• No results found

De Ontwikkelingen van de Romeinse

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Ontwikkelingen van de Romeinse "

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Romeinse

Tempelarchitectuur

De Ontwikkelingen van de Romeinse

Tempelarchitectuur gedurende de Romeinse Republiek van 509-80 v.Chr.

Tale Idske Wolthuis Masterscriptie Archeologie Rijksuniversiteit Groningen, April 2014 Eerste Begeleidster: dr. E. van ‘t Lindenhout

Tweede Lezer: prof. dr. P.A.J. Attema

(2)

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 1

1.1 Probleemstelling ... 1

1.2 Vraagstelling ... 1

1.3 Doelstelling ... 2

1.4 Afbakening ... 2

2. De Inventarisatie / Werkwijze ... 3

2.1 De Werkwijze ... 3

2.2 De Griekse en Etruskische Tempels ... 4

2.2.1 Griekse Tempels ... 4

2.2.2 Etruskische Tempels ... 5

2.3 Onderzoek naar Romeinse Tempels ... 5

3. De Tempels van de Periode 509 – 387 v.Chr. ... 8

3.1 Historisch Kader... 8

3.2 De Tempels ... 9

3.2.1 De Tempel van Jupiter Optimus Maximus ... 9

3.2.2 De Tempel van Saturnus ... 10

3.2.3 De Tempel van Castor en Pollux ... 11

3.2.4 De Tempels van Mater Matuta en Fortuna ... 12

4. De Tempels uit de Periode 387 – 201 v.Chr. ... 14

4.1 Historisch Kader... 14

4.2 De Tempels ... 16

4.2.1 De Tempel van Feronia, Rome ... 16

4.2.2 De Tempel van Janus, Rome ... 17

4.2.3 De Tempel van Spes, Rome ... 17

4.2.4 De Tempel van Juturnia, Rome ... 18

4.2.5 Tempel C Pettorino, Alba Fucens ... 19

4.2.6 De Tempel van Juno Moneta, Segni ... 19

5. De Tempels uit de periode 201 – 80 v.Chr. ... 21

5.1 Historisch kader ... 21

5.2 De Tempels ... 22

5.2.1 De Tempel van Juno Sospita, Rome ... 22

5.2.2 De Tempel van Veiovis, Rome ... 22

5.2.3 De Tempel van Juno Regina, Rome ... 23

5.2.4 De Tempel van Jupiter Stator, Rome ... 24

5.2.5 De Ronde Tempel bij de Tiber, Rome ... 24

5.2.6 De Tempel van Fortuna Huiusce Diei, Rome ... 25

5.2.7 De Tempel van Portunus, Rome ... 26

(3)

5.2.8 De Tempel van Concordia, Cosa ... 27

5.2.9 De Tempel van Mater Matuta, Cosa ... 28

5.2.10 De Tempel van Portunus, Cosa ... 29

5.2.11 Het Capitolium, Cosa ... 30

5.2.12 De Tempel van Juno, Gabii ... 31

5.2.13 De Tempel van Hercules Victor, Tivoli ... 31

5.2.14 De Tempel van de Sibille, Tivoli ... 32

5.2.15 De Tempel van Vesta, Tivoli ... 33

5.2.16 Het Capitolium, Pompeii ... 33

5.2.17 De tetrastyle tempel, Ostia ... 34

5.2.18 De Tempel van Hercules, Ostia ... 35

5.2.19 “De Vier Tempels”, Ostia ... 35

5.2.20 De Tempel van Hercules, Cori ... 36

5.2.21 De Tempel van Apollo, Alba Fucens ... 37

5.2.22 De Tempel van Mens Bona, Paestum ... 38

6. Analyse ... 40

6.1 De Tempels ... 40

6.1.1 Categorie A: Tempels met meerdere Cellae. ... 40

6.1.2 Categorie B: Tempels met één Cella... 41

6.2 De Analyse van de Tempels ... 44

6.2.1 Ontwikkeling Tempeltypes ... 44

6.2.2 Anten ... 46

6.2.3 De Zuilen ... 46

6.2.4 De Grootte ... 47

6.2.5 Oriëntaties ... 47

6.2.6 Locatie ... 48

6.2.7 Godheid ... 49

6.2.8 Bouwer ... 49

6.3 Discussie ... 50

7. Conclusie ... 52

8. Bibliografie ... 54

(4)

1

1. Inleiding

1.1 Probleemstelling

Tempels zijn altijd een inspiratiebron geweest voor de mens. Gedurende de Renaissance haalden veel architecten inspiratie uit de oude Romeinse gebouwen zoals Filippo Brunellisch, de beroemde architect van onder andere de koepel van de Kathedraal van Florence. Dit geldt zeker ook voor de Romeinse tempels en hun architectuur in het algemeen, aangezien veel relatief moderne gebouwen zijn gebaseerd op de oude Romeinse gebouwen.1 Enkele voorbeelden van gebouwen met klassieke elementen zijn het Pentagon en het Witte huis in de Verenigde Staten, maar ook veel

overheidsgebouwen in Europa en Nederland, zoals het stadshuis van Groningen.

Toen Rome een republiek werd in 509 v.Chr. was één van de eerste dingen die de Romeinen deden - naast het verdedigen van de stad - het inwijden van een tempel op 13 september van hetzelfde jaar: de tempel van Jupiter Optimus Maximus (ook wel bekend als het Capitolium omdat deze tempel op de Capitolijnse heuvel is gebouwd).2 Dit was de grootste tempel van Rome en ook de belangrijkste tempel voor alle Romeinen ten tijde van de Republiek. Deze tempel werd bovendien gezien als het symbool van Rome en de jonge Republiek.3

Maar hoe Romeins was deze tempel? De eerste Etruskische koning van Rome, Lucius Tarquinius Priscus, zwoor deze tempel te bouwen, maar het was zijn zoon, de zevende en laatste koning van Rome, Lucius Tarquinius Superbus die de tempel bouwde.4 Bij de bouw werden veel Etruskische arbeiders betrokken zoals de kunstenaar Vulca van Veii.5 In hetzelfde jaar dat de tempel werd voltooid, 509 v.Chr., kwamen de Romeinen in opstand tegen hun koning en met de daaropvolgende Republiek was het niet de koning maar één van de consuls, Marcus Horatius Pulvillus, die de tempel inwijdde.6 Betekent dit dat de tempel van Jupiter Optimus Maximus een Etruskische tempel was of een Romeinse?

1.2 Vraagstelling

Architectuur is een belangrijk middel om de identiteit en autoriteit van een beschaving of bevolking uit te drukken.7 Dit geldt ook voor Romeinse tempels ten tijde van de Romeinse Republiek. Alleen, in hoeverre kan worden gezegd dat deze tempels qua architectuur ook Romeins waren? Er wordt in de voor dit onderzoek behandelde literatuur veel gesproken over de Etruskische en Griekse invloeden op Romeinse architectuur, maar hadden de Romeinen dan een eigen tempelarchitectuur, of

kopieerden ze de Etruskische en Griekse tempelarchitectuur? Door te kijken naar de archeologische resten en naar de reconstructies zal geprobeerd worden hier antwoord op te geven. Dit alles heeft geleid tot de volgende hoofdvraag: Hoe zag een Romeinse tempel eruit in de Republikeinse periode van 509 v.Chr. tot 80 v.Chr.?

Om deze vraag te beantwoorden zijn de volgende deelvragen opgesteld:

• Welk type tempels bouwden de Romeinen?

• Welke ontwikkelingen zijn er zichtbaar binnen de Romeinse tempelarchitectuur gedurende de periode 509 v.Chr. tot 80 v.Chr.?

• In welke nederzettingen/steden werden tempels gebouwd?

• Waar in de nederzetting/stad werden tempels gebouwd?

• Werden er ook tempels buiten een nederzetting/stad gebouwd?

1 Irwin 1997, 4-10.

2 Liv. 2.8.8.

3 Lawrence 2012.

4 Dion. Hal. IV 61; Liv. 1.55-1.56.1.

5 Plin. NH 35.157

6 Liv. 2.8.8.

7 Abel 2000, 141-150.

(5)

2

• Hadden de Romeinen een voorkeur voor een bepaalde godheid aan wie ze hun tempels wijden?

• Wat waren de afmetingen van deze tempels?

• Hadden de Romeinen een voorkeur voor een bepaalde oriëntatie van hun tempels?

• Is er sprake van een duidelijke Etruskische/Griekse invloed op de Romeinse tempelarchitectuur ten tijde van de Republikeinse periode?

1.3 Doelstelling

Het doel van dit onderzoek is te kijken naar de architectuur van tempels die door de Romeinen zijn gebouwd en te onderzoeken hoe een Romeinse tempel tijdens de Republiek eruit heeft gezien. Om dit te verwezenlijken is een database samengesteld van tempels, met reconstructies van de

tempelplattegronden, die door de Romeinen zelf of onder hun invloed zijn gebouwd. Naast de plaats, jaar en plattegrond wordt ook gekeken naar de ligging van de tempel, de oriëntatie, de bouwer en de godheid. Aan de hand van deze database zal geprobeerd worden antwoord te geven op de

onderzoeksvraag.

1.4 Afbakening

Voor dit onderzoek is gekozen voor zowel een chronologische als een ruimtelijke afbakening. In paragraaf 1.3 wordt de chronologische afbakening kort vermeld: de periode 509 v.Chr. tot 80 v.Chr.

In 509 v.Chr. ontstond de Romeinse Republiek.8 In datzelfde jaar werd ook de grootste en

belangrijkste tempel voor de Romeinen - ten tijde van de Republiek – ingewijd, namelijk de tempel van Jupiter Optimus Maximus oftewel het Capitolium van Rome.9 In 80 v.Chr. werd Sulla voor het laatst tot consul gekozen nadat hij in het jaar ervoor zijn functie als dictator had neergelegd en trok hij zich aan het einde van 80 v.Chr. terug uit de politiek.10

In de periode van 509 v.Chr. tot 80 v.Chr. vinden enkele historische ontwikkelingen plaats die van grote invloed zijn op de Romeinen. Rome wordt langzaamaan de heerser van het Italiaans

schiereiland en het verslaat Carthago in drie oorlogen voor de heerschappij over het westelijke mediterrane zeegebied en de Hellenistische koninkrijken voor de heerschappij over het oostelijke mediterrane zeegebied. Het einde van de Republiek met Pompeius, Caesar en Octavianus/Augustus wordt niet behandeld in dit onderzoek omdat na 80 v.Chr. de tempels veel complexer werden maar ook andere betekenissen kregen, vooral politieke.11 Zo bouwde Julius Caesar veel tempels voor Venus omdat zijn familie, en hijzelf, beweerden afstammelingen te zijn van deze godin.

Voor dit onderzoek is er gekozen om de periode 509 v.Chr. tot 80 v.Chr. in drie periodes in te delen die gebaseerd zijn op een aantal belangrijke historische gebeurtenissen. De eerste periode loopt van 509 v.Chr. tot de plundering van Rome door de Galliërs in 387 v.Chr. De tweede periode loopt van 387 v.Chr. tot het einde van de Tweede Punische Oorlog in 201 v.Chr. De laatste periode loopt van 201 v.Chr. tot 80 v.Chr. De plunderingen van Rome door de Galliërs was een grote nederlaag die Rome deed veranderen. Hetzelfde geldt voor de Tweede Punische Oorlog met

Hannibal die het de Romeinen zeer benauwd maakte. Omdat voor sommige tempels de datering niet nauwkeurig genoeg is om de tempels per eeuw in te delen is er voor gekozen om een deze drie periodes te gebruiken gebaseerd op belangrijke historische gebeurtenissen. Hierdoor vallen de meeste tempels duidelijk in één van de drie periodes.

Voor de ruimtelijke afbakening is gekozen om enkel Romeinse tempels in het Republikeinse Italië, de provincie Italia, te behandelen (Fig. 1.1). Voordat Caesar Italië uitbreidde met de noordelijke provincie Gallia Cisalpina liep de grens van Italië via de beroemde rivier de Rubicon tot het moderne Liguria. Enkel de tempels die door de Romeinen zijn gebouwd en die aan de hierboven staande criteria voldoen, worden in dit onderzoek behandeld.

8 Liv. 2.6-7.

9 Bloch 1960, 21.

10 Plut. Sulla 33-34.

11 Boëthius 1978, 214.

(6)

3

2. De Inventarisatie / Werkwijze 2.1 De Werkwijze

Het onderzoek begon met het maken van een inventarisatie van bekende tempels uit de periode 509 v.Chr. tot 80 v.Chr. uit Italië. Hierbij worden enkel de tempels die, met grote mate van zekerheid, door de Romeinen zijn gebouwd, behandeld. Na de inventarisatie van de tempels is gekeken of er een plattegrond beschikbaar was van deze tempels in de literatuur. Enkel de tempels met een plattegrond, vaak ging het om reconstructies, werden opgenomen in dit onderzoek. Vooral voor Rome was dit erg makkelijk gezien de grote hoeveelheid literatuur waar tempels, en andere

gebouwen, in worden behandeld. Sommige van deze werken zijn al meer dan 80 jaar oud.12 Ook voor het gebied dat wordt aangeduid als Latium vetus bleek genoeg te vinden. Voor de rest van Italië bleek het veel moeilijker tempels met plattegronden te vinden. Dit heeft onder andere te maken met de grote mate van continuïteit van veel tempels, die niet door de Romeinen zijn gebouwd, terwijl anderen zijn verwoest door de Romeinen of door latere volkeren of heersers.

Bij de inventarisatie van de tempels is voor een zelfde methodiek gekozen als Elisabeth van ’t Lindenhout (2010) hanteert. Ze behandelt Archaïsche gebouwen aan de hand van vier

aandachtsgebieden: constructietechniek, plattegrond, chronologie en functie/betekenis.13 Deze aandachtsgebieden deelt ze vervolgens op in een aantal variabelen. Voor dit onderzoek is gekozen om deze aandachtspunten van Van ’t Lindenhout over te nemen en aan te passen.

In haar eerste aandachtsgebied behandelt Van ’t Lindenhout de constructietechniek waarbij ze kijkt naar de funderingen, de opstand, het dak en de vloer, maar ook naar het materiaal dat is gebruikt. Voor dit onderzoek zijn de funderingen en de daarbij horende podia de belangrijkste archeologische bron, omdat vaak enkel deze sporen aanwezig zijn. Hierdoor is het voor een aantal tempels lastig de opstand te reconstrueren. Deze reconstructies worden meegenomen in dit onderzoek als ze beschikbaar zijn. Over het dak valt vaak weinig te vertellen omdat in de meeste gevallen niet eens dakpannen of terracotta’s zijn gevonden. Aangezien Romeinse tempels vaak worden gereconstrueerd met een zadeldak, net als veel Etruskische en Griekse tempels, wordt ervan uitgegaan dat dit ook het geval is voor tempels in dit onderzoek tenzij anders wordt aangegeven.

Hierbij gaat het vooral om tempels die nog volledig overeind staan of waarvan zoveel van is

overgebleven, dat met enige zekerheid te zeggen valt wat voor dak de tempel had, zoals de tempel van Portunus in Rome. De vloer van de tempels wordt in dit onderzoek niet behandeld tenzij deze relevant is voor de reconstructie van de tempelplattegrond.

In haar tweede aandachtsgebied behandelt Van ’t Lindenhout de plattegrond. Hierin behandelt ze de veldgegevens en de reconstructie, de verschillende ruimtes, de oriëntatie en de positie van de verschillende ingangen. Bij tempels is het vaak mogelijk ze in te delen in bepaalde types aan de hand van de plattegronden. Veel van deze plattegronden zijn echter reconstructies die zijn gemaakt aan de hand van beschikbare archeologische sporen en antieke bronnen. In eerste instantie was het de bedoeling om in dit onderzoek ook te kijken in hoeverre de reconstructies klopten, maar dat zou met deze hoeveelheid tempels te tijdrovend zijn geweest en is daarom niet uitgevoerd. Hier ligt dus een mogelijkheid voor toekomstig onderzoek. Verder worden de afmetingen van de plattegrond en de verschillende ruimtes behandeld als deze beschikbaar zijn. Indien ze niet beschikbaar zijn zal geprobeerd worden om aan de hand van de plattegronden afmetingen te maken. De oriëntatie van de tempels is erg belangrijk omdat deze over het algemeen zuidelijk is, maar dat is altijd het geval. De positie van de ingang is in dit onderzoek aan dezelfde kant als waarop de tempel is georiënteerd.

Waar dit niet het geval is wordt er melding van gemaakt bij de beschrijving van de desbetreffende tempel.

In het derde aandachtsgebied van Van ’t Lindenhout wordt de chronologie behandeld. Binnen dit aandachtsgebied kijkt ze naar de oudere sporen, bouw, wanneer buiten gebruik en verschillende

12 Platner & Ashby 1929.

13 Lindenhout 2010, 4-5.

(7)

4 fases. Voor dit onderzoek is het bouwjaar het belangrijkste van dit aandachtsgebied want dat is een belangrijk criterium om te bepalen of het een Romeinse tempel is of niet. De overige variabelen van dit aandachtsgebied worden behandeld als deze bekend zijn. Verder wordt er voor dit onderzoek een variabele toegevoegd aan de chronologie, namelijk de opdrachtgever en de persoon die de tempel inwijdde. Omdat van veel tempels bekend is wie de opdrachtgever was en wie hem heeft ingewijd is het interessant om te kijken of dit in verband staat met het type tempel dat werd gebouwd.

In haar vierde en laatste aandachtsgebied behandelt Van ’t Lindenhout de functie en betekenis.

Hieronder vallen de variabelen vondstmateriaal en ruimtelijke context. Omdat het doel van dit onderzoek niet is om te kijken welke functie deze tempels hadden (naast dienst te doen als

heiligdom voor bepaalde goden) zal aan dit onderdeel niet veel aandacht worden besteed. Wel is de ruimtelijke context van belang. De ruimtelijke context zegt namelijk iets over de plek waar een gebouw, in dit geval tempels, werden gebouwd, maar ook waarom deze daar zijn gebouwd.

In dit onderzoek worden de bovengenoemde aandachtspunten en variabelen niet in dezelfde volgorde behandeld als hierboven. Er is gekozen voor de volgende inrichting. Eerst worden de archeologische resten behandeld. Hieronder vallen de variabelen funderingen, opstand, dak, veldgegevens en reconstructie, verschillende ruimtes, oriëntatie en ruimtelijke context. Als laatste wordt de chronologie van de tempel behandeld waar de variabelen oudere sporen, bouw, bouwer, wanneer buiten gebruik en verschillende fases onder vallen.

2.2 De Griekse en Etruskische Tempels

Om dit onderzoek goed uit te voeren is het noodzakelijk om aan te tonen wat precies een tempel is volgens de oude Grieken en Etrusken. Hierbij zal vooral gelet worden op wat volgens de literatuur, zowel oud als meer recent, een typische tempel is voor beide beschavingen. Enkele voorbeelden zijn Vitruvius, Axel Boethius (1978), Biers (1980), Alcock & Osborn eds. (2007) en Neer (2012). Aan de hand van deze criteria voor een typische tempel is het vervolgens mogelijk om te zeggen of een bepaalde tempel lijkt op een Griekse of Etruskische tempel.

2.2.1 Griekse Tempels

Griekse tempels speelden een belangrijke rol in de ontwikkeling van Etruskische en Romeinse tempels. De tempelvormen die de Grieken en Griekse kolonisten in Zuid-Italië ontwierpen, samen met hun bouwordes, bereikten de rest van Italië waar eerst de Etrusken en later de Romeinen ze aanpasten voor hun eigen tempels. Maar wat is nou een Griekse tempel? Dit was één van de eerste dingen die wij als eerstejaars archeologiestudenten moesten leren.

De Klassieke Tempel

De klassieke Griekse tempel, een peripteros tempel, is één van de meest iconische gebouwen in de geschiedenis (Fig. 2.1). De karakteristieken van dit tempeltype komen in bijna alle Griekse tempels voor en wordt uitgebreid behandeld in handboeken over Griekse oudheid zoals Biers (1980), Alcock

& Osborn ed. (2007) en Neer (2012). De tempel stond op een podium genaamd het stereobaat.

Boven op het stereobaat werden nog twee lagen aangelegd die steeds kleiner werden. Hierdoor ontstond een trapconstructie waardoor de Grieken van alle kanten de tempel konden betreden. De bovenste van deze lagen werd het stylobaat genoemd. Deze drie lagen samen werden het crepidoma genoemd. Op het stylobaat stond de tempelconstructie. Deze tempelconstructie werd omringd met zuilen (Dorische, Ionische of Korintische) genaamd peristasis. Dankzij het podium en de peristasis hadden Griekse tempels een zeer open karakter. De tempelconstructie, de naos, bestond uit een aantal onderdelen. Aan de voorkant van de tempel zat de pronaos dat als ingang diende voor de tempel. De hoofdruimte van de tempel was de cella. Hier stond het cultusbeeld van de god aan wie de tempel was ingewijd. Het is mogelijk dat er nog een kleine ruimte was achter de cella genaamd de adyton, en aan de achterkant van de naos zat nog een ruimte genaamd het opisthodomos. Deze ruimte was enkel van de achterkant te betreden en werd soms weggelaten. Boven de zuilen ligt het entablement bestaande uit een architraaf, een fries en een kroonlijst. Hierbij zijn wat verschillen bij

(8)

5 bepaalde types. Zo kan de fries uit metopen bestaan die gescheiden zijn van elkaar met triglieven of is de fries doorlopend.

Tholos

De tholos is een aparte constructie waarvan niet altijd kan worden gezegd of het een tempel was of niet.14 Tholos is de technische term voor een rond gebouw, in het geval van dit onderzoek gaat het om ronde tempels (Fig. 2.2). Deze ronde gebouwen werden vaak omringd met zuilen. Net als alle andere Griekse tempels had de tholos een trapachtig podium met een stereobaat en een stylobaat, maar verder had deze tempelvorm niet veel gemeen met het klassieke Peripteros tempelplan.

2.2.2 Etruskische Tempels

Etruskische tempels hadden net als de Griekse tempels een symbolische waarde.15 Maar omdat de Etrusken hun tempels vooral uit hout bouwden is er niet veel van deze tempels bewaard gebleven.

De belangrijkste bron als het gaat om Etruskische tempels is Vitruvius die in zijn boek De Architectura het heeft over een aantal ‘Toscaanse’ tempels.16 Hoewel bij Etruskische tempels Griekse invloeden zijn te zien, verschillen ze wel degelijk van elkaar.

De Drie Cellae Tempel

Deze tempelvorm is de bekendste van alle tempelvormen die als Etruskisch worden beschouwd. Het meest kenmerkende van deze tempelvorm is dat hij drie cellae heeft (Fig. 2.3). Deze tempels stonden op grote en relatief hoge podia met enkel een trap aan de voorkant. Hierdoor hadden Etruskische tempels een meer frontale uitstraling vergeleken met de relatief open Griekse tempels. Verder waren deze tempels vooral vierkant qua vorm. Aan de voorkant van de tempel zat een pronaos met zuilen. Hierbij zijn enkele varianten mogelijk zoals een rij zuilen langs de hele voorkant (prostylos) of werden de buitenmuren doorgetrokken met zuilen daar tussenin (in antis). De zuilen waren van een aparte orde namelijk de Toscaanse orde. Deze waren zeer simpel met een gladde buitenkant. Het tempelgebouw, zoals eerder gemeld, had drie cellae. In elk van de drie cellae werd een aparte godheid vereerd.

De Tempels met Eén Cella

Naast de zeer bekende drie cellae tempels zijn er ook een aantal tempels met één cella die worden gezien als Etruskisch. Deze lijken veel op elkaar maar verschillen op één punt, namelijk de alae (vleugels). De ene tempel heeft namelijk open alae en de andere gesloten, dit hangt voor een deel af van de reconstructie (Fig. 2.4). Beide types werden net als de drie cellae tempel gebouwd op een groot, relatief hoog podium. Alleen waren deze tempels meer rechthoekig in vergelijking met de vierkante drie cellae tempel. Ook deze tempels hadden zuilen aan de voorkant waarbij het type met open alae ook een rij zuilen aan de zijkanten had, terwijl het type met gesloten alae een muur had aan de zijkanten. Deze tempels waren aan de achterkant echter gesloten (peripteros sine postico). Dit is goed te zien bij de tempel met open alae. De enige cella van de tempel stond in het midden van het podium tegen de achterwand aan. Bij de tempel met gesloten alae lijkt het op een drie cellae tempel alleen waren de zijkanten open ruimtes zonder deuren.

2.3 Onderzoek naar Romeinse Tempels

Bij onderzoek naar Romeinse tempels, en Romeinse architectuur in het algemeen, mag Vitruvius niet ontbreken. Vitruvius was een Romeinse architect, auteur en technicus uit de 1e eeuw v.Chr. (85-15 v.Chr.) die vooral bekend is geworden door zijn tiendelige boekenserie over architectuur: De

Architectura. In boeken drie en vier van deze serie behandelt Vitruvius Romeinse tempels, maar ook Griekse en ‘Toscaanse’ tempels. Vitruvius lijkt gefascineerd door de Griekse bouwordes en hij deelt

14 Valavanis 2004, 232.

15 Barker & Rasmussen 1998, 219.

16 Vitruvius De architectura 4.7.

(9)

6 Romeinse tempels in verschillende klassen in op basis van de afstand tussen twee zuilen, het

intercolumnium. Sindsdien is er veel literatuur bijgekomen over Romeinse tempels en Romeinse architectuur.

Over het oude Rome zijn een aantal topografische publicaties uitgebracht. Samuel Ball Platner en Thomas Ashby (1929) en later Lawrence Richardson (1992) hebben een topografische ‘woordenboek’

gepubliceerd over Romeinse gebouwen van het oude Rome. Hoewel deze publicaties zeer uitgebreid ingaan op de bekende Romeinse gebouwen, ligt de nadruk vooral op de informatie ontleend aan historische bronnen en niet zozeer op de archeologische resten en de reconstructies. Een andere publicatie die vooral is gericht op de historische kant van Romeinse tempels is van Adam Ziolkowski (1992). In zijn publicatie worden alle Romeinse tempels behandeld die in de periode 396 v.Chr. tot 219 v.Chr. in Rome zijn gebouwd. Maar zoals al is vermeld gaat het hier vooral om historische bronnen en zijn van veel tempels geen archeologische resten bekend. In 1993 kwam het eerste deel uit van een serie publicaties genaamd de Lexicon Topographicum Urbis Romae (Steinby ed., vol 1:

1993; vol 2: 1995; vol 3: 1996; vol 4: 1999 & vol 5: 2000). Deze serie is uitgebreider dan de publicaties van Platner en Ashby (1929) en Richardson (1992). Deze topografische publicatie legt de nadruk vooral op de archeologische resten en archeologisch onderzoek. Zo hebben verschillende archeologen bijgedragen aan de publicatie van deze serie waaronder Inge Nielsen (1992), Filippo Coarelli (1995; 1996 & 1999), Pisani Sartorio (1995) en Eva Steinby (1999). Filippo Coarelli, een Italiaanse archeoloog, heeft naast zijn bijdrage aan de Lexicon ook een toeristische reisgids gepubliceerd over Lazio (1982). In deze publicatie worden veel van de belangrijke archeologische plaatsen die in Lazio liggen behandeld. In deze gids worden ook een groot aantal tempels beschreven en alhoewel deze beschrijvingen kort zijn, zijn ze wel zeer informatief en gedetailleerd. De

ontwikkelingen van de Romeinse tempelarchitectuur worden in deze topografische werken echter niet behandeld. Deze publicaties waren uiteindelijk zeer nuttig voor het samenstellen van de database voor dit onderzoek.

De publicatie waar uiteindelijk het meest naar wordt verwezen is de publicatie van John Stamper (2005). John Stamper, een architect van beroep, behandelt in zijn publicatie de ontwikkelingen van Romeinse tempelbouw in Rome vanaf het begin van de Romeinse Republiek tot het midden keizerrijk.

Stamper maakt veel gebruik van plattegronden en afmetingen die afkomstig zijn van archeologen en archeologisch onderzoek. Daarnaast stelt Stamper in hoofdstuk 1 en 2 van zijn publicatie de

reconstructie van de tempel van Jupiter Optimus Maximus ter discussie. Stamper is het niet eens met de reconstructie van Einar Gjerstad (1960) die gebaseerd is op Luigi Canina (1840). Stamper vindt de reconstructie veel te groot en komt met een kleiner alternatief. John Hopkins (2012) behandelt de tempel van Jupiter Optimus Maximus ook en kijkt hoe deze tempel van invloed is geweest op andere tempels. Hopkins stelt dat de reconstructie zoals die is voorgesteld door Gjerstad wel degelijk mogelijk is geweest terwijl hij de reconstructie van Stamper onwaarschijnlijk acht. Dit baseert hij onder andere op archeologisch onderzoek van Anna Mura Sommella (2000) en op het feit dat de reconstructie van Stamper niet overeenkomt met de gevonden archeologische resten terwijl de grotere reconstructie van Gjerstad wel overeenkomt. Een andere publicatie de ontwikkelingen van de Romeinse architectuur behandelt, waaronder tempels, is van Axel Boëthius (1978). Boëthius, een archeoloog die gespecialiseerd is in Etruskische en Italische architectuur, behandelt de geschiedenis van Etruskische en Romeinse architectuur tot het einde van de Romeinse Republiek. In zijn publicatie behandelt hij ook een groot aantal tempels maar niet zo uitgebreid als Stamper. Ook worden de ontwikkelingen van Romeinse tempelarchitectuur bijna niet behandeld.

Zowel Stamper als Boëthius onderscheidden verschillende fases binnen de Romeinse tempelarchitectuur. Stamper houdt het bij twee fases: een Etrusko-Romeinse fase en een Hellenistische fase. Boëthius zet er nog een fase tussen waarin de Romeinen meer een eigen identiteit proberen te ontwikkelen.17 De eerste fase begint ergens in de 6e eeuw v.Chr., met de Etruskische koningen van Rome en eindigt rond 200 v.Chr. De tussenfase van Boëthius begint in 386 v.Chr. en duurt tot 200 v.Chr. Beiden stellen dat de Hellenistische fase rond 200 v.Chr. begint. In deze

17 Boëthius 1978, 114.

(10)

7 fase zouden de Romeinen overgaan op het assimileren van de Griekse Hellenistische architectuur.18 Overigens verschilt de benaming van de eerste fase per auteur. Zo wordt deze fase Etruskisch, Etrusko-Romeins of Etrusko-Italisch genoemd.19 Alhoewel zowel Boëthius als Stamper de

ontwikkelingen van Romeinse tempelarchitectuur behandelen kijken geen van beide naar wat nu Romeins is aan de architectuur van Romeinse tempels. Verder wordt er niet veel aandacht besteed aan de definitie van een Romeinse tempel.

Wat opvalt in de literatuur is de snelle indeling in de hierboven behandelde fases: een Ertusko- Romeinse fase en een Grieks Hellenistische fase. De indeling van Romeinse tempels in één van deze fases komt vaak neer op kleine stilistische details en is niet per se gebaseerd op de architectuur van de tempels.

Eén van de doelen van dit onderzoek is te kijken of er inderdaad sprake is van Etruskische/Griekse invloeden op de Romeinse tempelarchitectuur. Het uiteindelijke doel is om te kijken naar hoe een Romeinse tempel eruit zag gedurende de Romeinse Republiek van 509 v.Chr. tot 80 v.Chr. Hiervoor is een grote database samengesteld waarvan de tempels die aan de onderzoekcriteria voldeden zijn gebruikt. Deze tempels zijn op basis van hun datering verdeeld over drie periodes: 509-387 v.Chr., 387-201 v.Chr. en 201-80 v.Chr. Door de tempels uit deze drie periodes te vergelijken wordt geprobeerd een definitie te geven van een Romeinse tempel uit de Republikeinse periode van 509 v.Chr. tot 80 v.Chr.

18 Stamper 2006, 49-83; Welch 2006, 497.

19 Stamper (2005, 34-48) spreekt van een Etrusko-Romeinse fase terwijl Ramage & Ramage (2005, 66-68) en Torelli & Fracchia (2006, 81) het hebben over een Etrusko-Italische fase/architectuur.

(11)

8

3. De Tempels van de Periode 509 – 387 v.Chr.

3.1 Historisch Kader

509 v.Chr. was een zeer belangrijk jaar voor de Romeinen. In dat jaar kwam er een einde aan het 244 jaar oude koninkrijk nadat Lucius Junius Brutus en zijn bondgenoten de laatste koning, Lucius

Tarquinius Superbus, hadden verjaagd. Tarquinius vertrok naar Etrurië en kwam datzelfde jaar terug met de steun van de legers van Veii en Tarquinia om zijn troon te heroveren.20 De Romeinen wonnen de slag maar Tarquinius wist te overleven. Naast de stichting van de Republiek was er nog een andere belangrijke gebeurtenis in 509 v.Chr. wat van grote invloed was op de Romeinse samenleving, namelijk de inwijding van de destijds grootste tempel van Rome en Italië: de tempel van Jupiter Optimus Maximus.

In 508 v.Chr. zou Tarquinius nog een poging wagen om Rome te heroveren met hulp van de koning van Clusium, Lars Porsenna, maar ook deze poging faalde.21 Rome had zich bewezen tegen de legers van Etrurië maar was nog steeds kwetsbaar. Het gebied dat de Romeinen beheersten was bescheiden vergeleken met de Etruskische staten. Maar de Romeinen zaten niet stil.

In 496 v.Chr. (499, 498 of 493 v.Chr.) kwamen de Romeinen in conflict met de Latijnen.22 Het leger van de Latijnen werd geleid door Tarquinius maar hij werd verslagen tijdens de slag bij het

Regillusmeer door Aulus Postumius Albus Regillensis.23 Tijdens deze slag zouden de goden Castor en Pollux de Romeinen geholpen hebben waarop Aulus Postumius gezworen zou hebben een tempel voor hen te bouwen.24 Tarquinius stierf in 496 v.Chr. in ballingschap.

In 494 v.Chr. was Rome in oorlog maar het plebs weigerde ten strijde te trekken en trok zich terug.

Hun eisen waren dat zij vertegenwoordigd zouden worden door een eigen magistraat en niet door een patriciër. Dit resulteerde in de creatie van de tribunus plebis, een volkstribuun.25

Rome vocht vele oorlogen tegen de Latijnen, Sabijnen, de Etrusken en/of hun bondgenoten gedurende de rest van de 5e eeuw v.Chr. en wist zo haar grondgebied uit te breiden. De belangrijkste van deze oorlogen was die met de Etruskische stad Veii. In 406 v.Chr. verklaarde Rome Veii de oorlog maar na 10 jaar strijd waren Veii en haar bondgenoten nog niet verslagen. Dat veranderde toen Marcus Furius Camillus dictator werd en in 396 v.Chr. werd Veii, één van de rijkste Etruskische steden, veroverd en geplunderd. Gedurende de campagne zou Camillus veelvuldig de hulp van Mater Matuta hebben ingeroepen.26 De Romeinen hadden hun vijanden en concurrenten uit de nabije omgeving verslagen en onderworpen.

De Romeinen hadden in de 5e eeuw veel gewonnen aan macht, gebied en aanzien maar waren nog klein vergeleken met de andere mogendheden in Italië, zoals de Etrusken en de Grieken.

Daarnaast zou Rome aan het begin van de 4e eeuw voor het eerst te maken krijgen met een grote tegenslag. In 390 v.Chr. vielen Gallische stammen Italië binnen en versloegen in 387 v.Chr. de Romeinen waarna de Galliërs een deel van Rome plunderden om vervolgens weer te vertrekken.

20 Liv. 2.6-7.

21 Liv. 2.9-13.

22 Liv. 2.19-21; Grant 1978, 37.

23 Dion. Hal. VI 2-14; Liv. 2.21; Grant 1978, 37.

24 Liv. 2.20.

25 Liv. 2.33.1-3; Abbott 1901, 28; Orlin 1997, 112.

26 Liv. 5.19.

(12)

9

3.2 De Tempels

3.2.1 De Tempel van Jupiter Optimus Maximus Archeologische Resten en Reconstructie

De tempel van Jupiter Optimus Maximus was de grootste, ten tijde van de Republiek, en één van de belangrijkste tempels van de Romeinen. Deze tempel lag op de arx van het oude Rome waardoor de tempel een centrale ligging had in de stad en dankzij haar grootte was de tempel extra imposant (Fig.

3.2). Rond de tempel van Jupiter Optimus Maximus zouden nog enkele andere tempels zijn gebouwd maar van de meesten zijn geen archeologische resten teruggevonden. Van de tempel zelf is niet veel bewaard gebleven maar dankzij veldonderzoek zijn er toch archeologische resten bekend.27 Met behulp van deze resten en de literaire bronnen is het mogelijk deze tempel te reconstrueren. De meest geaccepteerde reconstructie komt van de hand van Luigi Canina en Einar Gjerstad.28 Volgens Gjerstad zou de tempel een podium hebben gehad van 62,28 meter lang, 53,50 meter breed en ongeveer 3,60 – 3,84 meter hoog (Fig. 3.3).29 De tempel had een zuidoostelijke oriëntatie. Niet iedereen kan zich in deze reconstructie vinden zoals John W. Stamper die onder andere twijfelt aan de bouwtechnische mogelijkheden van de Romeinen voor een dergelijk grote tempel.30 Hopkins stelt echter dat de alternatieve reconstructie van Stamper niet klopt en baseert dit op de

fundamentsresten die niet overeenkomen met deze reconstructie.31 Bovendien weerlegt Hopkins de claim dat de oude Romeinen een dergelijke tempel destijds niet hadden kunnen bouwen.32

Van de tempel zelf is vrijwel niets bewaard gebleven maar dankzij Vitruvius en Dionysus van Halicarnassus, die de tempel hebben beschreven, is het toch mogelijk deze te reconstrueren.33 Volgens deze reconstructie is de tempel in ongeveer twee gelijke helften in te delen, een pronaos en de drie cellae.34 De pronaos bestond uit drie rijen met elk zes zuilen. Deze zuilen waren

oorspronkelijk van de Toscaanse orde maar bij latere verbouwingen zijn ze vervangen door

Korinthische zuilen. Het intercolumnium (de afstand tussen twee zuilen) bedroeg 12 meter voor de middelste zuilen en 9,50 meter voor de andere. Omdat de cellamuren op één lijn stonden met de zuilen van de pronaos betekent dit dat de middelste cella 12 meter breed was en de twee buitenste cella 9,50 meter.35 De twee buitenste zuilenrijen liepen door tot de achterkant van het podium dat gesloten was door een muur (peripteros sine postico). Gjerstad heeft ook een trap gereconstrueerd aan de zuidzijde alleen hiervoor zijn echter geen archeologische sporen gevonden.36

Over de opstand en de hoogte van de tempel is veel discussie (Fig. 3.4). Als de berekeningen van Vitruvius voor de hoogte van een tempel worden gehanteerd, dan zouden de zuilen van de tempel ongeveer 16,60 meter hoog zijn met een diameter van 2,35 meter.37 Omdat deze zuilen niet van hout

27 Deze tempel, gebouwd in 525-509 v.Chr. en ingewijd door consul Marcus Horatius Pulvillus (Liv. 2.8.8; Bloch 1960, 21), werd herontdekt in 1545 door Giovanni Pietro Caffarelli (Lanciani 1875, 165-203). Zo werden delen van de zuilen van de tempel gevonden (Lanciani 1875, 165-203; Stamper 2005, 15-18). Maar pas in 1875 werd de ware locatie van de tempel bepaald door Rodolfo Lanciani (Lanciani 1897, 299). In 2000 zijn er nieuwe opgravingen geweest onder leiding van Anna Mura Sommella (2000).

28 Canina 1840; Gjerstad 1960, 168-190.

29 Gjerstad 1960, 168-189.

30 Stamper 2005, 19-33.

31 Hopkins legt de reconstructie van Stamper over de fundamentsresten van de tempel en komt tot de conclusie dat deze niet overeenkomen terwijl een monumentalere reconstructie wel overeenkomt met de fundamentsresten (Hopkins 2012, 112-115).

32 Hopkins vergelijkt de tempel met andere tempels en wat er over de tempel in de oudheid is geschreven en stelt dat de Romeinen wel degelijk in staat waren om zo’n grote tempel te bouwen (Hopkins 2012, 115-117).

33 Dion. Hal. IV 61.4.

34 Gjerstad 1960, 181.

35 Lindenhout 2010, 138.

36 Gjerstad 1960, 184.

37 Gjerstad 1960, 180-185.

(13)

10 konden worden gemaakt, zouden ze van tufsteen zijn gemaakt en mogelijk bedekt met stucwerk.38 De critici van Gjerstad’s reconstructie vinden echter dat deze tempel te groot en te hoog is voor een tempel van die tijd en komen met de suggestie dat de tempel veel kleiner was en op meerdere podia stond.39 Over de terracotta’s die in de buurt van de tempel zijn gevonden, is niet met zekerheid te zeggen dat deze bij het Capitolium hoorden.40 Ook Gjerstad is kritisch over de terracotta’s ondanks het feit dat hij bij de reconstructies van de opstand wel artistieke elementen heeft toegevoegd.41 Zo zegt Gjerstad dat door het gebrek aan materiaal er mogelijk nooit een reconstructie kan worden gemaakt van de architectonische details en dat zijn eigen reconstructie van deze details enkel een mogelijkheid is van hoe het had kunnen zijn.42

Chronologie

De bouw van de tempel zou zijn begonnen in 525 v.Chr. onder de laatste koning van Rome, Lucius Tarquinius Superbus.43 In 509 v.Chr., het begin van de Romeinse Republiek, was de tempel af en werd in hetzelfde jaar ingewijd.44 De inwijding werd uitgevoerd door consul Marcus Horatius Pulvillus.45 Holloway suggereert echter dat de tempel pas aan het begin van de 4e eeuw werd afgebouwd en onderbouwt dit onder andere door de aanwezigheid van een andere Marcus Horatius Pulvillus.46

De tempel van Jupiter Optimus Maximus is meerdere keren verbouwd of herbouwd. De eerste tempel is in 509 v.Chr. afgebouwd en ingewijd, en is in 83 v.Chr. door brand verwoest. Kort na de brand gaf Sulla de opdracht de tempel te herbouwen. De tempel werd in zijn oorspronkelijke vorm herbouwd alleen met duurder materiaal. Deze tempel werd afgebouwd in 69 v.Chr. en ingewijd door Quintus Lutatius Catulus.47 Deze tempel bleef staan tot 19 December 69 n.Chr. toen de tempel werd verwoest door brand.48 In hetzelfde jaar nog is begonnen met de herbouw van de tempel in opdracht van keizer Vespasianus. Deze tempel werd ingewijd in 75 n.Chr., maar werd verwoest door de grote brand in 80 n.Chr. Een nieuwe tempel werd gebouwd onder keizer Domitianus (82 n.Chr.) en bleef staan tot de 5e eeuw n.Chr. toen deze werd verwoest.49

3.2.2 De Tempel van Saturnus

Archeologische Resten en Reconstructie

De tempel van Saturnus lag in de zuidwesthoek van het Forum Romanum tegen de Capitolijnse heuvel aan (Fig. 3.5). Van de oorspronkelijke tempel is niet veel bewaard gebleven. Bovendien zorgt de latere versie van deze tempel ervoor dat er geen grootschalig onderzoek kan worden uitgevoerd omdat dergelijk onderzoek zeer vernietigend is. Er zijn wel delen van het podium die toebehoren tot deze oudere tempel.50 De exacte afmetingen van het oorspronkelijke podium zijn niet bekend maar

38 Gjerstad 1960, 185.

39 De meest uitgesproken van deze critici is John Stamper (2005, 19-33) die met een eigen kleinere

reconstructie komt. Volgens deze reconstructie stond de tempel op meerdere podia en was de tempel zelf 34 x 38.30 meter (Stamper 2005, 27). Deze alternatieve reconstructie wordt weersproken door Anna Mura

Sommella (2000, 7-26) en Hopkins (2012, 112-117).

40 Gjerstad 1960, 177-189; Lindenhout 2010, 141.

41 Gjerstad 1960, 177-189.

42 Idem.

43 Dion. Hal. IV 61; Liv. 1.55-1.56.1; Nielsen & Poulsen 1992, 119; Richardson 1992, 221-222.

44 Liv. 2.8.6-8; Bloch 1960, 21; Richardson 1992, 222.

45 Liv. 2.8.8.

46 Holloway 1994, 8-10.

47 Plin. NH 7.138.

48 Tac. Hist 3.71-72.

49 Lanciani 1892, 87; Stamper 2005, 15.

50 Richardson 1992, 343-344.

(14)

11 zou ongeveer 15 – 20 meter breed zijn en ongeveer 30 meter lang (Fig. 3.6).51 De tempel had een noordoostelijke oriëntatie.

De tempel was in dezelfde stijl gebouwd als de tempel van Jupiter Optimus Maximus met een pronaos en drie cellae.52 De volgende afmetingen en beschrijvingen zijn overgenomen van een reconstructietekening van John W. Stamper.53 De pronaos bestond uit twee rijen van vier zuilen.

Deze zuilen waren van de Toscaanse orde. De intercolumnia bedroeg ongeveer 5,5 meter voor de buitenste zuilen en ongeveer 7 meter voor de binnenste zuilen. De cellamuren liepen op één lijn met de zuilen waardoor de buitenste cellae ongeveer 5,5 meter breed waren en de centrale cella 7 meter breed was. De cellae waren ongeveer 15 meter lang. Over de opstand en het dak is niet veel te zeggen omdat deze niet bewaard zijn gebleven als gevolg van latere verbouwingen.

Chronologie

De Tempel van Saturnus is gebouwd in de periode 501-498 v.Chr. maar was mogelijk al gepland door de laatste koning van Rome, Lucius Tarquinius Superbus.54 Door wie de tempel werd ingewijd is niet met zekerheid te zeggen. Deze tempel bleef staan tot een brand hem verwoestte in 42 v.Chr. Met de bouw van een nieuwe tempel werd in 42 v.Chr. begonnen door consul Lucius Munatius Plancus en deze werd rond 30 v.Chr. afgerond.55 Het podium van de tempel werd aangepast en werd op sommige plekken 11 meter hoog, 24 meter breed en 33 meter lang.56 De tempel kreeg één grote cella met pilasters en een rij van zes zuilen aan de voorkant met nog twee rijen van twee zuilen tussen de voorste zes zuilen en de cella. In de vierde eeuw n.Chr. werd de tempel verwoest door brand en weer herbouwd.57 De tempel werd uiteindelijk verwoest in de 15e eeuw.

3.2.3 De Tempel van Castor en Pollux Archeologische Resten en Reconstructie

De tempel van Castor en Pollux lag in de zuidoosthoek van het Forum Romanum vlakbij de tempel van Vesta (Fig. 3.7). Volgens de mythe rond de tempel zouden Castor en Pollux op de plek waar de tempel stond hun paarden uit een bron hebben laten drinken.58 Om die reden werd daar uiteindelijk hun tempel gebouwd. Door de vele verbouwingen van de tempel is weinig van de originele tempel bewaard gebleven maar dankzij uitgebreid onderzoek zijn er voldoende restanten gevonden om deze te kunnen reconstrueren.59

Oorspronkelijk werd gedacht dat de eerste tempel van Castor en Pollux, in vergelijking met de latere verbouwingen en andere tempels in de nabije omgeving, relatief klein was met een podium van 16,20 meter breed en 21,60 meter lang.60 Maar na nieuw onderzoek aan het podium wordt nu gedacht dat het tempelpodium 27,50 meter breed was, 37 meter lang en ongeveer 3 meter hoog (Fig.

3.8).61 Deze tempel had een noordoostelijke oriëntatie.

De tempel had een pronaos en drie cellae ondanks dat de tempel slechts aan twee goden was gewijd. Dit was overigens niet ongewoon.62 De pronaos bestond uit twee of drie rijen van vier

51 Breedte (Stamper 2005, 36). Eigen meting van lengte.

52 Richardson 1980, 53; Stamper 2005, 36-37.

53 Stamper 2005, 36.

54 Dion. Hal. VI 1.4; Stamper 2005, 36.

55 Richardson 1992, 343.

56 Stamper 2005, 114.

57 Richardson 1992, 343-344.

58 Richardson 1992, 74.

59 Nielsen & Poulsen 1992.

60 Frank & Stevens 1925, 82-85.

61 Nielsen & Poulsen 1992, 75-78.

62 De andere cellae hadden vaak een andere functie. Voor de tempel van Castor en Pollux gaat het mogelijk om een bank of winkels (Nielsen 1993, 242-243).

(15)

12 zuilen.63 Als de pronaos drie rijen zuilen had, dan stonden de zuilen tot aan de rand van het podium.

Als de pronaos twee rijen zuilen had, dan was het voorste gedeelte van het podium mogelijk lager waardoor een terraseffect ontstond.64 Deze zuilen waren waarschijnlijk van de Toscaanse orde maar zijn later vervangen door zuilen van de Korinthische orde. De interaxiale zuilafstand, de afstand tussen het midden van twee zuilen, bedraagt 7,50 meter.65

Hoewel de muren van de drie cellae niet meer in situ aanwezig zijn, is het toch mogelijk deze te reconstrueren dankzij de oudere funderingsmuren. Deze waren in een roosterpatroon gebouwd waardoor deze de muren van de drie cellae en de rijen van vier zuilen ondersteunden.66 Omdat de cellamuren op één lijn lopen met de zuilen waren de cellae ongeveer 7,50 meter breed en ongeveer 18 meter lang. Anderen zijn echter niet overtuigd dat de tempel drie cellae had en denken eerder aan één cella met zuilen aan de zijkant, alae.67 Verder is er niet veel bekend over de opstand van de tempel. Deze zou echter niet veel hebben afgeweken van de reconstructies van andere tempels uit deze periode.

Chronologie

Met de bouw van de tempel werd begonnen in 496 v.Chr. vlak na de slag bij het Regillusmeer als dank voor de hulp van Castor en Pollux tijdens deze slag.68 Alhoewel Aulus Postumius Albus Regillensis, de dictator en bevelhebber van het Romeinse leger tijdens de slag, gezworen had de tempel te bouwen was het zijn zoon die hem inwijdde in 484 v.Chr.69

Fase I van deze tempel begint in 484 v.Chr. toen de tempel werd afgebouwd en ingewijd.

Gedurende deze fase werd de tempel een keer aangepast rond 200 v.Chr. Fase II van de tempel begint in 117 v.Chr. met de verbouwing door Caecilius Metellus Delmaticus en de senaat van Rome.70 Het podium werd iets aangepast en uitgebreid en de drie cella maakten plaats voor één grote. Ook kreeg de tempel zuilen aan de zijkanten. Het is alleen niet zeker of er sprake was van een peripteros tempel met zuilen aan de achterkant of van een peripteros sine postico tempel met een gesloten achterkant.71 Deze fase duurt tot 7 v.Chr. wanneer de tempel opnieuw werd verbouwd.

De laatste fase, fase III, begint in 6 n.Chr. nadat in 7 v.Chr. begonnen was met de verbouwing van de tempel door Augustus en ingewijd ter ere van Tiberius en Drusus.72 Weer werd het podium uitgebreid en dit keer is met zekerheid te zeggen dat de tempel nu wel zuilen aan de achterkant had.

Deze tempel bleef tot ver in de 4e eeuw n.Chr. bestaan met enkele kleine aanpassing door verschillende keizers.

3.2.4 De Tempels van Mater Matuta en Fortuna Archeologische Resten en Reconstructie

Na veelvuldig onderzoek, en de daarbij behorende discussies, wordt tegenwoordig aangenomen dat de archeologische resten bij en onder de Sant Omobono kerk toebehoren aan de tempels van Mater Matuta en Fortuna.73 Deze tempels lagen aan de noordkant van het Forum Boarium, de veemarkt van het oude Rome (Fig. 3.9). Dit forum lag tussen de Tiber en de Capitolijnse, Aventijnse en Palatijnse heuvels. Beide tempels liggen op hetzelfde podium met een doorgang tussen de twee

63 Stamper 2005, 38.

64 Stamper 2005, 38.

65 Stamper 2005, 37.

66 Idem.

67 Richardson 1992, 74.

68 Liv. 2.20.

69 Liv. 2.42.5.

70 Cicero, In Verrem 2.1.154.

71 Stamper 2005, 57.

72 Nielsen 1993, 242-243.

73 Stamper 2005, 40-41; Lindenhout 2010, 99-108.

(16)

13 tempels en omdat deze vrijwel identiek zijn worden ze als één tempel behandeld. Het podium was ongeveer 47 meter breed en 30 meter lang (Fig. 3.10).74 De tempels hadden een zuidelijke oriëntatie.

Beide tempels waren identiek met aan de oostkant de tempel voor Mater Matuta en aan de westkant de tempel van Fortuna.75 De tempels hadden één cella met gesloten alae die over de hele lengte doorliepen en vier zuilen verdeeld over twee rijen voor de cella. De zuilen waren waarschijnlijk van de Toscaanse orde en hadden een interaxiale zuilafstand van 7,50 meter.76 De tempels waren elk 30 meter lang en 21 meter breed.77 De cellae waren ongeveer 14 meter lang en 7,50 meter breed.

Tussen de twee tempels zat een doorgang van ongeveer 5 meter breed.

Over de opstand is niet veel bekend. Er is wel een reconstructie gemaakt van de opstand. Verder is er een grote hoeveelheid terracotta’s en aardewerk gevonden op de locatie van de tempels maar hierbij gaat het vooral om een ophogingslaag met resten van eerdere periodes.78

Chronologie

De tempels zijn gebouwd in 396 v.Chr. op resten van eerdere Archaïsche tempels (590 v.Chr.) voor dezelfde goden en ingewijd door Marcus Furius Camillus nadat hij Veii had veroverd.79 Tijdens deze slag zou hij veelvuldig de hulp van Mater Matuta hebben ingeroepen en als dank heeft hij een nieuwe tempel voor haar en Fortuna gebouwd op de plek van hun oude tempels.80 Niet iedereen is overtuigd van deze datering. Zo denkt Sartorio dat de tempels in 490 v.Chr. zijn gebouwd en dat Camillus ze na de Gallische inval heeft herbouwd.81 Beide tempels werden door brand verwoest in 213 v.Chr. en vervolgens herbouwd.82

Door de Severische keizers zijn er enkele tabernae, winkels, toegevoegd en in de 6e eeuw n.Chr.

werden er christelijke gebouwen aan toegevoegd.83 De kerk die momenteel op deze plek staat dateert uit de 15e eeuw.

74 Stamper 2005, 42.

75 Stamper 2005, 42.

76 Idem.

77 Idem.

78 Lindenhout 2010, 106-108.

79 Coarelli 1988, 205-210.

80 Liv. 5.19.

81 Sartorio 1995, 281-285.

82 Stamper 2005, 42-43.

83 Het ging hier mogelijk om winkels die pigmenten verkochten (Colini et al. 1978).

(17)

14

4. De Tempels uit de Periode 387 – 201 v.Chr.

4.1 Historisch Kader

De Romeinen wisten zich verrassend snel te herstellen van de Gallische invallen en gingen vervolgens verder met waar ze gebleven waren, namelijk het veroveren van centraal Italië. In 343 v.Chr. kwam Rome in conflict met de Samnieten over de kustvlaktes die door Rome en haar bondgenoten werden beheerst.84 Dit leidde uiteindelijk tot de eerste van drie Samnitische oorlogen. Deze oorlog kwam abrupt ten einde in 341 v.Chr. na een opstand van de Latijnen tegen de Romeinen.85 Dit leidde weer tot een oorlog in 340 v.Chr. die de Latijnse oorlog wordt genoemd. Na twee jaar te hebben

gevochten had Rome in 338 v.Chr. de Latijnen verslagen en ontbond het de Latijnse Liga.86 In 326 v.Chr. begon de Tweede Samnitische Oorlog. Deze oorlog begon rampzalig voor de Romeinen en na vijf jaar (321 v.Chr.) werden zij gedwongen om een verdrag te sluiten met de Samnieten waarin werd beloofd gedurende vijf jaar geen oorlog te voeren. De vijandigheden laaiden in 316 v.Chr. opnieuw op en eindigden uiteindelijk in 304 v.Chr. met een vredesverdrag dat voor de Romeinen gunstig was.

Deze vrede duurde niet lang en in 298 v.Chr. waren de Romeinen en de Samnieten weer in conflict met elkaar.87 De Samnieten benaderden de andere volkeren van Italië in een poging een anti- Rome alliantie te creëren.88 Rome trok ten strijde tegen de Etrusken en de Samnieten en wist goed stand te houden. Maar een gecombineerd leger van Etrusken, Galliërs, Umbriërs en Samnieten leidde uiteindelijk tot de slag van Sentinum in 295 v.Chr.89 Bij Sentinum versloegen de Romeinen de

Samnitische en de Gallische troepen terwijl de Etrusken en Umbriërs bezig werden gehouden met de verdediging van hun eigen gebied.90 Ondanks deze zware nederlaag bleven de Samnieten

doorvechten tot 290 v.Chr. waarna ze de Romeinse dominantie erkenden.91

In 287 v.Chr., als gevolg van grote schulden en politieke ongelijkheid tussen de plebejers en de patriciërs, trokken de plebejers zich voor een laatste keer terug. Dit resulteerde in het aannemen van de Lex Hortensia. Hierdoor verloren de patriciërs hun vetorecht om bepaalde wetten te blokkeren.92

In 282 v.Chr. versloeg Rome de Etrusken definitief bij Populonia. Rome ging verder met haar veroveringen en trok ten strijde tegen de Grieken in het zuiden van Italië. Deze vroegen hulp in van de koning van Epirus, Pyrrhus, die in 280 v.Chr. met een leger landde in Italië.93 In 279 v.Chr. verliet hij Italië om vervolgens in 275 v.Chr. terug te keren en na de onbesliste slag van Beneventum Italië voorgoed te verlaten. Rome werd hierdoor heerser van het Italische schiereiland.

Een conflict op Sicilië leidde tot de Eerste Punische Oorlog tussen Rome en Carthago in 264 v.Chr.94 De Romeinen wisten snel met een leger te landen in Sicilië en dwongen Syracuse tot een alliantie.95 Hoewel de Romeinen op land de betere waren, waren ze in het begin op zee kansloos

84 Liv. 7.29.3-32-2.

85 Grant 1978, 48.

86 Grant 1978, 49.

87 Grant 1978, 53.

88 Idem.

89 Als reactie op de Romeinse expansiedrift werd een defensieve alliantie gevormd tussen de Etrusken, Galliërs, Umbriërs en Samnieten (Rawlings 2007, 46).

90 Grant 1978, 53.

91 In 290 v.Chr. werd het Samnitische gebied veroverd door Manius Curius Dentatus (Cicero, De senectute 55).

92 Abbott 1901, 63-66.

93 Cantor 2004, 151; Deze oorlog is vooral bekend vanwege de Pyrrhusoverwinningen waarbij koning Pyrrhus de Romeinen versloeg maar zulke zware verliezen leed dat het net zo goed een nederlaag genoemd kan worden (Plut. Pyrrhus).

94De Mamertijnen van Messina kwamen in conflict met Syracuse en na een zware nederlaag vroegen ze de Carthagers om hulp in het conflict. Carthago kwam de Mamertijnen te hulp maar vervolgens vroegen ze ook Rome om hulp. Dit leidde tot een conflict tussen de Romeinen en de Carthagers en uiteindelijk oorlog (Warmington 1993, 167; Cantor 2004, 152).

95 Warmington 1993, 171.

(18)

15 tegen de veel grotere vloot van de Carthagers.96 Pas na het uitvinden van de Corvus, een loopbrug die werd vastgemaakt aan een vijandig schip, konden de Romeinen de Carthagers op zee verslaan.97 Na meer dan twintig jaar vechten wisten de Romeinen de Carthagers tot een vredesverdrag te dwingen in 241 v.Chr. na de zeeslag om de Egadische eilanden, ten westen van Sicilië.98 Rome kreeg de controle over Sicilië en door interne conflicten van de Carthargers wisten de Romeinen ook Corsica en Sardinië over te nemen.99 Maar Carthago was nog niet compleet verslagen. In Spanje wist het grote delen te veroveren wat uiteindelijk zorgde voor nieuwe economische groei en welvaart.

In 219 v.Chr. komt Carthago in conflict met de stad Saguntum, een bondgenoot van Rome vlakbij het huidige Valencia. De stad werd vervolgens in hetzelfde jaar aangevallen door Hannibal Barkas, de man die de gevaarlijkste vijand van de Romeinse Republiek zou worden. Het jaar erop verklaarde Rome Carthago de oorlog, het begin van de Tweede Punische Oorlog. Hannibal trok met zijn leger vanuit Spanje over land naar Italië met de intentie over de Alpen te gaan. De Romeinen stuurden een leger in de tegenovergestelde richting.

Hannibal bezorgde Rome een aantal zware nederlagen bij de Trebia rivier en het Trasimeense meer.100 Als gevolg van deze nederlagen werd Quintus Fabius Maximus dictator en weigerde hij vervolgens de directe confrontatie te zoeken met Hannibal.101 In 216 v.Chr., met nieuwe consuls, besloot Rome weer de confrontatie aan te gaan. Dit leidde tot de desastreus verlopen slag van Cannae waar de Romeinen bijna compleet werden uitgeroeid.102

Na de verloren slag van Cannae liepen veel bondgenoten van Rome in het zuiden over naar Hannibal, maar een aantal belangrijke vestingen en steden bleven Rome trouw. In 214 v.Chr. sloot Macedonië zich aan bij Carthago en begon het Romeinse bondgenoten in Illyira aan te vallen. Maar nadat andere Griekse staten, waaronder Pergamon, bondgenoten werden van Rome moest

Macedonië een oorlog voeren aan meerdere fronten en sloot het vrede in 205 v.Chr.103 In Zuid-Italië had Hannibal wisselend succes maar door de successen van Scipio vanaf 210 v.Chr. in Spanje en de mislukte poging van Hasdrubal om versterkingen te sturen in 207 v.Chr. kon Hannibal niet veel meer bereiken.104 Na zijn successen in Spanje landde Scipio in 204 v.Chr. in Afrika en Hannibal werd vervolgens teruggeroepen om Afrika te verdedigen. Dit leidde in 202 v.Chr. tot de slag van Zama waar Hannibal werd verslagen en een jaar later werd er vrede gesloten tussen Carthago en Rome waarbij Carthago enkel nog haar Afrikaanse bezittingen mocht houden. Rome had haar belangrijkste concurrent verslagen en alleen de Hellenistische koninkrijken in het oosten konden nog een

bedreiging vormen.

Rome wist na de Gallische plundering de andere volkeren van Italië te verslaan en hun territoria toe te eigenen. Doordat Rome haar blik nu buiten Italië verlegde kwam het in conflict met Carthago.

Rome versloeg Carthago uiteindelijk in de eerste en de Tweede Punische Oorlog waardoor Rome niet alleen het voor het zeggen had in Italië maar ook in het Westerse mediterraan gebied.

96 Zoch 2000, 94-96.

97 Bij de zeeslag van Mylae, 260 v.Chr., wisten de Romeinen dankzij de corvus voor het eerst de Cathargers te verslaan (Wallinga 1956, 73-77). De bevelhebber van de Romeinen, Gaius Duilius, kreeg een triomftocht toegekend en bouwde de tempel van Janus (Richardson 1992, 206).

98 Zonder een vloot konden de Carthagers de strijd op Sicilië niet voortzetten en stemden dus in met een vredesakkoord (Bedford & Bradford 2001, 174).

99 In de periode 241-238 v.Chr. braken er opstanden van huurlingen uit binnen enkele gebieden van Carthago.

In 238 v.Chr. dreigde Rome Carthago met oorlog onder het voorwendsel dat Carthago een aanval op Rome aan het voorbereiden was. Carthago gaf zich meteen over waardoor Rome de controle kreeg over Sardinië en Corsica (Dunstan 2010, 70-71).

100 Dunstan 2010, 74.

101 Idem.

102 Dunstan 2010, 74-75.

103 Liv. 26.40-29.12.

104 Tucker 2010, 55-58.

(19)

16

4.2 De Tempels

4.2.1 De Tempel van Feronia, Rome Archeologische Resten en Reconstructie

De tempel van Feronia lag in het zuiden van het Campus Martius, ten westen van de Capitolijnse heuvel, op de plek die nu Largo di Torre Argentina, of Largo Argentina, wordt genoemd (Fig. 4.2).

Deze tempel was de eerste van een aantal tempels dat samen een heilig gebied vormde. Dit terrein lag ver van de fora en andere heiligdommen/tempels vandaan in een gebied dat daarvoor een open veld was.105 Later werd de omgeving er omheen vol gebouwd met andere monumentale gebouwen zoals de baden van Agrippa en het theater van Pompeius.

Ondanks dat de tempel van Feronia, net als de andere tempels aan de Largo Argentina, voor een lange tijd overbouwd was, is er veel van bewaard gebleven. Zo staan het podium en delen van de muren nog overeind (Fig. 4.3). Het podium was 17,10 meter breed en 30,50 meter lang en was 4,25 meter hoog (Fig. 4.4).106 De tempel was op het oosten georiënteerd met de ingang ook in het oosten.

Daarnaast had de tempel aan de oostkant een brede trap, de eerste tempel in dit onderzoek waarvan de trap van de tempel bewaard is gebleven.

De tempel van Feronia is een voorbeeld van een peripteros sine portico tempel, een tempel met een pronaos, open alae en een gesloten achterkant met vijf zuilen aan de zijkant en vier zuilen aan de voorkant.107 Het intercolumnium was 3,16 meter aan de zijkanten, 3,75 meter aan de voorkant en 4,45 meter tussen de middelste twee zuilen aan de voorkant.108 De zuilen waren oorspronkelijk van de Toscaanse orde, maar zijn later vervangen door Korinthische, mogelijk in 80 AD door

Domitianus.109 De tempel had maar één cella. Over de opstand is niet veel bekend. Delen van de muren staan nog, maar dat is niet genoeg om iets over de hoogte te kunnen zeggen. De tempel had een zadeldak met terracotta dakpannen.110

Chronologie

De tempel van Feronia is gebouwd in 290 v.Chr. door consul Manius Curius Dentatus na zijn overwinning op de Sabijnen.111 Feronia was van oorsprong een Sabijnse godin en wordt als zodanig geïdentificeerd door Varro.112 De grond rond de tempel werd in de 1e eeuw v.Chr. verhoogd waardoor het podium van de tempel minder hoog werd en een deel van de trap onder de grond kwam te liggen.113

De tempel werd verwoest door de grote brand van 80 n.Chr. en uiteindelijk herbouwd door keizer Domitianus. Domitianus heeft bij het herbouwen van de tempel Korintische zuilen gebruikt en een mozaïekvloer laten aanleggen.114

Wanneer de tempels werden overgebouwd is niet met zekerheid te zeggen. Alhoewel de twee tempels ten noorden van de tempel van Feronia al bekend waren, duurde het tot 1926-1929 voordat de tempel van Feronia werd ontdekt tijdens werkzaamheden gevolgd door archeologisch onderzoek.

Dit leidde ertoe dat het gebied in 1929 een monument werd.115

105 Stamper 2005, 44.

106 Coarelli 1995, 248.

107 Stamper 2005, 45.

108 Coarelli 1981, 14-15.

109 Coarelli 1981, 14-15; Nielsen & Poulsen 1992, 121; Stamper 2005, 45.

110 Stamper 2005, 45.

111 Coarelli 1981, 40-42.

112 Varro De lingua latina, 5.74.

113 Stamper 2005, 45.

114 Coarelli 1981, 14-15; Nielsen & Poulsen 1992, 121.

115 Richardson 1992, 33.

(20)

17 4.2.2 De Tempel van Janus, Rome

Archeologische Resten en Reconstructie

De tempel van Janus is de meest noordelijke tempel van een groep van drie tempels op het Forum Holitorium, de groentemarkt van het oude Rome (Fig. 4.5). Het Forum Holitorium lag net buiten de oude stadsmuur van Rome met aan de noordoostkant de Capitolijnse heuvel en aan de westkant de Tiber. De tempel is voor een deel bewaard gebleven omdat deze is geïncorporeerd in de San Nicolà in Carcere kerk.116 Het podium van de tempel is ongeveer 24,50 meter lang, 14,50 meter breed en 2,09 meter hoog (Fig. 4.6).117 De tempel was op het oostnoordoosten georiënteerd.

De tempel van Janus wordt gereconstrueerd als een type peripteros sine portico tempel. De pronaos bestond uit zes zuilen aan de voorkant en negen zuilen aan de zijkanten met vier extra zuilen in de pronaos die in het verlengde stonden van de cella muren.118 De interaxiale zuilafstand is overal gelijk en bedroeg ongeveer 2,50 meter.119 Deze zuilen werden in de 1e eeuw v.Chr. vervangen door zuilen van de Ionische orde.120 De tempel had maar één cella die ongeveer 8,50 meter breed was, waarvan de zijmuren een stukje vooruitsprongen in de pronaos. Deze vooruitspringende zijmuren worden anten genoemd. De tempel had naar alle waarschijnlijkheid een zadeldak en was ongeveer 16 meter hoog vanaf de grond gemeten tot aan de nok van het dak (Fig. 4.7).

Chronologie

De tempel van Janus werd in 260 v.Chr. gebouwd door consul Gaius Duilius. Eerder dat jaar had Gaius Duilius de belangrijke zeeslag bij Mylae gewonnen waarmee hij de eerste Romein werd die op zee zegevierde.121 Deze tempel werd in de 1e eeuw v.Chr. gerestaureerd waarbij de zuilen mogelijk werden vervangen door Ionische zuilen.122 De tempel werd uiteindelijk verwoest door brand om door Augustus te worden herbouwd en door Tiberius in 17 n.Chr. te worden afgemaakt.123

Na de restauratie van Augustus en Tiberius wordt de tempel nog een keer in de 2e eeuw n.Chr.

gerestaureerd.124 In de 6e eeuw n.Chr. werd er een kerk gebouwd, die later de San Nicola in Carcere kerk werd, die delen van de tempel van Janus incorporeerde (Fig. 4.8). Bij latere verbouwing in de 10e en 16e eeuw werden nog steeds delen van de tempel gebruikt. In de noordelijke muur van de kerk zijn nog een aantal zuilen van de oude tempel zichtbaar (Fig. 4.9).

4.2.3 De Tempel van Spes, Rome Archeologische Resten en Reconstructie

De tempel van Spes was de zuidelijkste van de drie tempels die op het Forum Holitorium lagen (Fig.

4.10). Net als de tempel van Janus is een deel van de tempel van Spes bewaard gebleven omdat deze is geïncorporeerd in de San Nicolà in Carcere kerk.125 Zo is de noordkant van de tempel grotendeels bewaard gebleven. Deze tempel was de kleinste van de drie tempels van het Forum Holitorium. Het podium was ongeveer 10,97 meter breed, 19,70 meter lang en 2,65 meter hoog (Fig. 4.11).126

De tempel van Spes was een ongewone tempel voor zijn tijd. Deze tempel was namelijk een type peripteros tempel met zes zuilen aan de voor- en achterkant en elf aan de zijkanten.127 Deze zuilen

116 Meade 1980, 96.

117 Coarelli 1996, 91.

118 Stamper 2005, 60.

119 Coarelli 1981; Nielsen & Poulsen 1992, 122.

120 Stamper 2005, 59-60.

121 Richardson 1992, 206.

122 Stamper 2005, 59-60.

123 Richardson 1992, 206.

124 Nielsen & Poulsen 1992, 122.

125 Meade 1980, 96; Nielsen & Poulsen 1992, 122; Stamper 2005, 59-62.

126 Coarelli 1981; Nielsen & Poulsen 1992, 122.

127 Stamper 2005, 61.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Begeleiding of toezicht dient bij iedere activiteit aanwezig te zijn voor sporters t/m 18 jaar en de begeleider moet 1,5 meter afstand houden. Begeleiding kan bij zelfstandig

Met de Kindregeling kregen huishoudens in Wijchen mogelijkheden voor zwemles, computers en een jaarlijkse bijdrage voor ontwikkeling en participatie zonder dat de periode waarin

Ook zijn we er ons van bewust dat onze koerswijziging – het aannemen van de woonvisie door de raad – schuurt met signalen die we eerder hebben afgegeven.. Daar voelen we

[r]

Het bereik van de bijzondere bijstand lijkt na 2016 te zijn agenomen, maar dit komt omdat op dat moment een aantal regelingen vanuit de bijzondere bijstand over zijn gegaan naar

Verklaring II.3: Deze verklaring kan worden afgegeven op basis van de verklaring van de dierenarts van het centrum, of een fysieke controle tijdens de certificering. Verklaring

de zogenaamde "I SABEL -handtekening", die gebruikt moet worden wanneer via het I SABEL - netwerk gewerkt wordt; niet alleen de verzender moet zijn digitale I

Doel van de regeling is enerzijds ervoor te zorgen dat ook mensen met een laag inkomen goed verzekerd kunnen zijn; anderzijds hoopt de gemeente op deze wijze verstrekkingen uit