• No results found

De keerzijde van de Romeinse munt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De keerzijde van de Romeinse munt"

Copied!
100
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De

keerzijde

van de

Romeinse munt

Een iconografische propagandastudie

naar munten van Augustus, Hadrianus

en Constantijn I

door

fennie berghuis

(2)
(3)

“Who controls the past controls the future.

Who controls the present controls the past”

(4)

“Who controls the past controls the future.

Who controls the present controls the past”

George Orwell, 1984

Colofon

De keerzijde van de Romeinse munt

Een iconografische propagandastudie naar munten van Augustus, Hadrianus en Constantijn I Afstudeeronderzoek voor de bacheloropleiding Archeologie aan Saxion Hogeschool te Deventer, in opdracht van De Nederlandsche Bank te Amsterdam

Auteur: Fennie Berghuis Studentnummer: 438744

Afbeelding voorblad: Zie verwijzing figuur 28 Afbeelding achterblad: Zie verwijzing figuur 26 Foto’s: NNC-databank

Overig beeldmateriaal: Zie literatuurlijst

Afstudeerbegeleider opdrachtgever: Paul Beliën Afstudeerbegeleider Saxion: Wouter Vos

Onderzoeksperiode: februari 2020 tot en met juni 2020 Vormgeving: Yanice Dogger

Datum: 17 juni 2020 Versie: Tweede

© Saxion Archeologie, Deventer, juni 2020 Handelskade 75

7417 DH Deventer

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.

(5)

De keerzijde van de Romeinse munt

Een iconografische propagandastudie naar munten

van Augustus, Hadrianus en Constantijn I

(6)

Inhoudsopgave

Voorwoord Samenvatting Leeswijzer Hoofdstuk 1: Inleiding Hoofdstuk 2: Probleemstelling 2.1. Probleem- en doelstelling 2.2. Vraagstelling

Hoofdstuk 3: Methoden en technieken

3.1. Onderzoeksmethodiek en verantwoording 3.1.1. Literatuuronderzoek

3.1.2. Materiaalonderzoek 3.2. Toegepaste methodiek per deelvraag

Hoofdstuk 4: Historische achtergronden

4.1. Het legitimeren van de macht 4.2. Oorsprong van het Keizerrijk

4.2.1. Van Republiek tot Octavianus

4.2.2. Keizer Augustus (27 v.Chr.-14 na Chr.) 4.2.3. Keizer Hadrianus (117-138)

4.2.4. Keizer Constantijn I (307-337)

Hoofdstuk 5: Het muntstelsel

5.1. Algemeen

5.2. Het keizerlijk muntstelsel

5.2.1. Veelgebruikte muntsoorten 5.2.2. Inflatie en hervormingen

5.3. De hervormingen van Diocletianus (284-305) 5.3.1. Constantijns bijdrage

Hoofdstuk 6: Propaganda

6.1. De oorsprong en toepassing van het woord 6.2. De Romeinse invulling

6.3. Het rookgordijn van de drie keizers 6.4. Het Romeinse tijdskader

Hoofdstuk 7: Iconografische studie en interpretatie

7.1. Augustus en de glorie van de historie 7.2. Hadrianus in harmonie 7.3. Constantijns visie 1 2 3 4 6 6 6 8 8 8 9 10 12 12 14 14 18 19 20 22 22 22 23 26 27 29 31 31 32 34 36 38 38 47 53

(7)

Hoofdstuk 8: Discussie en reflectie 8.1. Discussie 8.1.1. Familiare legitimatie 8.1.2. Militaire legitimatie 8.1.3. Ongewenste legitimatie 8.2. Reflectie 8.2.1 Persoonlijke reflectie 8.2.2. Onderzoekstechnische reflectie

Hoofdstuk 9: Conclusie en aanbevelingen

9.1. Conclusie 9.1.1. Deelvragen 9.1.2. Hoofdvraag 9.2. Aanbevelingen Bronnen Klassieke bronnen Literatuurlijst Internetbronnen Afbeeldingsverantwoording Bijlagen

Bijlage 1: Verklarende woordenlijst Bijlage 2: Keizeroverzicht

Bijlage 3: Geraadpleegde munten (NNC)

Augustus Hadrianus Constantijn I 60 60 61 63 65 67 67 67 69 69 69 73 73 76 76 76 79 79 82 82 84 85 85 86 87

(8)
(9)

Voorwoord

Voor u ligt het afstudeerwerkstuk ‘De keerzijde van de Romeinse munt’. In het kader van mijn afstuderen aan de opleiding HBO Archeologie aan de Saxion Hogeschool te Deventer is dit iconografische muntonderzoek geschreven. Het onderzoek werd op eigen initiatief in elkaar gezet en begeleid door numismaat Paul Beliën van De Nederlandsche Bank Amsterdam. In opdracht van De Nederlandsche Bank is naar aanleiding van dit iconografische onderzoek een artikel voor ‘De Beeldenaar’ geschreven. Dit is een tweemaandelijks tijdschrift voor numismatiek en penningkunst. Na afronding van het afstudeertraject wordt dit artikel ingestuurd naar de redactie, zij zullen deze beoordelen en bepalen of het wordt geplaatst. Tijdens het schrijven van dit werkstuk liep ik tegen moeilijkheden aan en hier hebben een aantal mensen mij geholpen, die zou ik hier graag willen danken. Om te beginnen wil ik mijn persoonlijke begeleiders, Wouter Vos en Paul Beliën bedanken voor hun opbouwende kritiek en inhoudelijk aanvullingen. Met het uitbreken van de coronacrisis werd fysiek contact bemoeilijkt, maar via de digitale weg werd ik goed geholpen met het aanvullen van informatie of vragen. Via een online-livestream of telefonisch kon ik altijd bij hen terecht. Door de uitbraak van de coronacrisis bleef het bezoek aan De Nederlandsche Bank vrijwel uitgesloten, maar ik zou graag de fysieke munten nog wel eens willen bekijken. Davy Kastelein van de gemeente Zutphen wil ik graag bedanken voor de besteding van zijn vrije tijd met aanvullende inhoudelijke informatie en interessante Romeinse weetjes. Mijn zus Henrike wil ik danken voor haar taalkundige perfectie en zus Stijntje voor de welkome afleidende wandelingen. Daarnaast kijk ik ook dankbaar terug op de wekelijkse digitale maatjesmeetings met Dean Mepschen, Sifra Verheijden, Noa Huitema, Matthijs van Wees en Vick Hermsen. Deze waren erg gezellig maar bovenal ontzettend behulpzaam. De opperperfectionist, visueel tovenaar en toekomstig moeder Yanice Dogger wil ik ontzettend bedanken voor het opmaken van dit werkstuk. Als laatste wil ik mijn moeder bedanken voor haar stevige doch behulpzame woorden, deze hebben mij door deze uitzonderlijke corona/afstudeertijd heengeslagen. In de hierop volgende hoofdstukken worden de resultaten van het afstudeeronderzoek naar de aanwezigheid van propagandistische boodschappen op Romeinse munten op een rij gezet.

Apeldoorn, 17 juni 2020 Fennie Berghuis

(10)

Samenvatting

Muntgeld is al eeuwenlang in gebruik als betaalmiddel en wordt eigenlijk niet zomaar weggegooid. Het verspreid zich razendsnel door mensenhanden en kriskras over

continenten. Hoewel het metalen geldstuk maar klein van stuk is, is het zeer geschikt voor het verspreiden van politieke ideeën. Om die reden is muntgeld een perfect middel om propagandaboodschappen op te verspreiden. Het woord ‘propaganda’ staat tegenwoordig bij velen belend als een vorm van manipulatie. Een manier waarmee een politieke opinie en bepaalde denkbeelden onder dwang op de ontvanger worden overgedragen. Als een soort rattenvanger van Hamelen lokt, werft en manipuleert de propagandist zijn beoogde aanhangers. Wanneer de propagandist verzekerd is van een stabiele achterban, dan is de machtspositie in zekere mate bestendig tegen enige vorm van kritiek. De achterban zal het voor de propagandist opnemen en iedere vorm van negativiteit verwerpen. In het Romeinse Rijk maakten ook de keizers veelvuldig gebruik van propaganda, onder meer op Romeinse munten. Voor hen was het behalen van de keizerlijke machtspositie, maar met name het behouden ervan, ontzettend belangrijk. Het vergaren van een trouwe achterban was voor de keizer essentieel. Deze achterban kon de keizer immers als drukmiddel inzetten, hiervoor bleek het leger een uitermate geschikte kandidaat. Bij een overdadige senatoriale inmenging kon de keizer, na overtuiging van het leger, vrijwel altijd rekenen op hun steun. De onderlinge relatie tussen de keizer en het Romeinse volk, de senaat en het leger was vanwege deze steun dus erg belangrijk. Zonder deze partijen kon de keizer zijn machtspositie wel vergeten.

In zijn propaganda uitingen presenteert de keizer zich als iemand die boven al deze partijen staat, het goede voorheeft met zijn onderdanen en zich belangeloos opstelt. De keizer beschermt zichzelf op die manier tegen negatieve berichten, welke indirect kunnen zorgen voor zijn afzetting of militaire aanvallen. Deze negatieve berichten die tot twijfel bij de

achterban zou kunnen leiden werden weggenomen met behulp van propaganda. De keizerlijke propaganda werd geuit in de vorm van grote publieke bouwprojecten en het realiseren van brood en spelen. Dergelijke ‘onbaatzuchtige’ daden werden veelvuldig op munten afgebeeld en door het gehele Romeinse Rijk verspreid.

Voor dit onderzoek zijn de picturale verbeeldingen op de keerzijden van Romeinse munten van keizer Augustus (27 v.Chr.-14 na Chr.), Hadrianus (117-138) en Constantijn I (306-337) bestudeerd. Het achterhalen van de daarachter gelegen propagandistische boodschappen zijn, voor zover dat lukte, gekoppeld aan historische gebeurtenissen. Hoewel veel van deze gebeurtenissen op munten zijn afgebeeld, zijn verbeeldingen van onverklaarbare moordcomplotten en onwettige opvolging afwezig. Door de koppeling te maken tussen enerzijds de historische feiten en anderzijds de picturale verbeelding op de munt is het mogelijk om te achterhalen welke historische gebeurtenissen wel en welke niet zijn afgebeeld. Op basis van deze vergelijking kan een uitspraak worden gedaan over de aanwezigheid van propaganda op de onderzochte munten en een verklaring voor deze propaganda worden gegeven. Na het achterhalen van de keizerlijke propaganda zal duidelijk worden op welke wijze de keizerlijke munten als propagandamiddel zijn ingezet om informatie over het Romeinse Rijk te verspreiden.

(11)

Leeswijzer

Het werkstuk is opgedeeld in verschillende hoofdstukken. In ieder hoofdstuk wordt een onderwerp uit het onderzoek behandeld. De hoofdstukken zijn onderverdeeld in paragrafen en subparagrafen. In hoofdstuk 1 ‘Inleiding’, is het afstudeerwerkstuk ingeleid. Vervolgens wordt in hoofdstuk 2 de probleemstelling ingekaderd en is de vraagstelling van het onderzoek vastgelegd. Het derde hoofdstuk staat in het teken van de ‘Methoden en Technieken’. Hierin wordt in detail ingegaan op de manier van werken en welke aanpak is toegepast om de vooraf opgestelde vragen te kunnen beantwoorden. Hierna volgt hoofdstuk 4: ‘Historische achtergrond’, waarin het belang van legitimatie en het achterliggende verhaal van de keizers wordt toegelicht. In het vijfde hoofdstuk wordt het Romeinse muntstelsel toegelicht, waarin aandacht wordt besteed aan nominale waardes van munten, het gebruik daarvan en de hervormingen en veranderingen in het Romeinse geldsysteem. Het zesde hoofdstuk ‘Propaganda’, bevat een uitleg over de oorsprong van het begrip propaganda, de hedendaagse invulling van de term en hoe deze in de oudheid door de keizers werd toegepast. Hierop volgt hoofdstuk 7, ‘Iconografische studie en interpretatie’, waarin het literatuuronderzoek wordt samengebracht met de materiaalstudie. Het hoofdstuk beslaat alle geselecteerde, iconografisch onderzochte munten, waarbij de connectie tussen de voorgaande historische studie en de Romeinse munten wordt gemaakt. In de subparagrafen van hoofdstuk 8 worden de hierop volgende ‘Discussie en reflectie’ uitgelicht. Hierin wordt het onderzoeksproces op een rij gezet en de iconografische resultaten samengevoegd met de historische feiten. Op die manier zullen de verschillen in iconografische machtslegitimatie naar voren komen en een uitspraak worden gedaan over de manier van keizerlijke propagandaverspreiding. Hierin wordt ook gereflecteerd op het onderzoekproces en op eventuele gebreken en sterke punten van dit onderzoek.

Hoofdstuk 9, ‘Conclusie en aanbevelingen’, zal verder ingaan op de beantwoording van de hoofd- en deelvragen waarna uiteindelijk een advies wordt geven voor eventueel toekomstig onderzoek.

(12)

Hoofdstuk 1: Inleiding

In het kader van de afstudeerstage van de HBO-opleiding Archeologie aan het Saxion te Deventer is dit afstudeeronderzoek uitgevoerd. Het doel van dit onderzoek is het achterhalen van de manier waarop Romeinse munten als propagandamiddel zijn ingezet om keizerlijke ideologieën te verspreiden. Voor het onderzoek is een selectie munten uit de Nationale Numismatische Collectie (NNC) van De Nederlandsche Bank onderzocht en in een breder historisch kader geplaatst. Op die manier wordt de achterliggende drijfveer voor het

verbeelden van specifieke afbeeldingen gedefinieerd. Onder begeleiding van numismaat Paul Beliën is de grote collectie munten naar een overzichtelijk aantal teruggebracht, waarop de essentie van de keizerboodschap kan worden achterhaald. Numismaten zijn regelmatig met archeologische context bezig en archeologen ook geregeld met munten. De connectie bestaat zeker, maar lijkt de uitwisseling tussen de studies gering. Hoewel de beide studies van elkaar verschillen, kunnen zowel archeologisch als numismatisch onderzoek elkaar verrijken. In de archeologie wordt de materiële nalatenschap uit het verleden onderzocht, waarmee inzicht wordt verkregen over bepaalde culturen. Daarnaast zijn archeologen geoefend om munten te bestuderen als een bewijsstuk voor het verleden. Munten kunnen bijvoorbeeld de ouderdom van een aangetroffen nederzetting nader bepalen, een politieke status worden achterhaald met de bijbehorende netwerken.1 De numismaat bestudeert en beschrijft alle vormen van geld

nauwkeurig. Enkele voorbeelden van deze vormen van geld zijn: munten en bankbiljetten, de waarden, muntstempels, penningen en druktechnieken. Naast de waardebepaling wordt ook de politieke en maatschappelijke waarde van het geld bestudeerd. Het onderzochte geldstuk wordt in het desbetreffende tijdskader geplaatst om op die manier de context van de munt te achterhalen.2 Op die manier is het zeker relevant om aandacht te besteden aan de relatie

tussen de numismatiek en de archeologie.

De voor- en keerzijden van Romeinse munten worden in de numismatiek veelvuldig

omschreven en in de archeologie regelmatig aan historische feiten gekoppeld, maar er wordt met de iconografische verbeeldingen niet veel gedaan. Tegenwoordig ligt de focus met name op de datering, maar wordt de betekenis van de voorstellingen op de keerzijden nooit tot zelden meegenomen in het onderzoek. De relatie tussen dit kleine medium en de Romeinse keizers was echter van groot belang. Deze verbeeldingen werden bewust door de keizers op de keerzijden van munten zijn aangebracht om daarmee propagandaboodschappen over te brengen op de gebruikers van het muntgeld. Het grootschalige gebruik, de enorme verspreiding en het handzame formaat maakte het betaalmiddel een uiterst geschikt voorwerp om de keizerlijke ideologieën door het Rijk te verspreiden. Voor dit afstudeeronderzoek vormt de legitimatie van de keizerlijke machtspositie via deze muntvoorstellingen de rode draad. Aan de hand van dit thema wordt achterhaald welke politieke ideeën via munten over het Romeinse Rijk werden verspreid. Van welke ideeën of feiten moest het Romeinse volk worden overtuigd? Het achterhalen van de keizerlijke ideologieën en de achterliggende redenen voor de grote

1 Birley 2020, www.vindolanda.com/blog/roman-coins-from-vindolanda. 2 www.wiki.muntenenpapiergeld.nl/index.php?title=Numismatiek.

(13)

verspreiding zijn ingewikkelde aspecten van het onderzoek. Als grootse historische feiten op muntgeld echter ontbreken, kan hier al sprake zijn van een propagandatechniek. Wanneer de historische gebeurtenissen namelijk nadelig uitpakten voor de keizer, was het belangrijk dat het volk hier niets van meekreeg. Om hierachter te komen is het dus noodzakelijk om een breed literatuuronderzoek uit te voeren.

De geselecteerde munten van De Nederlandsche Bank zijn in het kader van de materiaalstudie geordend, geselecteerd en geanalyseerd. Het literatuuronderzoek heeft deels plaatsgevonden bij De Nederlandsche Bank in Amsterdam, de centrale bank van Nederland. De bank

functioneert als bewaarplaats voor duizenden munten, penningen en andere numismatische voorwerpen. De bank heeft een aantal numismatische specialisten in dienst, waaronder mijn afstudeerbegeleider Paul Beliën. Als gevolg van de uitbraak van het coronavirus en de

lockdown-maatregelen vanuit de Rijksoverheid, was het niet mogelijk om de munten in de

bank te bestuderen. De numismatische begeleiding en inhoudelijke ondersteuning hebben online plaatsgevonden, net als het iconografische onderzoek.

(14)

Hoofdstuk 2: Probleemstelling

2.1. Probleem- en doelstelling

Het afstudeeronderzoek richt zich met name op de iconografische studie naar de

propagandistische afbeeldingen op Romeinse munten. Om een representatieve studie van de ontwikkeling in propagandavormen te duiden, zijn drie Romeinse keizers geselecteerd. Voor dit onderzoek wordt gekeken naar de overeenkomsten en verschillen in iconografie op de munten van Augustus (27 v.Chr.-14 n. Chr.), Hadrianus (117-138) en Constantijn I (306-337). De ruime tijdlijn tussen deze keizers zullen eventuele verschillen in benadering en toepassing van propagandavoering beter weergeven. Om het verloop en veranderingen te duiden, is gekozen om er één thema uit te lichten, namelijk de legitimering van de macht. De versterking van de machtspositie werd in de Romeinse tijd onder andere bereikt door de verspreiding visuele boodschappen. De keizers presenteerden zichzelf met hun portret, op de voorzijde van de munt en op de keerzijde hun persoonlijke boodschap. Op deze manier werd het volk op de hoogte gesteld van ontwikkelingen in het Rijk, de standpunten en prestaties van hun keizer. Overwinningen op het slagveld, grote gelduitkeringen en de oprichting van publieke gebouwen werden regelmatig afgebeeld.3

Voor de verspreiding van de keizerlijke propaganda waren de Romeinse munten eigenlijk onmisbaar. Vrijwel iedereen werd blootgesteld aan de picturale boodschappen op de munten. Het doel van dit onderzoek is het achterhalen van de manier waarop Romeinse munten als propagandamiddel zijn ingezet om keizerlijke ideologieën te verspreiden. Hoe werden munten als propagandamiddel toegepast, was het mogelijk om met een verbeelding de keizerpositie te legitimeren en welke picturale boodschappen verstevigden de keizermacht? Deze vragen worden met behulp van de vooropgestelde hoofdvraag en deelvragen beantwoord. In de volgende paragraaf zijn deze vragen op een rij gezet.

2.2. Vraagstelling

Bij het opstellen van de hoofdvraag en de deelvragen is rekening gehouden met de

verschillende schaalniveaus waarop het onderzoek wordt uitgevoerd. Op die manier zal vanuit een breed perspectief steeds verder worden ingezoomd naar het allerkleinste schaalniveau. De onderstaande negen deelvragen worden in het kader van de schaalniveaus toegelicht. Vervolgens zullen ook de bijbehorende onderzoeksmethoden beknopt worden besproken. De vraagstelling voor dit afstudeeronderzoek bestaat uit twee onderdelen: de hoofvraag en verschillende deelvragen. Het primaire doel van het onderzoek is de beantwoording van de volgende hoofdvraag:

(15)

• Op welke wijze zijn munten als propagandamiddel gebruikt om informatie door het Romeinse Rijk te verspreiden?

Verschillende onderdelen van de hoofdvraag worden verkend en verklaard na het beantwoorden van de vooraf opgestelde deelvragen:

Macroniveau: De keizerlijke historie, de ontwikkelingen binnen het Romeinse muntstelsel

en propaganda

1. Welke historische hoogtepunten zijn memorabel voor de drie keizerperioden? 2. Welke verschillen in propagandavormen van Augustus, Hadrianus en Constantijn

zijn bekend?

3. Welke verschillen in het muntstelsel van Augustus, Hadrianus en Constantijn zijn opvallend?

Mesoniveau: Het muntonderzoek

4. Welke verbeeldingen zijn voornamelijk weergegeven op de keerzijden van Romeinse munten?

5. Welke denominaties uit het Romeinse geldsysteem leenden zich specifiek voor propagandistische boodschappen?

6. Welke historische hoogtepunten zijn niet op de onderzochte munten afgebeeld in de beide regeerperioden?

Microniveau: Ontwikkelingen binnen de machtslegitimatie en aantoonbare verschillen

7. Welke iconografische veranderingen zijn diachroon opvallend?

8. Wat was de reden voor de keizerlijke propagandaverspreiding over het gehele Romeinse Rijk?

(16)

Hoofdstuk 3: Methoden en technieken

3.1. Onderzoeksmethodiek en verantwoording

Voor een onderzoek is het verstandig om verschillende onderzoeksmethoden toe te passen. Op die manier wordt het niet eenzijdig en zal de interpretatie van keizerlijke ideologieën vanuit meerdere hoeken worden belicht. Voor dit onderzoek is gekozen om een literatuuronderzoek uit te voeren en dit te onderbouwen met een materiaalonderzoek naar Romeinse munten. Het materiaal is oorspronkelijk afkomstig uit archeologische context, maar bevindt zich al enige tijd in het depot van de bank. De geraadpleegde literatuur varieert tussen hedendaagse

peer-reviewed artikelen, klassieke historische geschriften en numismatisch gerelateerde

publicaties. In de onderstaande paragrafen worden de geraadpleegde literatuur en de onderzochte munten nader toegelicht. In de laatste paragraaf wordt voor elke afzonderlijke deelvraag de toegepaste methodiek uitgelicht.

3.1.1. Literatuuronderzoek

Het literatuuronderzoek is opgesplitst in klassieke bronnen, peer-reviewed artikelen en relevante vakliteratuur. Veel van de antieke geschriften zijn zeer geschikt als een subjectief overzicht van de toenmalige tijdsgeest. De door Augustus gedicteerde Res gestae divi Augusti, werd na zijn dood gepubliceerd. Dit geschrift beschreef alle belangrijke prestaties van de overleden keizer, die na zijn dood op bronzen platen moesten worden vastgelegd. Deze platen werden bij zijn mausoleum gepresenteerd, zodat ieder Romeins burger wist van de goede daden van Augustus. Het feit dat de Res gestae divi Augusti autobiografisch is maakt het subjectief.4 Voor een historisch onderzoek moet deze bron om deze reden met een korreltje

zout worden genomen. Hetzelfde geldt voor De Vita Caesarum, welke door Suetonius tijdens de regeerperiode van Hadrianus werd geschreven en de Historia Augusta, waarin naar verluidt behalve historische verhalen ook onwaarheden werden opgeschreven. Van veel van de

geschiedenis in de Historia Augusta kan worden aangetoond dat het niet op de werkelijkheid is gebaseerd.5 De Historia Augusta werd zelfs in de vierde eeuw opgeschreven, veel later dan

de Augusteïsche en Hadriaanse periode. Deze geschriften werden dan ook vaak onder direct toezicht van de keizer opgeschreven en het is aannemelijk dat een schrijver zijn ongezouten mening niet letterlijk opschreef, maar dit verhulde met een rookgordijn. Desalniettemin is het gebruik van deze klassieke bronnen noodzakelijk aangezien het ook een beeld schetst van de tijdsgeest. Dergelijke bronnen verkondigen dus niet altijd de volledige waarheid, maar kunnen wel helpen bij het verklaren van bepaalde toegepaste iconografische keuzes. Tijdens de uitvoering van het literatuuronderzoek is een onderscheid gemaakt tussen de drie keizerperioden en is individueel ingegaan op hun afkomst en reis naar de machtspositie. Hiervoor is gebruik gemaakt van gerelateerde vakliteratuur. Het toepassen van deze literatuur en het bestuderen van peer-reviewed artikelen geeft vervolgens een betrouwbare basis voor de historische achtergrond van de keizers Augustus, Hadrianus en Constantijn I.

4 Brunt/Moore 1983, 1. 5 Meckler 1996, 374.

(17)

Het literatuuronderzoek dat in het kader van de numismatische studie is uitgevoerd, is noodzakelijk om ook inzicht te krijgen in de werking van het Romeinse muntstelsel. Zo zijn de nominale waarden en het in onbruik raken van munten belangrijke aspecten die nodig zijn om een idee te krijgen van het gebruik van het materiaal. Op die manier is het eenvoudiger te achterhalen welke munten veel voorkwamen in een bepaalde periode en welke minder en wat hiervoor de reden was. Hier is ook de inhoudelijke hulp van de afstudeerbegeleider ingeschakeld. De oorsprong van het woord propaganda en het gebruik van deze term is uitgezocht om een duidelijker beeld te krijgen van de toepassing hiervan door de drie keizers. De term is om die reden in een bredere context geplaatst en toegespitst op de Romeinse periode.

3.1.2. Materiaalonderzoek

De keizers Augustus en Constantijn zijn als twee uitersten van elkaar geselecteerd. De een was de eerste keizer en de ander de laatste in het oude Rome. Om de brede tijdspanne van ruim driehonderd jaar enigszins te overbruggen is Hadrianus er als derde keizer tussengeplaatst. De keuze voor deze drie specifieke Romeinse keizers hangt daarnaast samen met de op voorhand verwachte propagandistische en bovenal iconografische verschillen op hun munten. Na het literatuuronderzoek is er in de databank van De Nederlandsche Bank, per keizer een selectie keizermunten op een rij gezet. Het eerdergenoemde thema van de keizerlijke machtslegitimatie is vervolgens gekoppeld aan de selectie munten. In combinatie met het literatuuronderzoek zijn afgebeelde (historische) figuren, gebouwen, tekens of symbolen op de keerzijden verklaard. Tijdens het uitvoeren van deze werkwijze is het voorgekomen dat het thema niet aansloot op een geselecteerde munt. In dat geval is de munt vrijwel meteen gedeselecteerd en vervangen door een geschiktere variant. Uiteindelijk is de selectie per keizer vastgesteld op een representatief aantal van acht munten. Tijdens de uitvoering van het iconografisch onderzoek zijn alleen de keerzijden behandeld. In enkele gevallen is ook de voorzijde beschreven, mits deze kan helpen bij de interpretatie van de iconografie op de keerzijde.

Het muntonderzoek is via een online-databank uitgevoerd en zijn niet fysiek onderzocht of zelf gefotografeerd. Het fotograferen van de munten was voor de start van het onderzoek al uitgesloten en het fysiek bekijken van de munten was in verband met de uitbraak van het coronavirus niet mogelijk. De verwachte werkwijze werd hiermee bemoeilijkt, maar niet onmogelijk. Indien er vragen waren over de muntwaarden of onduidelijkheid was over de interpretatie van een muntverbeelding is dit online afgestemd. Eventuele tekstuele of iconografische aanvullingen zijn ook via de digitale of telefonische weg met de opdrachtgever en begeleider besproken. In de NNC-collectie komen veel keizerlijke munten iconografisch overeen, daarom is gekozen voor de duidelijkste variant of diegene met een compleet

informatief bijschrift onder de afbeelding van de munt. Voor iedere keizer zijn minimaal acht munten geselecteerd. Deze munten geven per keizer en periode een representatief beeld van de iconografische ontwikkelingen op de Romeinse munten in een periode van ongeveer driehonderd jaar.

(18)

3.2. Toegepaste methodiek per deelvraag

Macroniveau: De keizerlijke historie, de ontwikkelingen binnen het Romeinse muntstelsel

en propaganda

1. Welke historische hoogtepunten zijn memorabel voor de drie keizerperioden?

Deze deelvraag plaatst de drie gekozen keizers in hun tijdskader, waardoor zij met elkaar vergeleken kunnen worden. Het tijdskader is essentieel voor de koppeling met de iconografische gegevens. De deelvraag wordt beantwoord met behulp van een literatuuronderzoek.

2. Welke verschillen in propagandavormen van Augustus, Hadrianus en Constantijn zijn bekend?

Deze deelvraag plaatst de drie keizers wederom in hun tijdskader, maar geeft ook inzicht over de aanpak en manier van propagandavoeren. De deelvraag wordt beantwoord met behulp van een literatuuronderzoek, waarbij ook is gekeken naar het begrip propaganda en de toepassing en gebruik ervan in de oudheid.

3. Welke verschillen in het muntstelsel van Augustus, Hadrianus en Constantijn zijn opvallend?

Ook deze vraag plaatst de drie keizers in hun tijdskader en het antwoord zal zich toespitsen op veranderingen en aanpassingen die werden uitgevoerd om het geldsysteem werkend te houden. De deelvraag wordt beantwoord met behulp van een literatuuronderzoek. In het kader van muntwaarden en denominatiesoorten is ook enig numismatisch onderzoek uitgevoerd.

Mesoniveau: Het muntonderzoek

4. Welke verbeeldingen zijn voornamelijk weergegeven op de keerzijden van Romeinse munten?

Voor deze vraag is het materiaalonderzoek leidend. Voor de invulling van deze vraag wordt gekeken wat er op de munt is afgebeeld.

5. Welke denominaties uit het Romeinse geldsysteem leenden zich specifiek voor propagandistische boodschappen?

Voor deze vraag is het materiaalonderzoek leidend, maar wordt ook een literatuurstudie uitgevoerd. Tijdens de muntinventarisatie worden denominaties waargenomen en opgeslagen. Op basis van de onderzochte propagandistische verbeeldingen op munten wordt tegelijkertijd gekeken welke denominaties gebruikt zijn voor de propagandistische boodschappen. Daarnaast wordt ook gekeken of de veelvoorkomende munten dan ook voor de propaganda werden gebruikt.

(19)

6. Welke historische hoogtepunten zijn niet op de onderzochte munten afgebeeld in de beide regeerperioden?

De historische gebeurtenissen die met vraag 1 op een rij worden gezet, maken het mogelijk om deze deelvraag te kunnen beantwoorden. Hier zijn zowel het materiaal- als het

literatuuronderzoek leidend.

Wanneer aspecten van de onderzochte historie niet zijn afgebeeld, welke wel belangrijk waren voor de ontwikkeling van het Keizerrijk, zal dit met de beantwoording van deze deelvraag naar voren komen. Op die manier is de literatuurstudie leidend, maar zal uit het materiaalonderzoek moeten blijken welke gebeurtenissen wel werden afgebeeld en welke achterwege werden gelaten.

Microniveau: De ontwikkelingen binnen de machtslegitimatie en aantoonbare verschillen

7. Welke iconografische veranderingen zijn diachroon opvallend?

Deze deelvraag wordt met behulp van de resultaten van de materiaalstudie beantwoord. Wanneer alle geïnventariseerde Romeinse munten op een rij zijn gezet, zullen de

iconografische verschillen door de tijd heen zichtbaar worden. Vervolgens zal het met een literatuurstudie worden bevestigd.

8. Wat was de reden voor de keizerlijke propagandaverspreiding over het gehele Romeinse Rijk?

De achterliggende reden voor de verspreiding van propaganda op munten wordt met behulp van een literatuuronderzoek achterhaald.

9. Op welke wijze zijn de munten ingezet bij de propagandistische verspreiding?

De iconografie op de munten zal, na de koppeling met de historie, een keizerlijke ideologie verschuilen. Het antwoord op deze deelvraag wordt met behulp van een materiaal- en literatuurstudie gegeven.

(20)

Hoofdstuk 4:

Historische achtergronden

4.1. Het legitimeren van de macht

Het legitimeren van macht of het versterken van de machtspositie werd in de Romeinse tijd door de verspreiding van verbale en visuele boodschappen bereikt. Mettertijd vervormen of verdwijnen verbale boodschappen, maar blijven de fysieke visuele boodschappen bestaan. De Romeinse dichter Vergilius schreef de ‘Aeneis’ tussen 29 v.Chr. en 19 v.Chr.6 en hoewel

dit heldenepos vertelt over het ontstaan van het Romeinse Rijk, kan men ervan uitgaan dat veel hiervan is geromantiseerd. Waarschijnlijk was het voor de dichter belangrijker om een spannend epos te schrijven, dan zich bezig te houden met de historische accuraatheid.7 In

diezelfde periode werd door de historicus Livius ook geschreven over het ontstaan van Rome en het Rijk. Livius beschrijft enigszins controleerbare verhalen en lijkt de betrouwbaarheid van de teksten in de ‘Ab urbe condita’ dus aannemelijker. Deze waren namelijk gebaseerd op oudere geschriften.8 De twee schrijvers waren werkzaam onder het bewind van keizer Augustus en

het isaannemelijk dat zij beiden onder diens invloed stonden. Hoewel de betrouwbaarheid van de geschriften hiervan op losse schroeven komt te staan, zijn de achterliggende

beweegredenen om deze verhalen door het Rijk te verspreiden interessant om te achterhalen. Vergilius boek werd toen hijzelf nog leefde beschouwd als een klassieker en regelmatig geciteerd, onderwezen op scholen en veel gelezen door het grote publiek.9 Het verhaal gaat

over de reis van de Trojaanse prins Aeneas naar Latium, de streek waarin Rome ligt. Tijdens zijn reis worden een aantal militaire en politieke Romeinse gebeurtenissen beschreven, waaronder de Slag bij Actium.10 Ten slotte komt in het verhaal van Vergilius naar voren dat

keizer Augustus direct afstamt van het hoofdpersonage en held Aeneas. Dit was een gunstige bloedlijn, omdat de keizer dan automatisch een mythische afstammeling van de godin Venus was, de moeder van Aeneas. De achterliggende reden hiervan verhult het idee dat het nieuwe Keizerrijk was ontstaan uit een gezegend mythisch verleden.11 Uiteraard kwam Augustus

met deze interpretatie goed uit de verf. De verhalen werden verspreid en bereikten hun propagandistische doel. De keizer kwam door dit verhaal bij het volk over als de uitverkoren leider. Het lezen van tekst was voor een groot deel van de bevolking echter niet eenvoudig. Geschriften bereikten slechts een klein deel van de Romeinse bevolking, namelijk dat deel dat geletterd was. Bij het grootste deel van de bevolking dat niet kon lezen, kwamen deze propagandistische boodschappen niet aan. Om die reden zocht keizer Augustus naar andere propagandamiddelen die vooral visueel waren, het picturaal verbeelden van boodschappen bleek de oplossing. De keizerlijke invloed was merkbaar in de presentatie van triomfbogen 6 Vergilius, 12. 7 Smith 2000, 16-17; Virgil, 20. 8 Smith 2000, 17. 9 Mendelsohn 2018, www.newyorker.com/magazine/2018/10/15/is-the-aeneid-a-celebration-of-empire-or-a-critique. 10 Vergilius, 221. 11 Mendelsohn 2018, www.newyorker.com/magazine/2018/10/15/is-the-aeneid-a-celebration-of-empire-or-a-critique.

(21)

en keizerlijke portretbustes in de stad Rome en verspreiding hiervan in de provincies.12 Het

probleem hiermee was echter dat een gemiddelde Romein in zijn leven maar zelden met zulke bouwwerken in contact kwam.

Hoewel dergelijke bouwwerken in Rome en de provincies voorkwamen, was de kans klein dat iedereen deze onder ogen zou krijgen. Om de populatie in het achterland en later ook in de provincies te bereiken was men genoodzaakt om een eenvoudig verplaatsbaar systeem toe te passen.13 Hiervoor was de Romeinse munt een geschikt medium. Vrijwel alle burgers,

magistraten en soldaten die het betaalmiddel in handen kregen, werden geconfronteerd met de afgebeelde propagandaboodschap op de keerzijde van de munt. Om de connectie tussen de burger met dergelijke boodschappen te garanderen, werden voornamelijk herkenbare taferelen afgebeeld. Grote gelduitkeringen, overwinningen op het slagveld en de presentatie van gebouwen waren populaire thema’s.14 De verbeeldingen op de keerzijde betekende

voor de Romein toentertijd aanzienlijk meer dan voor een persoon in het heden. Toentertijd werd de Romeinse munt in zekere zin gebruikt als een wapen in het slagveld van de publieke opinie.15 Het op munten presenteren van het keizerlijk machtsvertoon was dan ook wel een

sleutelelement voor het afdwingen van de autoriteit. De verspreiding van de munten kan worden vergeleken met de hedendaagse verspreiding van nieuwsberichten op het internet. In feite werd het een verbloemde reclamecampagne waarmee de keizer een niet altijd realistische mededeling door het Rijk verspreidde. De reden en werking van deze propagandamachine wordt in een volgend hoofdstuk toegelicht.

Het afdwingen van macht ging in het Romeinse Rijk niet zonder slag of stoot. De keizer besloot niet in zijn eentje dat hij de alleenheerser van het Rijk werd: hier was een grote en trouwe achterban voor nodig. Wanneer de senaat, het leger en de bevolking overtuigd waren en achter de ideologieën van de keizer stonden, was hij onoverwinnelijk. Belangstelling voor de voorganger was er niet voor niets, op de munten werd hier dan ook veel aandacht aan besteed.16 Wanneer een voorvader de geschiedenis was ingegaan als een goed en rechtvaardig

persoon, dan kon de (geadopteerde) nazaat hierop voortborduren. De nieuwe keizer stelde zichzelf bijvoorbeeld gelijk aan zijn voorvader, verbond zichzelf met diens goede daden en rechtvaardigde hiermee zijn eigen machtspositie. Dit zogenaamde legitimeren van de macht werd door veel Romeinse keizers toegepast, zo ook door Augustus, Hadrianus en Constantijn. Na zijn verkregen machtspositie bleef Augustus bijvoorbeeld lang naar zijn vermoorde en goddelijk verklaarde peetvader, Caesar, verwijzen.17 Tegelijkertijd was de blik naar de toekomst

en de beoogde opvolger net zo belangrijk als de blik naar het verleden. De veelvuldige iconografische verwijzingen naar Caesar waren net zo prominent aanwezig binnen Augustus’ muntenspectrum, als de verbeeldingen van zijn beoogde opvolgers.18

12 Kleiner 2010, 63. 13 Claes 2014, 101. 14 Kleiner 2010, 63. 15 Kleiner 2010, 61. 16 Manders 2012, 27-28. 17 Kleiner 2010, 62. 18 Kleiner 2010, 62.

(22)

In feite begon Augustus als eerste keizer een trend door niet alleen naar het verleden te kijken, maar ook naar de toekomst. Op die manier schiep hij eigenhandig een dynastie, die na zijn dood verder ging onder de Julisch-Claudische naam. Met het doorvoeren van een nieuw geslacht was de eerste stap naar een keizerlijke dynastie met één sterke familie gezet.19

Aangezien Augustus de allereerste keizer was en in zekere zin moest vechten voor zijn titel, zijn de verschillen met Hadrianus en ook Constantijn groot. Hoewel deze keizers ook hun machtspositie moesten legitimeren, leefden zij in andere tijdsperioden van het Romeinse Rijk. Hadrianus kreeg namelijk in de Adoptiekeizer-periode de keizertitel overhandigd en Constantijn kwam na de rumoerige tetrarchie-periode aan de macht. Deze beide keizers hoefden zich echter niet meer te verantwoorden tegenover ‘oude’ Republikeinse tradities, iets wat Augustus zijn hele regeerperiode bleef doen. Het keizerschap en met name het verkrijgen en behouden hiervan, bleef hoe dan ook een ware strijd. Als keizer moest je onverbiddelijk handelen als je je machtspositie wilde behouden.20 De precieze werking van deze

machtslegitimering en hoe deze werd vertaald naar de buitenwereld, zijn interessante aspecten om te bestuderen. Tevens is het van belang om de koppeling te maken met werkelijke, historische gebeurtenissen. Vaak werd hier bewust naar verwezen maar soms ook juist verzwegen. Deze kennis van manipulatie en informatiebeheersing is essentieel om de achterliggende boodschap op een munt te achterhalen en te doorgronden. Om die reden wordt in de onderstaande paragrafen een toelichting gegeven op de gekozen keizers, hun tijdsperiode en afkomst.

4.2. Oorsprong van het Keizerrijk

4.2.1. Van Republiek tot Octavianus

Na de opstand tegen de koningen in 509 v.Chr. werd door de Romeinen een constitutionele regering gesticht, de zogeheten Republiek. In deze nieuwe staatsvorm hield de magistratuur als uitvoerend en wetgevend orgaan het toezicht op burgerlijke, religieuze en militaire aangelegenheden. In feite ging het om een regering ten gunste van het Romeinse volk en werden magistraten gekozen om deze functies uit te voeren. Twee magistraten, die jaarlijks werden gekozen (consuls) hadden de uitvoerende macht maar moesten wel verantwoording afleggen. In principe deelden zij de rol die voorheen alleen door de koning werd vervuld.21 De

resterende magistraten waren verenigd in de zogenaamde senaat, het wetgevende orgaan van de Romeinse samenleving. Deze bestond voornamelijk uit de oudere mannen van gegoede en rijke komaf. De wet- en regelgeving werd door de magistraten en consuls vastgesteld, zodat de terugval naar een koninkrijk en de macht van één individu werd uitgesloten. In crisistijden kon wel tijdelijk een “dictator” of magister populi aangesteld worden. Deze situatie kon telkens worden verlengd, maar als na zes jaar het probleem nog niet was opgelost, moest een nieuwe dictator aangesteld worden. In principe wilde men geen dictator aanstellen als hier geen reden voor was, omdat gevreesd werd voor een nieuwe periode van koningen.

19 Kleiner 2010, 61-62. 20 Rich 2010, 167. 21 Kleiner 2010, 4.

(23)

In de late Republiek werd rond 60 v.Chr. het Romeinse politieke toneel gedomineerd door drie mannen, Caesar, Crassus en Pompeius, beter bekend als het ‘Eerste Triumviraat’.22 Het

was een onofficiële en onwettige groepering van persoonlijke politieke belangen en stond hun driemanschap bij het volk van Rome bekend als het driekoppige monster. De politieke wensen liepen uiteen en er was sprake van een onderling wantrouwen, maar vonden zij elkaar in hun wens om de invloed van de senaat te beperken. Na de Gallische oorlogen liet Caesar zich tweemaal tot dictator benoemen, omdat het in Rome niet goed ging (49 en 48 v.Chr.). Met het doorkruisen van de Rubicon in 49 v.Chr., zette Caesar kwaad bloed bij de senaat. Hiermee werd namelijk een senatoriaal bevel genegeerd en begon een langdurige burgeroorlog.23 In 46

v.Chr. werd hij voor 10 jaar benoemd tot dictator, in januari 44 v.Chr. liet hij zich zelfs dictator voor het leven uitroepen (dictator perpetuo).24 Op die manier moest de senaat inzien dat

Caesar zich als koning zou gaan uiten. Deze nieuwe politieke positie werkte enkele magistraten op de zenuwen en herinnerden hen aan de vroegere koningstijd.25 Mogelijk voelde Caesar

de bui al hangen, want in 45 v.Chr. werd zijn peetzoon Octavianus (de toekomstige Augustus) opgenomen in diens testament en hem driekwart van zijn vermogen toevertrouwd.26 Na het

behalen van triomfen en van titels voor de Republiek viel in 44 v.Chr. voor Caesar het doek.27

Na een samenzwering van magistraten werd Caesar op de Idus van maart vermoord.28 De

gevolgen van deze ogenschijnlijke impulsieve daad hebben hun sporen nagelaten in de periode die volgde. Na de moord in 44 v.Chr. werd de situatie in Rome dreigend voor iedereen die banden had met Caesar.29 Octavianus bevond zich toentertijd in Apollonia en besloot

na enige tijd toch naar Rome te vertrekken.30 Bij aankomst ontmoette hij twee politieke en

militaire aanhangers van Caesar, namelijk Marcus Antonius en Marcus Aemilius Lepidus. Na de moordaanslag was het zaak dat de stad niet in handen zou vallen van Caesars tegenstanders en dat diens moordenaars werden bestraft. In de tijd dat Octavianus afwezig was hadden Antonius en Lepidus deze verantwoordelijkheid op zich genomen. Eenmaal terug in de stad, streefde Octavianus naar gerechtigheid. Brutus en Cassius, Lucius Antonius en Pompeius moesten boeten en Octavianus zag het als zijn plicht om de dood van Caesar te wreken.31 Om

dit politiek voor elkaar te krijgen, sloot Octavianus in 43 v.Chr. een politieke alliantie tussen Octavianus, Marcus Aemilius Lepidus en Marcus Antonius Met vrijwel dezelfde formule als het eerste triumviraat, werden de leden van de nieuwe alliantie benoemd tot Triumviri rei publicae

constituendae, het driemanschap voor het organiseren van de staat. De drie heren kregen in

feite dezelfde bevoegdheden als de dictator in het eerste triumviraat, maar werd dit verbloemd onder een andere naam. Daarnaast werden de triumviri in toom gehouden met een in de wet vastgestelde regeringsperiode van vijf jaar.

22 Southern 2014, 91. 23 Southern 2014, 23-24. 24 Southern 2014, 49. 25 Southern 2014, 91. 26 Southern 2014, 33-34. 27 Manders 2012, 24.

28 Suetonius, Julius Caesar. 81.4. 29 Southern 2014, 42-43. 30 Sayles 1997, 43.

(24)

Het legale driemanschap kreeg de bevoegdheid wetten te maken, magistraten en provinciale gouverneurs te benoemen en kregen ieder zeggenschap over een groot provinciaal gebied met controle over de lokaal gestationeerde legertroepen.32 Het wreken van Caesars dood leek

achterwege te worden gelaten, maar met de invoer van de proscriptie werd hier weer nieuw leven ingeblazen: op openbare plekken in de stad hingen lijsten, waarop de namen van alle vogelvrije personen werden gepresenteerd. Onder het mom van een beloning werden vele personen opgejaagd en vermoord. In het grote bloedbad zullen zeker willekeurige moorden op rivalen zijn gepleegd. Veel van de eerdergenoemde samenzweerders tegen Caesar werden vermoord, samen met nog 300 andere politieke vijanden.33 Niet alleen individuele senatoren

werden vermoord, maar ook hun familieleden en mensen uit hun netwerken met wie deze senatoren allianties hadden gevormd. Historicus Southern geeft aan dat vrijwel alle klassen in de Romeinse samenleving werden geraakt door deze nieuwe manier van ‘handhaven’. Na de gewonnen Slag bij Phillippi in 42 v.Chr., waar de alliantie van Octavianus en Antonius lijnrecht tegenover Brutus en Cassius kwamen te staan, kreeg het Tweede Triumviraat de macht over het gehele Romeinse Rijk. Na de burgeroorlog leek de oorlogsbuit eerlijk verdeeld. Antonius bleef in het oosten en Octavianus keerde terug naar Rome.

Hoewel Octavianus in 45 v.Chr. door zijn peetvader Caesar was benoemd als beoogde opvolger, kwam Antonius als sterke en populaire leider uit de burgeroorlog.34 In De Vita Caesarum schrijft

Suetonius dat Antonius, en dus niet Octavianus, door de soldaten na de Slag bij Phillippi werd onthaald als Imperator.35 Hoewel dit geschrift ongeveer 120 jaar na dato werd geschreven, en

Suetonius zijn verhalen heeft gebaseerd op oudere geschriften en verhalen, geeft dit wel een beeld van de omgang met tegenstanders. Een obstakel zoals Marcus Antonius, die een stokje stak voor de uitverkoren machtspositie van Octavianus, moest worden verwijderd. Antonius is de Romeinse geschiedenis ingegaan als iemand die spelletjes speelde om op een hogere positie te komen. Door deze verspreiding van ongetwijfeld vertekenende verhalen is het ingewikkeld om een neutrale karakterschets van Antonius of Octavianus te maken. Deze twee leden van het Triumviraat, die allebei kans maakten op een imposante machtspositie, speelden mee in een ingewikkeld spel om de macht en droegen bij aan zwartmakerij van de tegenstander. Het openstaande machtsvacuüm kwam steeds urgenter op de agenda te staan. Lang was Marcus Antonius de politieke en militaire vertrouweling van Caesar geweest, maar kon hij niet opboksen tegen de band die Octavianus met zijn peetvader had opgebouwd. De confrontatie leek onvermijdelijk, maar werd voorlopig ontweken met een huwelijk tussen Antonius en Octavia Thurina, de zus van Octavianus.36

Ondanks dit huwelijk kreeg Antonius een liefdesrelatie met Cleopatra, de koningin van Egypte. De relatie met Octavianus kwam verder onder druk te staan. Aangedikte verhalen over Antonius’ ambities voor wereldheerschappij, zijn plannen om Italië binnen te vallen en Cleopatra’s droom om de hele Romeinse wereld te regeren zijn enkele voorbeelden van

32 Southern 2014, 91-92. 33 Southern 2014, 98. 34 Southern 2014, 107.

35 Suetonius, Octavianus Caesar Augustus. 13-15. 36 Southern 2014, 132.

(25)

het aangewakkerde angstbeeld in Rome.37 Deze aanklachten kwamen echter van één kant,

namelijk die van Octavianus. In de senaat barstte de bom toen Octavianus hen het testament van Antonius voorlas. Traditiegetrouw lagen deze documenten opgeslagen in tempel van de Vestaalse Maagden, waar niet iedereen zomaar bij kon.38 Hoe Octavianus het document onder

ogen kreeg is nog altijd een mysterie. Het voorlezen hiervan was een riskante zet, voornamelijk omdat Antonius nog leefde. In het testament lag de nadruk op de connectie met het oosten, maar met name op Cleopatra. Vanuit het Romeinse oogpunt was het onbegrijpelijk dat

Antonius naast de koningin in Alexandrië begraven wilde worden. Als klap op de vuurpijl wilde Antonius dat zijn kinderen, die hij samen met Cleopatra kreeg, als erfgenamen benoemen. Vervolgens zou ook Caesarion, de zogenaamde liefdesbaby van Cleopatra en Caesar, worden erkend als de ware zoon en opvolger van Julius Caesar.39 Onder het mom van verraad werden

dergelijke politieke bedreigingen de kop ingedrukt. Hoewel het voordragen van het testament al een slinkse streek was, wordt rekening gehouden met het feit dat Octavianus tijdens het voorlezen zijn fantasie de vrije loop heeft gelaten.40 Na deze schrikbarende berichten over

de landverrader Antonius, stond de senaat finaal achter Octavianus. De zeeslag bij Actium in 31 v.Chr. moest Antonius en Cleopatra het stilzwijgen opleggen, Octavianus overwon met de hulp van zijn vriend en generaal Agrippa. Na het winnen van de slag, overwon of kocht Octavianus de legioenen van Antonius en verspreidde ze over het Rijk.41 Als bevelhebber van

een gigantisch leger en een enorme vloot was Octavianus nu dan eindelijk oppermachtig. Hoewel Octavianus het bevel had over een enorm leger en het leek alsof hij het alleenrecht tot regeren verkreeg, stond hij nu in vrijwel dezelfde positie als zijn peetvader Caesar. Nu moesten de senaat en het volk worden overtuigd van het feit dat hij een acceptabele leider zou zijn. Octavianus moest een manier vinden om het Republikeinse stelsel van magistraten en de volksvergadering te verzoenen zodat zijn eigen ideologieën kon worden doorgevoerd.42 Net

als Caesar zag Octavianus het Rijk als één geheel, waarbij niet alleen verovering en uitbuiting in het voordeel van Rome werkte. Het Rijk bestond uit een grote verzameling gebieden die met de opdeling van de provincies een stabiel bestuur nodig had. Octavianus wilde het transport en de communicatie stimuleren omdat dit een vitaal onderdeel zou zijn van een bestuurbaar Rijk. Het zou zich veel beter ontwikkelen met één enkele leidende hand in plaats van huidige tijdelijke versnipperde bestuur.43 Hier bood Octavianus zich uiteraard aan als de

perfecte kandidaat en zo werd dit ook aan de senaat en de volksvergadering gepresenteerd. De oplossing omschreef hijzelf ook in zijn Res gestae, die al voor zijn dood door het Rijk werd verspreid. Hierin stond beschreven dat hijzelf had gezorgd dat de macht was wedergekeerd naar de senaat en het volk, in principe was er dus niets veranderd.44 De nieuwe staatsinrichting

zou niet breken met die van het verleden maar hierop voortborduren.

37 Southern 2014, 152. 38 Southern 2014, 159. 39 Southern 2014, 162. 40 Southern 2014, 160-161. 41 Southern 2014, 164. 42 Meijer 2006, 176-177. 43 Southern 2014, 180. 44 Meijer 2006, 176-177.

(26)

4.2.2. Keizer Augustus (27 v.Chr.-14 na Chr.)

In 27 v.Chr. werd Octavianus tijdens zittingen van de senaat en de volksvergadering twee titels toegekend. Allereerst Augustus, de ‘verhevene’, boven een normaal mens staande.45 Octavianus

nam deze titel aan en ging vanaf nu verder als Augustus.46 Deze

nieuwe benaming markeerde een nieuw tijdperk van vrede en voorspoed. Na het accepteren van de eerste titel werd hem ook de titel princeps civitatis gegeven, ‘de eerste van de staat’. Hoewel deze titels Augustus meer aanzien gaven, vergrootte deze zijn machtspositie niet. De laatste titel werd de aanduiding voor de staatsvorm die met Augustus zijn intrede deed, namelijk het

principaat. Dit hield een dynastie in waarbinnen hijzelf, de

eerste van alle Romeinse burgers werd. Vervolgens verkreeg Augustus in 23 v.Chr. zeggenschap over veel van de Romeinse provincies en werd bevelhebber over een deel van het leger. Augustus was lid van de senaat en bekleedde hierin verschillende ambten, waarin hij het benoemingsrecht over een aantal sleutelposities kreeg. Na het verkrijgen van de titel pontifex maximus werd Augustus ook verantwoordelijk voor het functioneren van de staatsgodsdienst.47 Na deze herordening van de

macht spreken historici en archeologen niet langer van de Republiek, maar van het Romeinse Keizerrijk.48

Vrijwel geen keizer heeft zichzelf zo moeten bewijzen als Augustus. Al voor zijn overlijden had de eerste keizer zijn zaken op orde en waren zijn laatste wensen opgenomen in zijn testament.49 Hierin werden, naast zijn goede daden, de rijkdommen voor zijn opvolger en

familie besproken. De aanwijzing van zijn opvolger Tiberius (regeerde 14-37) was voor het overlijden van de keizer helemaal rond. Augustus was zelf geadopteerd door Caesar en voerde deze adoptietraditie door. De waarschijnlijke reden voor het destijds adopteren van Octavianus door Caesar had echter geen politieke achtergrond, maar lag puur in het overdragen van Caesars familienaam en fortuin.50 De erfenis van naam en fortuin bleef, maar na keizer

Augustus werd ook de politieke macht overgedragen. Daarnaast maakte adoptie het mogelijk om minderjarige beoogde opvolgers aan te stellen. Dergelijke jonge kinderen waren kneedbaar en konden op die manier gevormd worden naar de wens van de zittende keizer.51

45 Kleiner 2010, 61. 46 Rowan 2019, 126. 47 Meijer 2006, 178. 48 Sayles 1997, 43. 49 Burgersdijk 2016, 41. 50 Billows 2009, 257. 51 Ando 2000, 34.

Figuur 1: Het keizerportret van Augustus, marmeren buste.

(27)

4.2.3. Keizer Hadrianus (117-138)

De jonge Publius Aelius Hadrianus was tien jaar oud toen zijn ouders overleden en hij onder invloed kwam te staan van de toekomstige keizer Trajanus (hij regeerde tussen 98-117). Oorspronkelijk kwamen de ouders van Hadrianus uit het huidige Spanje en hadden geen banden met Rome. De aristocratische Hadrianus kwam oorspronkelijk uit een Romeinse provincie en werd door invloedrijke families in Italië, lang als een buitenstaander gezien.52 Toen keizer Domitianus

werd vermoord in 96 na Chr. was Hadrianus, net als zijn voogd Trajanus niet aanwezig in Rome. Opvolger Nerva (die regeerde tussen 96-98) was een oude man en gedoemd om een korte periode te regeren.53 Nadat keizer Nerva de adoptie van Trajanus

bekendmaakte, leek de toekomst Hadrianus toe te lachen. Het bericht van het overlijden van Nerva bereikte Hadrianus eerder dan zijn voogd, dus reisde hij naar verluidt per direct in diens richting om een staatsgreep te voorkomen. Hoewel de intentie juist was, had zijn schoonbroer Servianus dezelfde gedachte en probeerde tevergeefs Hadrianus zijn rijtuig te saboteren. Hoewel dit het doel en de reis bemoeilijkte, liet Hadrianus zich hierdoor niet afschrikken.54 In de Historia

Augusta staat beschreven dat hij te voet verder ging en alsnog Trajanus bereikte.55

Dergelijke antieke bronnen moeten altijd kritisch worden gelezen. De waarheid kan nogal worden versluierd door een aanhanger van de keizer of juist iemand van de tegenpartij. De Historia Augusta beschrijft het levensverhaal van meer dan zeventig verschillende Romeinse keizers. Het werd door een zestal auteurs in de vierde eeuw geschreven. Hier speelt uiteraard ook de vertekening van de tijd een grote rol. Vaak werd door deze schrijvers teruggekeken naar de vervlogen regeerperiodes van keizers die allang niet meer leefden en in de herinnering al ver waren weggezakt. Deze verhalen moeten dus met een korreltje zout worden geïnterpreteerd. Hadrianus zijn huwelijk met Sabina, de nicht van de nieuwe keizer Trajanus, versterkte de band tussen de beide heren.56 Tijdens de regering van Trajanus bleef Hadrianus diens

trouwe aanhanger en groeide langzaamaan in politieke en militaire rang. Hadrianus was op middelbare leeftijd en gestationeerd in Syrië toen hij vernam dat zijn voogd ziek was. De druk op de noordelijke grenzen van het Rijk en de aanhoudende pressie van de Joden in Judea maakte de terugkeer naar Rome ingewikkeld. Hoewel Hadrianus weliswaar de adoptiezoon van de keizer was, bleef de toekenning van caesar onuitgesproken. Om die reden was de troonopvolging eigenlijk helemaal niet zeker. Net voor of na het overlijden van Trajanus in 117 stond de machtsoverdracht op papier.57 Hadrianus was niet in Rome toen hij hoorde van het

overlijden van zijn voogd, maar werd door zijn troepen uitgeroepen tot opperbevelhebber. Het geschreven document was het bewijs voor een legitieme opvolging.58

52 Speller 2003, 14. 53 Speller 2003, 16-17. 54 Speller 2003, 16-17. 55 Historia Augusta, 2.6. 56 Speller 2003, 19-20. 57 Amandry/Burnett 2015, 793. 58 Amandry/Burnett 2015, 793.

Figuur 2: Het keizerportret van Hadrianus, een marmeren

(28)

4.2.4. Keizer Constantijn I (307-337)

Hoewel het Rijk na de aantreding van Hadrianus in omvang niet verder groeide, bleef de druk op de grenzen aanzienlijk. Aangestelde keizers moesten leren leven met de orde en het respect voor het leger en de Praetoriaanse garde. Dit waren hoogstaande commandanten en officieren met aanzien. Met geld en hun connecties konden zij (delen van) het leger inpalmen of omkopen en vervolgens tegen de keizer opzetten. Daarnaast bleek het besturen van een wereldrijk uiteindelijk te veel voor één man alleen, helemaal in tijden van oorlog en honger.59 Om het overzicht over het Rijk te houden werd

Maximianus door keizer Diocletianus in 286 tot mede-Augustus gepromoveerd.60 Vervolgens werden twee generaals uitverkoren

om als caesars het Rijk te dienen, dit werden Galerius en Constantius. Hoewel de titels augustus en caesar al bestonden, werd dit systeem de nieuwe manier van besturen. Het Rijk werd in deze zogenoemde tetrarchie opgedeeld in vier delen, waardoor het risico van een opstand zo klein mogelijk werd gehouden. Diocletianus en Maximianus werden vanaf nu aangeduid als augusti en hun ‘kroonprinsen’ Galerius en Constantius kregen de caesar-titel.61 De 21-jarige Constantijn bevond zich in het leger toen

zijn vader Constantius onderdeel ging uitmaken van de tetrarchie.62 Toen bekend werd dat

zijn vader de caesar-titel kreeg werd Constantijn, als beoogd erfgenaam van zijn vader, naar het hof van Diocletianus gestuurd.63 De hervorming van de staat ging hand in hand met de

christenvervolging. Het christendom werd gezien als een grote bedreiging. De huidige Romeinse staatsgodsdienst moest met man en macht beschermd en gewaarborgd worden.64 Caesar

Galerius trad streng op tegen enige vorm van ontkenning hiervan en ontsloeg en martelde soldaten die niet wilden meewerken aan offerceremonies voor Romeinse goden of wanneer zij de keizers niet wilden eren.65 Na de ondertekening van het keizerlijk edict in 303 werden alle

christelijke kerken met de grond gelijkgemaakt. Daarnaast werden alle geschriften verbrand en kon het christelijk volk nergens meer werken.66 Hoewel de augusti en de caesar van het oosten hard optraden, leek de westelijke caesar vrij mild. Gebouwen en geschriften werden vernietigd, maar niemand werd gemarteld.67 Na het vrijwillig aftreden van Diocletianus werd Galerius in

305 de nieuwe augustus van het oosten. De machtswisseling ging gepaard met een onduidelijk politieke periode. Maximianus en Constantius werden verplicht om af te treden, waardoor hun beide zonen niet langer in de opvolgingspositie stonden. Na het aftreden van Diocletianus volgt een machtsstrijd tussen Galerius, de afgezette Maximianus, diens zoon Maxentius en Constantijn. Deze periode liep uit in een confrontatie op de Milvische Brug, net buiten Rome. 59 Odahl 2010, 42. 60 Kleiner 2010, 279. 61 Lendering/Hunink 2018, 21. 62 Sayles 1997, 123. 63 Lendering/Hunink 2018, 22. 64 Menke 2006, 207. 65 Menke 2006, 207. 66 Menke 2006, 211-212. 67 Menke 2006, 213.

Figuur 3: Het keizerportret van Constantijn I, onderdeel van de

(29)

Achteraf bleek het belangrijkste aspect van dit conflict het visioen van Constantijn, waarin hem het christelijk kruis aan de hemel verscheen.68 Volgens historicus Odahl werd dit

symbool door Constantijn niet begrepen, maar werd dit hem uitgelegd in een droom waarin Christus verscheen. In dit visioen werd hij gewaarschuwd en opgedragen ten strijde te trekken namens het kruis en het in feite als een gelukbrengend voorwerp te gebruiken.69 De volgende

ochtend kregen de soldaten de taak om een nieuw soort legerstandaard te ontwerpen, dit werd de labarum. Het was vrijwel identiek aan de reguliere standaard, maar werd op de top versierd met een combinatie van twee letters. Dit waren de eerste twee letters van de Griekse benaming voor Christus, het woord Chi werd doorkruist met het woord Rho. Alle schilden van de legionairs werden met dit Chi Rho symbool gemarkeerd waarvan aangenomen werd dat dit een kwaad afwerende functie had.70 Maxentius had zich ondertussen samen met zijn

troepen achter de stadsmuur van Rome verschanst, maar werd hieruit gelokt toen de druk op de brug te groot werd. Na een strategisch uitgevoerde aanval werd Maxentius verslagen en zijn hoofd tijdens de triomftocht op een staak door de stad geparadeerd. Op die manier werd aan de inwoners van Rome de dood van de tiran verkondigd en was de stad eindelijk bevrijd van de onrechtmatige bezetter.71 Naast vrede en voorspoed bracht Constantijn nog een drastische

verandering naar Rome, namelijk het christendom.

68 van Dam 2011, 3; Lendering/Hunink 2018, 50. 69 Odahl 2010, 105.

70 Odahl 2010, 106. 71 Odahl 2010, 108-109.

(30)

Hoofdstuk 5: Het Romeins muntstelsel

5.1. Algemeen

In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de hervormingen en veranderingen in het keizerlijk muntstelsel en hoe dit systeem in elkaar zat. Het verbeelden en verspreiden van de keizerlijke boodschap was een efficiënt concept. Het bleek een belangrijk aspect in de propagandavoering, aangezien het hoofd van de keizer alleen op die manier aan vrijwel iedere Romein kenbaar kon worden gemaakt.72 Daarnaast bleek de munt het ideale medium om de populatie in te lichten

over memorabele activiteiten waaraan de keizer had bijgedragen. Om de propagandistische boodschap op geld te kunnen verspreiden was een geldsysteem nodig. In verschillende paragrafen worden de veranderingen die tijdens de drie keizerperioden uitgelicht. Hier zal vervolgens kort aandacht worden besteed aan de nominale waarden, het gebruik en de productie van de munten.

5.2. Het keizerlijk muntstelsel

In het beginstadium van het principaat, net na de aantreding van Augustus, lijkt de terugval naar Republikeinse gebruiken niet ondenkbaar. Hoewel Augustus zich afscheidde van veel Republikeinse normen en waarden, werd niet op alle fronten gebroken met het verleden. De oorspronkelijk

Republikeinse denarius bleef tot ver in de derde eeuw na Chr. in gebruik.73 Het oude geldsysteem werkte immers, alleen groeide de vraag naar

munten aanzienlijk.74 Het uitbetalen van de legionairs was de grootste kostenpost en daarnaast

moest de kas vrijblijvend openstaan voor openbare werken, het uitbetalen van ambtenaren en het omkopen van onrustige volken.75 De veranderingen die keizer Augustus na de val van

de Republiek voor het geldsysteem doorvoerde waren ingrijpend maar noodzakelijk.76 Het

veroveren van gebieden en overheersen van volkeren zorgden immers voor een overbelasting op het huidige Romeinse geldsysteem. Deze overvraging veroorzaakte inflatie, die ervoor 72 Grant 1968, 13.

73 Reijnen 1993, 7-8. 74 Wolters 2012, 340. 75 Reijnen 1993, 10. 76 Wolters 2012, 336.

Figuur 4: Het Romeinse muntstelsel tussen de eerste tot derde eeuw na Chr.

Muntsoort waardeverhoudingOnderlinge Samenstelling

Aureus 1 Goud

Denarius 25 Zilver

Quinarius 50 Zilver

Sestertius 100 Messing

Dupondius 200 Messing

Aes (As) 400 Roodkoper

Semis 800 Messing/roodkoper

(31)

zorgde dat de munteenheden flink in hun waarde daalden. Om het vernieuwde geldsysteem adequaat te laten functioneren, moest het stabiel zijn en was een breed scala aan nieuwe denominaties nodig.77 Het stelsel van de Republiek, met de as als basiseenheid werd

overgenomen, maar hier kwam een muntenreeks van gouden, zilveren en vooral koperen munten bij.

De bijgevoegde figuur 4 geeft een overzicht van de muntenreeks die tot de derde eeuw na Chr. in het Romeinse muntstelsel voorkwamen. Bovenin de tabel staat de gouden aureus vermeld, deze munt had een waarde van vijfentwintig denarii. Enkele van deze munten waren al in gebruik voor het Keizerrijk en werden door keizer Augustus geherintroduceerd, zij kregen in feite een make-over. Het verouderde geldsysteem kreeg een zetje in de goede richting. Naast de herintroductie van Republikeinse munten, werden ook nieuwe muntsoorten geproduceerd. De sestertius werd, samen met de dupondius gemaakt van een nieuwe soort koperlegering. Deze samenstelling was niet van zuiver koper en deze munten hadden een hoger zinkgehalte, waardoor deze een gelige kleur kregen. De zogenaamde messingmunten waren, twee keer zo duur als een koperen munt met ongeveer hetzelfde gewicht en kregen dus een hogere waarde.78

5.2.1. Veelgebruikte muntsoorten

Aureus

Van alle munten die door keizer Augustus werden doorgevoerd, werd de waardevolle gouden

aureus-munt relatief weinig geproduceerd. Aurei hadden de hoogste nominale waarde van

25 denarii, en het bijzondere hieraan was ook dat deze hoge waarde vrijwel altijd constant bleef. Hoewel de denarius en alle andere munten in het Romeinse geldsysteem constant in waarde fluctueerde, bleef de aureus vrijwel altijd constant. De gouden munten waren minimaal in omloop (geschat wordt 2,34% van de geldhoeveelheid), maar de nominale waarde was

gigantisch (60,70% van het totaal) en dus erg belangrijk.79 De soldij

werd drie keer per jaar uitbetaald en bedroeg iedere keer een waarde van 75 denarii (fig. 5). Hoewel het niet goed bekend is hoe legionairs werden uitbetaald, en hoeveel zij jaarlijks aan muntgeld ontvingen, kan met behulp van het onderzoek van numismaat en historicus Wolters een schatting worden gemaakt van betaalvormen. Dit kon in de vorm van 3 aurei, 75 denarii, 300 grote bronzen sestertiën of 77 Aarts 2005, 2.

78 Reijnen 1993, 8. 79 Verboven 2007, 248.

Figuur 5: Een derde van het jaarloon van een Romeinse legionair, onder keizer Augustus.

(32)

1200 bronzen asses. Aangezien sestertiën een kleine rol speelden tijdens de regeerperiode van Augustus, gaat Wolters qua betaling van bronzenmunten uit van asses.80 Drie aurei wogen

ongeveer 24 gram, terwijl 75 denarii in zilverstukken een gewicht van bijna 300 gram bedroeg. Betaling in de vorm van asses, wanneer wordt uitgegaan van de jaarlijkse uitkering van de soldij, betekende voor de legionair dat hij ongeveer 13 kilo aan muntgeld moest meedragen en dat lijkt niet logisch.81 Hoewel een legionair gewend was aan het dragen van een zware uitrusting

lijkt de keuze tussen 3 aurei, 75 denarii of 1200 asses niet moeilijk. Van de drie mogelijkheden lijken assen aan de ene kant de ideale keuze; immers, als een soldaat er één of een paar verloor waren de gevolgen minder dramatisch dan dat het één zilveren denarius betrof, of nog erger: één van de drie uitbetaalde aurei. Het meeslepen van 13 kilo asses is onhandig en daarmee onuitvoerbaar. Soldaten kregen echter niet alles in contanten uitbetaald, zij moesten zelf ook betalingen doen en er werd voor hen gespaard. Hoewel bronzenmunten veel in Romeinse militaire kampen wordt aangetroffen, is dit volgens Wolters niet representatief voor een invulling van de betalingsprocedure van de soldaten.82 Het bronzengeld kan als kleingeld zijn

meegenomen door de legionairs of als wisselgeld zijn gehanteerd bij transacties. Bovendien is de kans op verlies van kleingeld groter.

Denarius

De soldij werd over het algemeen dus uitbetaald in zilveren denarii, waarvan een

legioensoldaat ten tijde van keizer Augustus 225 denarii per jaar verdiende.83 Naast het feit dat

de legionairs hun loon uitbetaald kregen, moesten ook de officieren, ruiters en de hulptroepen worden betaald. Voor het uitbetalen van dergelijke salarissen moesten dagelijks ongeveer 300.000 tot 400.000 munten worden geslagen. In een jaar tijd waren circa 70 tot 100 miljoen

denarii nodig om de militairen en alle andere militaire kosten te kunnen betalen.84 Om deze

aantallen te kunnen produceren moest de productie van munten worden opgeschroefd en waren extra muntplaatsen nodig. De keizerlijke munten moesten op een industriële schaal worden geproduceerd en bereikten door de verspreiding van het leger vrijwel de gehele Romeinse en niet-Romeinse bevolking.85 De meest gebruikte munt die tussen de eerste en

derde eeuw na Chr. werd geproduceerd was de denarius. Deze zilveren munt was meer dan 400 jaar (211 v.Chr.-238 na Chr.) de centrale denominatie in het Romeinse muntstelsel.86

Sestertius

Aan het eind van de Romeinse Republiek stagneerde de brons-productie van de kopermunten. De vele oorlogen zorgden samen met de daaropvolgende stijging van de koperprijs voor een tekort aan het materiaal.Na de hervorming van Augustus werden de bronzen munten weer opgenomen in het muntstelsel.87 De sestertius werd in de keizertijd getransformeerd van een

80 Wolters 2001, 580. 81 Wolters 2001, 580-581. 82 Wolters 2001, 587. 83 Speidel 1992, 99. 84 Reijnen 1993, 27. 85 Noreña 2001, 147. 86 Verboven 2007, 246. 87 Reijnen 1993, 6.

(33)

klein zilveren muntje, naar een flinke koperen munt. Aangezien één sestertius een gemiddelde waarde van 4 asses had, is het aannemelijk dat deze munten als wisselgeld in omloop waren. Helaas waren ook de sestertiën onderhevig aan inflatie, waardoor hun waarde, formaat en metaalsamenstelling drastisch werden aangepast. De dubbele sestertius werd door keizer Decius (regeerde tussen 249-251) geïntroduceerd en moest de oplossing bieden; net als dat bij andere munten een zogenaamde ‘dubbel-munt’ werd geslagen na verloop van tijd.88 Ondanks

deze input was deze oplossing van kortdurende werking, de sestertius werd in 270 uit de roulatie gehaald.89

Dupondius

Net als de sestertius kreeg ook de Republikeinse koperen dupondius een doorstart in het muntstelsel van Augustus. De geelkoperen munt was met een waarde van twee assen niet eenvoudig te onderscheiden van de ietwat kleinere en lichtere as, welke van roodkoper werd gemaakt. Ondanks het verschil in metaal was de dupondius, niet eenvoudig te onderscheiden van de as.90 Op het moment dat een nieuwe dupondius het munthuis verliet, had de munt nog

een duidelijke geelkoperen kleur. Na een tijd in circulatie te zijn geweest, maakten vuil, aanslag en corrosie het verschil tussen de beide munten erg lastig te zien. In de eerste eeuw na Chr. werd het keizerportret op de dupondius voorzien van een stralenkrans en bleef het portret op de as voorzien van een lauwerkrans. Het was dus een middel om de munten eenvoudig van elkaar te kunnen onderscheiden. De bronzen munt diende als kleingeld en werd als wisselgeld gehanteerd bij transacties. In 195 kelderde de metaalsamenstelling van de zilveren denarius, van ongeveer 70% zilver in het midden van het jaar tot ongeveer 40% zilver tegen het einde van 195.91 Het zilveren percentage in deze veelgebruikte munt werd nu opgevuld met andere

grondstoffen, namelijk onedel metaal. De muntwerkplaatsen in Rome schijnen te hebben bezuinigd op het slaan van onedel metaal om de grote vraag naar denarii mogelijk te maken.92

Om die reden stagneerde de productie van de sestertius en dus ook de koperen dupondius. De belangrijke denarii moest bij de soldaten komen en dit lijkt te zijn bereikt ten koste van onedele metalen munten.

As

Onrustige periodes veroorzaakten inflatie, waardoor ook de Republikeinse as haar waarde verloor en in 200 v.Chr. nog maar 25 gram woog. Hoewel deze munt nu kleiner was en in waarde was gedaald, bleef het kopermetaal schaars. Dit materiaal kon in oorlogstijd beter worden gebruikt voor de wapenuitrusting van de soldaten.93 De nieuwe verkleinde as-munten

kwamen volgens Wolters slecht in de circulatie terecht en werden over het algemeen niet echt geaccepteerd.94 In de laatste jaren van Augustus heerschappij, werd in Rome tussen 10 en 12 na Chr.

88 Harl 1996, 135. 89 Howgego 1995, 136. 90 www.wiki.muntenenpapiergeld.nl/index.php?title=Dupondius. 91 Abdy 2012, 503. 92 Abdy 2012, 504. 93 Reijnen 1993, 6. 94 Wolters 2001, 583-584.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ein Experte erklärte, das jetzt in Bayern gefundene Kleidungsstück sei 250 Jahre älter als der beim Gletscher- mann „Ötzi“ gefundene Grasmantel und von überregionaler

3 Implementatie Overzicht CCHR Compiler Gegenereerde code Overige code..

spraakverwarring leek. Zooveel hoofden, zooveel zinnen. Doch in dit opzicht stemden de berekeningen met elkander overeen, dat het staats- pensioen den Staat maar een

Des te meer valt het te betreuren, dat deze wethouder, toen hem bleek dat althans voor bepaalde groepen deze schoone theorie in de practijk niet În toepassing

Het kostte hem handenvol geld, hij raakte een deel van zijn bezittingen kwijt, hij was niet meer in staat om adequaat voor zijn gezin te zorgen, hij verwaarloos- de

Figuur 4.14: Rome, Largo Argentina, kaart van het Largo di Torre Argentina met de tempel van Juturnia (A) en verder de tempels van Fortuna Huiusce Diei (B), Feronia (C) en

Wat wel opvalt is dat het aantal één cella tempeltypes toeneemt ten opzichte van de vorige periode (in deze periode vier tempels van de zes, ongeveer 67%, en in de vorige periode

Over de regeerperiode van keizer Caligula is weinig bekend, enkele