• No results found

onderzoek naar de noodzaak tot milieueffectrapportage (plan-mer-screening)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "onderzoek naar de noodzaak tot milieueffectrapportage (plan-mer-screening)"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

milieueffectrapportage (plan-MER-screening)

RUP gedeeltelijke wijziging BPA nr.7 Hazeschrans

gemeente edegem | oktober 2008 | VERZOEK TOT RAADPLEGING

(2)

Inhoud

Inhoud ...2

Kaarten...3

1. Inlichtingen en coördinaten van de initiatiefnemer...3

2. Beschrijving plan en afbakening plangebied ...3

2.1. Aanleiding...3

2.2. Opbouw ...3

2.3. Situering ...3

2.3.1. Tuincentrum ...3

2.3.2. IHK-site...3

2.4. Nulalternatief ...3

3. Karakteristieken van het plan en mogelijke alternatieven...3

3.1. Karakteristieken van het plan ...3

3.2. Mogelijke alternatieven...3

3.2.1. Inrichtingsvoorstel 1 - klassiek...3

3.2.2. Inrichtingsvoorstel 2 - bedrijfsverzamelgebouw ...3

3.2.3. Inrichtingsvoorstel 3 - bedrijfsgebouwen rond een centraal parkeerplein ...3

3.2.4. Gekozen inrichtingsvoorstel dat vertaald wordt in het RUP ...3

4. Afbakening van het toepassingsgebied en de plan-MER plicht...3

4.1. Definitie van plan of programma...3

4.2. Toepassingsgebied ...3

4.3. Bepaling van de plicht tot opmaak van een plan-MER ...3

4.4. Beoordeling of het plan grensoverschrijdende of gewestgrensoverschrijdende aanzienlijke milieueffecten kan hebben...3

5. Gevoeligheden van het plangebied en potentiële effecten ...3

5.1. Discipline gezondheid en veiligheid van de mens ...3

5.2. Discipline ruimtelijke ordening ...3

5.3. Discipline fauna, flora en biodiversiteit ...3

5.4. Discipline energie- en grondstoffenvoorraden ...3

5.5. Discipline bodem ...3

5.6. Discipline water ...3

5.7. Discipline atmosfeer (lucht) ...3

5.8. Discipline klimatologische factoren...3

5.9. Discipline geluid...3

5.10. Discipline licht...3

5.11. Discipline stoffelijke goederen ...3

5.12. Discipline cultureel erfgoed, met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed ...3

5.13. Discipline landschap...3

5.14. Discipline mobiliteit ...3

5.15. De samenhang tussen de genoemde factoren ...3

6. Toetsing of een passende beoordeling relevant is ...3

(3)

7. Motivatie waarom er geen plan-MER wordt opgemaakt... 3

8. Verzoek tot raadpleging van de adviesinstanties ... 3

Bijlage - integraal document voorstudie ... 3

Kaarten

kaart 1 situering plangebied RUP op topokaart... 3 kaart 2 uittreksel BPA nr.7 Hazeschrans... 3 kaart 3 voorstel van voorontwerp grafisch plan ... 3

(4)

1. Inlichtingen en coördinaten van de initiatiefnemer

Initiatiefnemer:

Gemeente Edegem Kontichstraat 19 2650 Edegem

Opdrachthouder:

OMGEVING cvba Uitbreidingstraat 390 2600 Berchem

2. Beschrijving plan en afbakening plangebied

2.1. Aanleiding

Het ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) ‘gedeeltelijke wijziging van het bijzonder plan van aanleg (BPA) nr.7 Hazeschrans’ beoogt het gedeeltelijk vervangen van het bestemmingsplan van het BPA nr.7 Hazeschrans (MB d.d. 23 juli 1996). Enkele recente knelpunten die zich in het gebied aandienden, vormen de aanleiding tot wijziging van het BPA door middel van het RUP.

Een eerste knelpunt is gesitueerd ter plaatse van het tuincentrum aan Drie Eikenstraat. Dit bedrijf wenst enkele uitbreidingen te doen, waaronder ook uitbreidingen voor de niet- grondgebonden activiteiten van het bedrijf. De gemeente wenst dit bedrijf meer mogelijkheden te geven, dan nu kan binnen de huidige BPA bestemming. Het tuincentrum is immer gevestigd in agrarisch gebied waar enkel grondgebonden activiteiten kunnen worden georganiseerd.

Een tweede knelpunt situeert zich aan Doornstraat. De gemeente wenst de voormalige IHK-site (openbaar nut) om te vormen naar een zone waar bedrijven die wensen uit te breiden zich kunnen herlokaliseren.

2.2. Opbouw

Dit plan-MER -screeningsdossier is als volgt opgebouwd.

Na deze situerende inleiding geeft een tweede hoofdstuk een beknopte beschrijving van het hele plan weer; ook alternatieven komen er in aan bod. Hoofdstuk drie schetst de karakteristieken van het plan en mogelijke alternatieven en in een vierde hoofdstuk wordt toepassingsgebied afgebakend. Hoofdstuk vijf beschrijft, analyseert op hoofdlijn en beoordeelt de mogelijke effecten van het RUP op de relevante disciplines. Hoofdstuk zes behandelt de afweging van de noodzaak van een passende beoordeling. Hoofdstuk zeven, tot slot, bundelt de informatie uit de vorige hoofdstukken en motiveert waarom het gemeentebestuur voor dit gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan de opmaak van een plan-milieueffectenrapport (plan- MER) niet noodzakelijk acht.

(5)

2.3. Situering

kaart 1 situering plangebied RUP op topokaart

Het plangebied van voorliggend RUP beslaat twee deelgebieden in het plangebied van het bestaande BPA nr.7 Hazeschrans.

De afbakening van de twee deelgebieden van het plangebied gebeurt op perceelsniveau en loopt samen met de zonegrenzen van de bijzondere bepalingen zoals ingetekend op het bestemmingsplan van het BPA.

2.3.1. Tuincentrum

Het deelgebied van het tuincentrum wordt in het noorden afgebakend door Drie Eikenstraat. De westelijke en zuidelijke grens volgen de zonegrens van het artikel 1 ‘agrarisch gebied’ zoals werd aangeduid in het BPA nr.7 Hazeschrans (d.d. 23 juli 1996).

De oostelijke grens van dit deelgebied valt samen met de eigendomsgrens van het tuincentrum.

De gronden ten zuiden van het tuincentrum zijn begrepen in het plangebied van het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan (PRUP) Drie Eycken (MB d.d. 2 december 2005).

2.3.2. IHK-site

Het deelgebied IHK wordt in het oosten begrensd door Doornstraat. De zuidelijke grens volgt de gemeentegrens van de gemeente Edegem met de gemeente Kontich en Aartselaar. In het westen en het noorden van het deelgebied worden de perceelsgrenzen gevolgd.

In het noordoosten wordt de bestaande woninggroep uit het deelgebied uitgesloten.

2.4. Nulalternatief

kaart 2 uittreksel BPA nr.7 Hazeschrans

De ontwikkelingen die in het plangebied van het RUP ‘gedeeltelijke wijziging van het BPA nr.7 Hazeschrans ‘ mogelijk zijn zonder dat het RUP in werking treedt, zijn de bestemmingen zoals aangeduid in het BPA nr.7 Hazeschrans goedgekeurd bij ministerieel besluit op 23 juli 1996.

Het nulalternatief impliceert voor het tuincentrum aan Drie Eikenstraat dat geen uitbreidingen kunnen worden gerealiseerd gelet op de zonevreemdheid van deze zaak in agrarisch gebied (door het ontbreken van grondgebonden activiteiten).

De IHK-site kan in het huidige BPA ingevuld worden met voorzieningen van openbaar nut. Er bestaat echter geen duidelijk beeld van welke diensten hier gevestigd kunnen worden.

Bovendien zou een herlokalisatie van bedrijven in de gemeente die nu kampen met plaatsgebrek wegens uitbreidingswensen, niet mogelijk zijn binnen de gemeente aangezien er geen geschikt terrein beschikbaar is.

(6)

3. Karakteristieken van het plan en mogelijke alternatieven

3.1. Karakteristieken van het plan

kaart 3 voorstel van voorontwerp grafisch plan

Het RUP, hoewel niet expliciet aangekondigd in een bindende bepaling, draagt bij tot de realisatie van de gewenste structuur van de gemeente, door het behoud van het tuincentrum.

De beperkte wijziging van het BPA nr.7 Hazeschrans is niet in strijd met het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan.

Het RUP, hoewel niet expliciet aangekondigd in een bindende bepaling, draagt bij tot de realisatie van de gewenste structuur van de gemeente, door het behoud van het tuincentrum.

In het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan wordt aangegeven dat in het kader van de studie rond het Stadsrandbos een uitspraak kan gedaan worden over de inrichting van de IHK-site (verbrandingsoven/opslagplaats IGEAN).

Uit de inrichtingskaart bij het eindrapport (zie onderstaande figuur) van de inrichtingsstudie Stadrandbos Antwerpen (mei 2008) blijkt dat de IHK-site niet mee is opgenomen in het Stadsrandbos, maar er wel in het oosten aan grenst. Uit dit inrichtingsplan blijkt immers duidelijk dat de open ruimte structuur zich ten oosten van de site bevindt en zich uitstrekt in noord- zuidelijke richting over de gemeenten Edegem, Kontich en Aartselaar.

De vooropgestelde visie voor de deelruimte landschapspark waarin het plangebied gelegen is, gaat uit van een maximaal behoud van de open ruimte en stelt een ontwikkeling voorop in functie van natuur, landbouw en recreatie. Aangezien de IHK-site zich buiten het Stadsrandbos bevindt, is een behoud van de open ruimte ter plaatse van deze site niet prioritair. De IHK-site is immers aan de westelijke rand van de deelruimte gelegen, aansluitend bij het bedrijventerrein op het grondgebied van de gemeente Aartselaar en recreatieve voorzieningen op het grondgebied van de gemeenten Antwerpen-Wilrijk en Kontich waardoor de impact op de open ruimte ten oosten van Doornstraat veeleer beperkt zal zijn. Doornstraat vormt bijgevolg als het ware de grens van de open ruimte.

De oefening bestaat erin de bestaande bestemming van gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut op de IHK-site om te vormen naar een goed landschappelijk geïntegreerd lokaal bedrijventerrein dat een minimale impact heeft op de omringende open ruimte.

(7)

figuur 1 inrichtingsplan Stadsrandbos Antwerpen

In het voorontwerp van het gewestelijk afbakenings-RUP van het grootstedelijk gebied Antwerpen (zie verder onder punt 2.3.) wordt de IHK-site niet herbestemd (net zoals de rest van het BPA Hazeschrans) zodat dat gemeentelijk bestemmingsplan hier thans nog van toepassing blijft. De ontwikkeling van de voormalige IHK-site als een lokaal bedrijventerrein is bijgevolg niet uitgesloten.

Meer gedetailleerd betreft het hier voor dit RUP volgende omzettingen van het bestaande BPA nr.7 Hazeschrans.

RUIMTEBALANS

bestemmingscategorie totaal plan van aanleg (ha)

totaal RUP (ha)

saldo (ha)

1 wonen

2 bedrijvigheid 5,28 5,28

3 recreatie

4 landbouw 1,62 -1,62

5 bos

6 reservaat en natuur

7 overig groen 0,47 0,47 0,00

8 lijninfrastructuur

(8)

9

gemeenschapsvoorzieningen

en nutsvoorzieningen 3,65 -3,65

10 ontginning en waterwinning

TOTAAL PLANGBIED 5,75 5,75 0,00

In totaal zorgt dit RUP dus voor:

− een omvorming van 1,62ha agrarisch gebied naar bedrijvigheid

− een omvorming van 3,65ha gemeenschapsvoorzieningen en nutsvoorzieningen naar bedrijvigheid

− het behoud van het buffergroen.

Dit RUP voorziet bijgevolg voornamelijk in het omzetten van agrarisch gebied en gemeenschapsvoorzieningen in bedrijvigheid.

Volgende (gebiedsdekkende) bestemmingszones, die de bestemmingen en voorschriften van het BPA nr.7 Hazeschrans (d.d. 23 juli 1996) volledig vervangen, worden in het grafisch plan van het RUP gehanteerd:

− artikel 1 - zone voor tuincentrum

− artikel 2 - zone voor kmo, bedrijven en ambachten

− artikel 3 - bufferzone.

Hiermee zijn de karakteristieken van het plan op hoofdlijn geschetst; een uitvoerige weergave ervan is te vinden in de RUP-voorstudie in digitale bijlage bij deze nota.

3.2. Mogelijke alternatieven

De mogelijke alternatieven die bestaan voor de deelgebieden van het plangebied van het RUP, bestaan er voornamelijk in het nulalternatief aan te bieden. De bestemmingen zoals ze bestaan in het BPA nr.7 Hazeschrans hebben niet langer de invulling die strookt met de hedendaagse noden binnen de deelgebieden opgenomen in dit RUP.

Voor het deelgebied IHK-site zijn mogelijke alternatieven onderzocht en worden hieronder per deelgebied weergegeven. Voor het deelgebied tuincentrum is geen fundamenteel ander alternatief mogelijk of aangewezen.

3.2.1. Inrichtingsvoorstel 1 - klassiek

De klassieke manier voor de inrichting van een bedrijventerrein is erop gericht dat ieder bedrijfje dat zich op het terrein vestigt, voorziet in zijn eigen behoeften. Dit impliceert dat ieder bedrijf een eigen perceel bezit waarop parkeergelegenheid, voortuin, opslag, leverzones enz. wordt gerealiseerd.

De ontsluiting van een dergelijk bedrijventerrein kan gebeuren via een insteekweg met een keerkop waarop alle bedrijven zich richten.

Door deze individualistische inrichting ontstaan er grote restruimten (ieder bedrijf dient voldoende afstand te houden tot het volgende perceel zodat er grote zijstroken ontstaan die niet kunnen aangewend worden) zodat het aantal bedrijven dat zich daar kan vestigen tevens beperkt wordt.

(9)

figuur 2 - klassiek inrichtingsconcept

3.2.2. Inrichtingsvoorstel 2 - bedrijfsverzamelgebouw

Een tweede concept is het tegenovergestelde van het klassieke concept. In plaats van alles individueel te regelen, kan alles gemeenschappelijk ondergebracht worden in één groot volume.

Dit heeft volgende voordelen:

− daling van de bouwkosten door gemeenschappelijke wanden

− moduleerbaar naar wensen bedrijven zodat ook kleinere bedrijven zich kunnen vestigen

− ontsluiting rondom het volume met aan de rand de parkeervoorzieningen zodat ieder bedrijf zijn klanten voor de deur kan laten parkeren

− het duurzaam karakter van dit concept kan nog verder onderstreept worden door het gemeenschappelijk gebruik van fotovoltaïsche cellen, regenwaterrecuperatie enz.

Enkele nadelen verbonden aan dit concept zijn:

− het betreft hier een gemeenschappelijke ontwikkeling waardoor op voorhand moet geweten zijn welk soort bedrijven zich daar willen vestigen

− er is weinig ruimte voor opslag tenzij een ‘patio’ voorzien wordt binnen het bedrijfsverzamelgebouw.

(10)

figuur 3 - inrichting met bedrijfsverzamelgebouw

3.2.3. Inrichtingsvoorstel 3 - bedrijfsgebouwen rond een centraal parkeerplein

De verschillende bedrijven kunnen zich groeperen in bedrijfsblokken. Ieder bedrijf kan zijn deel individueel inrichten naargelang de vraag en de inrichtingsvoorwaarden van het bedrijf.

Er kunnen bijkomend randvoorwaarden opgelegd worden om een zekere uniformiteit in het straatbeeld te verkrijgen; hieronder enkele voorbeelden.

− De toelevering (inplanting loading docks) dient te gebeuren langs de zijkant van de gebouwen.

− Het hele perceel dient bebouwd te worden zodat de diepte van ieder gebouw hetzelfde blijft.

Een variatie in breedte of in hoogte is wel mogelijk.

− Één zijgevel van het gebouw dient op de perceelsgrens geplaatst te worden.

− De bedrijfsgebouwen dienen een zekere architecturale kwaliteit uit te stralen zodat deze plaats een zekere identiteit kan vormen binnen de gemeente.

− Het niet bebouwde deel van het perceel dient als groene ruimte aangelegd te worden (voor zover het niet verhard is) met een zekere kwaliteitsnorm die gehaald moet worden.

− Indien naast het bedrijfsgebouw verharding wordt aangelegd, dient deze een duurzaam karakter te vertonen alsook dient aandacht te besteed te woorden aan afwatering enz.

− De parkeerplaatsen voor klanten en/of werknemers dienen op het centrale plein te gebeuren. Dit plein dient een groen karakter te hebben met voldoende aandacht voor waterdoorlatendheid enz.

− De bedrijfsgebouwen dienen optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden van duurzaam bouwen zoals regenwaterrecuperatie, groen daken enz.

− Er bestaat de mogelijkheid dat enkele bedrijven samen een opslagplaats voorzien zodat de bebouwbare oppervlakte van het perceel per bedrijf kan toenemen. Dergelijke samenwerkingsvormen kunnen door de gemeente begeleid/aangeraden worden.

(11)

figuur 4 - inrichting met bedrijfsgebouwen rond centraal parkeerplein

(12)

3.2.4. Gekozen inrichtingsvoorstel dat vertaald wordt in het RUP

figuur 5 - inrichtingsvoorstel dat vertaald wordt in het RUP

Het inrichtingsvoorstel waarvoor gekozen is, is een vertaling van het derde inrichtingsvoorstel met bovendien de randvoorwaarde van het behoud van de aanwezige betonplaat in zuidoostelijke hoek van de site. Het centrale plein wordt op deze betonplaat voorzien.

Een variant hierop is nog te bedenken indien de ontsluiting niet gebeurt via de bestaande toegangsweg, maar indien deze verplaatst wordt in meer noordelijke richting zodat een veiligere situatie met betrekking tot het op- en afrijden van het lokaal bedrijventerrein gecreëerd wordt.

De toegang tot het feestzalencomplex, gelegen ten zuiden van het IHK-site, situeert zich immers net naast de bestaande toegangsweg.

(13)

figuur 6 - variant op gekozen inrichtingsvoorstel

Indien voor deze laatste variant gekozen wordt, zal de bestaande toegangsweg als groenbuffer worden ingericht om de hinder van het lokale bedrijventerrein ten opzichte van het zuidelijk gelegen feestzalencomplex te beperken.

(14)

4. Afbakening van het toepassingsgebied en de plan-MER plicht

4.1. Definitie van plan of programma

De definitie van plan of programma bevat drie voorwaarden die tegelijkertijd vervuld moeten worden. Het betreft volgende drie voorwaarden:

1. decretale of bestuursrechtelijke bepalingen moeten voorschrijven dat een plan of programma wordt opgesteld en/of vastgesteld

2. het moet gaan om een plan of programma dat door een instantie op regionaal, provinciaal of lokaal niveau is opgesteld

3. het plan of programma moet via een wetgevingsprocedure door het parlement of de regering worden vastgesteld of door een instantie (regionaal, provinciaal of lokaal niveau) worden vastgesteld.

Het decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening schrijft de opmaak en de vaststelling van ruimtelijke uitvoeringsplannen voor. Het RUP wordt opgemaakt op initiatief van de gemeente Edegem. Een gemeentelijk RUP wordt vastgesteld door de gemeenteraad en goedgekeurd door de Bestendige Deputatie. Het RUP ‘gedeeltelijke wijziging BPA nr.7 Hazeschrans’ valt onder de definitie van plan of programma.

4.2. Toepassingsgebied

Het betrokken plan of programma valt onder het toepassingsgebied van het D.A.B.M.

Het toepassingsgebied wordt in twee categorieën van plannen en programma’s opgesplitst:

− plannen of programma’s, of de wijziging ervan, die het kader vormen voor de toekenning van een vergunning voor een project;

− plannen of programma’s, of de wijziging ervan, waarvoor, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op speciale beschermingszones, een passende beoordeling is vereist uit hoofde van artikel 36ter, §3, eerste lid van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.

Het RUP vormt het kader op basis waarvan stedenbouwkundig vergunningen zullen worden toegekend, zodoende is aan deze voorwaarde voldaan.

4.3. Bepaling van de plicht tot opmaak van een plan-MER

Bij plannen en programma’s die ‘van rechtswege’ onderworpen zijn aan de plan-MER plicht is er geen voorafgaande toetsing vereist daar er op onweerlegbare wijze wordt vermoed dat deze plannen en programma’s aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben. Men onderscheidt twee groepen van plannen en programma’s:

1. plannen en programma’s, of de wijziging ervan, die tegelijkertijd:

een kader vormen voor de toekenning van een vergunning voor de in bijlagen I en II van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 opgesomde projecten

niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau, noch een kleine wijziging inhouden

(15)

betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening of grondgebruik (artikel 4.2.3, §2, 1° D.A.B.M.);

2. plannen en programma’s of de wijziging ervan waarvoor, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op speciale beschermingszones, een passende beoordeling vereist is (artikel 4.2.1, tweede lid D.A.B.M.).

Het RUP is niet van rechtswege onderworpen aan de plan-MER plicht want het vormt niet het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in bijlage I of II van het Besluit van de Vlaamse Regering van 10-12-2004.

Het RUP is niet gelegen in een Speciale Beschermingszone zodat, van rechtswege, geen passende beoordeling vereist is.

Conclusie: het RUP valt niet van rechtswege onder de plicht tot opmaak van een plan- MER.

4.4. Beoordeling of het plan grensoverschrijdende of

gewestgrensoverschrijdende aanzienlijke milieueffecten kan hebben

Er worden geen effecten verwacht die de gewestgrens of de landsgrens zullen overschrijden gelet op de kleine wijzigingen ten opzichte van de bestaande bestemmingen in het BPA nr.7 Hazeschrans, welke nu geldig zijn voor het plangebied (tot de goedkeuring van dit RUP) en de ruime afstanden ten opzichte van gewest- en landsgrenzen.

(16)

5. Gevoeligheden van het plangebied en potentiële effecten

Dit hoofdstuk beschrijft, analyseert op hoofdlijn en beoordeelt, waar nodig op basis van de beschikbare informatie en studies, de mogelijke effecten van de nieuwe projecten en ontwikkelingen die het RUP zal toelaten/verplichten ten opzichte van de huidige mogelijkheden volgens het BPA nr.7 Hazeschrans .

Volgende (MER)disciplines komen hierbij aan de orde:

− de gezondheid en veiligheid van de mens

− de ruimtelijke ordening

− de fauna, flora en biodiversiteit

− de energie- en grondstoffenvoorraden

− de bodem

− het water

− de atmosfeer

− de klimatologische factoren

− het geluid

− het licht

− de stoffelijke goederen

− het cultureel erfgoed, met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed

− het landschap

− de mobiliteit

− de samenhang tussen de genoemde factoren.

Het accent ligt daarbij evident op deze disciplines waar mogelijk de meeste nadelige gevolgen van de nieuwe opties in het RUP ten opzichte van het bestaande BPA zich kunnen manifesteren (welke ook uitvoeriger worden besproken).

5.1. Discipline gezondheid en veiligheid van de mens

Beschrijving en analyse

Het RUP voorziet niet in het uitbreiden van de bestaande bedrijvigheid. In tegendeel voorziet ze een beperking van het soort bedrijven (privé of in eigendom van de gemeente) dat zich kan vestigen op de IHK-site.

Tevens voorziet het RUP in het optrekken van een buffer rond deze bedrijvigheid ten opzichte van de aangrenzende woningen.

In het plangebied is geen SEVESO-inrichting aanwezig. In het RUP worden geen aandachtsgebieden inzake veiligheid voorzien. Bovendien zijn in een straal van 2km rond het plangebied geen SEVESO-inrichtingen aanwezig. Meer nog, binnen het hele grondgebied van de gemeente Edegem is geen SEVESO-inrichting aanwezig.

Gelet op deze score in de gestelde criteria kan geconcludeerd worden dat er voor dit RUP geen ruimtelijke veiligheidsrapportage noodzakelijk is.

(17)

Beoordeling

Het RUP zorgt voor de realisatie van buffers naar alle (te behouden) woningen in en rond het plangebied.

Het RUP garandeert dat er geen nieuwe Seveso-inrichtingen in het plangebied en dus bijgevolg ook niet nabij de woningen in en rond het plangebied komen.

Het RUP heeft terzake nagenoeg geen en uitsluitend positieve effecten en veroorzaakt zeker geen betekenisvolle negatieve effecten.

5.2. Discipline ruimtelijke ordening

Beschrijving en analyse

De gebiedsdekkende bestemmingszones binnen het RUP vervangen volledig de bestemmingen en voorschriften van het BPA nr.7 Hazeschrans zoals goedgekeurd bij ministerieel besluit van 23 juli 1996. Met deze gedeeltelijke wijziging wil het gemeentebestuur een antwoord geven op enkele knelpunten die zich recentelijk in het gebied aandienden.

De beperkte wijziging van het BPA nr.7 Hazeschrans is niet in strijd met het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan.

Het RUP, hoewel niet expliciet aangekondigd in een bindende bepaling, draagt bij tot de realisatie van de gewenste structuur van de gemeente, door het behoud van het tuincentrum.

In het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan wordt aangegeven dat in het kader van de studie rond het Stadsrandbos een uitspraak kan gedaan worden over de inrichting van de IHK-site (verbrandingsoven/opslagplaats IGEAN).

Uit de inrichtingskaart bij het eindrapport van de inrichtingsstudie Stadrandbos Antwerpen (mei 2008) blijkt dat de IHK-site niet mee is opgenomen in het Stadsrandbos, maar er wel in het oosten aan grenst. Uit dit inrichtingsplan blijkt immers duidelijk dat de open ruimte structuur zich ten oosten van de site bevindt en zich uitstrekt in noord-zuidelijke richting over de gemeenten Edegem, Kontich en Aartselaar.

De vooropgestelde visie voor de deelruimte landschapspark waarin het plangebied gelegen is, gaat uit van een maximaal behoud van de open ruimte en stelt een ontwikkeling voorop in functie van natuur, landbouw en recreatie. Aangezien de IHK-site zich buiten het Stadsrandbos bevindt, is een behoud van de open ruimte ter plaatse van deze site niet prioritair. De IHK-site is immers aan de westelijke rand van de deelruimte gelegen, aansluitend bij het bedrijventerrein op het grondgebied van de gemeente Aartselaar en recreatieve voorzieningen op het grondgebied van de gemeenten Antwerpen-Wilrijk en Kontich waardoor de impact op de open ruimte ten oosten van Doornstraat veeleer beperkt zal zijn. Doornstraat vormt bijgevolg als het ware de grens van de open ruimte.

De oefening bestaat erin de bestaande bestemming van gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut op de IHK-site om te vormen naar een goed landschappelijk geïntegreerd lokaal bedrijventerrein dat een minimale impact heeft op de omringende open ruimte.

(18)

In het voorontwerp van het gewestelijk afbakenings-RUP van het grootstedelijk gebied Antwerpen wordt de IHK-site niet herbestemd (net zoals de rest van het BPA Hazeschrans) zodat dit gemeentelijk bestemmingsplan hier thans nog van toepassing blijft. De ontwikkeling van de voormalige IHK-site als een lokaal bedrijventerrein is bijgevolg niet uitgesloten.

Beoordeling

Het RUP ondersteunt de doelen vooropgesteld in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan en is er zeker niet mee in strijd.

Het RUP zorgt terzake uitsluitend voor positieve effecten op het gebied van ruimtelijke ordening en veroorzaakt terzake zeker geen betekenisvolle negatieve effecten voor de discipline ruimtelijke ordening.

5.3. Discipline fauna, flora en biodiversiteit

De percelen in het plangebied kennen geen bijzondere ecologische waarden, noch beschermingen in die zin.

Deze discipline is niet relevant voor dit RUP zodat het RUP geen betekenisvolle negatieve effecten voor de discipline fauna, flora en biodiversiteit betekent.

5.4. Discipline energie- en grondstoffenvoorraden

Deze discipline is niet relevant voor dit RUP zodat het geen betekenisvolle negatieve effecten voor de energie- en grondstoffenvoorraden veroorzaakt.

5.5. Discipline bodem

Beschrijving en analyse

De IHK-site is gesitueerd op de terreinen van de voormalige verbrandingsoven. Voor deze terreinen werden bodemonderzoeken uitgevoerd.

Voor het perceel gelegen tegen Doornstraat (sectie C perceel 12c) werd enkel een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit wil zeggen dat er geen sanering nodig is, maar dat wel voorzichtigheid geboden is bij grondverzet.

Voor het achtergelegen perceel (sectie C perceel 11c) werd een eindevaluatieverslag (daterend van 2005) opgemaakt, wat wil zeggen dat een oriënterend en beschrijvend onderzoek gebeurde en er werd overgegaan tot sanering. Er zijn bijgevolg geen concentraties meer erug te vinden die nadelige gevolgen kunnen hebben.

Beoordeling

De percelen van het deelgebied IHK-site bevatten geen bodemvervuiling meer. Om die reden is de discipline bodem niet relevant in dit RUP zodat dit RUP geen betekenisvolle negatieve effecten voor deze discipline veroorzaakt.

(19)

5.6. Discipline water

Beschrijving en analyse

Het plangebied van voorliggend RUP is gelegen in de nabijheid van de vallei van de Edegemse Beek.

Het plangebied van dit RUP is noch gelegen in overstromingsgevoelig gebied noch in risicozone op overstroming, noch in van nature overstroombaar gebied noch in een recent overstroomd gebied.

Een deel van het plangebied aan de IHK-site is gevoelig voor erosie. Door het voorzien van een verharding op deze plaats zal de erosie tegengegaan worden.

De IHK site is niet gevoelig voor grondwaterstroming, het deelgebied van het tuincentrumis matig gevoelig voor grondwaterstroming. Aangezien op het RUP niet voorziet in het toelaten van grootse ondergrondse constructies heeft dit geen betekenisvolle negatieve effecten op de grondwaterstroming.

Net zoals het merendeel van het hele grondgebied van de gemeente Edegem is ook het plangebied van voorliggend RUP gevoelig voor infiltratie. Aangezien op in voorliggend RUP geen bijkomende grote oppervlakten aan verharde of bebouwde ruimte wordt voorzien, zal voldoende infiltratie van het hemelwater kunnen gebeuren. De (beperkte) verharding die toch voorzien zal worden, zal uitgevoerd worden in een materiaal dat een zekere waterdoorlatendheid heeft.

Voor de realisatie van verharde oppervlakten zal steeds het gebruik van waterdoorlatende verharding worden opgelegd.

Beoordeling

Omwille van de niet problematische toestand en de maatregelen die in de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP zijn vervat (geen aanzienlijke verharde of bebouwde oppervlakten, geen nieuwe grote ondergrondse constructies enz.), kan worden geoordeeld dat de voorziene projecten in het plangebied geen bijkomend schadelijk effect op de waterhuishouding zullen hebben.

Dit RUP doet geen afbreuk aan de verplichtingen voortvloeiend uit de gewestelijke verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (BVR 1 oktober 2004, gewijzigd bij BVR op 23 juni 2006).

Globaal genomen zorgt het RUP hoofdzakelijk voor positieve effecten of neutraal- compenserende maatregelen voor het watersysteem en veroorzaakt bijgevolg zeker geen betekenisvolle negatieve effecten voor de discipline water.

5.7. Discipline atmosfeer (lucht)

Het RUP is niet gericht op het aantrekken van bijkomende bedrijven maar voorziet in mogelijkheden tot behoud van tuincentrum en in herlokalisatie mogelijkheden voor lokale bedrijven elders uit de gemeente. Bovendien laat de huidige bestemming volgens het BPA

(20)

onzekerheid over de aard van de openbare nutsvoorzieningen die zich hier kunnen vestigen.

Getuige daarvan is het voormalige gebruik als site voor een verbrandingsoven.

Deze discipline is niet relevant voor dit RUP zodat het geen betekenisvolle negatieve effecten voor de discipline atmosfeer veroorzaakt.

5.8. Discipline klimatologische factoren

Deze discipline is niet relevant voor dit RUP zodat het geen betekenisvolle negatieve effecten voor de klimatologische factoren veroorzaakt.

5.9. Discipline geluid

Beschrijving en analyse

Het lokaal bedrijventerrein aan Doornstraat (IHK-site) paalt aan bestaande woningen aan Doornstraat. Door het voorzien van een voldoende brede groenbuffer, die verplicht is aan te leggen bij het realiseren van het lokaal bedrijventerrein, zal de hinder voor omwonenden beperkt worden. Er worden trouwens geen bedrijven toegelaten in deze zone met een grote geluidslast, waardoor de hinder beperkt zal blijven.

Beoordeling

Globaal genomen zorgt het RUP hoofdzakelijk voor neutraal-compenserende maatregelen voor het beperken van het geluid en veroorzaakt bijgevolg zeker geen betekenisvolle negatieve effecten voor de discipline geluid.

5.10. Discipline licht

Deze discipline is niet relevant voor dit RUP zodat het geen betekenisvolle negatieve effecten voor het licht veroorzaakt.

5.11. Discipline stoffelijke goederen

Deze discipline is niet relevant voor dit RUP zodat het geen betekenisvolle negatieve effecten voor de stoffelijke goederen veroorzaakt.

5.12. Discipline cultureel erfgoed, met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed

Beschrijving en analyse

Het RUP omvat geen beschermde landschappen, dorpsgezichten of monumenten.

De publiekskaarten van de Centrale Archeologische Inventaris voor Vlaanderen geven voor enkele periodes een aantal gekende archeologische sites op het grondgebied van de gemeente Edegem aan:

(21)

− hoeve ten Bosse aan Drie Eikenstraat, een hoevecomplex dat oorspronkelijk (17e eeuw) bestond uit een woonhuis, stallingen en een schuur

− Paddenpoelhoeve, een hoeve met losstaande bestanddelen: woonstalhuis, stallingen, koetshuis en een recenter schuur; de hoeve is afgebrand in het begin van de 18e eeuw en toen werd meteen het huidige gebouw opgetrokken

− hoeve Hazeschrans, welke bestaat uit verschillende onderdelen: twee woonstalhuizen, waterput, enkele stallingen en een wagenhuis; in de late middeleeuwen was deze hoeve een site met walgracht.

Deze sites bevinden zich op een ruime afstand van de deelgebieden van het plangebied.

Dit RUP doet geen afbreuk aan de verplichtingen voortvloeiend uit de wetgeving met betrekking tot de bescherming van archeologisch erfgoed.

In elk geval zal, indien de archeologische diensten aangeven dat dit belangrijk is, voor de aanvang van grondwerken in het plangebied een prospectief onderzoek kunnen gebeuren.

Beoordeling

Het RUP zorgt terzake nagenoeg uitsluitend voor neutrale effecten en veroorzaakt terzake zeker geen betekenisvolle negatieve effecten voor de discipline cultureel erfgoed.

5.13. Discipline landschap

Beschrijving en analyse

Dit RUP maakt de oefening om een goed landschappelijk geïntegreerd lokaal bedrijventerrein te ontwikkelen dat een minimale impact heeft op de omringende open ruimte. Door het voorzien van een groenbuffer wordt het bedrijventerrein als het ware ingegroend zodat de landschappelijke impact zal beperkt worden.

De bestaande toestand op het IHK-terrein voorziet reeds in een groenbuffer, conform de bestemmingen aangegeven in het BPA nr.7 Hazeschrans. Deze groenbuffer kan zeker behouden blijven en waar nodig uitgebreid worden.

Het tuincentrum wordt ingepast in het landschap door de serres af te randen met een bomenrij en zo de impact op het landschap te beperken.

Beoordeling

Het RUP zorgt terzake nagenoeg uitsluitend voor neutraal-compenserende effecten en veroorzaakt terzake zeker geen betekenisvolle negatieve effecten voor de discipline landschap.

5.14. Discipline mobiliteit

Beschrijving en analyse

Het lokaal bedrijventerrein voorziet een groot parkeerterrein op eigen terrein. Doordat de zone wordt ontwikkeld als lokaal terrein, met enkel lokale bedrijven en met voorrang elders uit de

(22)

gemeente te herlokaliseren, zal de verkeersgeneratie van deze bedrijven veeleer beperkt zijn.

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt dan ook expliciet vermeld dat er zich geen bedrijven mogen vestigen met een grote verkeersgeneratie.

Thans parkeren sommige bezoekers aan het tuincentrum langs Drie Eikenstraat door een tekort aan parkeerplaatsen op het terrein. Dit RUP voorziet echter in een parkeerterrein op de gronden van het tuincentrum voor het stallen van +/- 50 wagens. De stedenbouwkundige voorschriften schrijven ook duidelijk voor dat het tuincentrum niet meer kan uitbreiden dan aangegeven wordt op het grafisch plan. Zo wordt de oppervlakte alsook daarmee samenhangend de verkeersgeneratie van het tuincentrum beperkt.

Beoordeling

Het RUP zorgt terzake hoofdzakelijk voor neutraal-compenserende effecten op de mobiliteit binnen het plangebied en veroorzaakt terzake geen betekenisvolle negatieve effecten voor deze discipline.

5.15. De samenhang tussen de genoemde factoren

De samenhang tussen de genoemde disciplines is niet in die mate relevant dat ze een aparte beschrijving en beoordeling behoeft ten opzichte van de hoger genoemde effecten. De cumulatieve effecten van de genoemde disciplines zijn immers klein tot onbestaande.

(23)

6. Toetsing of een passende beoordeling relevant is

In het plangebied is geen Vogelrichtlijngebied of Habitatrichtlijngebied aanwezig. Het dichtstbijzijnde gebied bevindt zich op +/- 3km in vogelvlucht en behelst het Habitatrichtlijngebied ‘historische fortengordels van Antwerpen als vleermuizenhabitat’

(gebiedscode: BE2100045) gelegen in en rondom fort 5.

Daar er dus op geen enkele wijze betekenisvolle effecten op een Speciale Beschermingszone van projecten in het RUP-plangebied kunnen zijn, is een passende beoordeling niet relevant.

7. Motivatie waarom er geen plan-MER wordt opgemaakt

Vermits het gemeentelijk RUP ‘gedeeltelijke wijziging BPA nr.7 Hazeschrans’:

1. geen kader vormt voor bijlage I of bijlage II projecten (overeenkomstig art. 4.23. § 2.1 van DABM) en geen kader vormt voor projecten die een passende beoordeling behoeven (overeenkomstig art. 4.2.1 van DABM)

2. geen aanzienlijke effecten zal veroorzaken voor de verschillende (MER)disciplines, zoals in hoofdstuk 5 uitvoeriger werd besproken

voldoet dit RUP (in zijn huidige voorontwerpvorm) meerdere malen niet aan de voorwaarde voor plan-MER-plichtigheid.

De opmaak van een plan-MER is bijgevolg niet noodzakelijk.

8. Verzoek tot raadpleging van de adviesinstanties

Dit is een verzoek tot raadpleging van de verschillende, relevante adviesinstanties om uiterlijk binnen 30 dagen na ontvangst van het verzoek tot raadpleging het advies over te maken door betekening of tegen ontvangstbewijs van de initiatiefnemer.

Bijlage - integraal document voorstudie

Het document van de voorstudie, met inbegrip van de bijhorende kaartenbundel, wordt op digitale wijze integraal als bijlage aan dit verzoek tot raadpleging toegevoegd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor het voorliggende RUP wordt, rekening houdend met de beperkte effecten van de mogelijke ingrepen ten opzichte van de huidige referentiesituatie en de voorkomende

Tevens zorgt het plan Galgenweel Oost voor een betere verweving van het gebied in zijn woonomgeving door het afwerken van de bestaande woonwijk, het verbinden van de

De bijlage “Houtstook informatie” helpt u om snel een algemeen beeld te krijgen van de houtstook problematiek.. Tegelijk krijgt u een beeld hoe onze buurgemeente Amersfoort

Voor het voorliggende RUP wordt, rekening houdend met de beperkte effecten van de mogelijke ingrepen ten opzichte van de huidige referentiesituatie en de voorkomende

Voor het voorliggende RUP wordt, rekening houdend met de beperkte effecten van de mogelijke ingrepen ten opzichte van de huidige referentiesituatie en de voorkomende

Door langs deze zijde een ontsluiting / verbinding te voorzien wordt er ook een vlotte verbinding voor langzaam verkeer richting het openbaar vervoersnet

Innerlijke discipline wordt dan beschouwd als het aanvaarden van nut en noodzaak van regels, en de bereidheid die regels te respecteren: niet uit angst voor straf als die

inhoud Beschrijving van de diepte van de grondwaterstand / stijghoogtes en seizoenale (of eventuele andere) variaties van de grondwatertafel (voor zover deze uiteraard kan