• No results found

Initiatiefnemer: KANEKA Belgium NV Nijverheidsstraat Westerlo - Oevel 02/05/2016 PRMER-2321-RL

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Initiatiefnemer: KANEKA Belgium NV Nijverheidsstraat Westerlo - Oevel 02/05/2016 PRMER-2321-RL"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Richtlijnen voor het Project-MER

Capaciteitsuitbreiding van een chemische installatie voor productie van polymeren van

Kaneka Belgium NV (site Westerlo)

Initiatiefnemer:

KANEKA Belgium NV Nijverheidsstraat 16 2260 Westerlo - Oevel

02/05/2016 PRMER-2321-RL

(2)

1. Inleiding

Het voorgenomen project betreft een capaciteitsuitbreiding van de vergunde exploitatie van Kaneka Belgium NV te Oevel. Het bedrijf beschikt over een MOD productie-eenheid, een Eperan productie-eenheid en een MS-fabriek bestaande uit 2 productielijnen. Dit project betreft een nieuwe uitbreiding voor de MS-fabriek met een derde productielijn. Dit zal leiden tot een verhoging van de productiecapaciteit van 18.000 ton per jaar tot 34.000 ton per jaar. Hierdoor komt de totale capaciteit op 115.000 ton per jaar. Daarnaast zal ook de Eperan productie-eenheid die instaat voor de fysische behandeling van polymeren uitgebreid worden van een huidige vergunde capaciteit van 8.800 ton per jaar tot 10.000 ton per jaar. De capaciteit van de grondwaterwinning en de waterzuivering blijft na de productieverhogingen voldoende en zal dus niet uitgebreid worden.

Deze activiteiten zijn onderworpen aan de m.e.r.-plicht volgens het project-m.e.r.-besluit1, met name:

Bijlage II

6 a) Chemische industrie voor de behandeling van tussenproducten en vervaardiging van chemicaliën: chemische installaties, voor de productie van organische chemicaliën met een productiecapaciteit van 100.000 ton per jaar of meer.

Voor categorieën van projecten opgenomen in bijlage II van het project-m.e.r.-besluit, is het indienen van een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de m.e.r.-plicht mogelijk. Door de initiatiefnemer wordt echter afgezien van dit verzoek.

De dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid verklaarde het kennisgevingsdossier volledig op 08/02/2016. De terinzagelegging in de gemeente Westerlo liep van 02/03/2016 tot en met 25/03/2016. Tegelijkertijd vroeg de dienst Mer adviezen bij de administraties en openbare besturen.

De dienst Mer stelt deze bijzondere richtlijnen (verder richtlijnen) op met het oog op de inhoudsafbakening van het MER. Zij houden rekening met principieel verplichte onderdelen van een project-MER op basis van art. 4.3.7. van het DABM2, de ontvangen inspraakreacties, de ontvangen adviezen (zie bijlage) en met de bespreking van het volledig verklaard kennisgevingsdossier met de betrokkenen op de richtlijnenvergadering van 11/04/2016. Deze richtlijnen hebben betrekking op de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het project-MER. Het project-MER moet opgesteld worden zoals door de initiatiefnemer voorgesteld is in de kennisgeving en aangevuld/aangepast worden met de specifieke vereisten die in deze richtlijnen geformuleerd zijn. Waar de kennisgeving en de richtlijnen van elkaar zouden afwijken, moet voorrang gegeven worden aan de richtlijnen.

2. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming

Het project heeft tot doel de capaciteitsuitbreiding van een chemische installatie voor de productie van polymeren.

1 Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, B.S. 17 februari 2005, zoals herhaaldelijk gewijzigd.

2 Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, B.S. 3 juni 1995, zoals herhaaldelijk

(3)

Het MER zal een overzicht bevatten van de bestaande en aan te vragen vergunningstoestand (zowel stedenbouwkundige vergunning, milieuvergunning, exploitatievergunning, …). Relevante vorige bijzondere vergunningsvoorwaarden zullen worden opgesomd en het MER zal aangeven hoe dit MER hierop een antwoord kan geven.

Het MER moet relevante gegevens en conclusies uit voorgaande rapportages oplijsten (alle relevante milieustudies, ook andere dan m.e.r.-rapportages).

Het MER dient bij de vergunningsaanvraag gevoegd te worden.

Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming, maar volgens art. 4.1.7. van het DABM moeten de conclusies ook doorwerken in de besluitvorming. Het MER moet hiermee rekening houden bij de formulering van mogelijke alternatieven, milderende of compenserende maatregelen.

3. Beschrijving project en alternatieven

Aanvullend op de kennisgeving moeten de volgende punten ook beschreven worden:

o Er dient bij de inleiding aangegeven te worden dat dit project enkel betrekking heeft op de capaciteitsuitbreiding en niet op een volledige hervergunning.

o Er dient verduidelijkt te worden dat de uitbreiding binnen de huidig vergunde percelen zal vallen en dus reeds onderzocht is in het OBO. In 2016 wordt een nieuw periodiek bodemonderzoek uitgevoerd en de resultaten zullen mee opgenomen worden indien reeds beschikbaar.

o Er zal vermeld worden dat de bestaande afvalverbrandingsinstallatie behouden zal blijven. Er werden enkele optimaliseringen doorgevoerd. Aangezien er geen bijkomende stromen voorzien zijn, zal er geen nieuwe installatie voorzien worden.

o Bij ruimtelijke situering dient aangegeven te worden dat er een windturbine geplaatst wordt (reeds vergund) op het aanpalend terrein.

o Op p. 51: MS tankenpark: noordelijk 5 ipv 6.

o Momenteel werd gebruik gemaakt van referentiejaar 2014, maar intussen zijn die van 2015 ook beschikbaar. De meest recente cijfers zullen opgenomen en gebruikt worden.

o Om de evolutie van de productiecapaciteiten in kaart te brengen, zullen de productiecapaciteiten van de verschillende productie-eenheden van de laatste 3 jaar opgenomen worden.

o Er zal aangegeven worden bij de constructiefase voor welke optie gekozen werd en welke implicaties dit voor grondverzet en bemaling heeft. De duur van de werkzaamheden dient ook toegevoegd te worden.

o Als grondstof bij de MOD-productie en de MS-productie worden inhibitoren vermeld, enerzijds om zuivere monomeren te behouden en anderzijds als veiligheidsaspect. Dit dient bij de verschillende processen aangegeven te worden (veiligheidsaspect).

o Op p.64 wordt aangegeven dat het gehalte aan monomeren in het eindproduct zo laag is, dat het niet meer relevant is voor potentiële risico’s naar de omgeving. Dit dient verduidelijkt en onderbouwd te worden.

o In de processchema’s dienen de emissiepunten naar lucht aangeduid te worden en zal dit ook gelinkt worden aan de benamingen van de emissiepunten in het IMJV.

o Er dient aangegeven te worden welke maatregelen reeds genomen worden om stofexplosies te vermijden.

o Informatie over de naverbrander dient toegevoegd te worden.

o De processchema’s in figuur 3.4.2 en 3.4.3 dienen verduidelijkt te worden en er dient ook aangegeven te worden waar de solventen ingezet worden.

(4)

o Er dient aangegeven te worden waar de capaciteitsuitbreiding van de MS-productie precies gerealiseerd wordt (toevoegen in algemeen schema van de MS-productie installaties). Er zal ook aangegeven worden dat enkel de opslagtank voor additieven te klein zal worden en dus aangepast moet worden. De andere opslagtanks zullen frequenter gevuld worden.

o Er zal verduidelijkt worden dat er geen stuivende stofemissies zijn voor de MS productie- eenheid aangezien in de MS-lijn vloeibare viscose chemicaliën geproduceerd worden.

o Er dient verduidelijkt te worden welke luchtemissies erbij komen.

o Er dient aangegeven te worden dat er een LDAR systeem aanwezig is.

o Er dient verduidelijkt te worden bij de Eperan-productie dat enkel CO2 nog als expansiegas gebruikt wordt, terwijl er vroeger 3 soorten expansiegassen aangewend werden, namelijk butaan, lucht of CO2.

o Er dient in figuur 3.4.6 verduidelijkt te worden wat bedoeld wordt met FGX (fifth generatie: lucht) en SGX (sixth generation: CO2).

o Er dient verduidelijkt te worden hoe de luchtemissies verminderd werden door maatregelen in 2015 en in welke mate deze zullen stijgen door de uitbreiding.

o In de mate van het mogelijke - studie nog lopende - zal aangegeven worden welke waterbesparingsmogelijkheden geïmplementeerd zullen worden.

o Er dient in tabel 3.6.1 verduidelijkt te worden om welk type producten het gaat (solventen, zuren, basen, …).

o Op p. 77 wordt bij de stookinstallaties aangegeven dat er geen wijzigingen te verwachten zijn. Er zal echter een minimale verhoging zijn. Dit moet verduidelijkt worden.

o Er dient aangegeven te worden dat er actief-koolfilters voorzien zijn als back-up bij problemen met de wervelbedoven.

o Bij energievoorziening dient aangegeven te worden welke hernieuwbare brandstof gebruikt wordt.

o Er dient een inschatting gegeven te worden van de waterbehoefte per ton geproduceerd product in de huidige en geplande situatie.

o Er zal verduidelijkt worden dat H-10 opslag over zuren en basen gaat en hoe deze dampen worden opgevangen (zoutzuurwassing (afgaswastoren)).

o Informatie over de koude schouw, de gasverbrander, de wervelbedoven en de afgasretourleiding dient toegevoegd te worden.

o Er dient aangegeven te worden of de WZI zich volledig in open lucht bevindt.

Inzake uitvoeringsalternatieven gaan de deskundigen na of er relevante BBT-studies of BREF- nota’s beschikbaar zijn en toetsen het bedrijf/project hieraan (BREF Polymeren). De BBT toetsing moet duidelijk terug te vinden zijn door bv. de checklist BBT/BREF tabelmatig toe te voegen.

4. Juridische en beleidsmatige context

De kennisgeving bevat het juridische en beleidsmatige kader dat voor dit MER van belang is in de vorm van een duidelijke overzichtsmatrix. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert.

Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te volgen. De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden met een ruimtelijke component moeten cartografisch gepresenteerd worden.

(5)

5. Algemene en Methodologische aspecten

De afbakening van het studiegebied zal voldoende gemotiveerd worden per discipline, rekening houdend met het feit dat het studiegebied zowel het projectgebied als het gebied waar effecten zich kunnen voordoen moet omvatten. De ruimtelijke afbakening moet voor elke discipline duidelijk tekstueel omschreven worden en indien mogelijk, voorgesteld worden op kaart.

De referentiesituatie is de vergunde situatie. Waar relevant zal echter ook de actuele situatie in kaart gebracht worden en vergeleken worden met de vergunde situatie. Voor de actuele situatie zal waar mogelijk 2015 als referentiejaar dienen.

In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie, en moet voor elk ontwikkelingsscenario duidelijk gemotiveerd worden waarom. Er moet ook aangegeven worden voor welke disciplines de ontwikkelingsscenario’s al dan niet relevant zijn. Dit dient beschreven te worden in een algemeen hoofdstuk voorafgaand aan de effectbespreking per discipline.

Wanneer er tijdens het opstellen van het project-MER nieuwe ontwikkelingsscenario’s naar voor zouden komen dan deze die momenteel gekend zijn, moeten deze toegevoegd worden aan het afwegingskader.

Cumulatieve effecten moeten onderzocht worden.

De methodologie voor de effectvoorspelling zal binnen elke discipline in het project-MER duidelijk en transparant omschreven worden. Tevens zal per discipline aangegeven worden op basis van welke criteria een effect beoordeeld wordt. Het resterend effect na de milderende maatregelen zal aangegeven en gekoppeld worden aan het gehanteerde beoordelingskader. De effectenbespreking en -beoordeling dient transparant te gebeuren en aan de hand van volgende terminologie: aanzienlijk negatief (-3), negatief (-2), beperkt negatief (-1) en verwaarloosbaar of geen effect (0) .

Bij de beschrijving van de bestaande toestand en van de milieueffecten moet, als aanvulling op de kennisgeving, voldoende aandacht besteed worden aan het volgende:

Met betrekking tot de discipline lucht:

o Er dient een beschrijving toegevoegd te worden van het meet- en beheersprogramma om de fugitieve emissies van de inrichting te bepalen en te beperken.

o Er dient aangegeven te worden of er sinds het geuractieplan andere wijzigingen aan de installaties gebeurd zijn die een geurtoename zouden kunnen veroorzaken. Er wordt aangegeven dat er in de geplande situatie geen wijzigingen verwacht worden m.b.t. geur.

Dit dient onderbouwd te worden.

o De impact van geur in de geplande situatie dient grondig ingeschat te worden (geurstudie 2004 + inschatting impact mogelijke extra bronnen). Hierbij dient rekening gehouden te worden met recente gegevens over geleide en diffuse geurbronnen en eventueel reeds uitgevoerde of nog geplande geurbeperkende maatregelen.

o Er dient verduidelijkt te worden dat er geen aanpassingen doorgevoerd worden aan de waterzuivering en dat de WZI geen deel uitmaakt van het project. Enkel de effecten van de uitbreiding op de geuremissies dienen bekeken te worden.

o Er dient aangegeven te worden of NMVOS boven drempel IMJV ligt en of dit voor de hele site is of enkel voor de MS-installatie.

(6)

o Er dient verduidelijkt te worden dat de MOD productie geen deel uitmaakt van het project, waardoor stofemissies door opslag niet relevant zijn.

o Er zal gemotiveerd worden waarom CO, SO2 en chlorides, die ook gelinkt worden aan de emissies van Kaneka, niet mee besproken worden.

Met betrekking tot de discipline water:

o De meest recente en volledige set aan meetresultaten (in rust en werking van de pompen) dient in rekening genomen te worden.

o Er zal aangegeven worden waarom grondwaterbemaling hier niet van toepassing is.

o Er dient in het MER verduidelijkt te worden waarom de impact van de grondwaterwinning op het natuurlijk milieu en lokale hydrogeologie nagenoeg verwaarloosbaar is.

o Op basis van recente lozingsresultaten dient nagegaan te worden of de eerder uitgevoerde studies om de impact op de RWZI te berekenen nog relevant zijn.

Met betrekking tot de discipline geluid & trillingen:

o Er wordt aangegeven dat er in de geplande situatie geen bijkomende geluidsbronnen gerealiseerd worden. Dit dient onderbouwd te worden.

o Bij de beoordeling van geluid moeten ook de installaties die na 2005 werden geplaatst mee in beschouwing worden genomen (vb WKK). Bij de beschrijving van de referentiesituatie moet de actuele situatie beschreven worden.

o Er wordt aangegeven dat de impact van het geluid van Kaneka verwaarloosbaar is ten opzichte van het omgevingsgeluid. Dit dient onderbouwd te worden.

Met betrekking tot de discipline mens:

o Ter hoogte van enkele woningen moet het geluid worden afgetoetst aan de Night Noise Guidelines (WHO, 2009) van 40 dB (Lnight, outside).

o De relevante parameters voor lucht moeten niet enkel getoetst worden aan de Vlarem normen en kwaliteitsdoelstellingen, maar ook aan de gezondheidkundige richtwaarden.

Met betrekking tot de discipline fauna en flora:

o Ongeacht de relatief grote afstand tot SBZ en VEN is het gezien de bedrijfsgebonden emissies van SO2 en NOX noodzakelijk om te duiden in welke mate de verzurende en vermestende emissies een impact hebben op VEN en SBZ. Dit zal besproken worden via de depositiescan.

Met betrekking tot de discipline veiligheid:

o De discipline veiligheid dient ook kort uitgewerkt te worden. Hierbij kan gebruik gemaakt en verwezen worden naar het laatst goedgekeurd OVR en de nieuwe veiligheidsnota.

6. Leemten in de kennis

Het MER zal opgave doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze zijn opgedeeld naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid gemaakt wordt tussen leemten m.b.t. het project, m.b.t. inventarisatie en aangaande methode en inzicht.

Het MER zal ook aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming.

(7)

7. Monitoring en evaluatie

Het MER zal per discipline/thema eventueel opvolgingsmaatregelen voorstellen, bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering of vanuit de leemte(n) in de kennis.

8. Integratie en eindsynthese

Het MER zal in een afzonderlijk deel een discipline overschrijdende, samenvatting bevatten over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De milderende maatregelen die voorgesteld worden vanuit verschillende disciplines zullen discipline-overschrijdend t.a.v. elkaar afgewogen worden. Bij de milderende maatregelen zal in de mate van het mogelijke aangegeven worden waar deze zullen/kunnen doorwerken.

Deze synthese zal aangeven of het project een voor het milieu haalbaar project is of welke maatregelen nodig zijn om het project haalbaar te maken.

9. Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen

In dit hoofdstuk zal het rapport aangeven welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit.

In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven werd bij de projectbeschrijving.

10. Niet-technische samenvatting

De niet-technische samenvatting zal een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport vormen, dat de essentie van de overige delen beknopt en correct weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat hij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren of kaarten moeten ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting opgenomen zijn. Bij het schrijven van de niet- technische samenvatting kan gebruik gemaakt worden van de handleiding “niet-technische samenvatting” zoals gepubliceerd op www.mervlaanderen.be. Deze niet-technische samenvatting zal in het project-MER als afzonderlijk hoofdstuk opgenomen ofwel als afzonderlijk document opgesteld worden en zal tevens in digitale vorm aangeleverd worden.

De dienst Mer vraagt ook om op het voorblad van de niet-technische samenvatting de handtekeningen van alle deskundigen op te nemen.

11. Vorm van het MER

Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de dienst Mer:

- recent kaartmateriaal te gebruiken, telkens voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding, noordpijl en legende. Waar mogelijk moeten de grenzen van het terrein duidelijk aangegeven zijn en dient door het kaartmateriaal ook duidelijk te zijn welke de omringende activiteiten/bedrijven zijn;

- achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen;

(8)

- na te gaan of de in de kennisgeving vermelde gegevensbronnen, die bij de realisatie van het MER zullen worden gebruikt, nog steeds de meest actuele zijn;

- een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst en literatuurlijst bij het rapport op te nemen;

- te waken over de afstemming tussen de tekst van het eigenlijke MER en de niet-technische samenvatting;

- de ingediende eindversies van het rapport en de niet-technische samenvatting door de initiatiefnemer, de coördinator en alle deskundigen te laten ondertekenen;

- Het definitieve project-MER evenals de niet technische samenvatting digitaal aan de dienst Mer te bezorgen.

12. Goedkeuring team van erkende MER-deskundigen

Zoals voorgesteld in de volledig verklaarde kennisgeving worden volgende disciplines in het project-MER opgesteld door een erkend MER-deskundige bodem, grondwater, lucht en mens.

De disciplines water, geluid, fauna en flora en landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie zullen door de coördinator van het MER opgesteld worden.

Het in de volledig verklaarde kennisgeving voorgestelde team van erkende MER-deskundigen wordt goedgekeurd.

Wijzigingen aan het team van deskundigen in de loop van het m.e.r. moeten gemeld worden aan de dienst Mer. De beslissing over deze wijzigingen zal per brief meegedeeld worden aan de initiatiefnemer.

Tenslotte wordt aanbevolen tijdens het opstellen van het MER contact te houden met de dienst Mer en met de overige instanties, in het bijzonder in functie van de verwerking van hun adviezen in het MER.

Digitaal getekend Door Paul Van Snick

Afdelingshoofd Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid

(9)

Bijlage

Aantal inspraakreacties die tijdens de terinzagelegging ingediend werden bij:

- Gemeente Westerlo: / - Dienst Mer: 1

Lijst met de instanties die gereageerd hebben (schriftelijk of aanwezig op richtlijnenvergadering) en betrokken worden in de verdere procedure:

- Gemeente Westerlo

- LNE, Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid, Dienst VR - LNE, Afdeling Milieuvergunningen

- VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer

- VMM, Afdeling Lucht, Milieu en Communicatie – vergunningenadvisering luchtemissie - Agentschap Natuur en Bos Antwerpen

- NV De Scheepvaart, Afdeling Commercieel Beheer

- Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, Afdeling Toezicht Volksgezondheid Antwerpen - Ruimte Vlaanderen APL Antwerpen*

- OVAM, Afdeling Bodembeheer, Dienst Databeheer*

- Fluxys*

* Deze instanties hebben aangegeven niet verder betrokken te willen worden in de procedure.

Lijst met de instanties die niet gereageerd hebben:

- Gemeente Geel - Provincie Antwerpen

- Onroerend Erfgoed Antwerpen - VMM, Afdeling Ecologisch Toezicht

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Artikel 40 Ze kunnen ingezet worden voor de vervulling van opdrachten voor en in andere scholen van de scholengemeenschap of voor de vervulling van opdrachten voor de

Van deze overschrijding van de drempelwaarde is sprake ofwel als de drempelwaarde van bijlage II voor het eerst wordt overschreden door het samenvoegen van de

Ten aanzien van het SBZ, zijn habitats en de voorkomende voor soorten wordt dan ook besloten dat er geen negatieve effecten zullen optreden ten aanzien van

In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven

In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven

In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven werd bij

Voor zover de wet dit toelaat, en met uitzondering van schade die uitsluitend en direct voortvloeit uit opzet of zware fout, is de gecumuleerde aansprakelijkheid van Howden

In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven