bedrijf te analyseren teneinde doeltreffende maatregelen uit te werken om visuele hinder te voorkomen of te beperken.

Discipline geluid en trillingen

- Werk de discipline geluid uit in overeenkomst met de meest recente inzichten die verworven zijn bij het tot stand komen van het richtlijnenboek Landbouwdieren (inclusief de meest recente aanpassingen) en het richtlijnenboek Geluid en Trillingen, versie 2011.

Discipline mens

- De impact van het project op verkeershinder en verkeersleefbaarheid dient onderzocht te worden.

- Voeg aan het MER een kaart toe die de verkeerssituatie weergeeft. Geef aan of er in de omgeving van het bedrijf bewegwijzerde fiets- of wandelroutes langs de transportroute liggen. Ook zal nagegaan worden of de transportroute bewoning doorkruist. De gemeente Sint-Gillis-Waas wil de relatie tot de toeristische infrastructuur (o.a. het spoorwegpad), meer in detail besproken zien.

- Een klachtenhistoriek (via gemeente én milieu-inspectie) zal opgenomen worden onder de discipline mens (beter dan deze info te spreiden over verschillende disciplines) en de getroffen maatregelen om deze op te lossen zullen beschreven worden.

- In het bijzonder vraagt de dienst Mer extra aandacht te besteden aan hoe de frequent optredende ‘vliegenplagen’ gemilderd kunnen worden. De gemeente Sint-Gillis-Waas had rond deze problematiek gegronde inspraakreacties ontvangen. In het verleden werden ook vele klachten ontvangen m.b.t. vliegenoverlast veroorzaakt door de mestopslag van het kippenbedrijf. Dit wordt onder 13.4.1. Klachtenregistratie aangekaart als ook de maatregelen opgesomd om vliegenoverlast te vermijden. Gezien de inspraakreacties stelt het probleem zich nog steeds, zodanig dat in het MER niet kan geschreven worden dat door het nemen van deze maatregelen de vliegenproblematiek tot het verleden moet behoren. Dwingender maatregelen stellen zich hier (o.a. de externe mestopslag tot een minimum herleiden).

7. Vergelijking van de alternatieven

art.4.3.7.§ 1,2°, e

De alternatieven zoals voorgesteld in het MER zullen op een objectieve manier worden afgewogen. De methodologie ter vergelijking van de verschillende alternatieven zal beschreven worden. In het MER worden alle mogelijke maatregelen ter beperking van emissies naar het milieu besproken en getoetst aan de stand van zaken met betrekking tot

(8)

aanvoeren om de mogelijke effecten op de omgeving verder te beperken en de milieuvriendelijke werking van het bedrijf te optimaliseren.

Als aan de hand van de resultaten van het effectenonderzoek de noodzaak blijkt om bijkomende alternatieven te onderzoeken, moet dit in het MER ook gebeuren.

8. Leemten in de kennis

art.4.3.7.§ 1,4°

Het MER dient opgave te doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid dient gemaakt te worden tussen leemten m.b.t. project, m.b.t. inventarisatie en aangaande methode en inzicht.

Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming.

9. Monitoring en evaluatie

art.4.3.7.§ 1,2°,d

In het MER zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn, bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering of vanuit de leemte(n) in de kennis.

10. Integratie en eindsynthese

art.4.3.7.§ 1,2°,e

In een afzonderlijk deel zal het rapport een disciplineoverschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De ‘elementen en informatie ten behoeve van het uitvoeren van de watertoets’ uit het Decreet Integraal Waterbeleid moeten hierin opgenomen worden (voor verdere informatie hieromtrent zie het betreffende disciplinespecifieke richtlijnenboek).

Tevens zal men in deze synthese aangeven of het project een voor het milieu haalbaar project is of welke maatregelen nodig zijn om het project haalbaar te maken.

11. Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen

art.4.3.7.§ 1,3°

In dit hoofdstuk geeft het rapport aan welke de verwachte tewerkstelling- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit.

In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven werd bij de projectbeschrijving.

(9)

12. Niet-technische samenvatting

art.4.3.7.§ 1,5°

De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt en correct weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat hij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren of kaarten worden ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting opgenomen.

Brussel, 4 juli 2011

Paul Van Snick Algemeen directeur Afdelingshoofd AMNEB

(10)

Bijlagen

Bijlage 1:

Lijst van inspraakreacties tijdens de terinzagelegging bij de gemeente:

- Sint-Gillis-Waas: bundel met 6 inspraakreacties Bijlage 2:

Lijst van de aangeschreven administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die reageerden en waarmee rekening werd gehouden in deze richtlijnen:

- LV, Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling, Oost-Vlaanderen (Joke Charles) - Gemeente Sint-Gillis-Waas

Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die hebben laten weten geen opmerkingen te hebben op de inhoudsafbakening en methodologie:

- Agentschap voor Natuur en Bos, West-Vlaanderen (Steven Laureys) - VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer (Bram Vogels)

- Ruimte en Erfgoed, Oost-Vlaanderen (Jean-Yves De Clippel) - Fluxys NV

- OVAM

Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die niet reageerden op dit dossier:

- LNE, Afdeling Milieuvergunningen, Oost-Vlaanderen

- LNE, Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid, Dienst Hinder en Risicobeheer

- LNE, Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid, Dienst Lucht en Klimaat

- VMM, Afdeling Ecologisch Toezicht - Vlaamse Landmaatschappij

- Provincie Oost-Vlaanderen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

aanmeldnotitie, op 27 maart 2020 besloten dat dit niet nodig is omdat er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten zijn.

Het besluit, de aanmeldnotitie en bijbehorende stukken zijn ook voor iedereen vanaf 12 juli 2018 tijdens een periode van zes weken in te zien in het gemeentehuis van.

Het besluit, de aanmeldnotitie en bijbehorende stukken zijn ook voor iedereen vanaf 12 juli 2018 tijdens een periode van zes weken in te zien in het gemeentehuis van Lelystad,

Het plan beschrijft in ieder geval wie de belanghebbenden zijn (met speciale aandacht voor kwetsbare groepen zoals ouderen, chronisch zieken en mensen met een

Deze discipline is niet relevant voor dit RUP zodat het geen betekenisvolle negatieve effecten voor de energie- en grondstoffenvoorraden veroorzaakt.

De volledig verklaarde kennisgeving geeft een beschrijving per discipline van de wijze waarop de effecten zullen onderzocht en beoordeeld worden en geeft aan dat in

De kennisgeving geeft op voldoende wijze een beschrijving per milieuthema van de wijze waarop de referentiesituatie zal worden beschreven en welke bestaande

Het wachtbekken te Webbekom buffert bij hoogwaterstanden de wateraanvoer van de Velpe en de Begijnenbeek (via Leugebeek) naar de Demer en speelt een belangrijke rol in