• No results found

[Uitzending 495: 1 Korinthiërs 12:1 t/m 7]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 495: 1 Korinthiërs 12:1 t/m 7]"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 495: 1 Korinthiërs 12:1 t/m 7]

Met 1Kor.12 schrijft de apostel Paulus over een heel nieuw thema. Het wordt ingeleid met de woorden: Broeders en zusters, ik wil u over de geestelijke uitingen niet in onzekerheid laten (1Kor.12:1)

Deze woorden maken het waarschijnlijk dat we ook hier te maken hebben met één van de vragen die Paulus van de Korintiërs had ontvangen (1Kor.7 en 8).

Het onderwerp waar het over gaat zijn de geestelijke uitingen. Het vervolg van het hoofdstuk maakt duidelijk dat het dan vooral over de gaven van de Heilige Geest gaat. Dat Paulus niet wil dat zijn lezers over de geestelijke uitingen in onzekerheid zijn, betekent niet dat zij daarover nog geen onderwijs hadden ontvangen. Het houdt in dat hij hun nu iets belangrijks wil zeggen en zij daarom goed moeten opletten.

In de vorige hoofdstukken heeft de apostel uitgebreid gesproken over

vleselijke mensen. Mensen die hun eigen leven leiden en hun eigen zin doen.

Zij laten zich niet leiden door de Heilige Geest en houden geen rekening met God. In 1Kor.12 gaat het over de geestelijke mens en de uitingen van de Heilige Geest. Geestelijk zijn is in de Bijbel altijd tegengesteld aan vleselijk zijn. Daarover schreef Paulus in 1Kor.3 vers 1: Broeders en zusters, toen ik bij u was, kon ik u nog niet toespreken als geestelijke mensen. U leidde uw eigen leven en deed uw eigen zin. Uw verhouding met Christus was nog zó pril dat ik u alleen maar melk kon geven.

Tot en met 1Kor.11 ging het in de brief over het vleselijke, omdat de meeste vragen van de Korinthiërs over vleselijke dingen gingen. Je zou kunnen

zeggen: het waren vragen waar vleselijke christenen in waren geïnteresseerd.

Immers, de antwoorden die Paulus gaf hadden betrekking op verdeeldheid, en op voorkeur voor bepaalde leiders in de gemeente. Op overspel en naar de rechtbank gaan met onderlinge geschillen. Over problemen met de seksuali- teit, over het onderscheid tussen mannen en vrouwen en de kleding en haar- dracht, schranspartijen en dronkenschap tijdens de vieringen van het Heilig Avondmaal. Het waren allemaal worstelingen van de gelovigen met hun verleden. Uit de tijd dat zij zonder God leefden en hun eigen leven leidde en eigen zin deden.

(2)

Luisteraar, de gelovigen van toen hadden veel correctie en vermaning nodig anders zouden zij van het goede spoor afdwalen en terugvallen in heidense patronen. Maar, geld, drank en vrouwen, leven in weelde en overvloed was niet alleen toen een verzoeking en verleiding. Ook vandaag en ook wij moeten in de spiegel kijken die Paulus de gelovigen in Korinthe voorhoudt. Hopelijk hebben wij bij het lezen van de eerste 11 hoofdstukken ontdekt dat de apostel Paulus niet maar een beetje aan het mopperen is tegen de gelovigen in

Korinthe. Het is geen tirade van een gefrustreerde zendeling die ontdekt heeft dat de gelovigen die hij mocht bereiken nog veel oude dingen van vroeger in stand houden en zich overgeven aan dingen die hen wegvoeren van de

levende God. Herinneren wij ons nog de woorden die Paulus schreef in 1Kor.4 vers 14 t/m 16? Mijn beste vrienden, ik schrijf dit niet om u een gevoel van schaamte te geven, maar om u terecht te wijzen.

Ik ben uw geestelijke vader. Daarom smeek ik u: volg mijn voorbeeld.

Nu, in 1Kor.12 gaat Paulus het over geestelijke onderwerpen hebben.

Mogelijk heeft hij een zucht van verlichting geslaakt toen hij eindelijk kon overschakelen op andere thema’s. In de volgende hoofdstukken gaat de apostel in op drie specifieke thema’s namelijk: de eenheid in de Geest, de wet van de liefde en de overwinning van de gelovige in de opstanding uit de dood.

1 Korinthiërs 12 vers 2: Toen u nog niet gelovig was, leefde u onder de misleidende invloed van afgoden.

Om duidelijk te maken hoe men onderscheid maakt tussen dingen die wel en dingen die niet door de Heilige Geest zijn geïnspireerd, herinnert Paulus de Korinthiërs aan hun vroegere levenswandel in het heidendom. We vinden daarmee ook een aanwijzing dat het grootste deel van de gemeente van Korinthe een heidense achtergrond had.

Het heidendom kende ‘geestvervoeringen’ en onder invloed van boze geesten uitgesproken boodschappen (orakelspreuken). Paulus was van dit spreken onder inspiratie van boze geesten maar al te goed op de hoogte (Hand.16:16).

De gelovigen moeten nu leren te onderscheiden tussen het spreken van de Heilige Geest en het spreken van boze geesten. De belangrijkste maatstaf daarbij is de inhoud van de boodschap. Vers 2 heeft op zich geen verder

(3)

Bijvoorbeeld: Zoals u weet was u in de tijd dat u nog heidenen was volledig in de ban van goden die taal noch teken geven. De Korinthiërs lieten zich

meeslepen naar de afgoden. Degenen door wie zij werden meegesleept, zijn in Paulus’ ogen de boze geesten (1Kor.10:20).

Van afgoden wordt in Psalm 115 gezegd: Afgodsbeelden zijn van zilver en goud, vervaardigd door gewone mensen. Die beelden kun je zien: zij hebben een mond, maar zeggen geen woord. Ook hebben ze oren aan het beeld gemaakt, maar die kunnen toch niet horen. En een neus, maar die ruikt niets. De handen die eraan zitten, voelen niets. En de voeten verzetten geen stap. Ook de keel kan geen geluid voortbrengen. Wie beelden maakt, zal eenmaal net zo doods zijn als zijn maaksels. Zo gaat het ook met ieder die op die beelden vertrouwt. Israëlieten stel uw vertrouwen op de HERE.

Daarom gaat het ook bij Paulus. Hij wil niet dat de gelovigen in Korinthe (en waar dan ook) willoze slachtoffers zijn in de macht van boze geesten. In de macht van boze geesten is er geen controle meer over wat je doet en zegt.

Dan is een mens gebonden en moet hij of zij worden bevrijd - in de naam van de Here Jezus. De profeet Habakuk heeft het in het OT al opgeschreven:

Welk nut heeft het uw zelfgemaakte afgodsbeelden te aanbidden? Het is een leugen dat zij zouden kunnen helpen. Het is dwaas om te vertrouwen op wat u zelf hebt gemaakt (Hab.2:18).

1 Korinthiërs 12 vers 3:

Daarom wil ik u erop wijzen dat niemand die door de Geest van God geleid wordt, kan zeggen dat Jezus vervloekt is. En evenmin kan nie- mand oprecht zeggen dat Jezus de Heer is, behalve als hij door de Heilige Geest geleid wordt.

In de vorm van een plechtige verklaring (ik wil u erop wijzen) maakt Paulus het criterium bekend, waaraan een echte uiting van de Heilige Geest moet voldoen. Het is de belijdenis dat Jezus de Heer is. Alleen een gelovige zal de naam van de Here Jezus Christus verheerlijken. In de Griekse grondtekst staat voor Heer, Kurios. Graag wil ik over dit woord wat meer vertellen.

Het zelfstandig naamwoord kurios betekent (1) ‘beheerser, eigenaar, meester’, en (2) ‘Heer’.

(4)

Het is oorspronkelijk een bijvoeglijk naamwoord met de betekenis ‘macht of gezag hebbend (over)’, dat als zodanig in het NT niet voorkomt. Het gaat bij dit woord om iemand die macht heeft over iets. Hij heeft iets over iemand te zeggen of te beschikken. Daarbij neemt hij een zodanige positie in dat hij ook door anderen als ‘heer’ wordt aangesproken (Matt.7:22; 25:37,44), of in het geval van een onbekende uit beleefdheid (Joh.20:15). Hierin verschilt het van een despoot (wat ook ‘heer of meester’ betekent). Despoot is het woord voor iemand in relatie tot particulier bezit waarover hij de macht heeft, zodat wanneer iemand een ander met despoot aanspreekt men zijn gezag over zichzelf erkent. Zo komen we kurios tegen als de ‘heer van een slaaf’

(Matth.18:25) of als ‘heer van de sabbat’ (Matth.12:8).

Als het een heer van eigendommen b.v. een wijngaard of een huis betreft gaat de betekenis in de richting van ‘eigenaar’. Als het woord gebruikt wordt voor de vader van een familie, bijvoorbeeld door de zoon of de vrouw, getuigt dit van respect voor het gezag van de vader als hoofd van het gezin. Zo komt het woord ook in wijdere zin voor als aanspreektitel voor personen met een hoge positie (bv. Pilatus, Matth.27:63) en speciaal voor de keizer van het Romeinse rijk (Hand.25:26), of voor gerespecteerde personen in het algemeen

(Matth.25:11; Hand.16:30). In deze zin hebben ook de discipelen en het volk Jezus met ‘Heer’ aangesproken tijdens Zijn leven op aarde (bv. Matth.26:22).

In bijzondere zin is de titel kurios de weergave van de OT naam van God, JHWH. Maar, door de Joden, werd op grond van het derde gebod (Ex.20:7), langzamerhand de naam JHWH niet meer uitgesproken. Daardoor is zelfs de juiste uitspraak niet met zekerheid vast te stellen. Bij het lezen werd JHWH vervangen door Adonai. In de Griekse vertaling van het OT is JHWH

weergegeven met het woord Kurios. In het buiten-Bijbelse Grieks werd het woord ook gebruikt voor (heidense) goden.

Daarnaast is Kurios vooral de aanduiding voor de Here Jezus, in de eerste plaats in OT citaten die op Hem worden toegepast (b.v. de aanhaling van Ps.110 in Matth.22:43-45). Lucas gebruikt de aanduiding ‘de Heer’ vaak voor Jezus. In Handelingen en de brieven is het gebruik van kurios (Heer)

(5)

Op verschillende plaatsen in de Bijbel is bij het woord Here niet goed uit te maken of we aan God of aan Jezus moeten denken (bijvoorbeeld in Kol.3 en 1Thess.4). In dergelijke teksten lijkt de context op Christus betrekking te hebben, terwijl de verbinding met het OT eerder naar God verwijst.

Tot slot komt het woord ook voor met betrekking tot bovennatuurlijke wezens, die door mensen min of meer gelijkgeschakeld worden met goden, zoals de engel die aan Cornelius verschijnt (Hand.10:4). En Paulus zegt in 1Kor.8: er zijn vele ‘goden’ en vele ‘heren’, maar voor ons is er maar één God: de Vader, door wie alles is en voor wie wij leven. En er is maar één Heer: Jezus Christus, door wie alles is gemaakt en die ons het leven heeft gegeven.

Tot zover een korte woordstudie over het woord Heer, in het Grieks Kurios.

De Korinthiërs kenden vanuit hun heidense achtergrond allerlei vormen van spreken die door boze geesten werden geïnspireerd. Maar, niet het feit dat men zich door een hogere macht geïnspireerd weet, is waardevol, maar of men spreekt vanuit de Geest van God. De Here Jezus Zelf heeft duidelijk gemaakt dat wanneer de Heilige Geest zou komen, Deze van Hem zou getuigen (Joh.15:26). De Heilige Geest getuigt van de menswording (1Joh.4) en van de verheerlijking van Jezus (Joh.16:14). De woorden ‘Jezus is Here’

vormen de vroegste christelijke belijdenis (Hand.2:36; Rom.10:9).

Maar, kunnen deze woorden alleen maar ‘door iemand die geleid wordt door de Heilige Geest’, d.w.z. ‘onder inspiratie van de Heilige Geest’, worden uitgesproken? In het algemeen gesproken zou je daar (in het licht van Matth.7:21) nee op moeten zeggen. Wat bedoelt Paulus dan?

Paulus heeft het in 1Kor.12 over ‘gedreven spreken’, ‘geïnspireerd spreken’.

In zo’n situatie zal inderdaad alleen de Heilige Geest een mens tot zulke uitspraken bewegen. We hebben bij de woordstudie over het woord kurios al gezien dat in de Septuaginta het woord kurios (Heer of Here) de gangbare vertaling voor de godsnaam JHWH was. De belijdenis ‘Jezus is Heer’ houdt dus in dat de spreker gelooft en belijdt dat de mens Jezus, die op aarde leefde, aan God gelijk is. Deze woorden houden bovendien een erkenning in van de heerschappij van Jezus over alle gebieden van het leven.

(6)

In Handelingen 2 vers 36 besluit Petrus zijn Pinksterboodschap met de woorden: Het hele volk van Israël moet weten dat God deze Jezus, die u gekruisigd hebt, tot Here en Christus heeft gemaakt.

Hand.2:36 is de conclusie en de climax van de boodschap van Petrus.

De gedragen woorden het hele volk van Israël moet weten klinkt als een godsoordeel, en raakt de toehoorders diep in hun hart (vs.37). De uitstorting van de Heilige Geest is het bewijs van Jezus’ verhoging. Dan moet de conclu- sie uit Ps.110 vers 1 wel zijn dat Jezus zowel de Christus, de Messias, als de kurios (Heer) is, die in de psalm met ‘mijn Heer’ wordt aangesproken. God de Vader heeft Jezus gemaakt zowel tot ‘Christus’ als tot ‘Heer’ (degene die vanuit de hemel heerschappij heeft over alle dingen; Fil.2:9-11).

In het voorgaande hebben we gezien dat het woord kurios (Heer of Here), in de LXX de vaste vertaling voor de godsnaam JHWH is, die men niet durfde uitspreken en bij het lezen verving door Adonai. Daarmee komt Jezus Christus naast God de Vader te staan, zoals dat ook in werkelijkheid het geval is.

Ps.110:2 en Hand.2:34, Kom naast Mij zitten, aan Mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden aan U onderworpen heb. Jezus is HEER. Hij heeft de boek- rol van de wereldgeschiedenis in Zijn doorboorde handen!

Als de heilige Geest met mijn geest getuigt dat Jezus Christus Heer is dan wil de Heilige Geest mij ook leiden in het gehoorzamen en volgen van Jezus.

Mogelijk herinnert u zich de vraag die de Heiland aan Zijn discipelen stelde in Matth.16 vers 15: Wat denken jullie over Mij? Wie ben Ik? Die vraag stelt de heiland vandaag nog steeds. Ook aan u luisteraar, Jezus vraagt:Wat denkt u over Mij? Wie ben Ik? Het antwoord van Simon Petrus was: U bent de Christus, de Zoon van de levende God. Ieder mens die Christus heeft aangenomen, wil volgen en dienen geeft hetzelfde antwoord als Petrus. Hoe kan dat? Door de Heilige Geest. Die Geest getuigt met onze geest dat wij kinderen van God zijn. Zonder de Heilige Geest kan en mag niemand aan het werk in Gods Koninkrijk, in Zijn gemeente niet en ook niet in de wereld om het evangelie te verkondigen. Daarom moet iedere gelovige door de Heilige Geest worden geleid. De Heilige Geest bewerkt eenheid, hoe verschillend gelovigen

(7)

1 Korinthiërs 12 vers 4: De bijzondere gaven zijn verschillend, maar ze worden gegeven door dezelfde Geest. Nadat Paulus heeft verklaard dat er één kenmerk is, waaraan alle geestesgaven en -uitingen moeten voldoen (de verheerlijking van de Here Jezus), stelt hij vast, dat de gaven zelf heel

verschillend zijn. In de Griekse grondtekst noemt de apostel de geestelijke gaven charismata (genadegaven). Daarmee wil de apostel benadrukken dat de gaven als een genade van Godswege zijn geschonken. Er zijn verschillen- de genadegaven, maar het is dezelfde Geest. Deze verscheidenheid aan gaven van de Heilige Geest komt in vers 7 en volgende aan de orde. De reden van deze opmerking (die in vers 5 en 6 herhaald en bekrachtigd wordt) moet wel zijn dat de Korinthiërs van deze vele gaven er maar een paar

belangrijk vinden, en die dan ook overschatten. Het zal duidelijk worden dat zij aan de tongentaal of klanktaal een hoge waarde toekenden (1Kor.13 en 14), terwijl juist van deze gave pas na een uitleg is vast te stellen of zij werkelijk de Here verheerlijkt (1Kor.14).

1 Korinthiërs 12 vers 5:

De taken zijn verschillend, maar ze worden opgedragen door dezelfde Here. Door middel van een drievoudige formulering (genadegaven, dienende taken of bedieningen en werkingen) wordt aan het voorgaande extra kracht en geldigheid verleend. Paulus noemt de geestelijke gaven in vers 5 diakonia, een dienende taak of bediening, waarmee vooral het doel van de gaven, het dienen, wordt benadrukt. Bedenk wel, het kunnen verschillende dienden taken of bedieningen zijn maar het is dezelfde Here Die ze heeft opgedragen.

Met de verschillende bedieningen bedoelt Paulus de verschillende vormen van dienstbetoon, zoals die van apostel, profeet, leraar, evangelist en herder (vs.28vv.; Ef.4:11). Bij dit dienstbetoon gaat het niet alleen om de roeping, maar ook om het bekwaam maken, de bekrachtiging en de inspiratie door de Heilige Geest. Hoewel het woord ‘dienst’ in dit vers verbonden wordt met de Here Jezus, die Zelf de gestalte van een dienstknecht aannam (Fil.2:7), is het niet de bedoeling te veel onderscheid te maken tussen genadegaven, bedie- ningen en werkingen of activiteiten. In vers 4 worden de genadegaven gege- ven door de Heilige Geest. In vers 5 worden de bedieningen of dienende taken opgedragen door de Here Jezus.

(8)

En in vers 6 worden de werkingen of activiteiten ontplooid door God de Vader.

Daarbij gaat het niet om het onderscheid maar om drie aspecten van de gaven van de Heilige Geest. De Vader, de Zoon en de Heilige Geest vormen samen een eenheid en zijn de bron van waaruit de gemeente wordt gezegend en gesterkt. 1 Korinthiërs 12 vers 6: De activiteiten zijn verschillend, maar ze worden ontplooid door dezelfde God, die alles in ons allen bewerkt.

De drievoudige formulering sluit aan bij de Joodse stelregel dat op grond van een drievoudig getuigenis of een drievoudige verklaring een zaak vaststaat.

Het gebruik van een dergelijke drievoudige formulering, waarbij de drie-enige God als getuige wordt aangeroepen (2Kor.13:13; Ef.4:4-6), betekent dat de zaak heel belangrijk is.

De gaven en bekwaamheden die God aan de gemeente geeft, mogen geen van alle worden ondergewaardeerd. Omdat ze allen uit dezelfde God voort- komen, hebben ze allen hun waarde, plaats en noodzakelijkheid. Het feit dat God alle gaven, bedieningen en werkingen in alle gelovigen bewerkt, houdt ook in dat geen van de gelovigen met zijn gaven en bedieningen mag worden onderschat of ondergewaardeerd.

1 Korinthiërs 12 vers 7:

De Geest openbaart Zich door elk van ons, tot welzijn van de hele gemeente.

De verscheidenheid aan gaven, bedieningen en werkingen dient een goddelijk doel, nl. dat iedere gelovige door middel van de aan hem of haar gegeven gaven bijdraagt aan de opbouw van de gemeente (1Kor.14:26). De Geest openbaart Zich door elk van ons staat met nadruk vooraan in de zin. De uitdrukking de Geest openbaart Zich moeten we, gelet op de nu volgende opsomming van gaven, verstaan als ‘een bepaalde manier waarop de Heilige Geest Zich openbaart of manifesteert’, d.w.z. een bepaalde uitingswijze van de Geest. Aan iedere gelovige wordt door de Geest één of meer gaven gegeven. Deze gaven zijn gericht op het welzijn van de hele gemeente

(1Kor.6:12; 10:23). Ze hebben de bedoeling om het geloofsleven van anderen te versterken, en niet om zich als gelovige boven anderen te verheffen. Het zijn immers genadegaven. In de volgende verzen geeft Paulus een opsom- ming van uitingen van de Heilige Geest die in Korinthe de meeste aandacht

(9)

In het NT vinden we ook nog andere manieren waarop de Heilige Geest zich door gelovigen manifesteert, zoals bv. spreken of onderwijzen, helpen en leiding geven (Rom.12:6-8).

Aan de een wordt door toedoen van de Geest gegeven een woord van kennis of wijsheid te spreken, door dezelfde Geest. Bij de Korinthiërs stonden wijs- heid en kennis hoog aangeschreven. Zij neigden ernaar dát als wijsheid te zien wat in de Griekse filosofie van belang was. Daartegenover staat de

‘wijsheid’ van God, die door de Heilige Geest wordt onderwezen. De wijsheid van God betreft inzicht in Gods heilsplan en de toepassing van Zijn wil.

Het blijk geven van Gods kennis staat in verband met de ‘kennis’ waarop de Korinthiërs zich beriepen. Het ging daar om de ‘kennis’ dat de afgoden niet bestaan en de daaruit voortkomende gewetensvrijheid om offervlees te eten.

In de volgende uitzending lezen we verder in 1Kor.12.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het streven om door middel van de gaven van de Heilige Geest de gemeente te dienen, betekent voor degene die in klanktaal spreekt, dat hij of zij zich ook moet uitstrekken naar

Als de prediking over Christus nu inhoudt dat Hij lichamelijk uit de doden is opgestaan, een prediking die door alle gelovigen is aanvaard en voor waar is aangenomen, waarop

Paulus en Apollos hebben niet zelf besloten wat voor functie zij in Korinthe zouden willen bekleden, maar de HERE heeft hen naar Zijn plan gebruikt in de verkondiging van

Het gaat erom dat een gelovige zich niet moet beroemen op eigen wijsheid, kracht of rijkdom, maar zijn roem vindt in dat wat de Here door hem of haar heeft gedaan.. Aan de ene kant

In vers 23 geeft Paulus de reden voor de verandering van zijn reisplan en het niet doorgaan van zijn extra bezoek.. Hoe tegenstrijdig het ook klinkt voor de Korinthiërs, het was

Hoewel Israël bij de uittocht uit Egypte een soort doop onder- ging (toen ze dwars door de Rode Zee heen liepen; vs.2) en een soort maal- tijd des Heren ontvingen (een

Voor alle duidelijkheid, wij moeten deze Jakobus niet verwarren met Jakobus, de broer van de Here Jezus (Matth.13:55), de latere leider van de christelijke gemeente in Jeruzalem..

Maar de HERE zei tegen de profeet Semaja: Ga naar koning Rechabeam van Juda, de zoon van Salomo, en naar het volk van Juda en Benjamin en zeg hun: De HERE zegt: vecht niet tegen