• No results found

Behoort bij het reglement voor de pacht van het recht tot het houden van pandhuizen, vastgesteld bij de ordonnantie van

4 December 1903 (Staatsblad No. 402).

145 —

PANDHUIZËN. 1. Aanwijzing van de streken, waar met ingang van 1 Januari 1904 de exploitatie van pandhuizen in eigen beheer wordt genomen, zoomede van de plaatsen, waar

Gouvernements pandhuizen zullen zijn gevestigd.

2. Regelingen in verband met de nieuwe afkondiging van het pandhuisreglement.

3. Indienststelling van een Hoofd-inspecteur van den pand-huisdienst.

Staatsblad 1903 no. 403.

Eerstelijk: enz.

Ten tweede; In verband met de artikelen 1 en 3 der ordon-nantie van heden (Staatsblad No. 402), te bepalen dat met ingang van 1 Januari 1904

a. de exploitatie van pandhuizen door het Gouvernement in eigen beheer wordt genomen ;

in de bij artikel 1 van het Koninklijk besluit van 3 April 1900 no. 52 (Indisch Staatsblad 1901 no. 214), tot domein van den Staat verklaarde gedeelten van de afdeeling Buitenzorg der residentie Batavia;

in de residentie Preanger-Regentschappen, met uitzondering van de afdeeling Soemedang;

en bij wijze van proef in het regentschap Poerworedjo der gelijknamige afdeeling van de residentie Kedoe ;

b. een Gouvernements pandhuis zal zijn gevestigd op elk der navolgende 'plaatsen :

Buitenzorg (de hoofdplaats der afdeeling Buitenzorg van de -esidentie Batavia.)

Bandoeng, Tjiandjoer, Soekaboemi, Garoet en Tasikmalaja (de hoofdplaatsen der afdeelingen Bandoeng, Tjiandjoer, Soekaboemi, Limbangan en Soekapoera) en Tjimahi (in het district Tjimahi, . afdeeling Bandoeng) alle in de residentie Preanger-Regentschappen, alsmede bij wijze van proef te Poerworedjo (de hoofdplaats der gelijknamige afdeeling van de residentie Kedoe.)

Ten derde : enz.

Ten vierde: In verband met artikel 6 van het Reglement voor de pacht van het recht tot het houden van pand-huizen in die gedeelten van Nederlandsch-Indië, waar dit recht door het Gouvernement in pacht wordt afgestaan

10*

(Staatsblad 1903 no. 402), met ingang van 1 April 1904 de rentenmaxima, zoomede de termijnen, binnen welke de aflossing der pandgoederen moet geschieden, voor de pacht-pandhuizen vast te stellen:

A. voor Java en Madoera en voor de gewesten Sumatra's Weskust, Be>i:velen, Lampongsche Districten, Wester-afdeeling van Borneo, Zuicer- en Óosterafdeeling van Borneo en Celeoes en Onderhoorigheden, als volgt :

B E L E E N I N G E N V A N :

B. Voor de gewesten Palembang, Atjeh en Onderhoorigheden Oost-kust van Sumatra, Banka en Onderhoorigheden en Billiton, als volgt : 1 gulden 10 gulden

„ 10 „ „• „ ,, 25 „

_ 147 —

Ten vijfde : Met ingang van 1 Januari 1904 bij wijze van tijdelijken maatregel, in dienst te stellen een Hoofdinspecteur van den pandhuisdie,,st op eene bezoldiging van f 1000 (een dui-zend gulden) 's m.aands ; wordendt hem verder het recht toegekend om voor zijne dienstreizen te declareeren op den voet der bestaande bepalingen.

Ten zesde : enz.

H O O G - G E R E C H T S H O F

van Batavia, 27 Januari 1909.

NEDERLANDSCH-lNDIË PARKET

v a n den

Procureur-Generaal No. 279.

Ik heb de eer UwHoogEdGestr. als mijne meening mede te deelen, dat het geval, bedoeld in Uw dienstbriefkaart van 22 dezer No. 8 0 7 . 4 2 (het leenen van b. v. f 110.—- op verschei-dene panden tegelijk) zeker niet valt onder de verbodsbepaling van Staatsblad 1903 No. 4 0 2 ; ten tweede :

Er is verboden gelden uit te leenen, waarvan het bedrag één honderd gulden niet te boven gaat. Van de waarde van het pand wordt niet gesproken, ook niet of dit uit één of meer voorwerpen bestaat, die elk eene zekere minimumwaarde zouden moeten hebben.

De bedoeling zal ook wel niet zijn dat men geen geldsom van bijv. f 1000 tegen pandgeving mag uitlaenen, wanneer niet alle de verschillende voorwerpen, welke gezamenlijk als pand dienen, ieder eene waarde van meer dan f 100 hebben.

Daarentegen is het uitleenen van f 99 op een pand van zeg bijv. f 10.000 waarde we! verboden en strafbaar.

De Pi oei reur- Generaal

bij het Hoog-Gerechtshof van Nederlandsen-Indië, Wg. VAN DER ZWAAN.

B. Pandhuisregie. OPENING van een Gouvêrnements-pandhuis ter afdeelingshoofdplaats Soekaboemi 1).

Staatsblad 1901 No. 131, zooals het is gewijzigd bij Stbl.

1901 No. 461.

DE GOUVERNEUR-GENERAAL VAN NEDERLANDSCH-INDIË doet te weten :

Dat Hij, het wenschelijk achtende door het nemen eener proef meerdere kennis te doen verzamelen omtrent de exploi-tatie der pandhuizen, zoowel met het oog op de mogelijkheid der invoering van de exploitatie van dit middel in eigen beheer als niet de bedoeling, zoo dit niet mogelijk mocht blijken, te doen nagaan welke verbeteringen in het bestaande stelsel zijn aan te brengen;

Heeft goedgevonden en verstaan:

Bij wijze van tijdelijken maatregel, met afwijking in zooverre van de ordonnantie van 22 Januart i 8 6 0 (Staatsblad no. 17), zooals die is gewijzigd, aangevuld en toegelicht bij de ordon-nantiën van 14 Mei 1886 (Staatsblad no. 91), 1 Juli 1891 (Staatsblad No. 163), 14 April 1894 (Staatsblad no. 90), 18 October 1896 (Staatsblad no. 207), 6 April 1899 (Staatsblad No. 131) en 9 Augustus 1900 (Staatsblad no. 217), te bepalen:

Ten eerste: Met ingang van 1 April 1901 wordt 1er afdee-lingshoofdplaats Soeicaooemi (./esidentie Preanger-Regentschap-pen) een Gouvernements-pandhais geopend.

Ten tweede: Van bovendgenoemd tijdstip af zal het in de afdeeiing Soekaboemi aan niemand geoorloofd zijn tegen in pandgeving, dan wel in den vorm van koop en verkoop met recht van wederinkoop gelden uit te leenen, niet te boven caande één honderd gulden, op poene, naar gelang van den landaard der overtreders, van de in ai eikel 337 van het Wetboek van Strafrecht voor europeanen en artikel 339 van het Wetboek van Strafrecht voor inlanders bedreigde straffen.

Van dit verbod zijn uitgesloten de door den Gouverneur-Generaal aan te wijzen op philantropischen grondslag werkende

1) Bij Stbl. 1901 No. 462, 1903 Nos. 158, 159 en 403 en 1904 Nos. 453, 75 en 281 is de pandhuisregie ingevoerd in de geheele gewesten Batavia, Bantam en Preanger Regentsc rappen;

(voor een deel van Batavia ook nog L :j Siol. 1906 No. 133); bij Stbl. 1902 No. 436, 1904 No. 1, 1906 No. 138 en 1908 No. 153 in het gewest Kedoe ; tij Stbl. 1904 No. 75 in afd.

Modjokerto (Soerabaja); bij Stbl. 1906 No. 13ö in afd. Demak, Grobogan, Pati en Koedoes (residentie Semarang); bij Stbl. Î906 No. 138 in afd. Pasoeroean en P^obolinago (residentie Pasoercean); bij Stol. Iy06 No. 138 en 1907 No. 93 in het gewest Bc-soeki : Dij Stbl. 1906 No. 138 te Kertosono (residentie Kedin); bij Stbl. 1907 No. 93 en 1908 No. 153 te Tegal (district) en Adiwerna (district) (beide residentie Pekalongan); bij Stbl. 1907 No. 93 en 1908 No. 284 in het_ gewest Banjoemas; bij Stbl. 1903 No. 153 in het gewest Madioen; bij Stbl. 1909 No. 25 in de gewesten Cheribort en Kediri.

_ 149 —

credietinstellingen, doch alleen met betrekking tot de mede door Hem voor ieder aan te wijzen groepen van wezende goederen 1).

Ten derde: Vast te stellen het aan deze ordonnantie gehecht Reglement voor het beheer en de exploitatie van genoemd pandhuis. 2.)

Ten vierde; enz.

REGLEMENT voor den Gouvernementspandhuisdienst.

Staatsblad 1905 No. 490, zocals het i's gewijzigd bij Stbl. 1908 Nos. 477 en 576. 3).

ART. 2. t/m 4 enz.

A R T . 5. Het is den administrateur en den beambten ver-b o d e n :

I e . voor eigen rekening, middellijk of onmiddellijk, bij het pandhuis geld te leenen of aan anderen geld op onder-pand te verstrekken, onder-pandbriefjes in eigendom, bezit of zelfs in bewaring te hebben, panden te lossen of te herbeleenen, dan wel surplusgelden te ontvangen, zoomede middellijk of onmiddellijk aankoopen te doen in de veilingen van eenig pandhuis;

2e. bij hunne komst in de lokalen van het pandhuis mede te brengen of bij hun vertrek daaruit mede te nemen kost-baarheden of andere voorwerpen, niet tot hun dagelijksch gsbruik benoodigd, of ge;d. De administrateur heeft het recht, bij het binnentreden en verlater van die lokalen door het personeel, zich door onderzoek aan een lijve te overtuigen, dat dit verbod niet wordt overtreden, welke bevoegdheid te allen tijde mede is toegekend aan het Hoofd van plaat-selijk bestuur, het Hoofd van den pandhuisdienst en de aan dezen laatste toegevoegde inspecteerende ambtenaren;

3e. in de nie: voor het publiek toegankelijke lokalen der pand-huizen personen toe te laten, anders dan voor werkzaam-heden ten behoeve van het pandhuis of voor den openba-ren dienst, tenzij op machtiging van het Hoofd van den pandhuisdienst op de aan dezen toegevoegde inspecteerende ambtenaren, dan wel van het Hoofd van plaatselijk bestuur.

A R T . 6. (1) Alle in het pandhuis ter beleening aangeboden roerende goederen, mits ter geschatte waarde van minstens ƒ 0.10 (tien cent) voor iedere beleening, moeten worden

aange-nomen,uitgezonderd :

1) Niouwe al. cfm. Stbl, 1901 no. 461.

2) Dft reglement is in de plaats getreden van het reglement bij Stbl. 1901 no. 131 jo 461 vastgesteld.

3) 'Nieuw reglement cfm. Stbl. 1901 no. 461.

l e . alle blijkbaar van Gouvernementsverstrekking afkomstige goederen, tenzij de inbrengers kunnen aantoonen, dat daarover door hen vrijelijk mag worden beschikt;

2e. obligation, actiën, inschrijvingen, publieke- of handels-effecten en andere geldswaardige papieren;

3e. levende dieren en planten;

4e. levensmiddelen en alle andere goederen, welke aan spoe-dig bederf onderhevig zijn;

5e, goederen, welke de blijken van verregaande onreinheid vertoonen;

6e. goederen, waarvan het bezit of vervoer, zonder eene speciale vergunning, verboden is, tenzij de vereischte vergunning wordt overgelegd en plaatselijke politiemaat-regelen den publieken verkoop der goederen niet bemoei-lijken ;

7e. goederen, welke wegens dezelver omvang niet behoorlijk kunnen worden geborgen;

8e. alle goederen, die zelfontvlambaar zijn of gemakkelijk in brand geraken;

9e. zeer kwalijk riekende goederen en in het algemeen alle andere, welker bewaring voor de overige aanwezige goederen nadeelig kan zijn;

10e. goederen, welk slechts korten tijd v/aarde hebben of waarvan de waarde plaatselijk aan groote s c h o m m e -lingen onderhevig, dan wel uit anderen hoofde door het personeel niet te schatten is;

11e. goederen, ingebracht door kennelijk beschonken lieden of door personen, die kennelijk niet de volle beschik-king hebben over hunne geestvermogens, of die de vereischte inlichtingen niet kunnen geven.

(2) De al dan niet-toepasseiijkheid van de genoemde uit-zonderingen staat in hoogste instantie ter beoordeeling van het Hoofd van den pandhuisdienst. Deze kan voorts, wanneer de omstandigheden zulks noodzakelijk maken, nog andere goederen dan de genoemde van de beleening uitsluiten. Maakt hij van deze bevoegdheid gebruik, dan wordt van de uitsluiting aan het pubiiek kennis gegeven in eene in de Maieische taal gestelde en door het hoofd van den pandhuisdienst onderteekende bekend-making, welke in het pandhuis zoodanig peplaatst wordt, dat zij voor ieder zichtbaar is.

(3) Het Hoofd van den pandhuisdienst is verder bevoegd de som, welke op ééne beleening mag worden voorgeschoten, te beperken tot een door hem vast te stellen maximum bedrag.

— 151 —

(4) De administrateur kan in buitengewone gevallen de beleening opschorten. Hij roept dan de beslissing in van het Hoofd van den pandhuisdienst, die bevoegd is de beleening te doen weigeren.

ART. 7. (1) De rekening van de verschuldigde rente geschiedt overeenkomstig het aan dit Reglement gehecht tarief, waarbij tevens zijn aangegeven de termijnen, na welker verstrijking de dan niet ingeloste panden kunnen worden geveild.

(2) De in de vorige alinea bedoelde berekening geschiedt met