• No results found

De hervormingen van Diocletianus (284-305)

In document De keerzijde van de Romeinse munt (pagina 35-39)

Hoofdstuk 5: Het Romeins muntstelsel

5.3. De hervormingen van Diocletianus (284-305)

In de derde eeuw na Chr. stond het Romeinse geldsysteem onder druk van inflatie. Het formaat en het zilvergehalte van onder andere de nummus werden aangepast. Het materiaal kon beter worden gebruikt, bijvoorbeeld voor de bekostiging van burgeroorlogen en provinciale opstootjes.107 Het

gevolg hiervan was echter dat de grote aantallen verzilverde koperen munten de markt gingen domineren, alleen waren die vrijwel niets waard. Na het aantreden van keizer Diocletianus werd na 294 begonnen met het herstellen en hervormen van het vervallen geldsysteem.108

Onder de autoriteit van Augustus kregen soldaten driemaal per jaar hun stipendia uitbetaald. Deze regeling bleef lang van kracht, hoewel de prijzen en lonen per keizer varieerden. Onder Diocletianus werden de betalingen van een cavalerist gelijk gestreken met het loon van een legionair en kregen zij beiden een normaal loon van 1.800 denarii per jaar (zie ook fig. 6). 103 Reijnen 1993, 11. 104 Estiot 2012, 539. 105 Estiot 2012, 540. 106 Estiot 2012, 540. 107 Harl 1996, 158. 108 Reijnen 1993, 11.

Figuur 6: Het Romeinse muntstelsel na de hervorming van Diocletianus

Muntsoort waardeverhoudingOnderlinge Samenstelling

Aureus 1 Goud

Argenteus 10 Zilver

Nummus 40 Verzilverd brons

Radiatus 200 Koper

Laureatus  500 Koper

Dit lijkt veel meer in vergelijking met de 225 denarii aan het begin van de eerste eeuw, maar volgens historicus Abdy lijkt het loon van de soldaat in de derde eeuw bijna geen prioriteit meer te hebben.109 De soldaten werden afhankelijk van een nieuwe vorm van betaling, namelijk

de bonusuitreiking (donativa). Deze donaties werden door de keizer op een gunstig moment overhandigd, zoals tijdens een verjaardag of jubileum. De zilveren miliarensis is hier een voorbeeld van. Na de dood van Constantijn werden deze munten doorgevoerd naar het medaillonformaat en kregen mogelijk een andere functie.110

Solidus

Deze nieuwe gouden munt werd voor het eerst in het westen van het Rijk geslagen, onder autoriteit van Constantijn. In 301 werd de solidus al geslagen, maar deze werd toen nog niet geaccepteerd in Rome. De munt groeide in waarde en aanzien mee met zijn bedenker en werd in 309 officieel geïntroduceerd als een waardige tegenhanger van de gouden aureus gezien.111

De solidus functioneerde sindsdien als betaalmiddel voor de legionairs en bleef tot zeker de tiende eeuw in roulatie.112 Het was lange tijd de standaard gouden munt in de Romeinse en

Byzantijnse wereld.113 Het relatief lange gebruik van de munt weerspiegelt naast gewenning

ook zeker de langdurige invloed van Romeinse keizers. De solidus bleef door de jaren heen vrijwel stabiel in waarde en samenstelling, en was nog 700 jaar in roulatie.114

Argenteus

Hoewel de denarius al sinds 211 v.Chr. de stabiele factor van het Romeinse muntstelsel was, namen het gewicht en de zuiverheid steeds verder af. 115 Na de hervormingen van Diocletianus

kreeg de zilveren argenteus-munt de hoogste waarde van 100 denarii.116 De munt bleef tot

ongeveer 310 in omloop, maar verdween na een inflatieperiode vrij snel van de markt.117

Nummus

In 294 na Chr. werd de zilverhoudende bronzen nummus door Diocletianus geïntroduceerd.118

Omdat het gewicht van de nummus daalde, devalueerde de waarde hiervan steeds verder tot er bijna geen zilver meer inzat.119 Toen Constantijn in 325 aan de macht kwam, bevatte de

nummus minder dan 15% van het zilver van de nummus in 305. Tussen 336 en 337 werd de

munt nog verder verkleind naar een minuscuul muntje en bevatte nog maar 2% zilver.

109 Abdy 2012, 590. 110 Sear 2017b, 23; Abdy 2012, 596. 111 Abdy 2012, 592. 112 Reijnen 1993, 11. 113 Abdy 2012, 592. 114 Bernstein 2004, 57. 115 Robens/Jayaweera/Kiefer 2014, 73. 116 Abdy 2012, 587. 117 Abdy 2012, 593. 118 Sutherland 1955, 118. 119 Harl 1996, 165-166.

Met het grotendeels doorstarten van het verouderde Republikeinse muntstelsel, markeerde keizer Augustus in 27 v.Chr. het begin van een nieuwe periode. Hoewel de keizer had kunnen kiezen om een geheel nieuw systeem in te voeren en het oude te laten verdwijnen, deed Augustus het tegenovergestelde. Sommige benamingen, zoals de

sestertius, bleven samen met de denarius en as behouden.

De munten kregen een fysieke transformatie en werden ook in waarde aangepast. In feite gebeurde hetzelfde, toen keizer Diocletianus na 284 opnieuw het geldsysteem omgooide. De motivatie om het muntstelsel te hervormen

was overeenkomend tijdens de regeerperiodes van Augustus, Diocletianus en Constantijn. Het leger was de belangrijkste en tevens grootste kostenpost. Inflatie en de devaluatie van geld zorgden echter voor ontevreden soldaten. Op die manier steeg het belang van de door de keizer uitgereikte donativa.

5.3.1. Constantijns bijdrage

Na de doorvoering van het hervormde geldsysteem, bleek dat veel nieuwe munten in de metaforische oude sok bleven zitten. Volgens numismaticus en historica Estoit werden argentei en de

nummi opgepot.120 Dit zorgde

op de lange termijn wederom voor een tekort aan munten, dus moesten er weer nieuwe munten worden geslagen en dit veroorzaakte weer inflatie. In 301 kondigde Diocletianus, samen met de drie andere tetrarchen, het Edictum de Pretiis Rerum Venalium (het prijzenedict) aan.121 Hierin werd gepoogd om de inflatie tegen te gaan door de muntwaarden te

verdubbelen. Het verhogen van de prijzen lijkt dan een logische vervolgstap, maar dit werd door dit edict tegengehouden. Hierin werden maximumprijzen voor goederen en diensten, van een varken tot een zak graan, vastgesteld.

De terugkeer van het zilvergeld is typerend voor de regeerperiode van keizer Constantijn.122

Naast het zilvergeld is met name de introductie van de gouden solidus kenmerkend voor Constantijns hervorming. De verouderde gouden aureus bleef nog enige tijd in circulatie, maar werd in het West-Romeinse Rijk in 313 onder autoriteit van Constantijn vervangen door

120 Estiot 2012, 549. 121 Estiot 2012, 549-550. 122 van Beek 1986, 40.

Figuur 7: Nummus geslagen onder autoriteit van Constantijn I in 324,

Inventarisnummer RO-10914

Figuur 8: Het Romeinse muntstelsel na de hervorming van Constantijn de Grote

Muntsoort waardeverhoudingOnderlinge Samenstelling

Solidus 1 Goud

Miliarensis 18 Zilver

Argenteus 24 Zilver

Follis 180 Brons

de lichtere solidus.123 De verspreiding van Constantijns munt weerspiegelt in feite zijn

machtsspreiding over het gehele Romeinse Rijk. In het oostelijke deel, toen nog onder invloed van Licinius, bleef de aureus namelijk langer in gebruik. Deze munt verdween pas in 324, toen Constantijn de macht helemaal had overgenomen.124

123 van Beek 1986, 40. 124 van Beek 1986, 40.

Hoofdstuk 6: Propaganda

Net na de Tweede Wereldoorlog werd in 1949 George Orwells ‘1984’ gepubliceerd. Het verhaal beschrijft in feite een waarschuwing tegen dictatoriale regimes, zoals nazi-Duitsland en Stalins Sovjet-Unie. Het speelt zich af in een wereld waarin de overheid ieder aspect van het menselijk leven controleert en beheerst. Het citaat op de eerste pagina benadrukt in feite het belang van de oorspronkelijke bron en waarschuwt voor de macht van de propaganda. Wanneer het verleden bestudeerd wordt, moet men rekening houden met het feit dat de overwinnaar de geschiedenis opschreef. Diegene had een persoonlijke agenda, waarbij zijn eigen groep eigenlijk altijd beter uit de verf kwam dan de tegenpartij. De vragen die in feite altijd gesteld moeten worden bij een historisch onderzoek zijn: wie zat er achter de informatieverschaffing en wat was de reden voor deze vorm van manipulatie? In dit hoofdstuk wordt de oorsprong en definitie van de term propaganda toegelicht en in een modern tijdskader nader verklaard. Vervolgens wordt de term ook toegepast in het Romeinse tijdskader en zullen de verschillen naar voren komen. De verschillende vormen van propagandavoering worden opgesomd. De verspreidingsreden en achterliggende agenda’s van Augustus, Hadrianus en Constantijn worden op een rij gezet en in het tijdskader geplaatst. Op die manier zal de koppeling naar het laatste hoofdstuk, de iconografische interpretatie, logisch en begrijpelijker zijn.

In document De keerzijde van de Romeinse munt (pagina 35-39)