• No results found

Richtlijnen voor het Project-MER Bedrijventerrein E17/4 te Lokeren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Richtlijnen voor het Project-MER Bedrijventerrein E17/4 te Lokeren"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en –projecten

Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Richtlijnen voor het Project-MER Bedrijventerrein E17/4 te Lokeren

Initiatiefnemer:

Stad Lokeren Groentemarkt 1

9160 Lokeren

10 mei 2017 PRMER-2422-RL

(2)

1. Inleiding

Het voorgenomen project betreft de uitbreiding van een bestaand industriepark in Lokeren. Het projectgebied heeft een oppervlakte van ongeveer 71 ha en wordt begrensd door bewoning langs de Everslaarstraat in het noorden, het bedrijventerrein E17/3 in het oosten, de E17 in het zuiden en agrarisch gebied in het westen. In 2011-2012 werden reeds een plan-MER en een PRUP opgemaakt voor dit gebied.

Deze activiteiten zijn onderworpen aan de m.e.r.-plicht volgens het project-m.e.r.-besluit1, met name:

Bijlage II – rubriek 10a

Industrieterreinontwikkeling met een oppervlakte van 50 ha of meer Bijlage II – rubriek 13a

Wijziging of uitbreiding van projecten van bijlage I, II of III, waarvoor reeds een vergunning is afgegeven, die zijn of worden uitgevoerd, wanneer die wijziging of uitbreiding op zich voldoet aan de in bijlage II genoemde drempelwaarden, voor zover deze bestaan (niet in bijlage I opgenomen wijziging of uitbreiding).

Voor categorieën van projecten opgenomen in bijlage II van het project-m.e.r.-besluit, is het indienen van een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de m.e.r.-plicht mogelijk. Door de initiatiefnemer wordt echter afgezien van dit verzoek.

De dienst Mer verklaarde het kennisgevingsdossier volledig op 17 januari 2017. De terinzagelegging in de gemeente Lokeren liep van 23 januari tot 21 februari 2017. Tegelijkertijd vroeg de dienst Mer adviezen bij de administraties en openbare besturen.

De dienst Mer stelt deze bijzondere richtlijnen (verder richtlijnen) op met het oog op de methodologie van het MER. Zij houden rekening met principieel verplichte onderdelen van een project-MER op basis van art. 4.3.7. van het DABM2, de ontvangen inspraakreacties, de ontvangen adviezen (zie bijlage) en met de bespreking van het volledig verklaard kennisgevingsdossier met de betrokkenen op de richtlijnenvergadering van 14 maart 2017. Deze richtlijnen hebben betrekking op de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het project-MER. Het project-MER moet opgesteld worden zoals door de initiatiefnemer voorgesteld is in de kennisgeving en aangevuld/aangepast worden met de specifieke vereisten die in deze richtlijnen geformuleerd zijn. Waar de kennisgeving en de richtlijnen van elkaar zouden afwijken, moet voorrang gegeven worden aan de richtlijnen.

Inspraakreacties van onderstaande aard worden als niet relevant beschouwd voor de opmaak van een project-MER:

1 Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, B.S. 17 februari 2005, zoals herhaaldelijk gewijzigd.

(3)

 reacties die uitsluitend een persoonlijk standpunt inhouden over de wenselijkheid van het project;

 reacties die geen deel uitmaken van de decretaal vereiste elementen van een project-MER (vb. kosten-baten-analyse, waardevermindering of –vermeerdering van onroerend goed per perceel);

 reacties die gaan over procedurele aspecten buiten deze project-MER procedure;

 reacties die betrekking hebben op niet-inhoudelijke zaken (verklaring symbolen, legende figuren, spellingsfouten, …);

 reacties die betrekking hebben op zaken buiten de scope van het project-MER.

2. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming

Het MER zal een overzicht bevatten van de aan te vragen vergunningen. Het MER dient bij de vergunningsaanvraag gevoegd te worden.

Het MER moet relevante gegevens en conclusies uit voorgaande rapportages oplijsten (alle relevante milieustudies, ook andere dan m.e.r.-rapportages).

Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming, maar volgens art. 4.1.7. van het DABM moeten de conclusies ook doorwerken in de besluitvorming. Het MER moet hiermee rekening houden bij de formulering van mogelijke alternatieven, milderende of compenserende maatregelen.

3. Beschrijving project en alternatieven

Het projectgebied is volledig gelegen binnen een deelplan van het PRUP ‘Afbakening KSG Lokeren’

van 2012. Dit PRUP geldt dus als kader voor het voorliggende project. De voornaamste relevante bepalingen uit dit PRUP dienen dan ook nauwkeurig opgelijst te worden. Een aantal adviesinstanties gaf aan dat dit in de kennisgeving (hierna: KG) niet helemaal correct en/of volledig gebeurd is (o.a. over de ontsluitingswegen, verwoording toegelaten bedrijvigheid, parkeervoorzieningen). Indien het project op bepaalde punten zou afwijken van het PRUP, dienen deze punten expliciet vermeld te worden.

De bepalingen uit het PRUP m.b.t. de gefaseerde ontwikkeling van de uitbreiding dienen nauwkeurig opgelijst te worden. Er dient bovendien verduidelijkt te worden hoe dit concreet in voorliggend project toegepast zal worden. Verduidelijk o.a. of het een fasering is van oost naar west en/of van zuid naar noord en of er een (specifieke) fasering is voor de logistieke bedrijvigheid en de gemengde bedrijvigheid. De ratio achter de geplande fasering moet vermeld worden. Ook de effecten van de gefaseerde ontwikkeling moeten besproken worden. Voor de disciplines waarvoor het bespreken en beoordelen van de fasering minder zinvol is, volstaat het om de beoordeling toe te spitsen op de volledige inrichting van het projectgebied mits motivatie. Voor sommige disciplines (o.a. mens – ruimtelijke aspecten) kan een bespreking van een gefaseerde ontwikkeling wel zinvol zijn en kunnen desgevallend maatregelen voorgesteld worden.

(4)

De bepalingen uit het PRUP m.b.t. de kavelgrootte dienen opgelijst te worden. Indien deze flexibiliteit toelaten, dan dient in de projectbeschrijving verduidelijkt te worden welke kavelgroottes beoogd worden in voorliggend project. Dit is immers relevant voor de effectbeschrijving. In haar advies geeft het Agentschap voor Innoveren en Ondernemen aan dat het wenselijk zou zijn om (ook enkele) grotere kavels te voorzien. Zij stelt ook dat de waterlopen verlegd zullen worden zodat kleinere percelen toch vermeden kunnen worden. In het MER moet aangegeven worden hoe rekening wordt gehouden met dit advies (bvb. door een sensibiliteitstoets bij de discipline mobiliteit over de komst van grotere bedrijven).

In het MER moet beschreven worden van welke gemeenschappelijke en private parkeervoorzieningen het project uitgaat. Ook hier zijn de bepalingen van het PRUP uiteraard relevant. Vanuit de effectbespreking kunnen nog bijkomende maatregelen voorgesteld worden.

Verduidelijk de relevantie (o.a. verhouding tot het PRUP van 2012) van het BPA ‘E17/3 Everslaarstraat’ van 1992. Dit was onduidelijk in de KG.

4. Juridische en beleidsmatige context

De KG bevat het juridische en beleidsmatige kader dat voor dit MER van belang is in de vorm van een duidelijke overzichtsmatrix. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert.

Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te volgen. De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden met een ruimtelijke component moeten cartografisch gepresenteerd worden.

Het Agentschap Innoveren en Ondernemen vermeldde in haar advies enkele elementen m.b.t. het juridisch en beleidsmatig kader die aangepast zouden moeten worden in het MER. De elementen die relevant geacht worden, dienen in het MER opgenomen te worden.

5. Algemene en Methodologische aspecten

De afbakening van het studiegebied zal voldoende gemotiveerd worden per discipline, rekening houdend met het feit dat het studiegebied zowel het projectgebied als het gebied waar effecten zich kunnen voordoen moet omvatten. De ruimtelijke afbakening moet voor elke discipline duidelijk tekstueel omschreven worden en indien mogelijk, voorgesteld worden op kaart.

In de KG wordt duidelijk aangegeven dat de heraanleg van het op- en afrittencomplex aan de E17 in Lokeren en een deel van de N47 meegenomen wordt in de referentiesituatie. De dienst Mer bevestigt bij deze die methodiek.

Uit de KG en uit het overleg op de richtlijnenvergadering blijkt dat er geen relevante

(5)

ontwikkelingsscenario’s naar voor zouden komen, dan moeten deze toegevoegd worden aan het afwegingskader en dient er mee rekening gehouden te worden bij de effectbespreking.

De methodologie voor de effectvoorspelling zal binnen elke discipline in het project-MER duidelijk en transparant omschreven worden. Tevens zal per discipline aangegeven worden op basis van welke criteria een effect beoordeeld wordt. Het resterend effect na de milderende maatregelen zal aangegeven en gekoppeld worden aan het gehanteerde beoordelingskader. De effectenbespreking en -beoordeling dienen transparant te gebeuren.

Bij de beschrijving van de bestaande toestand en van de milieueffecten moet, als aanvulling op de KG, voldoende aandacht besteed worden aan het volgende:

Met betrekking tot de discipline mobiliteit:

In de KG wordt kort aangegeven dat er in het project- en studiegebied momenteel sluipverkeer is.

Dit dient verduidelijkt te worden in het MER: de huidige sluiproutes dienen geschetst te worden alsook de ernst van de problematiek. Vervolgens moet aangegeven worden of er ook in de geplande situatie nog sluipverkeer mogelijk is. De effecten dienen beschreven te worden en maatregelen kunnen desgevallend voorgesteld worden. Het studiegebied voor de discipline mobiliteit moet dus zeker ruim genoeg genomen worden om ook deze effecten te kunnen inschatten.

In (hoofdstuk 5.3) van de KG staat dat de mobiliteitseffecten mogelijk reiken tot Berlare en Zele.

Het studiegebied voor de discipline mobiliteit moet dus zeker ruim genoeg genomen worden om ook deze effecten te kunnen inschatten.

Het departement MOW meldt in haar advies dat er tussen de projectpartners betrokken bij de herinrichting van het knooppunt E17/N47 flankerende maatregelen werden afgesproken. Deze dienen in het MER vermeld te worden.

Door AWV werd een verkeersmodel opgesteld in het kader van de herinrichting van het knooppunt E17/N47. Het is zinvoller om dit model te gebruiken i.p.v. de voorgestelde berekening van verzadigingsgraden.

Het departement MOW meldt in haar advies dat het beter is om (de verfijnde berekening van 2012 van) het mobiliteitsprofiel van het bedrijventerrein te gebruiken als basis voor de aannames van het voorliggende project. Dit dient zeker overwogen te worden in het MER.

Op de richtlijnenvergadering bleek dat de effectgroep ‘oversteekbaarheid voetgangers’ mogelijk niet relevant is. Indien dit gemotiveerd wordt in het MER, dan kan deze effectgroep weggelaten worden.

In de inspraak werd o.a. naar voor gebracht dat het wegvallen van de agrarische percelen aanliggend bij een agrarische bedrijfszetel mogelijk tot meer externe bedrijfsbewegingen kan

(6)

leiden en dus tot een toename van de mobiliteit. Een kwalitatieve inschatting hiervan kan gemaakt worden in het MER.

Met betrekking tot de discipline geluid & trillingen:

In de KG staat dat de nieuw te plaatsen bedrijfsgebouwen mogelijk voor geluidsbuffering zullen zorgen tussen de E17 en de woonkern. Dit dient zeker in het MER ingeschat worden. Er kan gekeken worden of de huidige bedrijven van E17/3 momenteel voor geluidsbuffering zorgen.

Met betrekking tot de discipline lucht:

De dienst lucht heeft in haar advies een aantal opmerkingen gegeven waarmee rekening gehouden moet worden in het MER:

 Het studiegebied moet voor de discipline mobiliteit ruim genoeg genomen worden opdat ook de impact op de luchtkwaliteit voldoende in kaart wordt gebracht. De dienst lucht detailleert dit verder in haar advies.

 De atmosyskaarten dienen gebruikt te worden.

 De keuze om voor bepaalde wegen met CAR Vlaanderen en voor andere met IFDM Traffic te werken is correct. De dienst lucht vraagt om voor een aantal segmenten van de N47 toch goed na te gaan welk model best gebruikt wordt en dit te motiveren.

In het MER dient aan deze suggesties van de dienst lucht voldaan te worden. Indien de MER- deskundige er toch van wenst af te wijken, dient dit grondig gemotiveerd te worden en best na overleg met de dienst MER.

De ‘klimaatreflex’ moet opgenomen worden in het MER.

Met betrekking tot de discipline water:

De Vlaamse Milieumaatschappij vraagt in haar advies om in het MER de mogelijkheden voor infiltratie van hemelwater te verduidelijken, gezien er in de KG enkele tegenstrijdigheden en onduidelijkheden in dit verband staan (m.b.t. afwateringssystemen). Er zou in het projectgebied maximaal ingezet moeten worden op infiltratie van hemelwater. Met dit advies dient rekening gehouden te worden in het MER.

AWV deelt in haar advies mee dat wat afwatering betreft, er geen aansluitingen mogelijk zijn op de langsgrachten van de autosnelweg. Dit kan verwerkt worden in het MER.

De provincie Oost-Vlaanderen dringt er op aan om in casu bovenop de geldende verordening/code ook meer gebiedsgerichte maatregelen te nemen om het effect van de verhardingen te milderen om zo de versnelde afvoer naar de waterlopen te vermijden of te beperken. Dit betekent o.a.

rekening houden met de terreinkenmerken, de overstromingsgevoeligheid van het gebied en de

(7)

Zowel de ‘Polder van Moervaart en Zuidlede’ (PMZ) als de ‘Polder tussen Schelde en Durme’ (PSD) brachten advies uit.

 PMZ vermeldt een aantal voorwaarden i.v.m. de onbevaarbare waterlopen en adviseert dat maximaal open infiltratiegrachten of –vijvers i.p.v. ondergrondse systemen gebruikt worden en dat meetcampagnes gevoerd worden. Dit advies dient verwerkt te worden in het MER.

 PSD vermeldt een aantal voorwaarden waaraan voldaan zou moeten worden. Ook dit advies dient verwerkt te worden in het MER.

Met betrekking tot de discipline mens - ruimtelijke aspecten en hinder:

Het recente richtlijnenboek ‘mens – gezondheid’ dient toegepast te worden in het MER.

Fluxys meldt dat er een aardgasvervoerinstallatie ligt op een 90-tal meter van het projectgebied.

Gezien Seveso-bedrijven niet uitgesloten zijn in het projectgebied, vraagt Fluxys om aandacht te hebben voor de inplanting van Seveso-bedrijven, specifiek m.b.t. eventuele domino-effecten richting de aardgasleiding in geval van een calamiteit. Deze bezorgdheid dient verwerkt te worden in het MER.

De impact op de landbouwbedrijven in het studiegebied (o.a. in de Everslaarstraat) dient op een kwalitatieve manier ingeschat te worden. In het MER kunnen de maatregelen opgenomen worden die voor de landbouwers in het projectgebied genomen worden.

6. Leemten in de kennis

Het MER zal opgave doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze zijn opgedeeld naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid gemaakt wordt tussen leemten m.b.t. het project, m.b.t. inventarisatie en aangaande methode en inzicht.

Het MER zal ook aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming.

7. Monitoring en evaluatie

Het MER zal per discipline/thema eventueel opvolgingsmaatregelen voorstellen, bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering of vanuit de leemte(n) in de kennis.

8. Integratie en eindsynthese

(8)

Het MER zal in een afzonderlijk deel een discipline-overschrijdende samenvatting bevatten over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De milderende maatregelen die voorgesteld worden vanuit verschillende disciplines zullen discipline-overschrijdend t.a.v. elkaar afgewogen worden. Bij de milderende maatregelen zal in de mate van het mogelijke aangegeven worden waar deze zullen/kunnen doorwerken. Deze synthese zal aangeven of het project een voor het milieu haalbaar project is of welke maatregelen nodig zijn om het project haalbaar te maken.

9. Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen

In dit hoofdstuk zal het rapport aangeven welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit.

In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven werd bij de projectbeschrijving.

10. Niet-technische samenvatting

De niet-technische samenvatting zal een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport vormen, dat de essentie van de overige delen beknopt en correct weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat hij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren of kaarten moeten ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting opgenomen zijn. Bij het schrijven van de niet-technische samenvatting kan gebruik gemaakt worden van de handleiding “niet-technische samenvatting”.

Deze niet-technische samenvatting zal in het project-MER als afzonderlijk hoofdstuk opgenomen ofwel als afzonderlijk document opgesteld worden. De dienst Mer vraagt ook om op het voorblad van de niet-technische samenvatting de handtekeningen van alle deskundigen op te nemen.

11. Vorm van het MER

Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de dienst Mer:

- recent kaartmateriaal te gebruiken, telkens voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding, noordpijl en legende. Waar mogelijk moeten de grenzen van het terrein duidelijk aangegeven zijn en dient door het kaartmateriaal ook duidelijk te zijn welke de omringende activiteiten/bedrijven zijn;

- achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen;

- na te gaan of de in de kennisgeving vermelde gegevensbronnen, die bij de realisatie van het MER zullen worden gebruikt, nog steeds de meest actuele zijn;

- een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst en literatuurlijst bij het rapport op te nemen;

- te waken over de afstemming tussen de tekst van het eigenlijke MER en de niet-technische samenvatting;

(9)

- de ingediende eindversies van het rapport en de niet-technische samenvatting door de initiatiefnemer, de coördinator en alle deskundigen te laten ondertekenen;

- Het definitieve project-MER evenals de niet technische samenvatting digitaal aan de dienst Mer te bezorgen.

12. Goedkeuring team van erkende MER-deskundigen

Zoals voorgesteld in de volledig verklaarde kennisgeving worden volgende disciplines in het project-MER opgesteld door een erkend MER-deskundige: lucht, water, bodem, geluid en trillingen, mens - ruimtelijke aspecten, mens - mobiliteit, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie en fauna en flora. De disciplines mens – hinder zal door de coördinator van het MER opgesteld worden.

Het in de volledig verklaarde kennisgeving voorgestelde team van erkende MER-deskundigen wordt goedgekeurd. Wijzigingen aan het team van deskundigen in de loop van het m.e.r. moeten gemeld worden aan de dienst Mer.

Tenslotte wordt aanbevolen tijdens het opstellen van het MER contact te houden met de dienst Mer en met de overige instanties, in het bijzonder in functie van de verwerking van hun adviezen in het MER.

Digitaal getekend door

Voor het afdelingshoofd, afwezig

Robrecht Vermoortel

Veranderingsmanager Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en -projecten

(10)

Bijlage

Er werden in totaal 3 unieke inspraakreacties ingediend tijdens de terinzagelegging.

Lijst met de instanties die gereageerd hebben (schriftelijk of aanwezig op richtlijnenvergadering) en betrokken worden in de verdere procedure:

 Provinciebestuur Oost-Vlaanderen

 Agentschap Ondernemen en Innoveren

 ANB – Oost-Vlaanderen

 Onroerend Erfgoed Oost-Vlaanderen

 Agentschap Wonen-Vlaanderen

 Departement LNE - Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid - Dienst Lucht en Klimaat

 Agentschap Wegen en Verkeer

 Departement MOW

 De Lijn Oost-Vlaanderen

 Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid

 OVAM

 VMM - Afdeling Operationeel Waterbeheer

 Fluxys

 Polder ‘van Moervaart en Zuidlede’

 Polder ‘tussen Schelde en Durme’

 Departement Landbouw en Visserij - Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling Oost- Vlaanderen (enkel een mondeling advies tijdens de richtlijnenvergadering)

Lijst met de instanties die niet gereageerd hebben:

 Departement LNE - Afdeling Milieuvergunningen Oost-Vlaanderen

 Departement LNE - Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid - Dienst VR

 Ruimte Vlaanderen - APL-Oost-Vlaanderen

 Departement LNE - Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid - Dienst Milieuhinder

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De school kiest voor emancipatorisch onderwijs door alle leerlingen gelijke ontwikkelingskansen te bieden overeenkomstig hun mogelijkheden.. Zij wakkert zelfredzaamheid aan

In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven

knoop O1/O2, waar de bewoning van Zelzate deels wordt afgeschermd van de R4 door de bestaande begroeide grondberm, en in zone W7/W8, waar de bewoning van Evergem wordt afgeschermd

5 Wel dient nog een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd te worden om na te gaan of binnen het onderzoeksgebied relevante archeologische sporen aanwezig zijn.. Deze

In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven

Het project-MER moet opgesteld worden zoals door de initiatiefnemer voorgesteld is in de kennisgeving en aangevuld/aangepast worden met de specifieke vereisten die in

In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven werd bij de

Dit milieueffectrapport werd opgesteld met het oog op de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning voor de aanleg van collectoren in Rotselaar, Leuven,