• No results found

Het overtrof ook ditmaal mijne verwachting, dat ook de tweede druk van mijne

„Verza-„meling van einige algemeene politiebepalingen op Java en Madoera in het bizonder en

„voor Nederlandsch-Indië in het algemeen ten dienste van den politierechter en voorzitter

„der residentiegerechten" reeds zoo spoedig geheel was uitverkocht en ik daarom van velschillende zijden werd aangezocht een derden druk daarvan het licht te doen zien ,

Dit is wel het beste bewijs, dat die verzameling in eene bepaalde behoefte voorziet en daarom heb ik ook niet gedraald om aan die aanzoeken te voldoen.

Alhoewel ik van velen het groote nut van deze uitgave mocht vernemen, zoo is er toch maar één ambtenaar geweest, die mij op eenige leemten in dien tweeden druk wees, waarvan ik in dank gebruik heb gemaakt.

Dat niemand anders ooit ter zake eenige opmerking maakte, mag ik dus zeker wel voor een groot deel stellen op de nauwkeurigheid van mijn arbeid en heb ik dan ook in dezen derden druk mij beijverd om daaraan ook ditmaal niet te kort te doen.

Zoo heb ik deze uitgave verrijkt met tal van nieuwe onderwerpen, terwijl ik tevens meerdere officieele uitleggingen als noten of bijschriften heb bijgevoegd en naar meerdere Bijbladen heb verwezen.

De alphabetische volgorde heb ik herzien, zoodat die gemakkelijker is na te slaan.

In een „Aanhangsel" heb ik verder die bepalingen vereenigd, welke geene eigenlijke strafbepalingen bevatten, zooals over premiën, verbeurdverklaarde goederen, wetgevende bevoegdheid van locale raden en Hoofden van gewestelijk bestuur, administratieve beboe-tingen, subsidiaire vrijheidstraffen van boeten c. a., het houden van politierol en de rol van dagelijksche zaken, politie rechtsmacht van ambtenaren bij het binnenlandsch-bestuur en dergelijke, die voor den nog niet ingewijde nuttige aanwijzingen geven.

Wederom heb ik mij onthouden van het opnemen der artikelen van de strafwetboeken, die binnen de competentie van den politierechter of voorzitter van het residentiegerecht vallen, zoomede van de overtredingen der pachtvoorwaarden, omdat deze uitgave alsdan te volumineus en te kostbaar zou worden en men die strafbepalingen toch in elk wetboek kan vinden en de pachten op Java en Madoera eerlang tot het verledene zullen behooren en reeds elders zijn beschreven.

Mij vleiende ook deze derde druk gunstig moge ontvangen worden, noem ik mij

W. F. ENGELBERT VAN BEVERVOORDE, Resident.

PEKALONGAN, 3 September iQÖQ.

Bijgewerkt tot en mst Staatsblad 1909 No. 392 en Bijblad No.

7057-HANDEL. SCHEEPVAART. Reglementen.

Algemeen Politiereglement voor Reeden in Nederlandsch-Indië.

Staatsblad 1905 No. 547.

I. Met buitenwerkingstelling van het Algemeen Politieregle-ment voor Reeden, Ankerplaatsen en Havens in Nederlandsch-Indië, vastgesteld bij artikel 1 van de ordonnantie van 17 April

1885 (Staatsblad No. 87) en laatstelijk gewijzigd bij die van 8 Maart 1904 (Staatsblad No. 157), vast te stellen het aan deze ordonnantie gehecht:

„Algemeen Politiereglement voor Reeden in Nederlandsch-Indië."

II Deze ordonnantie treedt in werking drie maanden na ha-re afkondiging.

ALGEMEEN POLITIEREGLEMENT VOOR REEDEN IN NEDERLANDSCH-INDIË LE,.

A R T . 1. De Havenmeesters of de als zoodanig fungeerende landsdienaren zijn belast met de toepassing en de handhaving van dit reglement.

ART. 2. In dit reglement wordt verstaan o n d e r :

reeden: alle reeden, havens en rivieren, welke tot lig- of ankerplaats dienen, zoomede ligplaatsen aan. los- en laadhoofden, kaden en steigers ;

schepen: alle schepen, vaartuigen, vlotten en dergelijke ver-voermiddelen te water.

Havenmeester : De Havenmeester of de landsdienaar, die als zoodanig fungeert ;

Gezagvoerder : de Gezagvoerder of de persoon, die hem ver-vangt;

Opvarenden : allen, die zich aan boord bevinden, met uitzon-dering van den Gezagvoerder.

A R T . 3. (1) Alle schepen zijn verplicht hunne natievlag te toonen bij aankomst op of vertrek van eene reede, bij verhalen, verzeilen of verstoomen ter reede, en tijdens de Gouverneur-Generaal zich aldaar bevindt.

(2) Van deze verplichting zijn vrijgesteld vlotten, visschers-vaartuigen en visschers-vaartuigen, minder dan 3 M3 netto metende.

AKT. 4. (1) Schepen, komende met het doel om te l a d e n , te lossen, passagiers in te nemen of te ontschepen of om gesloopt te worden, zijn verplicht eene ligplaats in te n e m e n binnen de grenzen der reede, tenzij de Havenmeester a n d e r s vergunne of bevele, of bizondere voorschriften, wegens den toestand van het schip of wegens den aard van de lading, anders bepale.

(2) Een schip, dat in brand staat of dat in gevaar van zin-ken verkeert, mag niet ter reede komen, doch moet door den Gezagvoerder worden gebracht op eene door den Havenmees-ter aan te wijzen plaats.

(3) De schepen, welke om de in het eerste of tweede lid van dit artikel genoemde redenen eene ligplaats buiten de ree-degrenzen innemen, zijn eveneens onderworpen aan de voor-schriften van dit reglement.

ART. 5. (1) De Havenmeester is bevoegd aan ter reede komende schepen de in te nemen ligplaatsen aan te wijzen en aan ter reede liggende schepen te bevelen van ligplaats te veranderen.

(2) De Gezagvoerders zijn verplicht aan de daartoe strekken-de bevelen van strekken-den Havenmeester onverwijld te gehoorzamen.

(3) Ter reede liggende schepen mogen, behoudens de geval-len van brand en gevaar van zinken, niet van ligplaats veran-deren, dan krachtens vergunning van den Havenmeester.

ART. 6. (1) Zoodra een schip op of nabij eene reede eene ligplaats heeft ingenomen, zendt de Havenmeester den Gezag-voerder ter invulling een praaibrief, overeenkomstig het door den C o m m a n d a n t der Zeemacht, Chef van het Departement der Manne in Nederlandsch-Indië, vastgesteld model.

(2) De Gezagvoerder is verplicht den praaibrief na ontvangst onverwijld, volledig en naar waarheid, in te vullen en eigen-handig te onderteekenen.

(3)" De praaibrief wordt aangeboden in de Nederlandsche, Fransche, Engelsche, Duitsche of Maleische taal, ter keuze van den Gezaghebber.

(4) Dit voorschrift is niet van toepassing op schepen, welke op een jaarpas varen, en op vierten, v i s s e r s v a a r t u i g e n , bin-nenschepen en vaartuigen, minder dan 3 M:i netto metende.

ART. 7. (1) De Gezagvoerder van een op een zeebrief varend schip is verplichtte zorgen, dat uiterlijk op den dag —of, zoo die een Zondag is. uiterlijk op den tweeden dag — n a aankomst de scheepspapieren aan den Havenmeester in bewa-ring worden gegeven.

3

(2) De Gezagvoerder van een op een jaarpas varend schip is verplicht uiterlijk op den dag of, zoo die een Zondag is, uiterlijk op den tweeden dag---na aankomst de scheepspapie-ren in persoon bij den Havenmeester te bscheepspapie-rengen en hem alle gevraagde inlichtingen te geven.

(3) De scheepspapieren blijven bij den Havenmeester in be-waring, totdat de akte van uitklaring wordt uitgereikt.

(4) De scheepspapieren van vreemde schepen worden, des-verlangd, door den Havenmeester, nadat hij er het vereischt gebruik van gemaakt heeft, overgegeven aan den ter plaatse gevestigden Consul-Generaal, Consul, Vice-Consul of Consulairen Agent van den staat, waartoe het schip behoort, tegen ont-vangst eener verklaring, dat zij bij dezen blijven berusten, tot dat cie akte van uitklaring wordt vertoond.

(5) Onder scheepspapieren wordt verstaan :

à. üe zeebrief, jaarpas of ander geldig bewijs der nationaliteit, b. de meetbrief of verklaring omtrent den inhoud,

c. de monsterrol, d. ae gezondheidspas,

e. de laatst verleende akte van uitklaring,

en, ingeval het schip bestemd is voor den overvoer van passagiers,

ƒ. het certificaat van keuring.

ART. 8. (1) Een op een zeebrief varend schip mag van eene reede niet vertrekken, dan na van den Havenmeester eene akte van uitklaring te hebben bekomen, opgemaakt overeenkomstig het door den Commandant der Zeemacht en chef van het Departement der Marine in Nederlandsch-Indië, vastgesteld model.

(2) Een op een jaarpas varend schip mag van eene reede niet vertrekken, dan na van den Havenmeester eene vergunning tot vertrek te hebben verkregen, v/elke door dezen op den jaar-pas wordt geschreven, op welken jaar-pas tevens worden vermeld de dag van aankomst, de bewapening en de aanwezige munitie.

(3) De akte van uitklaring of de vergunning tot vertrek worde niet verleend, dan nadat den Havenmeester gebleken .is, dat de Gezagvoerder aan alle verplichtingen, voor hem uit dit reglement en andere, zoo algemeene als plaatselijke, verordenin-gen of voorschriften voortvloeiende, voldaan heeft of, voor zooveel zulks is toegelaten, zijne aansprakelijkheid ter zake door anderen is overgenomen.

(4) Tot het verleenen van hulp aan in nood verkeerende schepen mogen de op een zeebrief of op een jaarpas varende schepen tijdelijk eene reede verlaten zonder akte van uitklaring

oi schriftelijke vergunning tot vertrek, doch zuiks alleen mét verlof van den Havenmeester.

ART. 9. (1) De Commandant der Zeemacht en Chef van het Departement der Marine in Nederlandsch-Indië, kan aan schepen vrijstelling verleenen van de in artikel 7 en 8 genoem-de voorschriften ongenoem-der door hem nagenoem-der vast te. stellen voor-waarden.

(2) De verleende, gewijzigde of ingetrokken vrijstellingen zullen in de Javasche Courant worden bekend gemaakt.

ART. 10. (1) Behoudens het lossen van seinschoten door een schip bij aankomst of vertrek en van saluutschoten, is het verboden op eene reede met vuurwapens te schieten of vuurwerk te ontsteken, anders dan krachtens vergunning van den Havenmeester.

(2) Het lossen van seinschoten in de onmiddellijke nabijheid van schepen of van bewoonde plaatsen is verboden.

ART. 11. (1) Bij het ontstaan van brand aan boord van een schip ter reede moet de Gezagvoerder van het brandend schip onverwijld bericht zenden aan den Havenmeester en alles in het werk stellen om zijn schip buiten de reede te brengen en uit de nabijheid van andere schepen te houden.

(2) De Gezagvoerders der ter reede liggende schepen, die eene sloep aan boord hebben, zenden ieder minstens één goed bemande en zooveel mogelijk met bluschmiddelen voorziene sloep naar het brandend schip.

(3) De sloepen staan onder de bevelen van den Havenmeester, die aan de bemanning der sloepen beveelt ai datgene te ver-richten, wat door hein in het belang der veiligheid van personen en goederen wordt noodig geacht.

(4) De Havenmeester is bevoegd, rondhouten en touwen te doen kappen en brandende schepen te doen zinken, en voorts, behoudens teruggave aan of schadeloosstelling van den eige-naar, te bevelen, dat door de aanwezige s c h e p e n : vaartuigen, trossen en wat dies meer zij beschikbaar worden gesteld.

(5.) Bij brand in een aan den waterkant staand en met sloepen bereikbaar gebouw, zijn de voorschriften van het twee-de, derde en vierde lid van dit artikel van toepassing.

ART. 12. (1.) Wanneer ontdekt wordt, dat een schip ter reede in gevaar van zinken verkeert, moet de Gezagvoerder het onverwijld vervoeren naar de door den Havenmeester aan te wijzen plaats, waar het moet blijven, totdat het gevaar voor zinken is weggenomen.

— 5 —

(2.) Is ter reede een schip gezonk

en

dan b

e r i c

ht de Ge-zagvoerder onverwijld het ongeval aan

d e n

Havenmeester.

(3.) De Havenmeester neemt ter zake de vereischte maat-regelen, en is bepaaldelijk bevoegd den eiaenaar of den Aqent van het schip, of, zoo noch de een, noch de ander in Neder-landsch-Indië aanwezig is, den Gezagvoerder te bevelen;

a- op of bij het gezonken schip te plaatsen en in goeden

staat te houden eene speeds boven water blijvende baak, des daags van een witte vlag, en van zonsonderoang tot zonsopkomst van eene helder lichtgevende lantaren voor-zien;

b- het gezonken schip te lichten of weg te ruimen.

(4.) De eigenaar, de Agent of de Gezagvoerder is verplicht